Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

„Volbreng uw bediening ten volle”

„Volbreng uw bediening ten volle”

„Volbreng uw bediening ten volle”

Onze jaartekst voor 1984 moedigde al Jehovah’s dienstknechten aan het „woord van God onbevreesd te spreken” (Fil. 1:14). Al onze ijverige broeders overal ter wereld hebben dit beslist gedaan, en Jehovah heeft de wonderbaarlijke toename geschonken die ons hart zozeer heeft verheugd. Voor dit jaar 1985 ligt de nadruk opnieuw op de dringende noodzaak Gods Woord bekend te maken door volijverig gehoor te geven aan de schriftuurlijke aansporing in 2 Timótheüs 4:5: „Volbreng uw bediening ten volle.”

De onreine demonenhorden vergaderen de natiën tot de oorlog van de grote dag van God de Almachtige. Uit hun mond komen met kikvorsen te vergelijken uitspraken tegen Jehovah voort en zij blijven strijden tegen iedereen die aan zijn kant staat. Maar „Hij die in de hemel zetelt, zal lachen; Jehovah zelf zal hen bespotten. . . . Zeggend: ’Ik, ja ik, heb mijn koning geïnstalleerd op Sion, mijn heilige berg.’” — Ps. 2:4, 6; Openb. 16:13, 14.

Door deze ontwikkelingen wordt de gehele mensheid dan ook op de man af voor de brandende vraag gesteld: „Waar staat u? Bent u voor Jehovah of voor zijn tegenstander, Satan?” De meerderheid is blind voor de draagwijdte van dit alles. Misleid als zij zijn, hebben zij zich geschaard aan de kant van de organisatie die wordt afgebeeld door het „zevenkoppige wilde beest”, doch „van niet één van hen staat . . . de naam geschreven in de rol des levens van het Lam” (Openb. 13:1-8). Om hun naam op die rol geschreven te krijgen, moeten zij leren hoe zij uit Satans organisatie kunnen vluchten en de rechtvaardige paden van Jehovah kunnen bewandelen. Dit is alleen mogelijk door het Woord van God te kennen en ernaar te leven. De tijd is nabij dat Jehovah zal opstaan om de natiën te doen weten wat er bij deze kwesties van leven en dood betrokken is (Zef. 3:8). Er zal dan geen twijfel meer bestaan omtrent de strijdpunten.

Allen die Jehovah’s zijde kiezen, worden in Psalm 96 tot 99 afgebeeld als mensen die Jehovah toezingen of hem verheerlijken. Het opwindende beeld dat hier geschetst wordt, toont als het ware een machtig symfonieorkest, bestaande uit miljoenen menselijke stemmen te zamen met de onbezielde schepping, die de rechtmatige Rechter en Koning der aarde verheerlijken. Psalm 98:1, 5, 6 zegt: „Zingt Jehovah een nieuw lied, want wonderbaar zijn de dingen die hij heeft gedaan. . . . Speelt melodieën voor Jehovah met de harp . . . en de stem van melodie. . . . Juicht in triomf voor het aangezicht van de Koning, Jehovah.”

Miljoenen mensen zingen dit lied al, maar in Psalm 98:7, 8 worden Jehovah’s scheppingswerken uitgenodigd om zich met hun machtige stem bij dit koor aan te sluiten: „Laat de zee bulderen en dat wat haar vult . . . Laten de rivieren zelfs in de handen klappen; laten de bergen zelfs te zamen een vreugdegeroep aanheffen.” Wat een opwindende illustratie! Stelt u zich de oceanen voor, brullend en donderend als de slagwerkgroep van dit kolossale orkest. En stelt u zich ook eens voor hoe de majestueuze rivieren in een welluidend ritme in de „handen” klappen en de machtige bergketens het uitzingen van vreugde!

