Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Hawaii

Hawaii

Hawaii

Jaarboekverslag 1991

OP 12 juli 1776 voer het schip Resolution de haven van Plymouth in Engeland uit, op zoek naar de legendarische noordwestelijke doorvaart, een kortere verbinding tussen Europa en Azië. Aan het roer stond een lange, knappe zoon van een Schotse boerenknecht met het vuur van de ontdekker in zijn ogen — kapitein James Cook.

Hoewel hij het niet wist, zou deze tocht, zijn derde reis om de wereld, zijn laatste zijn. Na opnieuw een bezoek aan Nieuw-Zeeland te hebben gebracht, voer hij in noordoostelijke richting naar Tonga en vervolgens naar Tahiti. Van Tahiti koerste Cook naar streken waar nog weinig ontdekkingsreizigers zich hadden gewaagd — de noordelijke wateren van de Grote Oceaan. Daar deed hij een grote ontdekking — een groep eilanden die hij de Sandwicheilanden noemde, ter ere van zijn adellijke vriend bij de admiraliteit.

Toen Cook en zijn bemanning in 1778 aan land gingen, werden zij de eerste Europeanen die het zand van die eilanden betraden, en tot hun verrassing werden zij eerbiedig begroet door leden van een inheemse hoog ontwikkelde aristocratie van Polynesiërs. Een jaar later kwam Cook echter om tijdens een schermutseling met de inheemse bevolking. Thans vormt dat snoer van vulkanische eilanden een centraal knooppunt in de Grote Oceaan. Het zijn de Hawaii-eilanden.

Gelegen aan de noordelijke tropenrand, in een 2450 km lange keten van zuidoost naar noordwest, strekt deze fraaie archipel van 132 eilanden, riffen en zandbanken zich als een kanten sierstrook over het centrale deel van de Grote Oceaan uit. De zeven voornaamste bewoonde eilanden zijn Niihau, Kauai, Oahu, Molokai, Lanai, Maui en Hawaii (dat het Grote Eiland wordt genoemd).

De betoverende schoonheid van deze eilanden, vanaf de zich omlaagstortende watervallen tot de besneeuwde vulkanische bergtoppen, is ontelbare malen vastgelegd in muziek, gedichten, schilderijen en films. Ja, bij miljoenen mensen roept de naam Hawaii beelden op van wuivende palmen in een tropisch briesje en een vriendelijke golfslag die ivoren stranden streelt. Wat een heerlijke herinnering aan ’s mensen universele verlangen naar de schoonheid van het paradijs! De werkelijke schoonheid van Hawaii is echter in andere „begeerlijke dingen” gelegen, namelijk in Jehovah’s zachtaardige, met schapen te vergelijken personen die in een geestelijk paradijs wonen (Hag. 2:7). Hier volgt hun verhaal.

Weerzinwekkende rituelen in het verleden

De eerste Polynesische inwoners werden beheerst door een oppermachtige heidense religie met een vrees inboezemende priesterschap en vergoddelijkte koningen. Als iemand een religieus taboe overtrad, werd dat dikwijls met de dood bestraft. Maar het is interessant dat er toevluchtssteden waren die een wijkplaats verschaften. Eeuwenlang zorgden de aanbidding van vele goden en de gewoonte mensenoffers te brengen ervoor dat in het oude Hawaii religie een belangrijke plaats innam.

In deze entourage arriveerden in de jaren twintig van de vorige eeuw protestantse zendelingen van de oostkust van de Verenigde Staten. Geschokt door het maatschappelijke leven en de religieuze rituelen van de inheemse bevolking voerden deze eerste zendelingen grote veranderingen op de eilanden in. Een van deze veranderingen was dat de elegante Hawaiiaanse taal op schrift werd gesteld. Weldra werden de bijbel en andere leerboeken gedrukt. Ook werden er pogingen ondernomen om de bevolking westerse leefgewoonten bij te brengen. In korte tijd werd het protestantisme de feitelijke religie en nam het de plaats in van de vroegere priesterschap. In 1827 arriveerden de eerste missionarissen in Hawaii. Vervolgens brachten immigrerende Chinese en Japanse arbeiders hun inheemse Aziatische geloofsovertuigingen mee. Zo kwam het dat tegen het einde van de negentiende eeuw het religieuze leven van de Hawaiiaanse volken het protestantisme, katholicisme, boeddhisme, tauïsme en sjintoïsme omvatte.

