Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Leeward Islands

Leeward Islands

Leeward Islands

In de glinsterende Caribische Zee, en zich uitstrekkend van de Amerikaanse Virgin Islands tot Dominica zo’n 560 kilometer ten zuiden van Puerto Rico, liggen de Leeward Islands. Eeuwenlang is de levenswijze op deze kleine, met edelstenen te vergelijken stipjes — Anguilla, St. Martin, Saba, St. Eustatius, St. Kitts, Nevis, Antigua en Barbuda, Montserrat en Dominica — onveranderd gebleven. Niettemin heeft de zucht naar rijkdom en macht ook hier haar tol geëist. Reeds voor de komst van de Europeanen hebben rondtrekkende benden van Cariben de inheemse Arawaks onder de voet gelopen.

Het eerste saluutschot van een buitenlandse macht voor een oorlogsschip van de pas opgerichte Verenigde Staten van Amerika bulderde in 1776 vanaf het zich in Nederlands bezit bevindende eiland St. Eustatius. Het in zonlicht badende Antigua, de vlootbasis van admiraal Nelson, was voor de Britse zeemacht in het Caribische gebied van strategische betekenis. En sommigen zeggen dat de Britse zeelieden hun bijnaam „limeys” te danken hebben aan de limoenen van Montserrat, die hun ter bestrijding van scheurbuik werden gegeven.

Er zijn op deze eilanden verschillende culturele achtergronden merkbaar. Zo zijn er bijvoorbeeld de Normandisch-Bretonse bewoners van St. Barthélemy. Met hun geplooide witte muts en onderscheiden zij zich nauwelijks van hun vroege voorvaders. Dan zijn er ook de Hollandse, Franse en Ierse dialecten, die alle aan de vroege kolonisten herinneren.

WARE RIJKDOM WORDT GEVONDEN

Eens beroemd om hun schatten, zijn er thans op geen van deze eilanden nog noemenswaardige materiële rijkdommen te vinden. Maar er zijn beslist heel wat „begeerlijke dingen” te vinden, dat wil zeggen, mensen met een grote waardering voor de Koninkrijksboodschap. — Hag. 2:7.

In tegenstelling tot de met sabel en degen uitgeruste veroveraars van weleer, begonnen moedige christenen hier in het begin van de twintigste eeuw hun dienst met „het zwaard van de geest”, Gods Woord, in de hand (Ef. 6:17). Zij zochten ware rijkdom, namelijk een juist begrip van de Schrift. Maar zij hielden deze kennis niet voor zich. Zij deelden ze graag met andere mensen op deze verspreide eilanden. — Vergelijk Matthéüs 12:35.

In de jaren 1914 tot 1920 viel het niet mee aan boord van de schoeners en stoomschepen die deze wateren bevoeren, te reizen. Er waren tal van gevaarlijke riffen en er woedden vaak hevige stormen. Het kon bovendien zijn dat de reizigers die een van deze eilanden bereikt hadden, er weken-, ja maandenlang moesten blijven alvorens zij met een terugkerend schip hun reis konden voortzetten.

Ondanks deze moeilijkheden kwamen omstreeks 1914 toch enkele personen op de Leeward Islands met de Koninkrijksboodschap in aanraking. Hoe? Hetzij door middel van persoonlijk contact met Bijbelonderzoekers (zoals Jehovah’s Getuigen toen werden genoemd), of door lectuur te ontvangen die hierheen was gezonden, of door te luisteren naar het getuigenis dat door personen zoals E. J. Coward op Barbados en Trinidad werd gegeven. W. R. Roch van Antigua herinnert zich dat hij broeder Coward in 1914 in het gerechtsgebouw te Roseau (Dominica) heeft horen spreken (over de ’tweede komst van Christus’).

DE WAARHEID BEREIKT MONTSERRAT

Op soortgelijke wijze bereikte de bijbelse waarheid Montserrat, dat door de krachtige invloed van de Ierse kolonisten gewoonlijk het Groene Eiland wordt genoemd. Op een straathoek in Plymouth, de hoofdstad van Montserrat, kon men in 1916 James Lynch, een drogist, toespraken horen houden over ’Christus’ tweede komst’. Degenen die Lynch gekend hebben, zeggen dat hij toen over de 60 jaar oud was. Omstreeks 1916 bouwde hij een groep op van hoofdzakelijk; jonge mannen, met wie hij de bijbel bij zich thuis bestudeerde.

In 1919 hielden de Internationale Bijbelonderzoekers een congres op Barbados. Onder de aanwezigen bevond zich W. H. Rock, toen 19 jaar oud en de enige afgevaardigde van Montserrat. Op die bijeenkomst ontmoette hij W. R. Brown en nodigde hem uit het eiland te bezoeken. Broeder Brown deed dit reeds het jaar daarop met zijn nieuwe bruid. Over dat bezoek schreef broeder Brown in latere jaren: „In 1920 trouwden wij, maar er was werk aan de winkel. Twee dagen na ons huwelijk verlieten wij Trinidad en gingen met het Photo-Drama der Schepping naar Montserrat. Wij gaven getuigenis op Dominica, Barbados en Grenada en keerden toen weer naar Trinidad terug. Het waren vreugdevolle wittebroodsweken in Jehovah’s dienst.”

Tijdens het bezoek van broeder Brown en zijn vrouw werd op een aantal plaatsen op Montserrat het Photo-Drama der Schepping (een beschrijving van Gods voornemen met betrekking tot de aarde en de mens met behulp van lichtbeelden en films) vertoond. Edward Edgecombe, die nog niet lang geleden overleden is, riep zich een van deze vertoningen voor de geest en zei: „De lantaarnplaatjes waren uitstekend geënsceneerd en voor iedereen heel aanmoedigend. Allen waren onder de indruk van broeder Browns bijna onuitputtelijke kennis en zijn vermogen de feiten zo duidelijk uiteen te zetten.” Broeder Brown en zijn vrouw waren tijdens hun bezoek druk in de weer om de waarheid met velen te delen.

EEN BEGIN OP DOMINICA

Toen de Browns in 1920 naar Trinidad terugkeerden, bleven zij over op Dominica. Broeder Brown was daar in 1915 geweest en had aan een zakenman, De Boin geheten, delen van de Schriftstudiën verspreid. Deze op zijn beurt had ze doorgegeven aan een zekere E. F. Dumas. De heer Dumas las de boeken. Zijn belangstelling werd gewekt en hij schreef naar het Wachttorengenootschap om een voorraad lectuur ten einde deze aan zakenlieden, geestelijken en anderen door te geven. Intussen nodigde hij broeder Brown schriftelijk uit Dominica te bezoeken. De Browns onderbraken daar hun reis in 1920 en het Photo-Drama werd in een kleine zaal vertoond.

Twee jaar later schreef broeder Brown aan J. F. Rutherford, de toenmalige president van het Genootschap: „Met Jehovah’s hulp heb ik op de meeste eilanden in de Caribische Zee getuigenis gegeven op vele ervan discipelen gemaakt. Zal ik ze nogmaals bewerken?” Het antwoord dat hij ontving, luidde: „Ga met vrouw en kind naar Sierra Leone (West-Afrika).” Begin 1929 scheepten broeder Brown en zijn gezin zich in Trinidad op de SS Oranje Nassau in en zetten koers naar hun nieuwe tehuis in West-Afrika, waar hij bekend kwam te staan als „Bijbel-Brown”.

Broeder Browns ijver in het bekendmaken van de Koninkrijksboodschap op de eilanden had velen geholpen. Op de kleinere eilanden in de Caribische Zee — eerst op Montserrat en daarna op Dominica — hadden enkele personen iets werkelijk waardevols gevonden: ware geestelijke schatten. Maar zouden zij deze kostbaarheden ook voor een goed doel gebruiken en aldus de ware zegeningen van hun pas gevonden geestelijke rijkdom beseffen?

OP DE PROEF GESTELD

Omstreeks 1922 begon hier een periode van beproeving. Enkelen die de bijbelse waarheid hadden aanvaard, ’begroeven hun talenten’ om zo te zeggen, terwijl anderen er de noodzaak van inzagen er zaken mee te doen. (Vergelijk Matthéüs 25:14-30.) Op Montserrat vond er een afscheiding plaats en allen behalve broeder James Lynch volgden een nieuwe groep. Er was werkelijk moed en een krachtig geloof voor nodig om bij de ware christelijke gemeente te blijven, maar broeder Lynch deed dit. Hij diende getrouw totdat hij in 1926 op de leeftijd van 75 jaar zijn aardse loopbaan beëindigde.

