’Wij dienen Jehovah!’
’Wij dienen Jehovah!’
„Kiest . . . heden zelf wie gij zult dienen”, zo luidt de uitdaging waarvoor Jozua de Israëlieten 34 eeuwen geleden plaatste. Jozua’s antwoord op zijn eigen woorden die dienden om het hart te onderzoeken, weerklonk duidelijk: „Wat mij en mijn huisgezin betreft, wij zullen Jehovah dienen” (Joz. 24:15). Evenals Jozua uit de oudheid zeggen Jehovah’s Getuigen in deze tijd: „Wij zullen Jehovah dienen.” Dat was onze tekst voor het afgelopen jaar. En het bericht over het dienstjaar 1987 toont duidelijk aan dat Jehovah’s Getuigen in 210 landen Jehovah inderdaad met hun gehele hart dienen!
Waren jullie niet verheugd toen jullie het nieuwe hoogtepunt in verkondigers vernamen, namelijk 3.395.612? En wat vinden jullie van het aantal dopelingen — 230.843? De toename op deze beide terreinen is een zichtbaar bewijs van Jehovah’s zegen op ons wereldomvattende evangelisatiewerk gedurende het afgelopen dienstjaar. Denk je eens in! De toename waarover wij in ons Jaarboek hebben gelezen, is vanuit de hemel zowel door de heilige engelen als door Jehovah en Christus Jezus gadegeslagen. Wat een vreugde moet dit hun geschonken hebben! — Vergelijk Lukas 15:6, 7.
Zelfs verbodsbepalingen van regeringswege kunnen Christus Jezus er niet van weerhouden zijn discipelen actief te leiden zodat zij krachtig voorwaarts gaan in het evangelisatiewerk. Het recordaantal van 267.296 verkondigers die actief zijn in gebieden waar de vrijheid om te prediken beperkt is, vormt daar een krachtig bewijs van. Wat een voortreffelijk voorbeeld van loyaliteit hebben deze broeders en zusters gegeven — waarbij zij zelfs gevangenzetting of hun eigen leven hebben geriskeerd!
Onze broeders en zusters hebben op veel plaatsen enorm geleden. In één Afrikaans land werden onze broeders en zusters van januari tot april 1987 door een verschrikkelijke golf van vervolging getroffen. Tientallen van hen werden gearresteerd, eenvoudig omdat zij Jehovah’s Getuigen waren. Maar de theocratische activiteit is gereorganiseerd, en het werk dat erin bestaat discipelen te maken, vindt voortgang. Het bijkantoor dat het toezicht heeft over dat land, bericht: „Als onvermijdelijk gevolg van zo’n vervolging zijn degenen die in geloof te kort schoten, uitgezuiverd. De overgrote meerderheid blijft echter standvastig, en het
werk gaat voort, terwijl er veel nieuwelingen worden gedoopt.”In sommige landen waar onze predikingsactiviteit aan restricties onderhevig was, hebben onze broeders meer vrijheid gekregen om te prediken en in het openbaar te vergaderen. Wij zijn dankbaar dat onbevooroordeelde regeerders in deze landen ertoe bewogen zijn zulke restricties op te heffen en dat de gebeden ten behoeve van onze broeders en zusters zijn verhoord (1 Tim. 2:1, 2). Snelle wisselingen van regeerders hebben in enkele andere landen gewelddadige vervolging met zich meegebracht. Deze veranderde omstandigheden worden niet altijd in het Jaarboek vermeld. Laat dit derhalve een waarschuwing zijn om niet zelfvoldaan te worden in onze aanbidding en te concluderen dat gewelddadige tegenstand alleen in verafgelegen gebieden plaatsvindt. Gebruik de ervaringen in dit verslag als een bron van aanmoediging en als een versterkende hulp voor de toekomst, wat die ook moge brengen. Hoe aanmoedigend zijn de woorden van de apostel Paulus! Hij schreef: „Indien God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn?” — Rom. 8:31.