Hoog peil van etnische samenwerking

Gedurende die periode vermengden vele nationaliteiten zich met de Hawaiiaanse samenleving en wijzigden de cultuur van het land. De oude Hawaiianen waren een rijzig, robuust volk met forse beenderen, Polynesiërs van afkomst, met een amberkleurige huid, grote bruine ogen en dik donkerbruin of zwart haar. Nadat kapitein Cook daar in het laatste kwart van de achttiende eeuw aan land was gegaan, kwamen opeenvolgende golven immigranten van allerlei herkomst — China, Japan, Okinawa, Korea, de Filippijnen, de Portugese eilanden Madeira en de Azoren, Porto Rico, Spanje, Scandinavië en Duitsland — er, op zoek naar een beter leven, als contractarbeider werken op de zich in alle richtingen uitbreidende suikerplantages. Deze etnische mengeling werd in de twintigste eeuw nog bonter door een groeiende stroom van mensen uit Samoa en van andere eilanden in de Stille Oceaan, maar na 1930 kwamen de meeste van het vasteland van de Verenigde Staten.

Deze kleurrijke doorsnee van de mensheid in Hawaii heeft zich in de loop der jaren op geslaagde wijze vermengd. Bijna 40 procent van alle nieuwe huwelijken is interraciaal, wat een kosmopolitisch gemengde bevolking tot gevolg heeft die menig bezoeker verbaast en fascineert. Toch zijn de mensen in Hawaii ondanks hun gevarieerde achtergronden over het geheel genomen goedmoedig en vriendelijk. Dit, gepaard met de tropische omgeving en het over het algemeen zonnige weer, heeft Hawaii tot een verrukkelijk vakantieoord gemaakt. Onder zulke interessante en innemende mensen zouden Jehovah’s Getuigen in deze tijd van het einde een grootse oogst binnenhalen.

Bezoek van de president

In 1912 kwam met veel opschuimend water het stoomschip Shinyo Maru de haven van Honolulu binnenvaren en meerde af. Aan boord bevond zich de eerste president van het Wachttorengenootschap, Charles T. Russell, die zich op een reis om de wereld had begeven.

Na een bezoek aan de Kamehameha Schools en het Mid-Pacific Institute tekende hij zijn waarnemingen op in de uitgave van 15 april 1912 van The Watch Tower: „Wij informeerden naar christelijk onderwijs en kregen te horen dat een poging om daarin te voorzien de leerlingen zou vervreemden, waardoor de scholen ontwricht zouden raken. . . . Wij zijn van mening dat het werk in Hawaii uit humanitair oogpunt beschouwd goed is, maar uit een oogpunt van kerstening als een totale mislukking moet worden beschouwd. Voor zover wij hebben kunnen vaststellen, is het geloof in het Verlossende bloed van Jezus, in zijn opstanding en in zijn komende koninkrijk er nooit onderwezen.”

De eerste zaden zaaien

In 1915 vroeg Walter Bundy, een pelgrimbroeder (zoals reizende dienaren destijds werden genoemd) aan Ellis Wilburn Fox of hij hem en zijn vrouw wilde vergezellen op een tocht naar Honolulu in Hawaii en bood aan zijn reis te betalen. Broeder Fox aanvaardde de uitnodiging en nam verlof van zijn baan als chef-filmoperateur van een bioscoop in Vancouver (Canada). Per stoomboot van Vancouver naar Honolulu reizend, gingen broeder Bundy en zijn vrouw en broeder Fox een poging ondernemen de eerste waarheidszaden te zaaien onder de vriendelijke, gemoedelijke Hawaiianen. In hun bagage bevond zich een kleine handpers voor het drukken van strooibiljetten om de openbare toespraken aan te kondigen die deze twee broeders van plan waren te houden. Broeder Fox verwachtte slechts enkele weken in Honolulu te blijven en dan naar zijn goedbetaalde baan in Vancouver terug te keren. Hij kon echter niet vermoeden dat die enkele weken tot zeven jaar zouden uitlopen.