Er zouden nog 10 jaar voorbijgaan voordat de Koninkrijksboodschap opnieuw de kust van Montserrat zou bereiken. Wat gebeurde er intussen elders op de Leeward Islands?

ONTWIKKELINGEN OP DOMINICA

Laten wij allereerst eens gaan kijken wat er met de waarheidszaden gebeurde die op Dominica geplant waren. Men zou kunnen zeggen dat dit een eiland van „natte zonneschijn” is, want het heeft een heel ongewone regenval. In het op zeeniveau liggende Roseau valt jaarlijks gemiddeld 190 tot 200 centimeter regen, maar dit neemt naarmate men hoger komt, aanzienlijk toe. Het jaargemiddelde in Fresh Water Lake bijvoorbeeld is 910 centimeter en op de hoogste hellingen van de Morne Diablotins (1447 m) is de hoeveelheid neerslag tot dusver nog niet gemeten. Maar ook de kostbare waarheidswateren begonnen op Dominica te stromen, en dat ondanks vastberaden pogingen ze te keren.

Lennard Lee herinnert zich nog het begin van de jaren ’30 en de strijd van ware christenen op Dominica om de bittere vervolging die over hen kwam, te verduren. Lee zelf sloeg E. F. Dumas gade toen hij in Roseau op straat predikte, maar hij weet nog dat velen Dumas zeer onvriendelijk bejegenden. Zij speldden zelfs ezelsstaarten op hem vast en wierpen hem met stenen. Een groep juristen en andere invloedrijke personen, met inbegrip van de gevangenbewaarder, vormden het zogenoemde Actiegilde. Zij verschenen soms ter plaatse waar Dumas predikte en waarschuwden dat er ’iets voor hem zou opzitten’ als hij bij zijn prediking op straat zelfs maar de náám van de bisschop noemde. Dreigend zwaaiden zij dan met stokken voor Dumas gezicht heen en weer. Lee, die de onrechtvaardigheid van dit optreden zag, begon de kwestie nader te onderzoeken en dit leidde ertoe dat hij de waarheid leerde kennen.

In die dagen werkte Lee als timmerman aan de bouw van een kloosterschool. Op gezette tijden van de dag werd er van de werklieden verwacht dat zij het kruisteken maakten. Hoewel Lee toen nog niet alle redenen kende waarom dit gebruik verkeerd was, voelde hij toch aan dat het onjuist was en weigerde hieraan mee te doen. Dit kostte hem zijn baan, maar het sterkte hem in zijn besluit om ongeacht de tegenstand waarop hij stuitte, het ware christendom trouw te blijven.

De priesters waren natuurlijk onverzoenlijk jegens een ieder die zich uit hun macht losrukte. Deze vijandigheid werd op verschillende manieren ten toon gespreid. Zo herinnert Lennard Lee zich dat de heer Dumas eens een heel huis wilde laten verplaatsen. Hij had voor dit karwei mannen gehuurd, maar tijdens het transport kwamen zij een priester tegen die de mannen gebood het werk neer te leggen. Aangezien zij katholiek waren, gehoorzaamden zij hem — en lieten het huis midden op straat staan! Daar bleef het verscheidene dagen totdat Dumas andere mannen kon krijgen om de verhuizing te voltooien.

Mettertijd nam de gemeenteraad een wet aan die eiste dat iedereen die in Roseau op straat wilde prediken, hiervoor een vergunning moest halen. Dumas weigerde dit. Hij werd gearresteerd terwijl hij aan het prediken was en moest na zijn veroordeling twee dagen in de gevangenis doorbrengen. Daar de tegenstand tegen de Koninkrijksprediking aanhield, namen de plaatselijke getuigen van Jehovah contact op met het bijkantoor van de Watch Tower Society op Trinidad en er werd hun meegedeeld dat iemand dat jaar Dominica zou bezoeken. Zo kwam het dat er in 1934, zoals beloofd, een pionier genaamd Waldo Roberts arriveerde. Hij vond in Roseau een groepje van 10 personen die hun best deden Jehovah te dienen. Dit bezoek resulteerde in de oprichting van de eerste groep (gemeente) van Jehovah’s volk op Dominica.

Hoe actief waren deze personen in het bekendmaken van het „goede nieuws”? Welnu, een bericht toonde aan dat er tijdens de zogenoemde „Koninkrijksverkondigingsperiode” (van 29 september tot 7 oktober 1934) 10 werkers waren die gedurende 110 uur velddienst 463 getuigenissen gaven. Zij verspreidden bij degenen aan wie zij getuigenis gaven, 5 boeken en 145 brochures. Hierbij was tussen haakjes het persoonlijke dienstbericht van broeder Roberts niet inbegrepen. Die negen dagen waren gelukkige dagen, daar ze werden gekenmerkt door het eerste georganiseerde van-huis-tot-huispredikingswerk dat ooit op Dominica werd verricht.

In die periode was er ook in La Roche, aan de oostkust van het eiland, een klein groepje dat voor bijbelstudie bijeenkwam. Het waarheidswater op Dominica werd dus meer dan slechts een dun straaltje. Ja, het borrelde op, zodat het in alle delen van het eiland zou kunnen doorsijpelen.

DE WAARHEID VERBREIDT ZICH NAAR ANTIGUA

Op dit punt willen wij in gedachten een kleine „eilandensprong” doen. Waarom zou u ter oriëntatie dus niet eens een blik werpen op het kaartje waarvan deze geschiedenis vergezeld gaat? Kijk vanaf Dominica eens zo’n 160 kilometer naar het noorden. Spring over Guadeloupe heen en u zult weinig moeite hebben om Antigua te vinden. Dat is onze volgende halte.

Rond het midden van de jaren ’30 begon het „goede nieuws” andere eilanden van de Leeward-groep te bereiken. Dit kwam doordat ijverige Koninkrijksverkondigers van Barbados en Trinidad bereid waren naar nieuwe gebieden te gaan, onder andere naar Antigua.

In tegenstelling tot Dominica wordt Antigua door lange droogteperiodes geteisterd. Dit komt doordat er op het eiland bijna geen bergen zijn, waardoor de jaarlijkse neerslag slechts 107 centimeter bedraagt.

Vergeleken met Dominica, waar de invloed van het katholicisme erg sterk is, zijn op Antigua een hele reeks van de voornaamste religies der christenheid vertegenwoordigd. De meest op de voorgrond tredende hiervan was de anglicaanse Kerk, hoewel er met het verstrijken van de tijd ook methodisten, hernhutters, rooms-katholieken en anderen ten tonele verschenen. Maar hoe bereikte het ware christendom dit eiland?

In 1934 keerde William Byam, een Antiguaan die de waarheid op Trinidad had leren kennen, naar Antigua terug om daar het „goede nieuws” als pionier te verbreiden. Klaarblijkelijk kwamen in datzelfde jaar ook twee christelijke vrouwen uit Trinidad naar Antigua. Hun gecombineerde jaarbericht toont aan dat zij heel ijverig waren in Jehovah’s dienst. Zij berichtten 1008 uren in de velddienst, 2720 getuigenissen en een verspreiding van vele publikaties. Ook hadden zij 20 gemeentevergaderingen gehouden. Nog vier jaar lang kwamen er van Antigua berichten over de Koninkrijksactiviteit binnen, maar toen hield het werk, voor zover het de berichten betreft, op.

Niettemin herinneren thans enkele Getuigen zich nog levendig dat broeder Byam vurig de waarheden uit Gods Woord op de straathoeken van de hoofdstad St. John’s vertelde. Broeder Donald Meade herinnert zich bijvoorbeeld: „Byam predikte tegen de priesters en de geestelijkheid, vooral tegen hun kleding. Hij noemde hen ’zwartrokken’. Ik kan me nog herinneren dat hij de mensen afraadde de geestelijkheid te ondersteunen.” Broeder William Tonge, die thans overleden is, vertelde eens dat Byam „gewoonlijk elke dinsdag naar Pigotts kwam en op de weide lezingen hield”.

William Byam was een bekende figuur die, met een lantaarn in de hand, van dorp tot dorp trok en predikte. Byam stierf in 1939, en het schijnt dat gedurende enige tijd daarna broeder Tonge de enige persoon was die het „goede nieuws” op Antigua bekendmaakte, hoewel hij geen enkele activiteit aan het bijkantoor op Trinidad berichtte. In ieder geval was er waarheidszaad geplant, dat erop wachtte begoten te worden. — 1 Kor. 3:6.

