Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Porto Rico en de Virgin Islands

Porto Rico en de Virgin Islands

Porto Rico en de Virgin Islands

PORTO RICO is een van de dichter bevolkte gebieden van de wereld. Bovendien trekken het aangename klimaat en de zandstranden veel bezoekers. Er is een bekoorlijke afwisseling in het landschap, aangezien de bergen van het binnenland overgaan in de lage heuvels en vruchtbare vlakten van de kuststreken. Toch is het eiland betrekkelijk klein, slechts ongeveer 180 km van oost naar west en zo’n 65 km van noord naar zuid.

Dit Caribische eiland heeft rond de 3.500.000 bewoners. Meer dan een miljoen van hen wonen in en om de hoofdstad San Juan. Grote concentraties vindt men ook in Ponce aan de zuidkust, Mayagüez in het westen, Arecibo in het noorden en Caguas midden tussen de bergen.

De oorspronkelijke Indiaanse bevolking werd door Spaanse ontdekkingsreizigers nagenoeg uitgeroeid. Wie wonen er dan nu? Voor het merendeel afstammelingen van de Spanjaarden en van slaven die vanuit Afrika het land in werden gebracht. Als gevolg van deze erfenis is Spaans de hoofdtaal en zijn veel mensen rooms-katholiek. Maar in 1898, na de Spaans-Amerikaanse oorlog, kwam het eiland onder beheer van de Verenigde Staten, waardoor de weg geopend werd voor een verscheidenheid van protestantse groeperingen.

In het begin van de 16de eeuw gaf de eerste Spaanse gouverneur van het eiland de oorspronkelijke koloniale nederzetting de naam Puerto Rico (wat „rijke haven” betekent), omdat zij veel goud verscheepten. In een minder ver verleden arriveerden er echter mensen die niet kwamen om de rijkdom van het land te exploiteren, maar om de bewoners te helpen persoonlijk voordeel te trekken van rijkdommen die veel kostbaarder zijn dan goud.

HET KONINKRIJKSWERK NEEMT EEN AANVANG

Tijdens een rondreis door Latijns-Amerika in het begin van de jaren ’30 bracht Robert Montero een bezoek aan Porto Rico om vast te stellen wat er gedaan kon worden om het onschatbare goede nieuws van Gods koninkrijk met anderen te delen. In zijn verslag aan het hoofdbureau van het Wachttorengenootschap in New York verklaarde hij dat Porto Rico een vruchtbaar veld was voor het predikingswerk en deed hij het Genootschap de aanbeveling volle-tijdverkondigers van het Koninkrijk, ofte wel pioniers, naar het eiland te zenden. Hij berichtte dat er maar één Getuige was: John Dahlberg, die ongeveer zeventig jaar oud was en als visser in Puerto Real aan de oostkust werkte. De predikingsactiviteiten van broeder Dahlberg waren destijds zeer beperkt omdat hij maar heel weinig Spaans kende. Niettemin deed hij het aanbod dat hij zijn volledige medewerking zou verlenen aan elke Getuige die naar Porto Rico zou komen om de Koninkrijksboodschap te verbreiden.

De eersten die reageerden op de uitnodiging om hier te komen dienen, waren broeder en zuster Colin McLarty, een echtpaar van vóór in de zeventig. Zij arriveerden in de winter van 1932. Voorzien van bijbelse lectuur waarin Gods koninkrijk werd aangekondigd, bezochten zij de residentie van de gouverneur en het hoofdbureau van politie. Zij verspreidden lectuur bij een rechter van de Amerikaanse arrondissementsrechtbank. Ook gaven zij tijdens de schoolpauzes getuigenis aan onderwijzers. Vier of vijf maanden lang bezochten zij mensen thuis en op hun werk. In hun gebrekkige Spaans, aangevuld met wat gebarentaal, trachtten zij anderen te interesseren voor de waarheid uit Gods Woord. Maar toen zij op het punt stonden te vertrekken, was, zo berichtten zij, wat zij tot stand hadden gebracht „niets in vergelijking met het werk dat nog gedaan moet worden”.

ER KOMEN TWEE PIONIERSTERS

In 1935 kwamen er twee pioniersters, Lillian Carr en Marie Hawkins, uit Rochester (New York) om de levengevende Koninkrijksboodschap met de hartelijke Portoricanen te delen. Gezien de nieuwe omgeving werkten zij in het begin samen. Later concentreerden zij zich elk op een afzonderlijk gebied. In Aguadilla en Mayagüez aan de westkust en in Ponce in het zuiden moest zuster Carr zich aanvankelijk in hoofdzaak beperken tot het verspreiden van bijbelse lectuur bij de mensen, aangezien zij geen gesprek kon voeren in het Spaans. Op die manier werden echter in de daaropvolgende vijftien jaar heel wat „zaden” van Koninkrijkswaarheid gezaaid.

Ondertussen werkte zuster Hawkins tien jaar lang in San Juan en andere steden in het noorden en oosten van het eiland. Evenals zuster Carr had zij slechts een zeer beperkte kennis van het Spaans. Maar zij deed moeite om terug te gaan naar mensen die belangstelling toonden en leidde naar haar beste vermogen bijbelstudies.

DE EERSTE PORTORICAANSE GETUIGEN

Zuster Hawkins gaf Ambrosio Rosa García, in de buurt van Arecibo, niet persoonlijk getuigenis maar zij verspreidde wel een brochure bij een vriend van hem. In 1938 gaf die vriend de brochure, Universal War Near, aan de heer Rosa. Hoewel de heer Rosa spiritisme beoefende, maakte de inhoud van deze publikatie diepe indruk op hem. Onmiddellijk schafte hij zich per post meer lectuur aan bij het bureau van het Genootschap in New York. Al snel raakte hij ervan overtuigd dat wat hij las de waarheid was en begon hij deze pasgevonden kennis met anderen te delen.

Omdat hij inzag dat het rooms-katholieke geloof verkeerd was, weigerde hij zijn oudste dochter in de kerk haar eerste communie te laten doen. Dit had een bezoek van de plaatselijke priester tot gevolg. Maar Ambrosio was zeer goed in staat zijn geloof te verdedigen en maakte een goed gebruik van de kennis die hij uit de bijbel had verkregen.

Hij besefte dat hij het goede nieuws met anderen moest delen en daarom begon hij van huis tot huis te prediken, ook al moest hij dit alleen en zonder opleiding doen. Hij was een man van geloof met een sterke liefde voor Jehovah! Voor zover hij wist, was hij de enige dienstknecht van Jehovah op het eiland. Toch was hij bereid ermee voort te gaan anderen te onderwijzen wat hij over Gods voornemens wist. Toen hij te weten kwam dat men in de Verenigde Staten op de plaat opgenomen bijbelse boodschappen gebruikte om de waarheid te verbreiden, bestelde hij bij het Genootschap een draagbare grammofoon en enkele grammofoonplaten in het Spaans. En hiervan maakte hij een goed gebruik.

Toen hij op een dag tegenover de katholieke kerk van Arecibo zijn grammofoon liet spelen, vroeg een man hem de toespraak „Ziet de feiten onder de ogen” te draaien. Een gedeelte van deze toespraak stelde de politieke activiteiten van de Katholieke Kerk aan de kaak. Toen de plaat sprak over de praktijken van de Kerk tijdens de Spaanse burgeroorlog, rende de man weg om de plaatselijke priester te halen. De priester beweerde dat broeder Rosa lid was van de „vijfde colonne” en anti-Amerikaans was, maar broeder Rosa kende de feiten. Gesterkt door Jehovah’s geest was hij in staat aan te tonen dat in werkelijkheid de priesters de „vijfde colonne” vormden en anti-Amerikaans waren wegens hun steun aan Hitler en Mussolini. Hij vroeg de priester ook waarom hij zich met „Vader” liet aanspreken terwijl de bijbel dat verbiedt (Matth. 23:9). De priester droop af, maar nu dreigde een politieagent broeder Rosa met arrestatie. Ook ditmaal liet hij zich niet van zijn stuk brengen, maar legde uit dat hij het grondwettelijk recht bezat Gods Woord op het openbare plein te prediken. Hierop overlegden de priester en de agent met elkaar; toen verdwenen zij beiden.

Tot degenen aan wie Ambrosio in Arecibo getuigenis gaf, behoorde Santiago Rodríguez sr., een magazijnbediende van in de veertig. Aanvankelijk vertelde Santiago broeder Rosa dat hij zijn eigen geloof had en echt niet geïnteresseerd was. Maar na een poosje wist Ambrosio hem ertoe te bewegen zich voor slechts zes maanden op de Spaanse uitgave van het tijdschrift De Wachttoren te abonneren. Toen de tijdschriften kwamen, las Santiago ze en spoedig zag hij in dat wat hij leerde de waarheid was. Weldra vergezelde hij broeder Rosa in de prediking.

Jehovah zegende hun krachtsinspanningen en een klein groepje geïnteresseerden begon bijeen te komen. Toen begonnen deze twee mannen er de noodzaak van in te zien zich te „wijden” (of op te dragen) aan Jehovah en gedoopt te worden. Maar wie moest hen dopen? Er waren voor zover zij wisten geen andere Getuigen op Porto Rico. Wat nu? Na de zaak gebedsvol te hebben beschouwd, brachten zij de groep bijeen en allen begaven zich naar een kleine rivier in de buurt van Arecibo. Daar doopte Ambrosio eerst Santiago en toen doopte Santiago Ambrosio, waardoor zij de eerste inheemse gedoopte getuigen van Jehovah op Porto Rico werden. Dat was op 18 januari 1940. Later werden ook anderen van de groep gedoopt, en op 8 juni van dat jaar werd de groep (of gemeente) Arecibo georganiseerd.

EEN GETUIGE ZIJN WAS NIET GEMAKKELIJK

In de tussentijd begon zich een andere groep dienstknechten van Jehovah te vormen in Santurce, een grote wijk van de hoofdstad San Juan. Toen Marie Hawkins in dat gebied werkte, had zij een studie geleid bij mevrouw Leonor Román, en ook zij begon het goede nieuws te verbreiden. Haar echtgenoot sloot zich bij haar aan en leidde bijbelstudies in hun huis, en hun zesjarige dochtertje vergezelde haar moeder in de velddienst. Deze kleine groep in Santurce werd in mei 1940 tot een gemeente georganiseerd. Maar toen zuster Román ziek werd, verflauwde de activiteit. Daarom werd deze kleine gemeente op 1 september 1941 opgeheven.

Drie jaar later werd in San Juan opnieuw een gemeente gevormd. Maar ook ditmaal wilde deze bij gebrek aan goede leiding niet gedijen.

Toch schenen sommigen bereid te zijn zich krachtig in te spannen in Jehovah’s dienst, ook al waren er maar heel weinig Getuigen. Twee personen uit het binnenland dienden een aanvraag voor de pioniersdienst in. Zij kregen het hele district Guayama toegewezen, aan de zuidkant van het eiland. Hun werk bleek hoofdzakelijk te bestaan uit het verspreiden van lectuur. Dit heeft enkelen ongetwijfeld geholpen met de waarheid in contact te komen. Helaas echter schijnt de voornaamste beweegreden van deze twee mannen het verkopen van boeken geweest te zijn. Na een poosje hield hun activiteit dan ook op.