Op de eerste zondag in februari 1915 werd de eerste vergadering van de Bijbelonderzoekers (zoals Jehovah’s Getuigen in die tijd werden genoemd) gehouden in een kamer van een hotel op de hoek van de Fort Street en de Beretania Street in Honolulu, met vijf aanwezigen: de Bundy’s, Ellis Fox en een geïnteresseerde man met zijn vrouw.

Aan boord hadden de drie een dag of twee voordat zij Honolulu bereikten, afgesproken dat degene die het eerst een baan kon krijgen, in het onderhoud van de twee anderen zou voorzien. Broeder Bundy, die pianist was, kreeg onmiddellijk werk in een muziekwinkel.

Over die vroege dagen weet Ellis nog te vertellen: „Wij bereidden voor elke zondag een openbare lezing voor. Walter schreef de aankondiging voor de toespraak van de volgende zondag, terwijl ik de taak had de strooibiljetten te zetten en te drukken en te proberen iedere week een zo groot mogelijk deel van Honolulu te bewerken. Die broeder leek wel een onuitputtelijke voorraad openbare toespraken te hebben.”

Walter, die wel voelde dat Ellis benauwd was om in het openbaar te spreken, nam hem mee naar het park, waar zij dan werkten aan het verbeteren van zijn grammatica en taalgebruik. Zoals Ellis later zei: „Heel geduldig probeerde hij iets van zichzelf op mij over te dragen.”

Werken met de eerste groep

Deze opleiding was noodzakelijk en van onschatbare waarde, want eind 1915 liet broeder Russell Walter Bundy terugkeren om een andere toewijzing op het vasteland van de Verenigde Staten op zich te nemen. Ellis Fox bleef in Honolulu als de enige ouderling voor het groepje pasgeïnteresseerden. Toen drong het tot hem door dat hij in de naaste toekomst niet naar zijn winstgevende baan in Canada zou terugkeren. Maar hij was enthousiast over de waarheid en had de juiste instelling toen het erop aankwam in Honolulu te blijven en de Koninkrijksbelangen voorrang te geven boven materiële belangen.

Ellis bleek zich gedurende die vroege dagen ook bescheiden en nederig van zijn verantwoordelijkheden te kwijten. De studie van Tabernacle Shadows was moeilijk. Omdat hij inzag dat zijn ervaring beperkt was, legde hij altijd openlijk papier en potlood neer en kondigde aan dat er, als er vragen waren die de groep niet kon beantwoorden, een aantekening zou worden gemaakt van de vraag en dat iedereen dan in de komende week nazoekwerk kon doen. Maar zoals te verwachten was, kwam het meeste nazoekwerk op broeder Fox neer en moest hij hard werken om met de juiste antwoorden voor de dag te komen.

Getuigenis geven als taxichauffeur

Een krijtje en een taxi, een merkwaardige combinatie om er de Koninkrijksboodschap mee te verkondigen — maar niet voor Ellis Fox. Terwijl broeder Fox als taxichauffeur werkte, gaf hij andere chauffeurs getuigenis. Met een krijtje op de stoep schrijvend illustreerde hij Jehovah’s beloften en verklaarde hij de bijbelse chronologie, zoals de duur van de tijden der heidenen, waardoor hij heel wat vragen uitlokte, die levendige discussies tot resultaat hadden.

Een andere chauffeur, James Harrub, die enthousiast was over die bijbelse waarheden, vroeg om meer lectuur. Nadat hij „New Creation” en andere delen van de serie Schriftstudiën doorgevlogen had, was hij ervan overtuigd dat de boodschap die ze bevatten absoluut de waarheid van Gods geïnspireerde Woord was.

In 1918 leidde Ellis een geregelde bijbelstudie met James en zijn vrouw Dora. Bij Dora, een episcopaalse, was de belangstelling gewekt door een kranteknipsel dat Ellis aan haar man had gegeven. Het betrof een verslag van het debat tussen een zekere „Eerwaarde” Troy en de tweede president van het Wachttorengenootschap, Joseph F. Rutherford, waarin broeder Rutherford met succes de leerstellingen van de Drieëenheid, het hellevuur en de onsterfelijkheid van de ziel als onschriftuurlijk aan de kaak had gesteld. Door dit hapje lekker gemaakt, begon zij aan haar meer dan vijftig jaar ernstige studie en toepassing van de Schrift.