HET BEGIN VAN HET WERK OP ST. KITTS EN NEVIS

Kijk nu nog eens op ons kaartje. Enkele kilometers ten westen van Antigua liggen de eilanden St. Kitts en Nevis. In de jaren ’30 en het begin van de jaren ’40 ging ons werk op deze eilanden van start.

In het begin van de jaren ’30 breidde het „goede nieuws” zich uit tot St. Kitts. Dit eiland werd in 1624 de eerste Engelse bezitting in het Caribische gebied, waardoor het de „moederkolonie van West-Indië” werd genoemd. Omstreeks 1932 bezocht een Nederlands echtpaar genaamd Bennett het eiland en gaf er kort getuigenis, waarbij aan de bevolking enkele christelijke publikaties werden verspreid. E. P. Roberts van Trinidad (de broer van de reeds eerder genoemde Waldo Roberts) arriveerde in 1932 eveneens op St. Kitts.

In de jaren ’30 werd er enig predikingswerk van deur tot deur op St. Kitts verricht en dat leverde goede resultaten op. Voordat Roberts in 1936 naar Montserrat vertrok, werden er verscheidene personen gedoopt. Na zijn vertrek kwam in de woning van Edwin Saunders in Irish Town een groep voor bijbelstudie bijeen.

De familie Saunders en Adina Day kregen tussen 1939 en 1940 ons werk op Nevis van de grond. Toentertijd waren er vier of vijf Koninkrijksverkondigers op dat eiland.

DE WAARHEID WEERKLINKT!

De bijbelse waarheid verbreidde zich in de jaren ’30 ontegenzeglijk op de Leeward Islands. En Jehovah zegende onze krachtsinspanningen om het „goede nieuws” bekend te maken beslist. Maar om onze terugblik op dat decennium af te ronden, zouden wij u graag iets vertellen over een bijzonder doeltreffende methode die wij in de dienst voor Jehovah gebruikten.

In 1934 werd op de Leeward Islands een nieuw middel om het publiek te bereiken, geïntroduceerd. Toentertijd vervaardigde het Wachttorengenootschap grammofoonplaten met bijbelse lezingen die op draagbare transcriptiemachines (grammofoons met versterker) afgespeeld werden. Deze grammofoonplaten werden hier met veel succes gebruikt, want de mensen waren niet zulke lezers, maar wilden wel graag luisteren. Er werd dan ook veel belangstelling gewekt.

Het duurde niet lang of wij gebruikten in onze velddienst, net zoals Jehovah’s volk elders, draagbare grammofoons (zonder versterker). De betrekkelijk korte, vier en een halve minuut durende bijbelse toespraakjes die daarbij werden afgespeeld, werden door velen met belangstelling en waardering ontvangen. Als wij aan de deur kwamen, nodigden de mensen ons binnen, waar zij zonder een gevoel van angst — vooral op het katholieke Dominica, waar de priesters de scepter zwaaiden en door middel van vrees en bedreiging over een overheersend analfabetische bevolking heersten — konden luisteren.

De transcriptiemachine diende een goed doel op openbare bijeenkomsten. Zuster Beatrice Pond, die toen als dienstmeisje in Plymouth (Montserrat) werkte, herinnert zich nog openluchtvergaderingen in Salem. „De mensen kwamen uit hun huizen, luisterden en kwamen naderbij”, zo herinnert zij zich en voegt eraan toe: „Sommigen zeiden: ’Luister maar liever’, en anderen merkten op: ’Moet je horen!’”

EEN ANDERE REACTIE

Wij moeten echter toegeven dat sommige broeders niet altijd een even tactvol gebruik van de transcriptiemachine maakten. Beschouw bijvoorbeeld eens wat er in juni 1936 in Roseau (Dominica) tijdens de Heilige Sacramentsdag gebeurde.

Er trok een processie door de straten en enkele broeders dachten dat dit een goede gelegenheid zou zijn om getuigenis te geven, Zij gingen derhalve met hun transcriptiemachine naar de veranda op de eerste verdieping van een woning en begonnen vanaf die plaats de grammofoonplaat met de lezing over het „Heilige Jaar” af te draaien. Dat maakte de menigte werkelijk woedend! Een vrouw ging uit de processie, vloog de trap op, greep de luidspreker en smeet hem op de grond.

Vervolgens stormde een grote mensenmenigte op het ijzeren hek aan de voorzijde van het gebouw af. Enkele broeders zagen kans grote houten vrachtkisten voor het hek te schuiven en zo de menigte tijdelijk tegen te houden. Intussen vluchtten de Getuigen naar het achtererf, maar zij slaagden er niet in aan het gepeupel te ontkomen. Een broeder herinnert zich: „Wij verweerden ons en daardoor brak er natuurlijk een groot tumult los.”

Hoewel de bisschop er bij de politie op aandrong de broeders te arresteren, zeiden de agenten dat zij dat niet konden doen omdat de Getuigen zich op hun eigen terrein bevonden. Door dit ongelukkige incident werd het getuigeniswerk daarna echter een tijdlang krachtig tegengestaan. Als de broeders naar vergaderingen gingen, werden zij zelfs met stenen bekogeld.

GUNSTIG REAGEREN OP DE WAARHEIDSKLANK

Over het al gemeen werden de op grammofoonplaten opgenomen bijbelse toespraken van J. F. Rutherford, de toenmalige president van de Watch Tower Society, echter goed door de mensen ontvangen. In feite hoorden sommigen van hen op deze wijze voor het eerst het „goede nieuws”.

Zo kwam bijvoorbeeld Charles Payne, een donkere inboorling met een zwaar Iers accent, voor het eerst met de Koninkrijksboodschap in aanraking toen deze in 1938 op Montserrat vanuit een geluidswagen werd uitgezonden. Hij was een hardwerkende, stevig drinkende bergbewoner die trots was op zijn bekwaamheid als timmerman. Payne velde majestueuze ceders met de hand en gebruikte het hout om er voor de meer welgestelde eilandbewoners prachtige meubels van te maken. Hij was destijds 31 jaar oud, had twee kinderen en werkte als voorman bij de bouw van een school in het noorden van Montserrat. Daar zag hij in de keuken van een buurman het door het Genootschap uitgegeven boek Bevrijding en nam het mee naar huis om het te lezen. Tijdens een gesprek in schafttijd op het werk, zei een vrouw tegen Payne: „Op de pier is een man die predikt en de mensen twee en een halve shilling geeft als zij zich bij zijn religie aansluiten.”

Payne had de gelegenheid dit ongewone bericht te onderzoeken toen E. P. Roberts in zijn predikingswerk bij hem aan de deur kwam. Na een boek te hebben genomen, vroeg Payne aan Roberts of hij de man was die twee en een halve shilling betaalde aan iedereen die zich bij zijn religie aansloot. Het foutieve bericht werd rechtgezet, waarna ons werk werd uiteengezet, en dit leidde tot bijbelse gesprekken met de familie Payne.

Charles Payne was lekenprediker en leider van een zondagsschool van de anglicaanse Kerk. Hij begon meteen over zijn pas gevonden geestelijke schat te spreken. Dit zou hem enige moeilijkheden bezorgen, maar hij doorstond deze vastberaden.

Payne had een contract aangegaan om voor een van de kerken op Antigua een altaarhek te vervaardigen. Er was overeengekomen dat hij steeds na voltooiing van een gedeelte van het werk betaald zou worden. Maar wegens Paynes ijverige prediking trachtten twee anglicaanse priesters hem het werk te ontnemen. Zij zochten Payne op en tijdens het gesprek zei een van hen dat hij de tweede betaling voor zijn werk reeds had ontvangen. Hierop noemde Payne de priester een leugenaar en gelastte hen allebei zijn erf te verlaten.

Wegens dit voorval daagde een van de priesters Payne voor het gerecht. Tijdens het verhoor stond de priester erop met „Eerwaarde” aangesproken te worden, maar Payne betoogde dat de man voor hem geen eerwaarde was. De rechter dreigde, hem van belediging van de rechtbank te beschuldigen als hij de priester niet met „Eerwaarde” zou aanspreken.