Het was niet gemakkelijk een van Jehovah’s dienstknechten te zijn. Dikwijls was er weinig aanmoediging van anderen beschikbaar. Een ieder moest een harde strijd voeren voor het geloof.

DE KOMST VAN AFGESTUDEERDEN VAN GILEAD

Spoedig brak er voor Porto Rico een nieuw tijdperk aan. Enkelen van de eerste zendelingen die aan de Wachttoren-Bijbelschool Gilead gradueerden, werden aan Porto Rico toegewezen. Toen in maart 1944 de China Clipper op de luchthaven Isla Grande in San Juan landde, bevonden zich vier van deze zendelingen aan boord: Leo en Eunice Van Daalen, Leo’s broer Emil en hun neef Donald. Zuster Hawkins was er om hen af te halen, opgetogen dat er nu rijpe hulp zou zijn om het Portoricaanse veld te bewerken.

Wat voor houdingen en gewoonten troffen de zendelingen bij de bevolking van Porto Rico aan? Over het algemeen waren het vriendelijke, edelmoedige en gastvrije mensen, tevreden met een plaats om te slapen en met voedsel en kleding. Zij waren ook godsdienstig, voor het merendeel rooms-katholiek. Het was heel gewoon zingende priesters en andere aanbidders het beeld van een „beschermheilige” te zien meedragen in een processie. In veel huizen stonden kleine altaren, versierd met beelden en afbeeldingen van heiligen, waarvoor voortdurend kaarsen brandden. Spiritisme werd wijd en zijd beoefend, maar gewoonlijk waren degenen die zich daarmee bezighielden tevens goede katholieken. Ook waren er heel wat personen, evangélicos genoemd, die gebroken hadden met het katholicisme en zich hadden aangesloten bij de door Noordamerikanen ingevoerde protestantse sekten.

DE ZENDELINGEN BEGINNEN TE PREDIKEN

Voor het merendeel waren de mensen ontvankelijk voor de Koninkrijksboodschap wanneer de zendelingen bij hen aan de deur kwamen. Er werden geen deuren in hun gezicht dichtgeslagen; geen korte, bitse antwoorden gegeven; in plaats daarvan werden zij bij vrijwel ieder huis binnengenodigd. Voordat zij echter over de Koninkrijksboodschap konden gaan spreken, moesten zij vaak eerst bepaalde vragen beantwoorden om de nieuwsgierigheid van de huisbewoner te bevredigen. „Waar komt u vandaan?” „Bent u getrouwd?” „Hebt u kinderen?” Ten slotte kon er dan getuigenis worden gegeven. Dikwijls werd het gesprek besloten met koffie of zelfs met het aanbod om mee te eten.

De zendelingen kenden maar heel weinig Spaans. Gelukkig werd destijds in de velddienst gebruik gemaakt van de draagbare grammofoon. Nadat de huisbewoner was begroet, nodigde men hem derhalve uit naar een korte boodschap op de plaat te luisteren. Op zijn minst één van de zendelingen had echter een probleem. Nadat hij de grammofoon had klaargezet en had aangeboden een opname over de bijbel te laten horen, antwoordde de huisbewoner gewoonlijk: “¡Como no!” Wanneer hij dan het woord „no” hoorde en omdat hij niet in staat was verder in het Spaans een gesprek te voeren, borg de zendeling zijn grammofoon weer op en ging naar de volgende deur. Het duurde even voor hij erachter kwam dat “¡Como no!” in werkelijkheid „Waarom niet!” betekende en dat de huisbewoners hem feitelijk uitnodigden om door te gaan. Maar over het algemeen waren de mensen vriendelijk en als zij konden, hielpen zij de zendelingen de juiste woorden te vinden.

Er werd veel lectuur verspreid, vooral in zakengebieden. De zendelingen wilden echter „onderwijzen”. Naarmate zij de taal beter gingen beheersen, deden zij er moeite voor nabezoeken te brengen en bijbelstudies op te richten, waarbij zij gebruik maakten van het boek Kinderen. Dolblij waren zij toen zij op een dag José Sosa troffen, die in Arecibo met Ambrosio Rosa had gestudeerd maar vervolgens het contact met de broeders had verloren toen hij naar San Juan was verhuisd. Hij ging onmiddellijk met de broeders mee in de velddienst en hielp hen heel goed met hun Spaans.

ER KOMEN MEER ZENDELINGEN

Destijds woonden er meer dan twee miljoen mensen op het eiland; het was duidelijk dat er meer werkers nodig waren. Wat waren de broeders daarom gelukkig toen er meer zendelingen arriveerden! In de loop der jaren hebben hier meer dan honderd zendelingen gediend, wel zestig tegelijk. Het zijn bereidwillige werkers geweest, die graag op alle mogelijke manieren een aandeel hadden aan de verbreiding van de Koninkrijksboodschap. Zij hebben geholpen het werk te openen in de meeste grote steden en in talrijke kleinere plaatsen.

Hun belangstelling ging echter niet slechts uit naar het zaaien van nieuwe zaden maar ook naar het verzorgen van wat reeds gezaaid was. (Vergelijk 1 Korinthiërs 3:6-9; Handelingen 15:36.) Enkelen van de zendelingen uit San Juan besloten daarom hun broeders in Arecibo te bezoeken om hen aan te moedigen in het geloof. Aangezien er een duidelijke behoefte bestond aan rijpe hulp in verband met vergaderingen en velddienstregelingen, werden er regelingen getroffen dat Emil Van Daalen en zijn neef Donald de kleine groep in Arecibo zouden helpen. Mettertijd voegde Arthur, nog een van de Van Daalens, zich bij hen.

Inmiddels begon in San Juan het aantal Getuigen te groeien. Enkelen die werkelijk getrouwe broeders bleken te zijn, maakten vorderingen in de waarheid. Miguel Bari was een van hen. In de oude binnenstad van San Juan, waar hij een piepklein kamertje had, woonden mensen als het ware in de gangen van de gebouwen. Wanneer anderen de gebouwen in liepen, konden zij de fornuizen, tafels en andere meubelen daar in de gangen zien staan, met misschien één klein kamertje om te slapen. In zo’n omgeving werkte broeder Bari als kleermaker. Op materieel gebied had hij weinig, maar wel bezat hij de hoedanigheden die hem ertoe aandreven tot aan zijn dood getrouw deel te nemen aan de prediking van Gods Woord.

José Feliciano was nog een van de vroege Getuigen die tot hun dood getrouw dienden. Ángel Figueroa, die destijds op straat sinaasappels verkocht, werd eveneens een broeder van ons. Rechtgeaarde personen van alle rangen en standen werden „mensen van goede wil”.

ONS EERSTE CONGRES

Congressen spelen een belangrijke rol in het leven van Jehovah’s volk. En in 1945 brak de tijd aan om op Porto Rico het eerste congres van aanbidders van de ware God te houden. Dit zou in dezelfde tijd zijn dat er in 300 steden door heel de Verenigde Staten congressen werden gehouden. Er werd een klein verenigingsgebouw gehuurd in Oud San Juan, nabij de ingang van de Fortaleza (het paleis van de gouverneur). Alle lezingen moesten worden voorbereid door de zendelingen met hun zeer beperkte kennis van het Spaans. Het aantal aanwezigen tijdens het programma was natuurlijk gering.

De openbare lezing „De zachtmoedigen zullen de aarde beërven”, zou op zondagmiddag om 3 uur gehouden worden in de vergaderzaal van de Tropical School of Medicine, net ten oosten van het parlementsgebouw. Om hier bekendheid aan te geven, werden er 10.000 strooibiljetten uitgedeeld op de straten; er werden aankondigingen gedaan over de radio en in de kranten. Dwars over de Ponce de León Avenue werd een groot spandoek opgehangen. Bij het begin van de lezing was het nogal teleurstellend maar zo’n twintig aanwezigen, hoofdzakelijk de broeders, te zien. Maar tegen het eind van het programma was het aantal toehoorders gestegen tot 250.

EEN AANMOEDIGEND BEZOEK VAN DE BROEDERS KNORR EN FRANZ

In de tijd dat er meer zendelingen op Porto Rico arriveerden, in maart 1946, deden ook de president van het Wachttorengenootschap, N. H. Knorr, en de toenmalige vice-president, F. W. Franz, tijdens hun rondreis door het Caribische gebied het eiland aan. Wat een gelukkige tijd was dat!

Er werden regelingen getroffen voor een tweedaags congres in de Ateneo Puertorriqueño, bij de toegang tot de oude binnenstad van San Juan. De openbare lezing over het onderwerp „Weest vrolijk, gij natiën” werd uitgesproken door broeder Knorr, met F. W. Franz als vertaler. De lezing was aangekondigd door middel van 65.000 strooibiljetten die door heel de stad van huis tot huis en op de straten waren verspreid. Er waren mensen van alle rangen en standen aanwezig. Ook waren er broeders uit Arecibo. In totaal waren er 260 toehoorders. Wat een tijd van verheuging was dit voor de 35 Koninkrijksverkondigers die toen actief waren op Porto Rico! Zij konden zien dat de waarheid hier nu vaste voet kreeg.

Tijdens hun bezoek kwamen de broeders Knorr en Franz met de zendelingen bijeen om de plannen voor toekomstige expansie uiteen te zetten. Ten einde de zendelingen in staat te stellen zich volledig op het Koninkrijkswerk te concentreren, werd er een regeling voor een zendelingenhuis getroffen, waarbij het Genootschap het huis zou aanschaffen en zou voorzien in voedsel en onderdak voor de zendelingen, van wie de meesten huis en verwanten hadden achtergelaten om in het buitenland te gaan dienen. Die ijverige werkers waardeerden deze liefdevolle voorziening enorm! Broeder Knorr kondigde ook aan dat er per 1 april 1946 op Porto Rico een bijkantoor van het Wachttorengenootschap zou worden gevestigd. Het twee verdiepingen tellende gebouw aan de Calle Lafayette 704 in Santurce dat daarna werd gekocht, diende gedurende de daaropvolgende twintig jaar als het centrum van de theocratische activiteit op Porto Rico.

HET GOEDE NIEUWS VERBREIDEN DOOR MIDDEL VAN OPENBARE VERGADERINGEN

Een van de methoden die met goed gevolg gebruikt werden om de Koninkrijksboodschap te verbreiden, was het houden van openbare vergaderingen. Deze waren echt openbaar daar ze meestentijds in openbare parken of op openbare pleinen werden gehouden. Aangezien het klimaat op Porto Rico het hele jaar door warm is, konden ze bijna elke week gehouden worden. Niettemin vereiste het een groot geloof en een bereidwillige geest om zulke vergaderingen te organiseren. Waarom?