De eerste discipelen gedoopt

Toen James Harrub te kennen gaf dat hij gedoopt wilde worden, verkreeg broeder Fox toestemming een oude leegstaande kerk te gebruiken, waarin zich onder een valluik een doopbassin bevond. Het blikken bassin was echter zo lek als een mandje. Nadat zij hun best hadden gedaan om de gaten met een soldeerbout te dichten, stelden zij vast dat het bassin alleen maar het gewenste waterpeil kon aanhouden als de kraan helemaal open stond. Broeder Fox vertelde: „Ik was klaar met de dooplezing en stond daar in het water te wachten tot James uit de kleedkamer zou komen, toen er iets gebeurde wat een volslagen verrassing voor mij was. Die lieftallige, opmerkzame kleine Dora Harrub bukte zich zodat zij in mijn oor kon fluisteren zonder dat de anderen het hoorden, en vroeg: ’Ellis, kan ik ook gedoopt worden?’ ’Maar natuurlijk! Ga je maar gauw verkleden.’ Wat een bezielende ervaring, zowel voor haar man als voor mij!” Zo werden dus op 19 november 1919 de eerste twee christelijke discipelen in Hawaii gedoopt.

De groep Bijbelonderzoekers verhuisde hun vergaderplaats van Hotel Leonard waar Ellis woonde naar het huis van de Harrubs aan de Spreckles Street in Honolulu. Negen personen bezochten daar geregeld de „gebeds-, lof- en getuigenis”-besprekingen op woensdag en de zondagse Wachttoren-studie.

Van vrijmetselaar tot Getuige

Gedurende de Eerste Wereldoorlog werkte broeder Fox als beheerder van een plaatselijk bedrijf. Op een zondagochtend kreeg hij in Honolulu thuis bezoek van David Solomon. De heer Solomon, die een garage op een plaatselijke militaire post beheerde, had bepaalde goederen nodig en vroeg of Ellis het magazijn wilde openen om zijn bestelling uit te voeren en Ellis stemde hierin toe.

Broeder Fox vertelt: „Terwijl hij mij naar het magazijn reed, merkte hij op dat ik zeker vrijmetselaar was, omdat ik zo inschikkelijk was. Toen hij te horen kreeg dat ik bedienaar was bij de plaatselijke Bijbelonderzoekers, vroeg hij: ’Houdt u wel eens toespraken buiten uw eigen kerk?’ Ik antwoordde: ’Jawel, als ik uitgenodigd word.’ Toen vertelde hij mij dat hij de meester van de vrijmetselaarsloge in Fort Schofield was en nodigde mij uit om daar te komen spreken. Natuurlijk vertelde ik hem niet dat ik nog nooit een openbare toespraak had gehouden. Ik maakte en gebruikte een kaart zoals die voorin in deel I van de Schriftstudiën te vinden is. Het voorbereiden en houden van die eerste openbare toespraak gaf mij een kans iets in praktijk te brengen van wat ik van Walter Bundy had geleerd.”

Daarna kwam David Solomon geregeld op de vergaderingen van het groepje Bijbelonderzoekers. Ondanks felle tegenstand trok hij zich later terug uit de vrijmetselaarsorde en werd door broeder Fox gedoopt.

Van plaats wisselen in de zondagsklas

Broeder Fox, die altijd vol nieuwe ideeën zat en veel initiatief aan de dag legde, was voortdurend uit op gelegenheden om de waarheid te verbreiden. Hij waagde zich bijvoorbeeld zeer vrijmoedig in kerken en zondagsscholen. Tijdens de diensten bracht hij leerstellige vragen ter sprake en schiep zo midden in de kerk de gelegenheid om de aanwezige lidmaten getuigenis te geven.