Payne antwoordde: „U kunt met mij doen wat u wilt. Maar voor mij is hij geen eerwaarde. Als hij ’dominee’ genoemd wil worden, goed, maar geen ’Eerwaarde’. Ten slotte zei de geestelijke: „Ga uw gang, spreek.” Payne moest een boete van twee gienjes plus de gerechtskosten betalen, maar uiteindelijk werd hij toch zoals was overeengekomen voor het vervaardigen van het altaarhek betaald. Enige tijd later, in het jaar 1939, werden Charles Payne en zijn vrouw als symbool van hun opdracht aan Jehovah God gedoopt.

VOLHARDEN GEDURENDE DE OORLOGSJAREN

De Tweede Wereldoorlog bracht voor de Koninkrijksverkondigers op de Leeward Islands speciale problemen met zich. Gedurende de jaren van dat conflict was er een invoerverbod op de lectuur van het Wachttorengenootschap, en dit was goed merkbaar. Dat neemt niet weg dat Jehovah’s volk in dit deel van de wereld ijverig bleef werken met de publikaties die zij konden bemachtigen. Waar mogelijk gebruikten zij ook de transcriptiemachines en grammofoons.

Op St. Kitts werden de dozen lectuur die voor de broeders bestemd waren, in een magazijn van de regering opgeslagen. Op 20 maart 1944 werden deze dozen, die de boeken Kinderen en De Nieuwe Wereld, alsmede de Wachttoren-uitgave van de American Standard Version bevatten, naar een suikerfabriek gebracht. Met welk doel? Er waren orders gegeven de lectuur in de kachel voor de stoomketel te verbranden.

Broeder Franklin Nisbett en broeder Arthur Henry werkten destijds echter in de fabriek. Iemand holde opgewonden naar hen toe en zei: „Enkele boeken van Jehovah’s Getuigen liggen in het ketelhuis en het ziet ernaar uit dat men ze vanmorgen gaat verbranden!”

De beide broeders lieten hun werk in de steek en zagen kans een bijna volle doos met American Standard-​bijbels en vele boeken voor de gemeente te redden. Tal van arbeiders namen zelfs boeken mee naar huis zodat er, ondanks de pogingen om de lectuur te vernietigen, toch nog wat van in de handen der mensen kwam.

Op Montserrat, waar het verbod eveneens van kracht was, deden twee Koninkrijksverkondigers wat zij konden en bleven, ondanks moeilijkheden in de postverzending, met het Genootschap in contact. Op Dominica maakten in het dienstjaar 1944 drie Koninkrijksverkondigers 74 uur velddienst, verspreidden 94 publikaties en brachten ook nog enkele nabezoeken. Hoewel de broeders op Dominica, St. Kitts en Antigua in die moeilijke oorlogsjaren wat geestelijke hulp nodig hadden, volhardden zij niettemin in christelijke activiteit en trachtten Jehovah te behagen.

EEN ONVERMOEIDE STRIJD VOOR HET GELOOF NOODZAKELIJK

Waarom was geestelijke hulp zo uitermate belangrijk? Omdat zich in bepaalde gemeenten interne problemen hadden ontwikkeld. De getrouwe dienstknechten van Jehovah moesten beslist „onvermoeid . . . strijden voor het geloof”. — Jud. 3.

Sommigen wilden zich, wegens het gedrag van de groepsdienaar (presiderende opziener), bijvoorbeeld niet met de gemeente op St. Kitts verbinden. Hij werd vervangen, maar de kliekjes bleven, en drie groepen kwamen afzonderlijk bijeen. Na enige tijd werd Franklin Nisbett als groepsdienaar aangesteld, maar er was nog steeds hulp nodig.

Met het verstrijken van de tijd kwam er een eind aan de interne problemen op St. Kitts. Het viel intussen echter niet mee om getrouw te blijven en ermee voort te gaan Jehovah te dienen. Broeder Arthur Henry van St. Kitts zegt dat de woorden van Psalm 72:4 hem in staat stelden gedurende die tijd van beproeving bij de gemeente van Gods volk te blijven. Volgens de Authorized Version die toen gebruikt werd, luidt deze tekst: „Hij zal de armen van het volk richten . . . en zal de onderdrukker in stukken breken.”

TWEEDRACHT OP DOMINICA

Op Dominica namen de broeders over het algemeen niet deel aan de prediking van deur tot deur. Toentertijd pionierde Phillip C. Pemberton in Roseau, en hij en Lennard Lee hadden onderling en met E. F. Dumas meningsverschillen. Alle drie hielden in hun respectieve woningen vergaderingen en zonden brieven naar het Genootschap waarin zij elkaar wederzijds beschuldigden. Het Genootschap moedigde hen echter schriftelijk aan het ruziemaken te staken en door te gaan met het Koninkrijkswerk.

Vele broeders bleven wegens deze kleingeestige geschillen liever thuis, hoewel zij op een ongebruikelijke manier getuigenis gaven. Zij schreven schriftplaatsen op schoolborden, die zij voor hun huis neerzetten, zodat voorbijgangers deze teksten konden lezen. Deze methode werd enkele jaren gevolgd, maar ten slotte opgegeven.

Broeder Hodge Dominique herinnert zich dat er soms woordentwisten waren, en bij ten minste één gelegenheid was er wegens de onenigheid geen dienstvergadering. Toen Dumas in 1943 naar de Verenigde Staten vertrok, behartigde broeder Lee de gemeenteaangelegenheden. Zich herinnerend wat er gebeurde, vertelt hij:

„Ik had in De Wachttoren gelezen dat anderen van huis tot huis gingen. Daarom zei ik tegen de broeders: Wij zijn net als de andere kerken als wij alleen maar bijeenkomen en er niet op uit gaan en het werk doen. Daar zij dat niet wilden, vertrok ik en stelde een andere broeder aan en ging toen naar La Roche om de broeders daar eveneens aan te moedigen. Maar ook zij waren het niet eens met de gedachte van huis tot huis getuigenis te geven.

Toen Dumas terugkwam, zei hij vernomen te hebben dat ik het van-huis-tot-huiswerk had ingevoerd en beweerde dat ik zijn positie in gevaar bracht. Wij bespraken de kwestie en kwamen tot het besluit dat ik van deur tot deur zou gaan en dat de anderen in de groep niet lastig gevallen mochten worden.”

Evenals andere Getuigen werd ook broeder Lee als hij in katholieke dorpjes rond Roseau predikte, menigmaal met stenen bekogeld en geslagen. In deze tijd stierf zijn schoonzuster, klaarblijkelijk van verdriet. Dat was drie weken nadat de katholieke Kerk haar geëxcommuniceerd had omdat zij geweigerd had broeder Lee op aanzegging van een priester uit haar huis te zetten. Broeder Lee’s vrouw, Lictina, werd door haar ouders uit huis gezet omdat zij weigerde de omgang met Jehovah’s volk te staken. Desondanks werd de christelijke activiteit op Dominica voortgezet.

De broeders in Roseau kwamen destijds bijeen in een zaal in een gebouw dat het eigendom was van E. F. Dumas. Hij was tegen de van-huis-tot-huisprediking. Hij was ook gebelgd over het feit dat het Genootschap niet achter hem had gestaan toen hij in 1936 door het tactloze gebruik van de transcriptiemachine een rel had uitgelokt.

In juni 1947 kwam Joshua W. Steelman als broederdienaar (thans kringopziener genoemd) naar Roseau. Als gevolg van dat bezoek werd de plaatselijke gemeente gereorganiseerd voor een doeltreffender Koninkrijksdienst. Twee maanden na broeder Steelmans bezoek werden de Getuigen gedwongen het gebouw dat E. F. Dumas toebehoorde, te verlaten, waarna zij in de woning van broeder Lee gingen vergaderen.

Dumas schreef later traktaten waarin hij zichzelf rechtvaardigde en zond deze naar de broeders en naar het Genootschap. In februari 1948 werd Dumas uit de christelijke gemeente gesloten. Hij stierf in 1957.

ONZE ACTIVITEITEN OP ANTIGUA

Laten wij nu eens kijken wat er intussen was gebeurd op Antigua en het daaronder ressorterende eiland Barbuda, welke eilanden in het begin van de negentiende eeuw centrums van de Britse slavenhandel waren. Toen E. P. Roberts in 1939 op het eiland Antigua kwam, predikte broeder Byam nog altijd op de straten, maar met weinig resultaat van zijn krachtsinspanningen.