Beschouw eens vier lezingen die in juli 1946 gehouden zouden worden op de Barrio Obrero Plaza in Santurce. Wie waren de sprekers? Welnu, de plaatselijke broeders waren allemaal te nieuw in de waarheid, dus moesten de zendelingen doen wat zij konden met hun gebrekkige Spaans. Velen van hen lazen manuscripten voor die zij hadden samengesteld door paragrafen uit diverse publikaties over te schrijven en ze in een voor het onderwerp geschikte volgorde te zetten. Bij één gelegenheid kwam een geïnteresseerde man nadat de zendeling zijn toespraak had voorgelezen, naar hem toe om hem een vraag te stellen. Maar de zendeling verstond geen woord van wat de man hem zei en moest hem verwijzen naar iemand die Spaans sprak. Maar met de hulp van de heilige geest hadden deze bereidwillige broeders toch een aandeel aan de prediking van het goede nieuws.

Verscheidene parken en pleinen, met inbegrip van het grote plein voor het stadhuis van San Juan, werden voor deze lezingen gebruikt. Zoals te verwachten was, waren de religieuze leiders hier niet zo op gesteld als de mensen in het algemeen. Er werd druk uitgeoefend op de burgemeester om Jehovah’s Getuigen deze vrijheid van meningsuiting te ontzeggen. In de kranten verscheen de kennisgeving dat het openbare park niet gebruikt mocht worden voor een „kerkdienst”. De broeders raadpleegden hierover een bevriend advocaat en deze adviseerde hun een tijdje te wachten en dan opnieuw om toestemming te vragen. Dit advies werd opgevolgd, met goede resultaten. Klaarblijkelijk zag de burgemeester in dat zij geen wettelijke grond had om hun dit recht te ontzeggen.

De broeders uit San Juan verzorgden ook toespraken op de pleinen van nabijgelegen steden. Op een avond toen de Getuigen juist hun toespraak in Juncos beëindigd hadden, wilde een voorganger van de Pinkstergemeente wat vragen stellen via de geluidsinstallatie. Toen hij daarvoor geen toestemming kreeg, begon hij luidkeels te schreeuwen en wat de spreker gezegd had, tegen te spreken. Hoewel hem met duidelijke antwoorden uit de bijbel werd getoond dat zijn zienswijze verkeerd was, weigerde hij zijn ongelijk te bekennen. Een grote menigte verzamelde zich om naar de discussie te luisteren. Na ongeveer een uur kregen zij genoeg van zijn arrogante houding en zeiden hem dat hij zijn mond moest houden. Ziedend maakte hij hen uit voor „zondaars”. Daarop vroeg een van de mannen uit de menigte of iedereen die vóór de „americano” was in deze discussie, zijn hand op wilde steken. Alle honderd of meer aanwezigen, op vier of vijf na, staken hun hand op.

In Bayamón, een voorstad ten westen van San Juan, weigerde de burgemeester toestemming te verlenen om op het openbare plein toespraken te houden, naar hij zei omdat de menigte overal in het park de planten zou beschadigen. Toen de broeders echter te weten kwamen dat een andere organisatie wel van het park gebruik maakte, besloten zij hun serie lezingen toch te houden. Toen de strooibiljetten waarop de eerste lezing werd aangekondigd, werden uitgedeeld, kwam de burgemeester voorbij en werd ook uitgenodigd. Spoedig daarna werd de zendeling op het politiebureau ontboden. Daar stond de burgemeester erop dat de lezing niet gehouden zou worden. Maar zodra hij vertrokken was, zei het hoofd van politie tegen de broeders dat zij maar gewoon hun gang moesten gaan, dan zou hij voor politiebescherming zorgen. Toen de geluidsapparatuur werd aangebracht, gaf de burgemeester een politieagent bevel de spreker te arresteren, maar de agent weigerde en verklaarde dat de Getuigen het volste recht hadden hun lezingen te houden. De week daarop ontdekten de broeders dat de elektriciteit voor de geluidsinstallatie was afgesneden. Zij hadden echter een noodaggregaat, en de lezing werd verder zonder incidenten gehouden.

Velen die nu Jehovah’s Getuigen zijn, kwamen voor het eerst met de waarheid in contact door zulke in de open lucht gehouden bijbelse toespraken.

INHEEMSE PIONIERS BREIDEN HET GETUIGENIS UIT

Het ijverige voorbeeld van de zendelingen was voor de inheemse Getuigen een aansporing om de volle-tijddienst op zich te nemen. Een van de eersten die ging pionieren, was Theódulo Otero (in de wandeling Teo genaamd), een broeder van bijna dertig. Hij had de waarheid leren kennen door het boek Kinderen te lezen en met behulp van een bijbelstudie die geleid werd in een huis aan de overkant van de straat waar hij woonde en werkte. Hij aanvaardde de bijbelse leer snel, werd op het eerste in Porto Rico gehouden congres in 1945 gedoopt en was een van de gelukkige afgevaardigden op het internationale congres van Jehovah’s Getuigen in Cleveland (Ohio, VS) in 1946. Later in datzelfde jaar werd hij aangesteld als „algemeen” pionier. Aangezien hij geen gezinsverplichtingen had maar onbeperkt overal kon dienen, werd hij toegewezen aan Cayey, dat in een groen dal hoog in de bergen ten zuiden van San Juan lag. Ongeveer tien jaar daarvoor had Ramón López Núñez, een kapper in Cayey, wat lectuur genomen van Marie Hawkins en later zijn banden met de valse religie verbroken. Toen hij in 1946 uit de bergen afdaalde om een congres in San Juan te bezoeken, waren de broeders bijzonder verheugd te vernemen dat er zo iemand in Cayey woonde. Dus werd Theódulo Otero gestuurd om hem te helpen. Samen werkten zij van huis tot huis en spoedig werd er nog een gemeente gevormd.

Intussen was Santiago Rodríguez sr. in Arecibo pionier geworden. Hij had de zorg voor zijn vrouw en tien kinderen, dus pionieren vereiste een zorgvuldige planning. Zijn pensioentje hielp hem echter financieel de eindjes aan elkaar te knopen. Daar hij er niet tevreden mee was alleen in Arecibo te prediken, breidde hij, net als de apostel Paulus, zijn activiteit uit tot andere gebieden. Deze grote, energieke broeder predikte in Barceloneta, Manati, Hatillo, Camuy, Quebradillas, Lares en Utuado. Om deze plaatsen te bereiken, reisde hij wel 24 tot 32 km langs slingerende bergwegen.

Broeder Rodríguez was 52 jaar toen hij als gewone pionier werd aangesteld en hij bleef in die tak van de volle-tijddienst tot kort voor zijn dood in 1977 op 83-jarige leeftijd. De inwoners van die streek raakten eraan gewend te zien hoe hij zich langs de weg voortspoedde wanneer hij van huis tot huis ging. In de velddienst samenwerken met Chago, zoals hij genoemd werd, was een bezielende ervaring. Men moest bijna draven om hem bij te houden. Zijn gebaren en gelaatsuitdrukkingen toonden duidelijk dat hij zijn hele ziel in zijn werk legde. Hij had geen mensenvrees en predikte overal tot iedereen.

DE KONINKRIJKSWAARHEID BEREIKT DE AMERIKAANSE VIRGIN ISLANDS

Pal ten oosten van Porto Rico liggen de Virgin Islands. St. Thomas, St. John en St. Croix werden in 1917 door de Verenigde Staten gekocht van Denemarken. In vroeger tijden werd er tamelijk intensief landbouw beoefend, waarbij men doorgaans slaven gebruikte om de velden te bewerken. In het binnenland liggen overal verspreid nog de ruïnes van oude plantages, met een groot huis in het midden, omringd door hutten van in de zon gedroogde bouwstenen waarin de slaven gehuisvest werden. Bepaalde plaatsen worden nog naar deze plantages genoemd, zoals Estate Carlton (Plantage Carlton) of Estate Richmond. Maar de suikerindustrie is verdwenen; de suikerfabrieken zijn niet langer in bedrijf. Het toerisme is een van de voornaamste bronnen van inkomsten geworden.

In januari 1947 werden broeder en zuster Theophilus Klein, een zendelingenechtpaar, door het Genootschap aan deze eilanden toegewezen om daar de Koninkrijksprediking te openen. De ontvangst was verbazingwekkend. In de eerste vier maanden sloten zij 750 nieuwe abonnementen op de tijdschriften van het Genootschap af. Plaatselijke bewoners gingen al snel aan het predikingswerk deelnemen. Ja, binnen acht maanden hadden 29 verkondigers een aandeel aan de prediking van het goede nieuws, niet alleen van huis tot huis maar ook op straat met de tijdschriften. Op zaterdagmorgen kon men in de hoofdstraat van St. Thomas vaak heel wat verkondigers aantreffen die De Wachttoren en Ontwaakt! aanboden.

Een vroegere stafschrijfster voor het tijdschrift Life beschreef haar indrukken als volgt: „Een van de dingen die ons troffen toen wij voor het eerst door de straten van St. Thomas wandelden, was het aantal mannen en vrouwen die op straathoeken stonden en een canvas tas droegen met het opschrift DE WACHTTOREN . . . De meest welbespraakte van hen, een goedgeklede, welgedane veertiger, had mij aan boord van [onze boot] de Love Junk eenmaal aangesproken en een paar minuutjes van mijn tijd gevraagd om iets te vertellen. Maar ik was toen te druk bezig met het eten dat ik op het vuur had staan en ik stuurde hem weg; daardoor wist ik niets van de Wachttoren.

Met enige verbazing herkende ik deze heer, zoals gewoonlijk onberispelijk in een wit pak, overhemd met stijve boord en een stropdas, die nu nota bene samen met Harry op zijn hurken over de motor gebogen zat. . . . Toen de tijd verstreek en de man maar niet wegging, begon ik mij af te vragen wat er gebeurde met mijn goed presbyteriaanse echtgenoot. Als hij zich liet bekeren, vroeg ik mij af tot wat. Misschien zou dit alles wel uitlopen op een doop door onderdompeling; daarvoor bevonden wij ons beslist op de ideale plek. . . . Maar in plaats van de donderpreek die ik verwachtte, werden de woorden van de Wachttoren-man zo zachtjes uitgesproken dat ik er niet uit kon opmaken wat hij zei. Zijn gebaren verrieden al even weinig. . . . ’Wat voert hij daarbinnen uit, John-Thomas?’ vroeg ik . . . ’Is hij meneer Harman aan het bekeren?’ . . . ’Ik denk van niet. . . . De Wachttoren-man houdt de schroefsleutel vast voor de baas.’ . . . Ik begreep het helemaal. De Wachttoren-man was niet alleen een zendeling, maar ook een uitstekend psycholoog. Op dat specifieke moment was er geen rechtstreeksere weg naar Harry’s ziel dan via zijn motor.

Eindelijk kwam de Wachttoren-man weer te voorschijn. . . . Ik wist niet hoe snel ik de machinekamer in moest duiken om met Harry te spreken. ’Aardige man’, was zijn commentaar. ’Bood aan eenmaal per week de bijbel met me te komen bespreken.’ ’Wat is het voor iemand?’ vroeg ik. ’Hij is Jehovah’s Getuige’, zei Harry. ’Ik heb beslist bewondering voor zijn toewijding. . . . Ik moest wel iets terugdoen; hij wil geen geld aannemen.’ ’Harry,’ vroeg ik, ’wat heb je gezegd dat je voor hem zou doen?’ ’Oh, ik heb een jaarabonnement genomen op de Ontwaakt!’”