Op een zondag ging hij een kerk binnen waar in afwezigheid van de vaste voorganger een zekere heer Elder een schriftlezing hield over Mattheüs hoofdstuk 24. Vervolgens begon broeder Fox vragen te stellen en schriftuurlijke commentaren te geven op het materiaal dat werd beschouwd. De heer Elder was zo onder de indruk dat hij waar iedereen bij was aan broeder Fox vroeg of hij alsjeblieft met hem van plaats wilde ruilen. Er volgden voortreffelijke besprekingen in deze zondagsklas tot de voorganger terugkwam en, onnodig het te zeggen, haastig een eind maakte aan die regeling. De heer Elder op zijn beurt trad uit de kerk en stelde zijn winkel in de stad één avond per week voor de groep Bijbelonderzoekers open om er een bijbelstudie te houden.

In 1922 zag broeder Fox zich door omstandigheden genoodzaakt de Hawaii-eilanden te verlaten en naar Californië te verhuizen. Hij vertrouwde het werk toe aan James Harrub en de overigen, en vertrok met de gerustheid dat het predikingswerk op een klein maar degelijk fundament bevestigd was.

Van Italië naar Hawaii

In 1923 zond het Genootschap O. E. Rosselli uit Italië de wereld rond om aan te moedigen tot het gebruik van De harp Gods, een boek dat bedoeld was om de beginnende Bijbelonderzoeker te helpen. Een van de plaatsen die hij aandeed was Hawaii. Broeder Rosselli was een dynamische persoonlijkheid, vol ijver voor de waarheid, en hij bezocht elk grote eiland met de Harp, onder andere het eiland Niihau, dat in particuliere handen en gewoonlijk verboden terrein was.

Broeder Rosselli sterkte ook het groepje Hawaiiaanse broeders door hartverwarmende ervaringen te vertellen die hij tijdens zijn reizen had opgedaan. Onder degenen aan wie hij getuigenis gaf, was Amy Ing, die destijds in de winkel van haar vader in Honolulu werkte. Hij liet een serie Schriftstudiën bij haar achter, die zij nog jarenlang als een schat zou koesteren. Zij trouwde met Harry Lu, en beiden werden onverzettelijke ondersteuners van de Koninkrijkswaarheid.

Hij was boeddhist

Kameichi Hanaoka en Albert Kinoshita behoorden tot degenen die de bijbelstudievergaderingen bij de Harrubs thuis bezochten. Dank zij de waarheidszaadjes die in hun hart waren gezaaid, groeiden zij uit tot grote bomen van geloof. Deze twee Japanssprekende broeders hadden een aandeel aan de oprichting van de eerste Japanstalige studie, die in 1924 werd georganiseerd. Zij beiden volhardden gedurende de rest van hun leven in de Koninkrijksdienst. Broeder Hanaoka hielp na de Tweede Wereldoorlog een begin te maken met het werk in Japan, waar hij ten tijde van zijn dood in 1971 twintig jaar volle-tijddienst achter de rug had.

James Nako, van Okinawaanse afkomst, was overtuigd boeddhist, en dat gold ook voor de rest van zijn familie. Toen hij op een dag in een boekwinkel in Honolulu rondsnuffelde, werd zijn aandacht getrokken door een bijbel en hij begon erin te lezen, maar zonder veel begrip. Het was echter genoeg om hem ertoe aan te zetten het boeddhisme vaarwel te zeggen en zich aan te sluiten bij de Congregationalistische Kerk van Makiki.

James zei: „Ik las dat er bij de Nuuanu YMCA in Honolulu een lezing in het Japans zou worden gehouden over het onderwerp ’Miljoenen nu levende mensen zullen nimmer sterven’. Dit was iets totaal anders dan wat ik tot dan toe had gehoord, en daarom besloot ik erheen te gaan. Aangezien de advertentie ons aanmoedigde onze bijbel mee te nemen, deed ik dat. Ik was zeer onder de indruk van de spreker, die alle vragen die werden gesteld aan de hand van de bijbel beantwoordde. Ik vulde een strookje papier in waarop stond dat ik de bijbel wilde bestuderen.” Zo kwam hij terecht bij de studiegroep van twaalf personen die bestond uit alle Bijbelonderzoekers die in 1926 met elkaar verbonden waren. James Nako maakte snel vorderingen en werd in juli 1927 gedoopt.