Gaandeweg begon Roberts, die zoveel onzelfzuchtige ijver in het verkondigen van het „goede nieuws” had getoond, de hem toevertrouwde kostbare dingen te misbruiken. Jarenlang hield hij de broeders in angst door hun te leren dat zij „houthakkers en waterputters” waren en deed hij hen geloven dat zij zijn slaven moesten zijn daar hij een gezalfde volgeling van Jezus Christus was (Joz. 9:23). Hij noemde zich zelfs een „profeet”. Roberts werd in 1948 uitgesloten, maar door Jehovah’s grote barmhartigheid werd hij in 1962 weer in de gemeenschap van Jehovah’s volk opgenomen.

Uit deze korte samenvatting blijkt duidelijk dat de omstandigheden voor de bevordering van de Koninkrijksbelangen niet erg gunstig waren toen Joshua W. Steelman van 2 tot 5 juli 1947 Antigua als broederdienaar bezocht. In St. Johns werkte hij echter nauw met de broeders in de velddienst samen en hield vóór zijn vertrek een geestelijk opbouwende dienstlezing. Broeder Steelman bezocht in die tijd ook andere gemeenten op de Leeward Islands.

Van 28 tot 30 mei 1948 werd er een fijn congres in St. Johns (Antigua) gehouden. Vijf gastsprekers en enkele plaatselijke sprekers verzorgden het hele congresprogramma. Vier personen werden op dit congres gedoopt. En er werd een fietsoptocht gehouden om de openbare lezing „De komende vreugde voor de gehele mensheid” aan te kondigen. Wat waren de broeders verheugd toen er 184 personen op die openbare lezing kwamen! Ja, Jehovah’s volk was tot in het diepst van hun hart geroerd door de goede dingen die zij op dat congres hoorden.

De broeders op Antigua waren wel wat uit het lood geslagen door de beproevingen die zij hadden verduurd. Maar alles welbeschouwd was hun geloof versterkt. In 1947 had de gemeente St. Johns 26 actieve verkondigers. Dat jaar waren er 67 personen aanwezig op het Avondmaal des Heren. In 1948 was het bezoekersaantal op de Gedachtenisviering in St. Johns echter 91.

EEN ’NIEUW TIJDPERK’ BREEKT AAN

Met het jaar 1949 brak er een nieuw tijdperkop de Leeward Islands aan. Men begon er de nadruk op te leggen de broeders in geestelijk opzicht te helpen en hen als Koninkrijksverkondigers op te leiden. Zo werd in februari 1949 bijvoorbeeld in Roseau (Dominica) de eerste kringvergadering gehouden. Hodge Dominique (toen de presiderende opziener daar) verzorgde te zamen met Peter Brown en A. E. Tharp uit Trinidad het hele vergaderingsprogramma. Alle aanwezigen waren in de wolken dat er, ondanks hevige regen, 76 personen op de openbare lezing waren. Twee personen werden als symbool van hun opdracht aan Jehovah God gedoopt. Ja, de hele vergadering was een succes, en de broeders dankten Jehovah voor zijn liefdevolle leiding en de geestelijke ontwikkeling die toen duidelijk zichtbaar was.

Lionel Williams, een imker uit Barbados, kwam in 1948 naar Dominica. De broeders hadden grote waardering voor zijn hulp in verband met de dienstvergaderingen en de Theocratische School. Toen B. H. Berry het eiland als kringopziener bezocht, vergezelde broeder Williams hem op een tocht van 29 kilometer over moeilijk begaanbare paden en over rivieren ten einde een groep personen te organiseren die in La Roche bijeenkwam.

Aan het eind van de jaren 40 waren er dus fijne ontwikkelingen in het Koninkrijksverkondigingswerk op de Leeward Islands. Er was werkelijk een nieuw tijdperk aangebroken. Maar alvorens dat decennium ten einde liep, werd het predikingswerk op deze eilanden door nog een ontwikkeling versterkt.

HULP UIT GILEAD

In 1949, na afgestudeerd te zijn van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead, begonnen er nog meer hanteerders van ’het zwaard van de geest, Gods woord’, op de Leeward Islands te komen (Ef. 6:17). 1949 was in feite een topjaar wat de komst van op Gilead opgeleide zendelingen op deze eilanden betreft. De broeders E. F. Krueger en L. M. Frazier kwamen met hun vrouwen op St. Kitts, terwijl broeder Wilfred A. Howlett en zijn vrouw naar Antigua gingen.

Wat een vreugdevolle tijd was dat! Toen broeder en zuster Howlett per stoomschip op Antigua arriveerden, kregen zij een typerende ontvangst. De hele gemeente stond hen op de ochtend van hun aankomst namelijk op de pier op te wachten, en zij werden met stralende gezichten en open armen ontvangen! Op St. Kitts troffen de Kruegers en de Fraziers een tamelijk goed georganiseerde groep van 15 opgedragen Koninkrijksverkondigers aan. Het was echter niet gemakkelijk geweest toestemming van de plaatselijke functionarissen te krijgen om op het eiland te komen. Van de zijde van de raadsleden van St. Kitts, van wie er velen katholiek waren, was krachtige tegenstand gekomen. Robert Bradshaw, die destijds tot de raad behoorde, betoogde dat als anderen op het eiland toegelaten werden, deze zendelingen ook toegelaten dienden te worden. Tot zijn dood in 1978 was de heer Bradshaw, die premier van de staat was, de zendelingen gunstig gezind.

De pas aangekomenen hadden zich ten doel gesteld de broeders een persoonlijke opleiding in het Koninkrijkspredikingswerk te geven en hen te helpen met betrekking tot gemeenteaangelegenheden. De hulp uit Gilead moest dus beslist wel goede resultaten opleveren.

NIEUWE „ZEELIEDEN” OP DEZE WATEREN

Eens zwierven er zeerovers, boekaniers genoemd, op deze wateren rond die Spaanse schepen plunderden. Naar verluidt stamden deze boekaniers van het eiland Tortuga, maar hadden zij vroeger St. Kitts bewoond en waren voor de Fransen gevlucht. In feite schijnt de naam „boekanier” zijn oorsprong te vinden in het gebruik van de zeelieden om vlees boven een vuur of boucaner te roosteren en het dan aan zeereizigers te verkopen. In tegenstelling tot de boekaniers van vroeger verscheen er eind 1949 echter een ander soort van „zeelieden” in deze wateren. Door deze mannen kwam het „goede nieuws” op een interessante wijze tot de eilandbewoners.

Op 18 november 1949 zette de 20 meter lange schoener Sibia van het Genootschap koers van St. Thomas naar St. Martin (Leeward Islands). Aan boord bevonden zich vier predikers van het „goede nieuws” — Gust Maki, Ronald Parkin, Arthur Worsley en Stanley Carter. En natuurlijk was de boot met vele dozen bijbels en christelijke lectuur beladen.

Details die wij uit het dagboek van broeder Parkin verzamelden helpen ons de Sibia haar eerste reis nog eens te laten maken. Kom mee aan boord!

„We bereiken St. Martin op de avond van 19 november en lopen de Franse haven Marigot binnen. Dit is een Frans en Nederlands eiland. Brandend van nieuwsgierigheid komen wat jongelui na onze aankomst naar ons toe en wij zijn erg blij dat zij Engels kunnen spreken. Zij luisteren aandachtig naar de Koninkrijksboodschap. Verrast horen we dat er zich reeds een Getuige van Jehovah op dit eiland bevindt. Wij ontmoeten hem vier dagen later.

Het is George Manuel, die naar de aanlegplaats komt om ons te begroeten en dan de hele dag met ons in de velddienst gaat. De mensen zijn gastvrij en we hebben enkele fijne gesprekken. Maar de predikant van de zevendedagadventisten is beslist niet ingenomen met onze aanwezigheid.

Op 25 november ontmoeten we een zekere meneer Duchene, die veel belangstelling voor het Koninkrijkswerk toont. Ook anderen hebben belangstelling en dit veroorzaakt nogal wat opschudding in de stad. Op de avond van 27 november houdt broeder Carter een openluchtlezing waarbij ongeveer 200 personen aanwezig zijn. Na afloop beantwoorden we vele vragen.

Op 29 november houdt broeder Parkin een openluchtlezing waarnaar zo’n 250 personen komen luisteren. In een gebied dat Columbier wordt genoemd, houdt broeder Worsley de volgende dag een openbare lezing. Een zekere meneer Flemming heeft ons voor dit doel zijn erf laten gebruiken en woedende priesters dreigen hem met excommunicatie. Ook die predikant van de zevendedagadventisten is nu echt boos geworden. Hoe meer openbare lezingen wij houden, hoe ’warmer’ het onder onze voeten wordt, en de priester begint zijn ’kudde’ in de ochtendmis te waarschuwen. Maar wat de mensen betreft, blijft de situatie hetzelfde. Zij luisteren nog steeds naar de Koninkrijksboodschap.