BEVRIJD VAN VERSLAVING AAN EEN SLECHTE GEWOONTE

Een aantal van de zendelingen die eind 1946 aankwamen, werd toegewezen aan de destijds op één na grootste stad van Porto Rico, het aan de zuidkust gelegen Ponce. Het gebied was vruchtbaar en binnen een jaar werd er een gemeente gevormd.

Een van degenen die daar in 1948 begon te studeren, was een dame met zilverkleurig haar, Susana Mangual. Na een paar maanden studie vernam zij dat er in San Juan een congres gehouden zou worden. Hoewel zij voordat zij met de waarheid begon nooit van huis ging, besloot zij dit congres bij te wonen. Zij wilde ook gedoopt worden, maar zij had een ernstig probleem. Zij was een verwoed roker en zij wist dat zij eerst met die onreine gewoonte zou moeten breken (2 Kor. 7:1). Zou zij zich van die verslaving kunnen losmaken? Op weg naar het congres nam zij een krachtig besluit, en zich op Jehovah verlatend voor hulp hield zij eraan vast. Door het roken had zij altijd een lelijke hoest gehad. Nu verbeterde haar gezondheid aanmerkelijk. Zij werd een gewone pionierster en bleef tot op 86-jarige leeftijd in die dienst.

Susana predikte letterlijk overal. Zij raakte nooit gewend aan gebiedstoewijzingen en -kaarten, maar men kon dit lieve dametje met haar zilvergrijze haar overal waar haar hart het haar ingaf het goede nieuws horen vertellen. Niet alleen in Ponce was zij een bekende verschijning, maar zij reisde ook op en neer naar andere steden om te prediken. In twee daarvan, Guayanilla en Peñueles, zijn nu bloeiende gemeenten.

MILITAIREN LEREN DE WAARHEID KENNEN

De boodschap van het Koninkrijk bereikte het hart van allerlei mensen. Miguel Quirós, een soldaat die in 1947 in het legerkamp in Cayey gestationeerd was, had een exemplaar van het tijdschrift Ontwaakt! in handen gekregen en schreef vervolgens naar het Genootschap om meer informatie. Hij ontving het boek De waarheid zal u vrijmaken” en liet dit zien aan een medesoldaat, Pedro Hernández. In het besef dat dit de waarheid was, spraken zij erover met Samuel Delucca, ook een soldaat, en de drie studeerden gezamenlijk.

Weldra kwamen zij erachter dat er een kapper in Cayey woonde die een van Jehovah’s Getuigen was. Zo kwamen zij in contact met Ramón López en via hem met Teo Otero, die in dat gebied pionierde. Zij begonnen onmiddellijk de vergaderingen te bezoeken en gingen in burgerkleding van huis tot huis om de Koninkrijksboodschap bekend te maken.

Spoedig echter zagen zij in dat zij, als zij in overeenstemming met Gods Woord wilden leven, maatregelen zouden moeten nemen om in volledige zin „geen deel van de wereld” te zijn (Joh. 17:16; Micha 4:1-3). Omdat zij weigerden aan bepaalde activiteiten in het leger deel te nemen, werden zij tot zes maanden gevangenisstraf veroordeeld. Zij werden opgesloten in een militaire gevangenis in Fort Buchanan bij San Juan. Bracht dit hen tot andere gedachten wat het dienen van God betreft? Integendeel. Zij gingen er in de gevangenis mee voort de bijbel te bestuderen. Elf andere gevangenen raakten eveneens geïnteresseerd en zij studeerden fijn met elkaar — dat wil zeggen, totdat het de legerpredikant ter ore kwam.

Op een dag bezocht een kolonel de gevangenis en natuurlijk salueerden de gevangenen voor hem — met uitzondering van deze drie broeders. Hij werd woedend en liep het kantoor binnen om degene te spreken die het beheer voerde over de gevangenis. „Tja, wat wilt u dat ik doe?” vroeg de gevangenisopzichter. „Deze mannen zitten al in de gevangenis omdat zij weigerden officieren te groeten toen zij nog vrij waren. Wilt u soms dat ik een heel diep gat onder de gevangenis graaf om ze nog dieper in de gevangenis te kunnen zetten?”

Nadat zij hun straf hadden uitgezeten, werden de broeders uit het leger ontslagen en elk ging naar zijn geboortestad om daar het predikingswerk ter hand te nemen.

MET DE WAARHEID THUISKOMEN OP ST. JOHN

Ook Edmead George diende in het leger toen hij in de Verenigde Staten met Jehovah’s Getuigen in contact kwam. Omdat zijn eetlust was opgewekt, stelde hij zich toen hij werd overgeplaatst naar Porto Rico, in verbinding met het bijkantoor van het Genootschap. Geregelde bijbelstudies versterkten zijn geloof.

Na zijn ontslag uit militaire dienst keerde hij terug naar zijn huis op St. John, een van de Virgin Islands, en bracht zijn liefde voor de bijbelse waarheid mee. Hij woonde daar in een klein dorpje met de naam East End — een toepasselijke naam, want het dorpje lag ook aan het oostelijke uiteinde van het eiland. Vol geestdrift deelde hij de goede dingen die hij geleerd had mee aan vrienden en buren. Zijn prediking kreeg in 1949 versterking toen de schoener van het Genootschap, de Sibia, met vier zendelingen aan boord St. John bezocht. De bemanning bestond uit Gust Maki, Arthur Worsley, Stanley Carter en Ronald Parkin, die de toewijzing hadden de Koninkrijksboodschap op de Kleine Antillen te verbreiden. Wat een hartelijk welkom viel hun ten deel toen zij de haven van East End binnenliepen! Tijdens hun verblijf ontvingen de 1000 bewoners van St. John een grondig getuigenis.

PROTESTANTSE GEESTELIJKEN ZETTEN AAN TOT TEGENSTAND

In de loop van 1949 werden vier zendelingen toegewezen aan Mayagüez, bekend als Sultana del Oeste (Sultana van het Westen). Het duurde niet lang of zij hielden vergaderingen in de voorkamer van het kleine zendelingenhuis, en het jaar daarop werd er een gemeente gevormd.

Deze activiteit ontging niet aan de aandacht van de geestelijkheid. Peggy Maykut (nu de vrouw van Arthur Van Daalen) begon een studie met Lolita Merle, die bezien werd als een pilaar in de Presbyteriaanse Kerk. Zij toonde zoveel belangstelling dat zij met de zendelingen van Mayagüez meeging naar een congres op St. Thomas. Eenmaal weer thuis, werd haar het vuur van vervolging na aan de schenen gelegd. De predikant bezocht haar om haar te overreden de omgang met de Getuigen te staken. Na een langdurige discussie sprak zij met de predikant af dat hij naar haar huis zou komen om over de drieëenheidsleer te spreken met de zendeling die haar studie gaf. Hij is nooit gekomen. In plaats daarvan ontving zij een brief waarin zij bij het kerkbestuur werd ontboden. Haar antwoord was een brief waarin zij meedeelde dat zij uit de kerk trad. Zij is nog steeds een actieve dienstknecht van Jehovah, ofschoon zij nu blind is en over de negentig.

Na zuster Merles vertrek uit de Presbyteriaanse Kerk kwam er van de zijde van dat religieuze lichaam aanzienlijke tegenstand. De protestantse kerken hadden volgens afspraak het eiland onder elkaar verdeeld. Dus beschuldigden de predikanten de Getuigen ervan dat zij hun weidegronden binnendrongen en hun „schapen” stalen. „Waarom gaan jullie niet naar de ’ongelovigen’, naar de mensen die helemaal geen religie hebben?” vroegen zij agressief. In hun zorg om te beschermen wat zij als hun privé-domein bezagen, gingen zij voorbij aan het feit dat degenen die werkelijk „schapen” zijn, de Heer Jezus Christus en niet een of andere religieuze denominatie van de christenheid toebehoren. — Matth. 25:31-33; Joh. 10:16.

Ondanks zulke tegenstand bleef de gemeente Mayagüez groeien. Tegen 1955 werden de zendelingen naar andere toewijzingen overgeplaatst en de plaatselijke verkondigers breidden hun getuigeniswerk uit tot andere steden in het gebied. Tegenwoordig zijn er acht gemeenten in Mayagüez zelf en vele meer in omliggende plaatsen.

EX-BOKSER WORDT EEN VURIGE STRIJDER VOOR HET GELOOF

Tegen 1950 was de gemeente Ponce uitgegroeid tot zo’n zeventig verkondigers. De zendelingen daar hadden het zendelingenhuis en ook de Koninkrijkszaal verhuisd naar de tweede verdieping van een gebouw in het centrum van de stad.

In dat jaar begonnen Francisco Torruellas (in de wandeling Paco genaamd) en zijn vrouw Leonor de bijbel te bestuderen met Lillian Kammerud. Paco was beroepsbokser en -honkballer geweest en had nu een autowerkplaats. Het hele gezin deed mee met de studie. In het begin maakte hij slechts langzaam vorderingen, maar zij besloten in april 1950 de laatste dag van een kleine kringvergadering in Mayagüez bij te wonen. Hij was diep onder de indruk van de vergadering en de omgang en bood zelfs zijn auto aan om doopkandidaten naar de doopgelegenheid aan het strand te brengen.

Na deze kringvergadering blaakte hij van ijver voor Jehovah’s dienst zodat hij er, wanneer de broeders hem niet kwamen afhalen, alleen op uit trok. Hij gaf getuigenis aan zijn vrienden, zijn buren en zijn werknemers en leidde vele bijbelstudies bij deze mensen. In totaal waren er op drie van zijn studies 35 personen aanwezig en 14 van hen begonnen het goede nieuws bekend te maken. Hij wilde in juli gedoopt worden omdat hij het te lang vond duren tot de districtsvergadering in oktober. Dus werden er speciale regelingen getroffen voor de doop van tien personen, merendeels leden van zijn eigen gezin en mensen met wie hij studeerde. Hij betoonde zich ijverig voor de waarheid, en diende als „gemeentedienaar”, als stadsopziener voor Ponce en als vergaderingsopziener voor de kring. Sinds zijn pensionering is hij tevens gewone pionier.

BEREID TE DOEN WAT ZIJ KONDEN

Een stadje dat geen zendelingenhuis bezat, was Jayuya, een kleine gemeenschap hoog in de bergen in het midden van het eiland. De waarheid bereikte evenwel ook deze afgelegen plaats. Hoe? Door Aurea Cortés, die de waarheid had leren kennen in de Dominicaanse Republiek. Na haar terugkeer naar haar geboortedorp Jayuya deed zij wat zij kon om de bijbelse waarheid met anderen te delen. Zij sprak met haar vrienden en familieleden die niet ver van de stad op het platteland woonden. Tot hen behoorde de grote familie Pierluissi. Het meest geïnteresseerd waren enkele kinderen onder hen. Al gauw werden er in hun huis vergaderingen georganiseerd die door een van de zoons, Joaquín, geleid werden. Hij en zijn neef Ángel begonnen aan de velddienst deel te nemen.