En dat is nog niet alles. Psalm 96:12, 13 richt een oproep tot ’alle bomen van het woud om los te breken in vreugdegeroep voor het aangezicht van Jehovah, omdat hij gekomen is om de aarde te richten’. Probeer u er eens een beeld van te vormen hoe miljarden en nog eens miljarden bladeren in het woud met de lieflijke klank van violen en fluiten Jehovah’s lof zingen! De hemel zelf voegt zijn stem bij het grote „Hallelujah”-koor, zoals blijkt uit Psalm 96:11: „Laten de hemelen zich verheugen, en laat de aarde blij zijn.” Wat is dat prachtig! Hier wordt aanschouwelijk voorgesteld hoe allen die in de hemel en op aarde aan Jehovah’s zijde staan en ook al zijn andere scheppingswerken in volledige eenheid en harmonie hun Koning heerlijkheid geven en hem eer toekennen.

Er is meer bij betrokken dan zingen, zoals uit Psalm 100:1, 4 blijkt: „Juicht in triomf voor Jehovah, gij mensen van heel de aarde. Gaat zijn poorten binnen met dankzegging, zijn voorhoven met lofgezang.” Miljoenen gehoorzame mensen zijn die heilige voorhoven reeds binnengegaan om hun geschenken van dankzegging en lofzang aan te bieden. Meer dan zeven miljoen personen hebben op 15 april 1984 de Gedachtenisviering bijgewoond, en meer dan een derde van hen dient Jehovah actief als zijn getrouwe Getuigen.

Deze personen worden in Gods Woord als schapen afgebeeld. Jezus vertelde zijn kleine kudde schapen dat hij nog „andere schapen” had die hij op zijn bestemde tijd met het overblijfsel in één kudde zou bijeenbrengen (Joh. 10:16). De valse herders van Babylon hebben deze schapen niet gevoed of verzorgd. Zij hebben voedsel, water en liefdevolle zorg nodig. Jehovah heeft echter beloofd dat hijzelf ’herders over hen zal verwekken die hen werkelijk zullen weiden en er zullen er geen gemist worden’ (Jer. 23:4). Wat een vertroostende verzekering!

Allen die Jehovah kennen, verheugen zich thans in het grote voorrecht voor deze schapen te zorgen. Op ouders rust de schitterende taak hun eigen kinderen als schaapjes van Jehovah groot te brengen. Zij hebben beslist veel herderlijke zorg nodig, net als alle andere zachtmoedigen der aarde. Er is altijd volop te doen in de zorg voor al deze schapen, verzekert Paulus ons in 1 Korinthiërs 15:58. Allen die werkelijk op deze wijze druk bezig blijven, oogsten de vreugde van Jehovah als hun rijke beloning. — Vergelijk Matthéüs 25:23.

’Onze bediening ten volle volbrengen’, betekent dat wij bekwaam worden in de gehele „kunst van onderwijzen”. Dat vereist veel studie en toepassing van Gods Woord in ons leven. Het omvat tevens het openbare evangelisatiewerk. Daarvoor is bekwaamheid en echte toewijding nodig. Velen worden thans gewone pionier om overvloediger aan dit werk deel te kunnen nemen. Dit wil niet zeggen dat alleen pioniers in staat zijn ’hun bediening ten volle te volbrengen’. Iedereen die Jehovah van ganser harte is toegewijd, kan zich in dat grootse voorrecht verheugen (2 Tim. 4:2-5). Mogen wij allen elke gelegenheid benutten om ’onder de natiën zijn heerlijkheid bekend te maken’. — Ps. 96:3.

Mogen allen die hun leven aan onze liefdevolle God Jehovah en aan zijn bediening en dienst hebben opgedragen, Jehovah’s rijke zegen en liefde ontvangen. Moge zijn liefdevolle zorg ook allen omvatten die zich op zo’n leven van dienst voorbereiden.

Jullie broeders,

BESTUREND LICHAAM VAN JEHOVAH’S GETUIGEN