De „grote schare” blijft groeien
Wij zijn blij getuige te mogen zijn van de voorzegde bijeenvergadering van de „grote schare”, ook al vergt dit van ons allen extra krachtsinspanningen (Openb. 7:9). Er moeten meer Koninkrijkszalen en congreshallen worden gebouwd, en meer bijkantoorfaciliteiten moeten worden uitgebreid. Wij stellen het werkelijk op prijs dat onze medeaanbidders zo edelmoedig hun diensten en financiële middelen aanbieden om ons bij dit reusachtige expansiewerk te helpen. De zelfzuchtige geest van de wereld is beslist niet door onze broeders overgenomen. — 2 Tim. 3:1, 2.
De omstandigheden waarin enkele broeders verkeren, maken het mogelijk dat zij opgenomen worden in het Internationale vrijwillige-bouwvakkersprogramma, zodat zij bij de bouw van bijkantoren buiten hun eigen land kunnen helpen. Eén vrijwillige werker schreef ons: „Ik voel mij verplicht jullie te bedanken voor dit schitterende voorrecht! Het is moeilijk om de kracht en de liefde die ik uit de samenwerking met mijn broeders heb geput, onder woorden te brengen. Hun nederigheid, hun liefde voor de bijbel en Jehovah en hun vaste besluit om de hoop op de nieuwe wereld nimmer los te laten, gaven mij aan het einde van elke dag veel om diep over na te denken.”
Mark. 13:10). En zoals blijkt uit het aantal van 8.965.221 bezoekers op de Gedachtenisviering van het afgelopen jaar, zijn er velen meer die misschien nog onze metgezellen in het evangelisatiewerk zullen worden. Nu is het er dus de tijd voor ’ons krachtig in te spannen’ in „het werk van de Heer” (Luk. 13:24; 1 Kor. 15:58). Wekt het voorbeeld van onze broeders, zoals in dit verslag is verhaald, niet een brandend verlangen in ons op om al het mogelijke te doen ten einde nieuwelingen te helpen zich in de ware aanbidding bij ons aan te sluiten? Velen nemen de volle-tijddienst op zich. Ook jij kunt je wellicht aansluiten bij de ijverige pioniers, die in 1987 een hoogtepunt van 665.327 bereikten. Als dit wegens omstandigheden waar je niets aan kunt veranderen niet mogelijk is, wees dan niet ontmoedigd. Doe je best in Jehovah’s dienst, en hij zal je zegenen. — Luk. 21:1-4.
De grandioze toename in het aantal lofprijzers van Jehovah schenkt alle leden van zijn volk weliswaar veel zegeningen, maar beklemtoont ook de dringende noodzaak om de handen niet te laten verslappen. Het goede nieuws van het Koninkrijk moet tot het einde toe gepredikt worden (Wat kunnen wij allen doen om de vele jongeren die op onze vergaderingen met ons omgaan, en ook de pasgedoopten, te helpen en aan te moedigen? Wij moeten begrip tonen en geduldig zijn. Wees vriendelijk en meelevend, moedig hen aan vorderingen te maken en nodig hen uit om samen met ons een aandeel te hebben aan de Koninkrijksactiviteit.
Wees, aangezien wij in een tijd van beproeving leven, net als Jozua vastbesloten Jehovah te dienen! Mogen de ervaringen die in dit Jaarboek staan, ons helpen grote waardering te hebben voor Jehovah’s verzekering dat wij niet bevreesd hoeven te zijn (Jes. 41:10). Mogen wij allen, terwijl de spanningen in de wereld blijven toenemen, de wijze raad van de jaartekst voor 1988 ter harte nemen: „Hoop op Jehovah en houd zijn weg.” — Ps. 37:34.
Wij op het internationale hoofdbureau bekommeren ons om jullie en zijn heel erg bezorgd voor jullie. Wij bidden dat jullie zullen „[voortgaan] te groeien in de onverdiende goedheid en kennis van onze Heer en Redder Jezus Christus” en van zijn God en onze God, Jehovah. — 2 Petr. 3:18.
Jullie broeders,
BESTURENDE LICHAAM VAN JEHOVAH’S GETUIGEN