Andere steden ontvingen eveneens getuigenis naarmate er verkondigers wegtrokken naar nieuwe gebieden. Tot hen behoorden twee van de eerste Getuigen in Arecibo, Alfonso López en zijn vrouw. Zij verhuisden naar Las Marías, een stadje in de bergen ten oosten van Mayagüez. Hun huis lag ongeveer 3 km buiten de stad en ongeveer 1 km van de grote weg aan een soms zeer modderig pad. De enige manier om zich te verplaatsen was te voet of met het openbaar vervoer. Het was een bejaard echtpaar, maar zij deden wat zij konden om het goede nieuws te verbreiden. Er werd veel zaad gezaaid en een deel daarvan droeg later vrucht. Mettertijd werden daar speciale pioniers heen gestuurd en nu is er een gemeente van zo’n vijftig verkondigers. Onder hen is een voormalige voorganger van de Evangelische Kerk, Jaime Custodio, alsook de vroegere burgemeester en zijn gezin, die allemaal van broeder Lopéz getuigenis hebben gehad. Zuster Lopéz, nu vergevorderd in jaren, doet nog steeds wat zij kan in Jehovah’s dienst.

WAAR DE VOORUITGANG AANVANKELIJK GERING WAS

Toen er in 1949 zendelingen werden toegewezen aan Caguas, werkten zij ijverig en hielden al snel vergaderingen in de voorkamer van hun zendelingenhuis. Niettemin vorderde het werk aanvankelijk langzaam. Het hart van velen die zich in het begin bij hen aansloten, bleek niet de juiste soort bodem te zijn, zodat zij er na verloop van tijd mee ophielden Jehovah te dienen. Ander zaad schoot echter wortel en leverde veelvoudig vrucht op.

Toen bijvoorbeeld Dolores Vázquez met de waarheid in contact kwam, studeerden zij en haar oudste dochter geregeld. Zo nu en dan deden ook haar drie oudste zoons mee met de studie. Dolores maakte goede vorderingen en bezocht weldra de vergaderingen. Zij wilde Jehovah’s goedkeuring niet alleen voor zichzelf maar ook voor haar gehele gezin. In de loop der jaren hebben bijna al haar zoons en dochters, alsmede hun gezinnen, het voorrecht aangegrepen de enige ware God te dienen. Meer dan dertig van haar zoons, dochters en kleinkinderen zijn opgedragen dienstknechten van Jehovah of hebben een aandeel aan de prediking van het goede nieuws. Twee van haar zoons en één kleinzoon dienen nu als ouderling.

De zendelingen zetten hun werk in Caguas vele jaren voort, en met veel geduld begon de gemeente te groeien. Nu zijn er dertien gemeenten in Caguas en ook in naburige steden zijn gemeenten ontstaan.

Ten westen van San Juan, in Bayamón, duurde het een aantal jaren voordat de groei werkelijk waarneembaar werd. O zeker, gedurende het eerste jaar van zendingsactiviteit in dat gebied, dat bekend is om zijn veefokkerijen, leverden negen verkondigers bericht in. Na vier jaar was dat aantal gestegen tot 66. Maar het jaar daarop daalde het tot 31. Toen begon de stad te groeien doordat er nieuwe woongedeelten werden bijgebouwd. Velen die daarheen verhuisden, hadden geen familie in de buurt, zodat degenen die met waardering naar de Koninkrijksboodschap luisterden zich er meestal niet zo druk om maakten of anderen er wel over te spreken waren. Dat stadje van 15.000 inwoners is zeer snel uitgegroeid tot een stad met een bevolking die nu ongeveer 200.000 personen telt. Tegenwoordig heeft Bayamón 21 gemeenten en er zijn er nog vele meer in omliggende steden.

DOORDRINGEN IN EEN BOLWERK VAN SPIRITISME

Ook La Ciudad de los Brujos (De stad van de Tovenaars) heeft de gelegenheid gekregen de Koninkrijksboodschap te horen. Daar in Guayama aan de zuidkust houdt het spiritisme de mensen stevig in zijn greep. Enige vooraanstaande zakenlieden en leidinggevende burgers zijn spiritisten.

George Snodgrass, een zendeling, kwam in contact met de voorzitter van de spiritistische beweging aldaar en werd uitgenodigd om in de spiritistentempel de bijbelse zienswijze inzake spiritisme voor hun leden uiteen te zetten. Omdat George slechts een beperkte kennis van het Spaans bezat, vroeg hij Ivan Truman, een zendeling die in Caguas diende, om de toespraak te houden. Op een bepaald punt tijdens het programma werd een van de leden erg opgewonden, begon de spreker in de rede te vallen en protesteerde krachtig tegen de uitspraken die werden gedaan. Hij werd echter door degene die de leiding had tot bedaren gebracht en broeder Truman mocht zijn lezing afmaken. Er werd een goed getuigenis gegeven.

Langzaam begon de gemeente van Jehovah’s Getuigen in Guayama te groeien. Een bejaarde broeder, Pablo Bruzaud, die de waarheid in de Dominicaanse Republiek had leren kennen, keerde naar zijn geboortestad terug en pionierde daar vele jaren tot aan zijn dood. Wat later keerde ook Randy Morales, die de waarheid in New York had leren kennen, naar Guayama terug en werd pionier. Naderhand bezocht hij de Gileadschool en nu dient hij als een lid van het bijkantoorcomité op Porto Rico.

DE RADIO HELPT HET GOEDE NIEUWS TE VERBREIDEN

De radio is op Porto Rico op grote schaal gebruikt om de Koninkrijksboodschap bekend te maken. Vaak werden de openbare lezingen die op de congressen werden gehouden via de radio uitgezonden zodat het gehele eiland desgewenst de bijbelse boodschap kon horen.

Er is een tijd geweest dat wel zestien radiostations de Koninkrijksboodschap uitzonden. Dit heeft in het bijzonder op het platteland mensen geholpen de waarheid te leren kennen. Toen de Getuigen tot geïsoleerde gebieden begonnen door te dringen, waren de mensen ontvankelijk omdat zij de boodschap reeds via de radio hadden gehoord. Wegens de gestegen exploitatiekosten gingen echter bijna alle radiostations ertoe over betaalde programma’s te vragen, en daarom besloten wij onze middelen aan te wenden om de mensen op een meer persoonlijke basis te benaderen.

EEN TRAGISCH ONGEVAL

In 1952 maakten Leo en Eunice Van Daalen, die tot de eerste zendelingen op Porto Rico behoorden, plannen om direct na de Gedachtenisviering hun familie in de Verenigde Staten te gaan bezoeken. Dit zou voor hun ongeveer twee jaar oude zoontje Mark zijn eerste reis zijn. Doch bijna onmiddellijk nadat hun vliegtuig van de luchthaven Isla Grande was opgestegen, kwam het in moeilijkheden te verkeren. Binnen enkele minuten stortte het zo’n 8 km uit de kust neer in de Atlantische Oceaan. Zowel Leo als Eunice verloren het leven. Er werd bericht dat Eunice onder water verdween nadat zij haar reddingsgordel aan een vrouw had gegeven die niet kon zwemmen. Verbazingwekkend genoeg werd hun tweejarige zoontje opgepikt terwijl hij op de golven ronddobberde. Hij werd later door zijn tante in de Verenigde Staten geadopteerd en is tot op deze dag een getrouwe Getuige.

De Van Daalens waren bekende personen op Porto Rico en dus gaven de plaatselijke kranten veel publiciteit aan wat hen was overkomen. Dit opende de weg om met veel mensen te spreken over de schriftuurlijke hoop op de opstanding die de Van Daalens hadden gekoesterd.

FELLE TEGENSTAND IN COROZAL

In een aantal plaatsen was er hevige tegenstand tegen de activiteit van Jehovah’s Getuigen, wat hun werk evenwel niet deed ophouden. Corozal, een stadje in de bergen ten zuidwesten van San Juan, was zo’n plaats.

Voordat Rosaura Fuentes leerde wat de bijbel over het aanbidden van beelden zegt, had zij een katholieke groepering toestemming gegeven in verband met de aanbidding van Maria een beeld van de Maagd naar haar huis te brengen. Zodra zij echter te weten kwam hoe God dit gebruik beziet, schreef zij de groepering dat zij het beeld niet moesten brengen (1 Kor. 10:14). Toen dit de priester ter ore kwam, bracht hij haar onmiddellijk een bezoek om haar ervan af te brengen verder met de Getuigen de bijbel te bestuderen. Om haar te intimideren, stelde hij daarna op een nabijgelegen huis een luidspreker op en via deze luidspreker keerde hij zich tegen de Getuigen en veroordeelde deze dame in het openbaar. In plaats van te capituleren, bleef zij echter toenemen in kennis van God. Niet lang daarna bezocht Soledad González, een speciale pionier, haar om haar te versterken en mee te nemen in de velddienst.

Toen werd er besloten om een serie openbare bijbelse toespraken te houden op het openbare plein van Corozal, vlak naast de kerk. Dit maakte de priester werkelijk woedend. Hij stormde de kerk uit, kwam op de spreker af en schudde zijn vuist tegen de spreker. De week daarop besloot de priester zijn eigen lezing te houden en met de luidsprekers op volle sterkte begon hij tegen de broeders uit te varen in een poging degene die toen op het plein een openbare lezing hield, te overstemmen. Dit alles hielp er alleen aan mee onze nieuwe zuster te sterken. Hoewel de mensen in dit stadje over het algemeen bevreesd waren, begonnen sommigen toch te luisteren, onder wie een gezin waarvan twee dochters later in de speciale pioniersdienst gingen. Tegenwoordig is er in Corozal een Koninkrijkszaal van waar uit twee gemeenten hun bediening verrichten.

HET VERSCHIL WAS ZICHTBAAR

Tegen 1952 waren er negentien gemeenten op het eiland en er zouden er nog meer komen. In zekere zin droegen de over het gehele eiland gehouden gouverneursverkiezingen tot de toenmalige expansie bij. Hoe dat zo? Het was een felle verkiezingsstrijd, waaraan de Katholieke Kerk openlijk deelnam terwijl ze later zelfs een eigen partij oprichtte, de zogenoemde Christelijke Actie Partij. Twee bisschoppen spraken zich duidelijk ten gunste van een van de kandidaten uit en bestreden de heersende Democratische Volkspartij.

Veel oprechte katholieken waren sterk tegen deze inmenging van religie in de politiek gekant en zij steunden de Democratische Volkspartij, die met een ruime meerderheid won. Wat er tijdens die verkiezingscampagne plaatsvond, leidde ertoe dat heel wat oprechte katholieken de kerk verlieten. Sommigen van hen luisterden naar de waarheid en werden dienstknechten van Jehovah. Zij konden duidelijk het verschil zien tussen degenen die werkelijk afgescheiden waren van de wereld, zoals volgens Jezus zijn volgelingen zouden zijn, en degenen die dit niet waren (Joh. 17:16). Anderen die vroeger onaangenaam tegen de Getuigen waren geweest, betoonden zich nu ontvankelijker.