Op 5 december zijn we naar de Nederlandse kant van het eiland gegaan en komen in Philipsburg. We moeten toestemming van de regering krijgen om openbare lezingen te houden, maar ons werk gaat goed. Na ongeveer twee weken keren we naar Marigot terug en leiden enkele bijbelstudies.

Op 25 december zetten we koers naar het Britse eiland Anguilla. Er is op het eiland nog geen vervoer, dus moeten we van de ene plaats naar de andere lopen. Maar onze krachtsinspanningen worden beloond, want wij kunnen de Koninkrijksboodschap verbreiden en christelijke publikaties verspreiden. In Sandy Ground Village houdt broeder Carter een lezing en er zijn ongeveer 100 personen aanwezig.

Op 31 december keren we naar Marigot terug, waar we brandstof innemen. Dan gaan we terug naar Anguilla om daar verder getuigenis te geven. Op 11 januari zijn we in Marigot terug en de volgende dag laten we het eiland St. Martin achter ons, maar met prettige herinneringen aan onze eerste predikingszeereis in het gebied van de Leeward Islands.”

MEER GEBRUIK VAN SCHEPEN

Toen het Wachttorengenootschap films vervaardigde die op de bijbel waren gebaseerd, vertoonde de bemanning van de Sibia de films op verschillende plaatsen. Soms moesten de broeders de draagbare generator van de boot gebruiken om de projector te kunnen laten draaien. Het schip werd dus op meer dan één manier in dienst gesteld.

Die eerste tijd waarin er met behulp van een boot gepredikt werd, was vervuld van voldoeningschenkende ervaringen bij het zoeken naar met schapen te vergelijken personen op deze afgelegen eilanden. Ja, die tijd „was vol zendingswerk en vreugde in Jehovah’s dienst”, herinnert Ronald Parkin zich. Wij hadden „onbeschrijflijke zegeningen”, zegt hij en roept uit: „Hoe goed is Jehovah om ons een aandeel aan dit grote oogstwerk te laten hebben!”

Mettertijd werd de Sibia vervangen door het schip Light. Dit schip van het Genootschap deed tot 1957 geregeld de Leeward Islands en andere eilanden in het zuiden van de Caribische Zee aan. En wat waren enkele van de ontwikkelingen gedurende die jaren?

Wel, in het begin van de jaren ’50 vond een kern van Jehovah’s volk haar begin in South Hill (Anguilla), in het huis van Eugene Bradley. In 1957 werden twee speciale pioniers naar elders op het eiland gezonden, naar een plaats genaamd Stoney Ground. Het Koninkrijkswerk bleef voortgang vinden en thans zijn er 14 Koninkrijksverkondigers met de gemeente op Anguilla verbonden.

Op 18 november 1951 vond op St. Martin de eerste doop van een opgedragen christen plaats. Twee broeders werden toen gedoopt George Dormoy en Leonce Boirard, de havenmeester. Thans zijn er op St. Martin twee gemeenten met in totaal 100 Koninkrijksverkondigers.

Gedeeltelijk dank zij het gebruik van schepen bij het verbreiden van het „goede nieuws”, is er dus christelijke vooruitgang op de Leeward Islands geboekt. Als wij terugblikken naar de tijd dat er in de Caribische Zee een uitgebreid gebruik werd gemaakt van de schepen Sibia en Light, komen er levendige herinneringen in ons op. In die tijd gebruikten de broeders bijvoorbeeld verschillende methoden om toehoorders te trekken. E. F. Krueger, die thans overleden is, vertelde eens dat hij gewoonlijk op straat mondharmonika ging spelen totdat er een flink aantal mensen bijeen was. Dan haalde hij zijn bijbel te voorschijn en begon een lezing te houden.

Er waren natuurlijk ook enkele humoristische voorvallen. Broeder Parkin herinnert zich: „Eens hield ik een toespraak onder een boom met een grote gaslamp boven mijn hoofd. Tijdens de toespraak joeg een rat een ander dier de boom in en beide vielen vechtend aan mijn voeten neer. En toen, hoep! Weg waren ze met de helft van de jongelui onder de toehoorders erachteraan.”

In die tijd stond het maken van discipelen op de Leeward Islands onder supervisie van het bijkantoor van het Genootschap op Trinidad. Wij vinden het dus gerechtvaardigd u te vertellen wat er eens op Trinidad gebeurde in verband met een lezing die broeder Parkin, een van de bemanningsleden van de boot, op een openbaar plein zou houden. Zijn onderwerp was: „Hell Is a Scare” (De hel is bangmakerij). De kranten kondigden de lezing echter aan als „Hell Is a Square” (De hel is een vierkant). Welnu, er verschenen 300 personen voor de lezing. Misschien waren zij wel nieuwsgierig naar de vorm van de hel. Was ze werkelijk vierkant?

ONS WERK GROEIT

De Koninkrijksprediking en het maken van discipelen op de Leeward Islands maakte in het begin van de jaren ’50 goede vorderingen. Er was bijvoorbeeld vooruitgang op St. Kitts, een vruchtbaar eiland dat bekendstaat om zijn suiker- en melasseproduktie. De groei was in feite voldoende om het houden van de eerste kringvergadering op St. Kitts van 17 tot 19 november 1950 te rechtvaardigen. Samuel McKenzie en Arnold Stoute, twee andere Gileadafgestudeerden, die kort daarvoor waren aangekomen, hadden een aandeel aan het programma.

Al gauw gingen de broeders McKenzie en Stoute naar hun toewijzing in Charlestown (Nevis), waar zij broeder Walter Joseph, diens vrouw en twee andere personen die het „goede nieuws” verkondigden, aantroffen. Zij begonnen in de woning van de familie Joseph geregeld vergaderingen te houden en de kleine groep, die reeds in 1947 als gemeente was georganiseerd, begon opmerkelijke vooruitgang te maken.

In het nabijgelegen Gingerland waren de pionier Benjamin Smith en negen andere verkondigers ijverig werkzaam. De zendelingen ontdekten echter dat zes van hen nog steeds de diensten van vals-religieuze organisaties bijwoonden. Zij werden dus onmiddellijk uit de rijen van de Koninkrijksverkondigers verwijderd.

Weliswaar boekte ons werk op zulke eilanden als St. Kitts enige voortgang, maar er was kennelijk behoefte aan verdere geestelijke hulp en er lag nog een groot werk voor de boeg. Zou er dus meer gedaan kunnen worden om de Koninkrijksbelangen op de Leeward Islands te bevorderen?

BIJKANTOOR OPGERICHT

1954 was een gedenkwaardig jaar voor Jehovah’s volk op deze eilanden. In het begin van de lente trof de Watch Tower Society regelingen voor het versnellen van ons werk door een afzonderlijk bijkantoor voor de Leeward Islands op te richten. Door deze maatregel kwamen onze activiteiten onder doeltreffender toezicht te staan. De broeder Roy F. Bruhn en Kenneth Gannaway werden hierheen gezonden om voor het nieuwe bijkantoor zorg te dragen. Onder deze regeling werden er twee nieuwe gemeenten op Antigua opgericht, namelijk in All Saints en in Pigotts.

Aanvankelijke moeilijkheden in verband met het huisvesten van het bijkantoor in St. John’s (Antigua), werden met de hulp van een zakenman daar ter plaatse overwonnen. Druk van de zijde van zijn compagnons ten spijt stond hij erop dat zijn gebouw, zolang het Genootschap dit nodig had, ter beschikking was. Het nieuwe bijkantoor ging dus daar van start. Wat later werd het vandaar verplaatst naar een beter gebouw in hetzelfde blok en daar bleven het bijkantoor, een zendelingenhuis en een Koninkrijkszaal gedurende de volgende 14 jaar.

Milton G. Henschel van het hoofdbureau van het Genootschap in Brooklyn bezocht de Leeward Islands van 30 maart tot 1 april 1954. Gekoppeld aan dat bezoek werd er een driedaags congres belegd. De plaatselijke Getuigen hadden grote waardering voor de voortreffelijke schriftuurlijke raad die in broeder Henschels congreslezingen werd gegeven. En stel u de vreugde van de broeders eens voor toen onverwacht de film van het Genootschap „De Nieuwe Wereldmaatschappij in actie” werd vertoond! In 1961 en nogmaals in 1966 keerde broeder Henschel als zoneopziener naar de Leeward Islands terug.