DE SIBIA BEREIKT TORTOLA

In september 1952 begon het Portoricaanse bijkantoor het opzicht te voeren over de Koninkrijksprediking op de Britse Virgin Islands, die noordoostelijk van de Amerikaanse Virgin Islands liggen. Ongeveer dertig eilanden en eilandjes maken deel uit van deze Britse eilanden, maar alleen de grotere zijn bewoond: Tortola met een bevolking van zo’n 9000, Virgin Gorda met zo’n 1000, de eilanden Jost Van Dyke, Anegada, Peter Island en Salt Island met een paar honderd bewoners. Ze vormen te zamen een Britse kolonie met een door de Kroon aangestelde gouverneur, maar wat hun handelsbetrekkingen en andere contacten betreft, zijn ze voor het grootste deel op de Verenigde Staten georiënteerd.

Vele jaren voor de Tweede Wereldoorlog was er op Tortola enig predikingswerk verricht. De Britse regering vaardigde echter tijdens de oorlog een verbod op de lectuur van het Genootschap uit. Later, in 1949, deed de zendelingenboot de Sibia Roadtown op Tortola aan. Ongeveer twee maanden lang predikten de vier broeders die deze boot bemanden tot de bevolking. Vroeg in de morgen verlieten zij de boot en kwamen dan vaak pas na een dag van wel tien uur prediken terug. ’s Avonds hielden zij openbare lezingen in de stad, soms iedere avond. Gewoonlijk werden ze in de open lucht gehouden, onder een boom, met een gaslantaarn als verlichting. Soms werd er van een muziektent gebruik gemaakt. Honderden personen kwamen luisteren en de vragen die na afloop werden gesteld en besproken, namen dikwijls nog meer tijd in beslag dan de lezing zelf.

De Sibia bracht nog tweemaal een bezoek aan Tortola, in 1950 en in 1951. De geestelijken ergerden zich hier natuurlijk aan en probeerden twistgesprekken uit te lokken. Een prediker van de zevendedagadventisten werd zelfs zo woedend toen broeder Parkin niet met hem in discussie wilde gaan, dat hij broeder Parkin letterlijk op de rug sprong en hem met geweld trachtte terug te sleuren om de discussie voort te zetten. Onze broeders vermeden wijselijk zulke debatten.

HULP VAN ZENDELINGEN UIT DE DOMINICAANSE REPUBLIEK

Toen de eerste-eeuwse christenen in Jeruzalem ten gevolge van hevige tegenstand naar andere gebieden verstrooid werden, resulteerde dit in een verdere verbreiding van het goede nieuws (Hand. 8:1, 4). Op overeenkomstige wijze droeg het feit dat de Dominicaanse Republiek het werk van Jehovah’s Getuigen verbood en de zendelingen uitwees, bij tot de groei van het Portoricaanse veld.

Op 3 augustus 1957 arriveerden tien van deze zendelingen op de luchthaven Isla Verde in San Juan. Het waren vier echtparen — Lennart en Virginia Johnson, Raymond en Rhudelle Johnson, George en Nellie Droge, en Roy en Juanita Brandt — en twee ongehuwde zusters — Kathryn Glass en Dorothy Lawrence. Zij werden al snel aan verschillende steden op het eiland toegewezen en er werden nieuwe zendelingenhuizen geopend.

Een van deze zendelingen, Raymond Johnson, diende maar kort in zijn nieuwe toewijzing in Caguas. Op een ochtend bracht hij samen met zijn vrouw een laatste van-huis-tot-huisbezoek en vlak nadat hij een „God zij waarachtig”-boek had verspreid, ging hij in een stoel zitten en overleed aan een hartaanval. Op zijn begrafenis waren 192 personen aanwezig en er werd een goed getuigenis gegeven, zoals ook hijzelf gedurende zijn leven een getrouw getuigenis gegeven had.

OP WEG NAAR DE INTERNATIONALE „GODDELIJKE WIL”-VERGADERING

Het jaar 1958 gaf veel activiteit op Porto Rico te zien. De broeders waren vooral blij dat drie pioniers van Porto Rico in de gelegenheid waren de zendelingenschool Gilead te bezoeken. Zij zaten in de klas die tijdens de internationale „Goddelijke wil”-vergadering in het Yankee Stadium (New York) gradueerde. Maar zij waren niet de enige aanwezigen uit dit deel van de wereld.

Ongeveer 400 broeders en zusters van Porto Rico en de Virgin Islands ondernamen de reis naar New York om dit historische congres bij te wonen. Zij vormden bij benadering een vijfde van alle verkondigers die hier toentertijd waren. Er waren verscheidene chartervliegtuigen nodig voor hun vervoer. Toen deze groep terugkeerde, waren zij vol enthousiasme en popelden van verlangen om hun deel te doen in het predikingswerk.

Porto Rico had in september in Caguas zijn eigen „Goddelijke wil”-vergadering, een zesdaags congres met in grote trekken hetzelfde programma als in New York geboden was. Daarna hadden alle verkondigers het erg druk met de verspreiding van de speciale resolutie die op het congres was aangenomen. Die resolutie bevatte een beknopte uiteenzetting van waarheden die mensen overal ter wereld moeten weten. In totaal werden er zo’n 200.000 exemplaren op heel Porto Rico verspreid.

OOK ST. CROIX LOOFT JEHOVAH

Het grootste eiland van de Virgin Islands is St. Croix, 64 km ten zuiden van de hoofdgroep gelegen. Toen Edwin Bobb en zijn vrouw daarheen gingen om de Koninkrijksboodschap bekend te maken, reageerden sommigen met waardering en in 1949 werd de eerste gemeente van Jehovah’s Getuigen daar opgericht. Later bouwden Ted Klein en zijn vrouw samen op dat fundament. Er kwamen ook andere broeders uit de Verenigde Staten om aan het werk deel te nemen. Als gevolg daarvan zijn er thans vier gemeenten, twee Engelse en twee Spaanse, die verenigd Jehovah loven.

VERANDERINGEN IN EEN GROEIENDE ORGANISATIE

Tegen het eind van de jaren ’50 had de organisatie hier vaste voet gekregen. De zendelingen waren zeer geliefd en hun werk werd bijzonder gewaardeerd. Maar nu was de tijd aangebroken dat het mogelijk en nuttig bleek velen van hen vanuit Porto Rico naar andere gebieden over te plaatsen. Daarom kregen enkelen een nieuwe toewijzing in Argentinië. Anderen gingen naar de Dominicaanse Republiek, aangezien het verbod daar was opgeheven en er nog veel werk te doen was.

Er kwamen ook veranderingen in de organisatie van het bijkantoor. Donald Elder was assistent-bijkantooropziener geweest, maar wegens de slechte gezondheid van zijn vrouw moesten zij in april 1960 vertrekken, en hij werd vervangen door Ronald Parkin. Toen broeder Parkin in 1962 de speciale tien maanden durende Gileadcursus volgde, werd Lennart Johnson naar het bijkantoor geroepen om Emil Van Daalen te assisteren, die daar de afgelopen acht jaar het toezicht op het werk had gehad. Nadat Emil in 1963 de speciale Gileadcursus had bijgewoond, kreeg hij een andere toewijzing, namelijk op de Bahama’s, en werd aan broeder Parkin de verantwoordelijkheid voor het bijkantoor op Porto Rico toevertrouwd.

BLOEDTRANSFUSIES OP BEVEL VAN DE RECHTBANK

Het geloof van veel getuigen van Jehovah op Porto Rico is op de proef gesteld omdat zij het bijbelse gebod ’zich te onthouden van bloed’ ter harte hebben genomen (Hand. 15:28, 29). De meesten hebben onwankelbaar vastgehouden aan hun besluit Jehovah’s gebod te gehoorzamen. Enkelen hebben een compromis gesloten. Een groot aantal heeft op bevel van de rechtbank onder dwang bloed toegediend gekregen. Hoe is dit in zijn werk gegaan? De arts of een familielid ging dan naar een rechter om van hem een bevel tot het toedienen van bloed te verkrijgen, ondanks de bezwaren van de patiënt of degenen die voor hem verantwoordelijk zijn. Deze procedure werd gevolgd zelfs al had de patiënt een verklaring ondertekend waarin hij verzocht geen bloed te gebruiken en waarin het ziekenhuis en de artsen ontheven werden van de aansprakelijkheid voor eventuele, aan deze weigering toegeschreven complicaties.

Tegenover zo’n situatie kwam Ana Paz de Rosario te staan. In 1961 kreeg zij tijdens haar zwangerschap van haar arts te horen dat er een operatie nodig was, omdat anders zowel zijzelf als haar baby hoogstwaarschijnlijk zouden sterven. Zij werd in het ziekenhuis opgenomen en wachtte al op de operatie toen de arts woedend werd omdat zij bloedtransfusie weigerde. Er werd dadelijk telefonisch contact opgenomen met dr. Basilio Dávila, die zich in een ander deel van het ziekenhuis bevond. Deze stemde erin toe haar te opereren. Hoewel haar bloedgehalte erg laag bleek te zijn, was de operatie succesvol. Later is de baby echter helaas gestorven.

Onze zuster was al weer thuis toen er complicaties optraden. Zij moest terug naar het ziekenhuis. Haar neef besloot dat zij bloed nodig had en dus ging hij, via een advocaat, naar een rechter. Zonder de verantwoordelijke arts te raadplegen, vaardigde de rechter een bevel uit tot het toedienen van een bloedtransfusie en liet zelfs een politieagent sturen om erop toe te zien dat dit vonnis werd uitgevoerd. Er werd echter een ander gerechtelijk bevel aangevraagd dat het bevel van de eerste rechter ongedaan zou maken, maar die rechtshandeling bleek overbodig omdat volgens de arts bloedtransfusie niet noodzakelijk was. Zij herstelde voorspoedig.

Vijftien jaar later, in 1976, werd zij opnieuw ziek en ging naar het ziekenhuis voor een onderzoek. Er werd ontdekt dat zich gangreen had ontwikkeld in haar dikke darm en het aangetaste gedeelte zou verwijderd moeten worden. De arts stemde erin toe zonder bloedtransfusie te opereren. De operatie werd uitgevoerd en zij was herstellende, hoewel haar toestand nog kritiek was.

Maar hetzelfde familielid dat vijftien jaar daarvoor het gerechtelijk vonnis had verkregen, hoorde van haar ziekte en ging onmiddellijk op dezelfde wijze als destijds te werk, vastbesloten haar te dwingen bloed te aanvaarden. Opnieuw werd er contact opgenomen met de rechter en werd er een vonnis uitgevaardigd zonder de arts te raadplegen. Toen de arts verklaarde dat hij de operatie reeds had verricht en dat er geen noodzaak bestond voor een bloedtransfusie, werd er bevel gegeven tot zijn arrestatie. Hoewel hij uitlegde waarom hij geen bloed had toegediend, werd er een nieuw gerechtelijk bevel uitgevaardigd voor het ziekenhuis om tegen de wensen van de patiënt in, bloed toe te dienen. Om dit vonnis uit te voeren, werden er vijf gewapende politieagenten naar het ziekenhuis gestuurd. Toen zuster Rosario de mannen zag, schreeuwde zij: „Doe me dit niet aan! Ik ben geen misdadigster!” Maar zij werd snel overmeesterd. Zij bonden haar handen en voeten aan het bed vast en gaven haar een gedwongen transfusie, waarbij zij zelfs haar hals opensneden om haar halsader te bereiken ten einde haar het bloed toe te dienen, aangezien zij niet in staat waren dit via haar arm te doen. Hierop raakte zij in een shocktoestand en zij is nooit meer bij bewustzijn gekomen.

Details van deze laffe daad tegen de gewetensvrijheid en menselijke waardigheid werden in de Ontwaakt! van 22 mei 1977 (de Nederlandse uitgave van 8 september 1977) gepubliceerd. Exemplaren hiervan werden persoonlijk aan alle artsen, verpleegsters, advocaten en rechters op Porto Rico aangeboden, en deze uitgave werd op grote schaal op heel het eiland verspreid.

Er zijn hier enkele artsen die erin toestemmen zonder bloed te opereren. Het bijkantoor heeft een lijst van deze artsen en verwijst de broeders naar hen als zij in deze kwestie om hulp vragen. Niettemin wordt er nog steeds melding gemaakt, dikwijls in de openbare pers, van gevallen waarbij bloedtransfusie op bevel van de rechtbank wordt toegediend ondanks de bezwaren van de patiënt. In veel van deze gevallen gaat het om minderjarigen, die volgens veel artsen en rechters geen zeggenschap hebben over hun eigen lichaam, en een aanzienlijk aantal gevallen betreft volwassenen. In een poging dit tegen te gaan, leggen heel wat Getuigen voordat zij het ziekenhuis ingaan een beëdigde verklaring af, opdat het ziekenhuispersoneel hun wens om geen bloed te ontvangen, zal eerbiedigen.

HINDERNISSEN DIE IN ZEGENINGEN VERANDERDEN

In 1963 heerste er grote opwinding omdat veel broeders voorbereidingen troffen om weer een internationaal congres in het Yankee Stadium in New York bij te wonen. Dit keer konden ongeveer 500 personen van deze grootse belevenis genieten. Vervolgens werd hetzelfde onderwijs gegeven op een van 3-6 oktober in Ponce gehouden congres.

Eigenlijk zou het congres een week eerder gehouden zijn. Maar een machtige organisatie van koffieplanters had het honkbalpark in Ponce besproken en bij vergissing was het terrein op dezelfde datum zowel aan de Getuigen als aan de vereniging van koffieplanters toegezegd. Het parkbestuur vroeg de Getuigen daarom hun congres te verzetten. Het was een heel werk deze verandering door te voeren en de broeders in te lichten. Het is echter interessant dat juist in de week waarin de koffieplanters hun congres hielden, een kleine orkaan Ponce op korte afstand passeerde, waardoor de wegen onbegaanbaar werden. Het weekeind daarop was het weer precies goed voor ons congres.

Vervolgens vernamen wij dat de gouverneur van Porto Rico een speciale honkbalwedstrijd op het programma had staan voor de donderdagavond. Welnu, ook dat vereiste extra werk van onze zijde. Ons avondprogramma werd verschoven naar de vrijdagmorgen. Na afloop van het middagprogramma werd het podium verwijderd en ontruimden de broeders het stadion. Toen reed rond 6 uur ’s avonds een grote vrachtwagen tegen een lichtmast in de buurt en stelde de transformator buiten werking. Er was die donderdagavond geen elektriciteit in het park, en dus geen honkbalwedstrijd en ook geen grote hoeveelheid rommel die wij naderhand moesten opruimen.

DIENEN WAAR DE BEHOEFTE GROTER IS

Tegen 1964 leverden op Porto Rico zestig gemeenten bericht in. Veel van deze gemeenten werden gevormd als gevolg van het werk van speciale pioniers. Gedurende de jaren ’60 namen veel geboren Portoricanen, zowel broeders als zusters, de speciale pioniersdienst op zich. Omdat zij onder de bevolking waren opgegroeid, werden zij in sommige gemeenschappen gemakkelijker geaccepteerd dan de zendelingen. Deze speciale pioniers werden toegewezen aan de kleinere steden waar geen zendelingen waren, en in sommige gevallen vervingen zij zendelingen die ergens anders een toewijzing kregen. Op die manier ontstonden er gemeenten in Isabela, Yauco, Arroyo, Ceiba, Dorado, Corozal, Naranjito en vele andere steden.

Ten einde deze nieuwe gemeenten op te bouwen en andere te organiseren, werden verkondigers ertoe aangemoedigd vanuit de grotere steden te verhuizen naar plaatsen waar de behoefte groter was. Tot degenen die aan deze uitnodiging gehoor gaven, behoorden broeder en zuster Bonifacio Ríos, die van San Juan verhuisden naar Aguas Buenas in de bergen ten westen van Caguas. Door zich samen in te zetten, slaagden zij erin een boekstudiegroep op te richten; daarna werden er regelingen getroffen voor een geregelde Wachttoren-studie. Ten slotte werd er in november 1963 een gemeente gevormd.

Zuster Ríos was al pionierster. Na verloop van tijd kreeg ook broeder Ríos een aanstelling en de twee werden speciale pioniers op het eiland Vieques voor de zuidoostkust van Porto Rico. Nu zijn zij in de kringdienst.

Ook Manfredo Vencebí was iemand die wilde dienen waar zijn hulp het meest nodig was. Dus verlieten hij en zijn vrouw samen met hun zoontjes New York, waar zij de waarheid hadden leren kennen, en vestigden zich in Guayanilla. Hoewel broeder Vencebí een gezin had, was hij toch in staat als speciale pionier te dienen. Nadat er in Guayanilla een gemeente was opgericht, verhuisden zij naar Guánica om de gemeente daar te helpen versterken. Toen toegenomen gezinsverplichtingen Manfredo noodzaakten met de speciale pioniersdienst op te houden, verbond hij zich als gewone pionier met de gemeente Yauco. Van daar uit verhuisde het gezin naar Canóvanas om die gemeente op te bouwen. Hun drie zoons zijn inmiddels volwassen. Allemaal hebben zij op Brooklyn Bethel gediend, en een van hen is daar samen met zijn vrouw nog steeds. Wat Manfredo betreft, dat verlangen om te dienen waar de behoefte groter is, heeft niets aan kracht ingeboet. Hoewel hij nog een dochter in de tienerleeftijd groot te brengen heeft, is hij kringopziener.

EEN INTERNATIONAAL CONGRES — WAAR MOET HET GEHOUDEN WORDEN

Het jaar 1966 bracht grote opwinding op Porto Rico en de Virgin Islands. Waarom? Omdat Porto Rico was uitgekozen als locatie voor een congres in een reeks internationale congressen die in Centraal- en Zuid-Amerika gehouden zou worden, en waarbij dit eiland in januari 1967 aan de beurt zou zijn.

Maar welke faciliteiten zouden hiervoor geschikt zijn? Slechts twee plaatsen boden voldoende ruimte. Een daarvan was het grote, nieuwe Hiram Bithorn Municipal Stadium. De andere een in verval geraakt stadion, het Sixto Escobar. Er werden regelingen getroffen om het Hiram-Bithornstadion te gebruiken. Alles leek goed te gaan, totdat iemand zich realiseerde dat de honkbalfinales precies in de week van het congres gespeeld zouden worden. Dus werden er vervolgens pogingen in het werk gesteld om het oudere stadion te gebruiken. Toen de parkbeheerder hiervan hoorde, keurde hij het echter af. Hij was van mening dat het niet gepast was personen van over de hele wereld naar een stadion te laten komen dat niet veel meer was dan een vervallen ruïne.

Ten slotte werd in vertrouwen op Jehovah besloten nog éénmaal te trachten het Sixto-Escobarstadion te huren. Er werd een gebed opgezonden tot Jehovah en daarna pakte broeder Parkin de telefoon en belde het hoofd van het parkbestuur. Toen de telefoon overging, stond deze persoon, Julio Monagas, er vlak naast. De secretaris overhandigde hem het toestel en op het horen van ons laatste dringende verzoek gaf hij zijn toestemming. Wat een vreugde heerste er op het bijkantoor! Niettemin wachtte ons een enorme hoeveelheid werk om het terrein te reinigen en toonbaar te maken voor de broeders en zusters die verwacht werden.

Dit congres bleek voor Porto Rico het grootste te zijn tot op die tijd. Er kwamen 3000 bezoekers uit de Verenigde Staten en een aantal uit andere Caribische landen. Het was een enorm karwei om hen allen te verzorgen. Het hele programma werd zowel in het Engels als in het Spaans geboden. Voor het eerst maakten bijbelse drama’s deel uit van het programma, en dezelfde spelers voerden de drama’s op voor beide taalgroepen. Alles verliep die vijf dagen soepel en iedereen was verrukt over het totale aantal van 8604 bezoekers op de laatste dag. Dezen waren afkomstig uit negentien landen en eilanden der zee.

EXPANSIE VEREIST NIEUWE BIJKANTOORFACILITEITEN

Congressen zijn altijd mijlpalen geweest in onze theocratische geschiedenis. En op het congres in 1968 ontvingen wij een publikatie die een machtig instrument is gebleken om rechtgeaarde mensen te helpen zich de waarheid eigen te maken. Dat was het studieboek De waarheid die tot eeuwig leven leidt. Dit boek, door de broeders betiteld als “​la bomba azul” (de blauwe bom), werd voor de geestelijken van de christenheid iets waarvoor zij doodsbenauwd waren. Na de vrijgave ervan schoot de boekverspreiding in één jaar tijd omhoog van 64.000 tot 167.000, en het aantal huisbijbelstudies nam toe tot één per verkondiger. Er is haast geen huisgezin op Porto Rico dat dit boek niet heeft.

Er kwam op Porto Rico zoveel lectuur binnen van de drukkerij van het Genootschap in Brooklyn dat er gewoon niet genoeg ruimte was om alles op te slaan tot het naar de gemeenten gebracht kon worden. De garages aan de achterzijde van het Bethelhuis waren omgebouwd tot een magazijn, maar nu puilde dit uit. Zelfs aan weerszijden van de oprit naar het bijkantoor stonden dozen met boeken. Daarom kregen wij van het hoofdbureau van het Genootschap toestemming om uit te zien naar een stuk grond om een nieuw bijkantoor annex Bethelhuis en Koninkrijkszaal te bouwen.