GELEIDELIJKE VOORUITGANG ZICHTBAAR

Op dit punt zouden enkele vergelijkende getallen wellicht een hulp zijn om te zien welke vooruitgang ons werk na de oprichting van het bijkantoor op de Leeward Islands heeft gemaakt. In 1954 kwamen er van zeven eilanden — Antigua, Anguilla, Dominica, Montserrat, Nevis, St. Kitts en St. Martin — velddienstberichten binnen. Tijdens dat dienstjaar waren er 193 Koninkrijksverkondigers en zij besteedden 34.367 uur aan het bekendmaken van het „goede nieuws”. Het gecombineerde bezoekersaantal tijdens de Gedachtenisviering was 303. Tien jaar later, in het dienstjaar 1964, waren er 396 Koninkrijksverkondigers, die 114.047 uur aan het maken van discipelen berichtten. In dat jaar bezochten in totaal 575 personen op al deze eilanden het Avondmaal des Heren.

In de tussenliggende jaren deden zich nog enkele andere opmerkelijke ontwikkelingen voor. Broeders aan boord van het schip Light van het Genootschap waren er bijvoorbeeld tot midden 1957 mee doorgegaan de afgelegen eilanden te bezoeken. Toen werd het schip verkocht en drie leden van de bemanning ontvingen een toewijzing voor zendelingenhuizen. Het vierde bemanningslid, Arthur Worsley, dient nu reeds jarenlang als een lid van de Bethelfamilie in Brooklyn (New York).

In 1957 was Alban Joseph de eerste inheemse broeder die op de Leeward Islands in de kringdienst ging. En gedurende het in 1958 gehouden internationale „Goddelijke wil”-congres in de stad New York, was Carlton Hull van St. Kitts de eerste van de drie Leeward-eilandbewoners die binnen een jaar van de Gileadschool afstudeerde. In 1959 bezochten Gerald Christopher en Kennedy Phillip, beiden afkomstig van St. Kitts, de school.

Jehovah bleef onze krachtsinspanningen zegenen, ondanks het feit dat er enkelen naar Engeland en de Verenigde Staten vertrokken om daar werk te zoeken. Er kwamen echter andere oogstwerkers om ons met het werk te helpen. In 1966 bijvoorbeeld kwamen broeder Ernest Jackson en zijn vrouw uit de Verenigde Staten in hun zendingstoewijzing op Montserrat aan. Broeder Paul Ondejko en zijn vrouw uit Canada kwamen een jaar later op St. Kitts aan. En natuurlijk zette een toenemend aantal plaatselijke Koninkrijksverkondigers getrouw hun dienst voor Jehovah voort.

DE KRINGDIENST SPEELT EEN ROL

Sinds Joshua W. Steelman in 1947 als reizende opziener de Leeward Islands bezocht, heeft dit werk altijd een belangrijke rol in de vooruitgang van het Koninkrijkspredikingswerk op deze eilanden gespeeld. Sta ons daarom toe u iets over het werk van de kringopzieners in de voorbijgegane jaren te vertellen.

Toen er destijds op de Leeward Islands met de kringdienst werd begonnen, hadden de reizende broeders dikwijls een opvouwbaar bed bij zich en kookten zij hun eigen potje, aangezien hun nederige medegelovigen hen eenvoudig niet konden huisvesten. Vooral op Dominica was het reizen uiterst moeilijk. In die tijd was daarom geen enkele kringopziener gehuwd. Pas in 1956 werden Roseau en Portsmouth door een weg met elkaar verbonden. Maar zelfs toen deed men er, vanwege de bochtige wegen, per auto bijna twee en een half uur over om de 80 kilometer tussen deze steden af te leggen, hoewel de afstand hemelsbreed slechts 32 kilometer is. Een waarnemer merkte op: „Het eiland heeft zo veel bergtoppen, bergruggen en ravijnen dat het in verhouding tot de oppervlakte ruiger is dan Zwitserland.” Het Patois, een gebroken Frans dialect dat door bijna 70.000 eilandbewoners wordt gesproken, vormde nog een barrière voor de bijbelse waarheid die overwonnen moest worden.

Kringopzieners die Dominica bezochten, moesten vaak over hobbelige bergpaden van de ene stad naar de andere lopen. Fred Snows uithoudingsvermogen en ijver deden hem ernaar streven om bij elk bezoek zijn vorige reistijd van Grand Bay over Paix Bouche Mountain naar La Rocha te verbeteren.

In de loop der jaren hebben natuurlijk vele broeders een aandeel aan de kringdienst op de Leeward Islands gehad. Wij kunnen onmogelijk al hun ervaringen vertellen. Maar één ding is zeker: hun krachtsinspanningen werden zeer gewaardeerd.

Terugblikkend op die eerste bezoeken van kringopzieners aan Dominica, merkt Hodge Dominique op: „Als ik een brief van het Genootschap kreeg waarin stond dat een broeder ons kwam bezoeken gingen we altijd naar de pier en stonden daar tot ’s avonds ver over elven over de zee uit te kijken naar schepen. In die tijd voordat het Genootschap een bijkantoor op Antigua opende, kwamen zij dikwijls met een Frans schip. Ik weet nog hoe blij de kringopziener altijd was als hij ons zag, en ik nam hem dan meteen mee naar huis.” Zulk een waardering, de nauwe omgang en de daaruit voortvloeiende uitwisseling van aanmoediging zijn door de jaren heen zowel voor de reizende opzieners als voor degenen die zij bezochten, werkelijk een zegen geweest. — Rom. 1:11, 12.

Aan het eind van de jaren ’50 begon men op de meeste van de eilanden aan de rand van jungleachtige gebieden landingsbanen voor vliegtuigen aan te leggen en dit had meer toerisme tot gevolg. Het stelde echter ook kringopzieners en hun vrouwen in staat om in een kwestie van minuten van het ene eiland naar het andere te reizen. Dit was stellig veel beter dan weken- en soms maandenlang te wachten op de twee schepen die de eilandenketen bedienden.

Met financiële hulp van Engeland, Canada en de Verenigde Staten, begon men op de eilanden ook de elektriciteits- en de watervoorziening, alsook de verkeerswegen te verbeteren. Van deze ontwikkelingen trokken natuurlijk de mensen in het algemeen, met inbegrip van de plaatselijke Getuigen en de reizende opzieners, voordeel.

EEN VERANDERDE LEVENSSTIJL

Het verstrijken van de tijd heeft voor deze eilanden en hun bewoners vele veranderingen met zich gebracht. Maar niets heeft het leven van mensen meer beïnvloed dan het Woord en de geest van Jehovah God. Naarmate de Koninkrijksboodschap hier werd verbreid zijn er begeerlijke mensen gevonden die hun standpunt voor Jehovah God hebben ingenomen (Hag. 2:7). Van nature zijn velen van deze eilandbewoners achterdochtig, maar wel vriendelijk. Sommigen, die weliswaar evenals de oorspronkelijke bewoners van de eilanden argwanend zijn, veranderen hun houding en aanvaarden een huisbijbelstudie.

Elk deel van ons gebied, elk afgelegen dorp, is voor ons belangrijk wanneer wij het „goede nieuws” verkondigen. Zo wonen er bijvoorbeeld zo’n 400 nakomelingen van de Cariben in een reservaat in het gebied van de Gaulette River aan de Atlantische Oceaankust van Dominica. Deze mensen vervaardigen nog steeds met de hand uit uitgeholde boomstammen kano’s die eens voor de oorlog gebruikt werden maar nu aan buitenstaanders worden verkocht om bij het vissen te gebruiken. Ja, de Koninkrijksboodschap heeft ook deze afstammelingen van de Cariben bereikt en hun leven ten goede beïnvloed. Wat een vreugde was het te zien dat de eerste twee van deze mensen in het dienstjaar 1970 werden gedoopt!

Ook aanmoedigend is het feit dat jongere broeders en zusters enthousiast verantwoordelijkheid hebben aanvaard en door Jehovah rijk werden gezegend. Verscheidenen van deze jongeren hebben bijvoorbeeld in de laatste jaren, evenals vroegere verkondigers van het „goede nieuws” op deze eilanden, belangstellenden in afgelegen dorpen tot kleine groepen georganiseerd. Daardoor werden de centraal gelegen gemeenten, vooral die op Antigua, St. Kitts en Dominica, zeer versterkt.

MET HET OOG OP DE TOEKOMST BOUWEN

Behalve veranderingen in levensstijl, zijn ook de contouren van deze eilanden in de laatste jaren veranderd. Reusachtige machines hebben grote stukken land afgegraven om er huizen en chique hotels op te zetten. Maar ook Jehovah’s Getuigen hebben met het oog op de toekomst gebouwd.

In 1966 ontstond er door de voortdurende uitbreiding van ons werk een probleem in verband met het onderbrengen van het bijkantoor en het zendelingenhuis, die zich toen op de eerste verdieping van een gehuurd gebouw in St. John’s (Antigua) bevonden. Er werden dat jaar ernstige pogingen in het werk gesteld om een geschiktere woonruimte en inrichting voor het bijkantoor te vinden. Ook deze krachtsinspanning werd door Jehovah gezegend. Bijgevolg werd er in november 1966 in St. John’s een stuk land aangekocht waarop door het Genootschap een fraai, uit twee verdiepingen bestaand gebouw werd neergezet. Op de benedenverdieping bevindt zich een ruime Koninkrijkszaal, alsmede het lectuurdepot en de kantoorruimte. Op de bovenverdieping werden gerieflijke onderkomens voor acht zendelingen ingericht. Op 26 januari 1968 werd het gebouw, tijdens een zonebezoek door Robert W. Wallen van het hoofdbureau van het Genootschap in Brooklyn, ingewijd. Meer dan 200 personen waren bij die vreugdevolle gebeurtenis aanwezig.

Maar daarmee hield ons bouwen met het oog op de toekomst niet op. Op verschillende plaatsen op deze eilanden heeft Jehovah’s volk fraaie plaatsen van aanbidding gebouwd. Op twee na alle gemeenten op de Leeward Islands beschikken thans over een eigen Koninkrijkszaal. Een van de grootste zalen, die 500 zitplaatsen heeft en indien nodig mogelijkheden voor nog meer zitgelegenheid biedt, werd in 1976 door de broeders op Antigua gebouwd.

STERKE BANDEN VAN CHRISTELIJKE LIEFDE

Thans hebben ware christenen op de Leeward Islands geen reden te denken dat zij geïsoleerde eilandbewoners zijn, die ver weg van hun medegelovigen in andere delen der aarde wonen. Integendeel, zij kunnen de banden der liefde en de verbondenheid die voor Jehovah’s volk over de hele wereld kenmerkend zijn, voelen (Joh. 13:34, 35). Ongetwijfeld hebben vele factoren daartoe bijgedragen, maar één ervan schijnt wel in het bijzonder vermeldenswaard te zijn.

De broeders en zusters op deze eilanden zijn geestelijk enorm aangespoord door de bezoekers van het hoofdbureau te Brooklyn. In november 1968 werden wij bijvoorbeeld bijzonder aangemoedigd door het eerste bezoek van broeder N. H. Knorr, de toenmalige president van het Genootschap. De 281 personen die zijn toespraak beluisterden, kregen de gelegenheid zichzelf in de door de discipel Jakobus genoemde „spiegel” te bekijken. Zij werden ertoe aangespoord met ’zachtaardigheid de inplanting van Gods woord te aanvaarden’, en zij werden geholpen zichzelf te zien in het licht van de gevaarlijke tijd waarin wij leven (Jak. 1:21-24). Daarna bleven nog zo’n 20 à 30 broeders en zusters onder een tropische sterrenhemel een uur lang op het vliegveld bijeen en onderhielden zich hartelijk met elkaar terwijl broeder Knorr op het vliegtuig wachtte dat hem naar de volgende etappe van zijn reis naar bijkantoren in het Caribische gebied en in Zuid-Amerika zou brengen.

Wij zijn ook erg opgebouwd tijdens recente bezoeken van leden van het huidige Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen. De broeders Lloyd Barry, Albert Schroeder en John Booth hebben allen in de maand augustus 1976 St. Kitts en Antigua bezocht. De broeders Barry en Schroeder ruimden op hun drukke schema een avond in om naar St. Kitts te vliegen. Die avond, nog geen uur voordat zij een lezing zouden houden, spraken de bezoekers de wens uit het gebied te leren kennen. Ongetwijfeld kunt u zich de vreugde van de plaatselijke Getuigen en hun gasten voorstellen toen zij er in de avondschemering op uittrokken om de eilandbewoners getuigenis te geven. Even later waren de broeders opgetogen toen er 375 personen bijeenkwamen om naar de aanmoedigende toespraken van de bezoekers te luisteren.

Eind augustus 1976 bediende John Booth een districtsvergadering op de Leeward Islands. Maar ook andere broeders van het Besturende Lichaam hebben ons bezocht. In oktober 1976 bracht Lyman Swingle twee dagen op Dominica door en moedigde de broeders en zusters daar aan. In 1977 bracht E. C. Chitty ons een zonebezoek, en in 1978 Daniel Sydlik. Het is dan ook geen wonder dat de broeders en zusters op de Leeward Islands zich nauw met hun mededienstknechten van Jehovah op het hoofdbureau van het Genootschap verbonden voelen. En stellig bewaren Gods dienstknechten op deze eilanden de banden der christelijke liefde die hen met aanbidders van Jehovah op de gehele aarde verbinden, als een schat.

HET INTERNATIONALE „ZEGEVIEREND GELOOF”-CONGRES

Hoe verheugd waren de broeders en zusters op de Leeward Islands dat zij bezoekers mochten ontvangen voor het internationale „Zegevierend geloof”-congres, dat van 23 tot 27 augustus 1978 in St. John’s (Antigua) werd gehouden! Zij waren verrukt dat er afgevaardigden uit Zweden, Engeland, de Verenigde Staten, Canada en het Caribische gebied kwamen. Het hoogtepunt in het bezoekersaantal bedroeg 1717, en er werden 35 personen gedoopt.

Zeer aanmoedigend voor de zendelingen, en een bewijs van de geestelijke rijpheid van de plaatselijke broeders, was het feit dat het hele congres door Leeward-eilandbewoners werd georganiseerd. Karl Klein van het Besturende Lichaam bediende het congres, en een aantal leden van de Bethelfamilie in Brooklyn en Londen had een aandeel aan het programma.

IMMER VREUGDEVOL IN JEHOVAH’S DIENST

„Zal ik ze nogmaals bewerken?” schreef W. R. Brown in 1922 aan broeder J. F. Rutherford nadat hij op deze lieflijke eilanden discipelen had gemaakt. Broeder W. R. Brown werd toen naar een ander gebied gezonden, maar in de jaren die sindsdien zijn verstreken, hebben vele andere personen zoals broeder Brown deze eilanden steeds weer bewerkt en zijn er vele begeerlijke mensen naar Jehovah’s huis gestroomd, die hem in getrouwheid dienen (Jes. 2:2-4; Hag. 2:7). Maar hoe staat het met de toekomst? De vooruitzichten zijn voortreffelijk! Thans zijn er op de Leeward Islands 716 Koninkrijksverkondigers. Het Avondmaal des Heren op 23 maart 1978 werd in de 18 gemeenten en twee geïsoleerde groepen door 1594 personen bezocht.

Een terugblik op de jaren waarin het Koninkrijk op de Leeward Islands is gepredikt, laat zien dat er een onuitwisbaar bericht van getrouwheid is opgebouwd. Wij hebben ons in Jehovah’s grote liefde en geduldige leiding door de „getrouwe en beleidvolle slaaf” verheugd (Matth. 24:45-47). En wij zijn vreugdevol in Jehovah’s dienst. Totdat hij zegt dat het werk is gedaan, zullen ware christenen op de Leeward Islands zich blijven verheugen en het geweldige nieuws verbreiden: „Jehovah zelf is koning geworden! Laat de aarde blij zijn. Laten de vele eilanden zich verheugen.” — Ps. 97:1.

[Kaart op blz. 173]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

LEEWARD ISLANDS

ANGUILLA (Br.)

ST. MARTIN (Ned. en Fr.)

Atlantische Oceaan

ST. BARTHÉLEMY (Fr.)

SABA (Ned.)

ST. EUSTATIUS (Ned.)

ST. KITTS (Br.)

BARBUDA (Br.)

NEVIS (Br.)

ANTIGUA (Br.)

MONTSERRAT (Br.)

GUADELOUPE (Fr.)

Caribische Zee

DOMINICA (Br.)

[Illustratie op blz. 187]

De „Sibia”, een schoener die vroeger werd gebruikt om het „goede nieuws” op de Leeward Islands en elders in het Caribische gebied te verbreiden