Het nieuwe gebouw werd geheel door broeders opgetrokken. Een aantal werkte alle dagen; ’s avonds en in de weekeinden kwamen dan nog eens honderden vrijwilligers. Zo’n zestien gemeenten maakten om beurten het middagmaal voor de werkers klaar. Op 29 april 1969, na zeven maanden hard werken, verhuisde het bijkantoor naar de ruime, nieuwe faciliteiten. Een paar dagen later was broeder Knorr aanwezig om een aandeel te hebben aan het inwijdingsprogramma.

KONINKRIJKSZALEN OM IN TE VERGADEREN

Omdat de gemeenten snel groeiden en er nieuwe werden gevormd, was er een steeds toenemende behoefte aan geschikte vergaderruimten. Aanvankelijk kwamen de gemeenten in particuliere huizen bijeen. Naarmate de gemeenten groeiden, werden er zalen gehuurd. Sommige verkeerden in zo’n slechte staat dat er heel wat werk in ging zitten om ze weer toonbaar te maken. In Mayagüez werd een grote zaal gehuurd boven een schoenenzaak met de naam La Gloria, zodat de vergaderplaats van de broeders daar bekend kwam te staan als Los altos de la Gloria (De hoge plaats der heerlijkheid).

Vervolgens begonnen gemeenten hun eigen Koninkrijkszaal te bouwen. De eerste door de broeders gebouwde zaal op Porto Rico was waarschijnlijk die in Saint Just, een plattelandsgemeente in de buurt van de stad Carolina. Sedertdien hebben andere gemeenten ofwel hun eigen zaal gebouwd, ofwel een huis of een ander bestaand gebouw verbouwd en veranderd in een gerieflijke en aantrekkelijke vergaderplaats. Tot op heden zijn er door de broeders op Porto Rico en de Virgin Islands ongeveer 140 Koninkrijkszalen gebouwd. Kortgeleden werden er in Levittown op hetzelfde stuk grond twee Koninkrijkszalen haaks op elkaar gebouwd; elk daarvan wordt door twee gemeenten gebruikt. En in Ponce werd een groot gebouw van twee verdiepingen verbouwd, met op elke verdieping een Koninkrijkszaal, om nog eens vier gemeenten onder te brengen. In Bayamón is nu op één groot stuk grond een complex van drie Koninkrijkszalen gebouwd om in de behoeften van de Getuigen in dat gebied te voorzien.

INTERNATIONAAL CONGRES IN 1973

In 1973 werd overeengekomen dat wij het Hiram Bithorn Municipal Stadium konden gebruiken voor een internationaal congres van Jehovah’s Getuigen. Het merendeel van de bezoekers kwam uit de Verenigde Staten, met dertien grote chartervliegtuigen van de Pan American Airways. Anderen kwamen van verscheidene Caribische eilanden. Het was een kolossaal karwei de broeders van de luchthaven naar hun hotel en dagelijks van en naar het congres te vervoeren. Ook werden er speciale tours georganiseerd zodat de bezoekers iets van de interessante dingen in San Juan en op het platteland konden zien. Een van de tours bracht de broeders naar de beroemde berg El Yunque, die een gemiddelde regenval heeft van circa 510 cm per jaar en een weelderige vegetatie die nergens anders in de wereld wordt aangetroffen.

Voor zover kon worden vastgesteld, waren er meer dan 7000 bezoekers. Naast het gewone programma waren er speciale programmaonderdelen in het Engels waarin broeders van de diverse Caribische landen die vertegenwoordigd waren, alsook van Porto Rico, de bezoekers op interessante wijze lieten zien wat er ter bevordering van de Koninkrijksprediking in hun respectieve landen gedaan was.

Ondanks de hevige regen op de laatste dag bleek dit het grootste congres te zijn dat tot op die tijd ooit op Porto Rico was gehouden. De regen die met bakken uit de hemel viel, maakte het effect van het drama over de dagen van Noach des te realistischer. Het stadion beschikt over ongeveer 15.000 zitplaatsen, maar er waren in het overvolle stadion en op het terrein voor het Engelse programma in totaal 30.840 personen bijeen. Nog korter geleden, in 1983, was het zelfs zonder de grote groepen afgevaardigden uit diverse landen nodig drie stadions tegelijkertijd te gebruiken om de grote menigten die naar deze bijeenkomsten van Jehovah’s volk stromen, onder te brengen!

VERBAZINGWEKKENDE TOENAME IN VERKONDIGERSAANTAL

De jaren ’70 gaven een geweldige toename in het aantal Koninkrijksverkondigers te zien. Het dienstjaar 1970 begon met 5530 verkondigers. Tegen maart 1971 waren dat er 8000. Ten tijde van het internationale congres van 1973 was dit aantal gestegen tot 11.206. Iedere maand werden er nieuwe gemeenten gevormd. In juni 1977 werd een hoogtepunt van 16.761 verkondigers bereikt. Daarna kwam er enige achteruitgang.

Een aantal verkondigers diende Jehovah blijkbaar niet met de eeuwigheid voor ogen, maar met het jaar 1975 in gedachten. Toen hun verwachtingen met betrekking tot dat jaar niet uitkwamen, verkoelde hun liefde voor Jehovah en verlieten zij zijn organisatie. Het verkondigersaantal liep terug tot 14.775 in augustus 1978, een achteruitgang van bijna 2000 in een jaar. De teruggang hield drie jaar aan. Er kwamen wel nieuwelingen bij, maar het aantal dat wegging, was groter. Afgezien daarvan verhuisden er ook velen wegens de moeilijke economische situatie op Porto Rico naar de Verenigde Staten. Eindelijk werd in januari 1982 weer een nieuw hoogtepunt in verkondigers bereikt.

Sindsdien heeft het Koninkrijkswerk een nieuwe impuls gekregen. Er zijn nu meer dan 21.700 verkondigers. En het getuigenis is intensiever geworden naarmate er meer pioniers kwamen. Sinds 1982 is het totale aantal gewone pioniers meer dan verdubbeld. Er staan op Porto Rico elke maand gemiddeld 1535 verkondigers in de volle-tijddienst, de hulppioniers inbegrepen. Op de Virgin Islands is eveneens bijna 10 procent van de verkondigers in de pioniersdienst, en de ijverige Koninkrijksverkondigers op deze eilanden besteedden er vorig jaar meer dan 110.000 uren aan om een openbare bekendmaking te doen van hun vertrouwen in Gods koninkrijk als de enige hoop voor de mensheid.

DE BEHOEFTE AAN GESCHIKTE CONGRESHALLEN

Reeds vele jaren zijn de kringvergaderingen een vast onderdeel van de Koninkrijksactiviteit. In de beginperiode werden voor dit doel kleine zalen gehuurd. Toen wij in aantal toenamen en de gemeenten groter werden, werd gebruik gemaakt van kleine honkbalparken zoals die in bijna elke stad op Porto Rico te vinden zijn. Deze mogen kosteloos gebruikt worden, maar het vergde een enorme hoeveelheid werk om ze toonbaar te maken voor een kringvergadering. Vaak moesten er stoelen gehuurd en per vrachtauto naar het terrein gebracht worden om in extra zitplaatsen te voorzien. Faciliteiten voor de cafetaria moesten worden geïnstalleerd. Al dagen van tevoren waren de broeders hard aan het werk. Soms werden er grote hallen gehuurd, maar gewoonlijk waren dit alleen maar kale ruimten; verder moest alles nog geïnstalleerd worden. Eenmaal werd er zelfs een kringvergadering gehouden op het stadsplein, met het stadhuis aan de ene en de katholieke kerk aan de andere kant. Dikwijls verstoorde het regenweer onze kringvergaderingen.

Naarmate de tijd verstreek, werd zelfs het huren van die faciliteiten steeds moeilijker. Herhaaldelijk gebeurde het dat, wanneer wij een honkbalpark hadden besproken, later de regelingen ongedaan werden gemaakt om aan een sportevenement de voorrang te geven. Daarom begonnen de broeders er ernstig over te denken hun eigen congreshallen te bouwen.

Er werd een stuk grond gekocht aan de zuidkust, tussen Ponce en Mayagüez. Verscheidene jaren, terwijl de broeders het benodigde kapitaal bijeenbrachten en de hal bouwden, vergaderden zij onder een metalen afdak op het bouwterrein, zoals zij dat ook zo vaak in honkbalparken hadden gedaan. Maar hier hoefden zij niet elke vergadering opnieuw alles op te bouwen en af te breken. Nu hebben zij een prachtige congreshal die plaats biedt aan meer dan 1000 personen.

Ten oosten van Arecibo pachtten de broeders een stuk grond, waar zij tijdelijke voorzieningen aanbrachten om er grote vergaderingen te kunnen houden totdat zij konden gaan bouwen. Het terrein bleek voor permanent gebruik echter niet geschikt te zijn, dus zocht men verder. Ten slotte werd in 1976 grond gekocht in de omgeving van Caguas, vlak naast een verbindingsweg die werd aangelegd tussen Ponce en San Juan. Na verloop van tijd verrees hier een gerieflijke congreshal met 1500 zitplaatsen.

In deze twee congreshallen kunnen nu alle kringvergaderingen van Porto Rico gehouden worden. Er zijn ongewoon hoge bezoekersaantallen, gemiddeld meer dan 160 procent van het totale aantal verkondigers.

EEN BLIK VOORUIT

De gemeenten groeien snel. De Koninkrijkszalen puilen uit. Er worden nieuwe gemeenten gevormd. Nieuwe zalen worden gebouwd en ingewijd. In 1986 waren er 57.328 aanwezigen bij de viering van het Avondmaal.

Er is nu een verhouding van één verkondiger op iedere 164 personen. Tot in alle uithoeken van Porto Rico en de Virgin Islands wordt het getuigenis geregeld gegeven. Sommige gebieden worden zowat elke week bewerkt. Er is geen niet-toegewezen gebied. Hoevelen meer er nog gunstig zullen reageren op de Koninkrijksboodschap weten wij niet, maar de deur staat nog open en de plaatselijke organisatie van Jehovah’s volk is op toename berekend.

Porto Rico is stellig een „rijke haven” gebleken voor de meer dan 21.700 personen die ware rijkdom gevonden hebben, rijkdom die tot eeuwig leven leidt. Mogen nog velen meer deze rijkdom vinden voordat Jehovah de deur voor die gelegenheid sluit wanneer de „grote verdrukking” losbarst.

[Kaart op blz. 81]

PORTO RICO EN DE VIRGIN ISLANDS

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

San Juan

Arecibo

Aguadilla

Bayamón

Corozal

Mayagüez

Caguas

Ponce

Cayey

Guayama

ANEGADA

VIRGIN GORDA

TORTOLA

ST. THOMAS

ST. JOHN

VIEQUES

ST. CROIX

[Illustratie op blz. 71]

Ambrosio Rosa García, een van de eerste inheemse gedoopte Getuigen op Porto Rico; hier samen met zijn vrouw Lydia

[Illustratie op blz. 82]

Theophilus en Doris Klein, ijverige zendelingen die hier sedert 1947 dienen

[Illustratie op blz. 98]

Ronald Parkin, coördinator van het bijkantoorcomité op Porto Rico, met zijn vrouw Maxine

[Illustratie op blz. 111]

Congreshal in de omgeving van Caguas