Broeder Nako beschreef de prediking in Honolulu in 1927 als volgt: „Ik had een oude aftandse T-Ford, die met de hand aangeslingerd moest worden. Ik laadde de kofferbak altijd vol met voorraden van Het Gouden Tijdperk en De Wachttoren in het Japans. De tijdschriften waren in Japan uit het Engels in het Japans vertaald en werden tegen slechts de vrachtkosten naar ons toe gezonden. Wij verspreidden ze gratis en vroegen aan de mensen of zij de bijbel zouden willen bestuderen. Ik weet nog dat broeder Hanaoka en ik ongeveer duizend tijdschriften per maand kregen om te verspreiden.”

De „kwajongens”

Doordat James als kok op zondag moest werken, kon hij geen aandeel aan de velddienst hebben, en daarom besloot hij voor zichzelf te beginnen. Dat bleek echter erg tijdrovend te zijn en liep erop uit dat hij geestelijk inactief werd.

Niettemin ging het geestelijke welzijn van zijn gezin hem zeer ter harte. Daarom vroeg hij een van de broeders, James Watson, met zijn gezin de bijbel te bestuderen, hetgeen broeder Watson trouw en geduldig deed.

„Als de tijd voor de studie aanbrak,” zo wist broeder Nako nog te vertellen, „klommen die twee kwajongens van mij, Richard en Tommy, uit het slaapkamerraam en verstopten zich buiten. Mijn oudste dochter, Adeline, en ik kamden dan de omgeving uit en vonden ze gewoonlijk in een park verderop in de straat.” Tot op de dag van vandaag dient Adeline in het zendingsveld in Japan, evenals de twee „kwajongens” en hun echtgenotes.

Is hun vader ooit weer actief geworden in de Koninkrijksprediking? Ja, en hij heeft tot aan zijn dood in 1972 nog vaak in de hulppioniersdienst gestaan. Zijn weduwe, Alice, gaat in Honolulu nog dikwijls in de hulppioniersdienst.

Maar laten wij terugkeren naar de tijd dat er van de kant van hun boeddhistische verwanten tegenstand ontstond omdat de christelijke levenswijze van de Nako’s zo radicaal verschilde van wat traditioneel aanvaard was onder de voorouders vererende Okinawanen. Hun familie kon niet begrijpen waarom de Nako’s niet wilden meedoen met de schijnbaar onbetekenende kwestie van het wierookbranden bij begrafenissen en andere plechtigheden ter ere van de overledenen. Familieleden vroegen dan: „Waarom geloven jullie dat?” En voordat in 1935 de Koninkrijkszaal in Honolulu werd gebouwd, bespotten zij de Nako’s en vroegen: „Waar is jullie kerk?” James Nako en zijn vrouw hebben echter een aantal van hun verwanten van drie generaties geholpen in de waarheid te komen.

„Een vuur dat in mijn beenderen brandde”

Joseph dos Santos, van Portugese afkomst, werd in een rooms-katholiek gezin in Hawaii grootgebracht. Op de prille leeftijd van twaalf jaar had hij het geloof in de kerk al verloren. Nadat hij aan het Berkeley Chiropractic College in Californië (VS) had gestudeerd, verhuisde hij in 1927 naar Inglewood in Californië. Oprecht op zoek naar de bijbelse waarheid luisterde hij in zijn vrije tijd naar religieuze programma’s op de radio en bezocht hij verscheidene kerken, maar hij stelde vast dat hij daaraan slechts een leeg gevoel overhield en dat ze hem geen enkele voldoening schonken.

Dit gevoel verdween toen zijn hospita hem in 1929 een exemplaar van Het Gouden Tijdperk leende dat handelde over de katholieke inquisitie. Hij zei: „Wat ik in dat tijdschrift las, begon mijn hele kijk op het leven te veranderen. De leegte begon gevuld te raken. Een plaatselijke Bijbelonderzoeker hoorde van mijn belangstelling en voorzag mij van meer lectuur. Weldra leed het voor mij geen twijfel meer dat ik de waarheid gevonden had.”

In de loop van dat jaar ging hij naar Hawaii terug om als chiropracticus te werken, en hij bleef de schriftuurlijke waarheden zoals ze in de lectuur van het Genootschap werden verklaard, verslinden. „Net als in het geval van Jeremia was de bijbelse waarheid als een vuur dat in mijn beenderen brandde”, vertelde hij. „En ik kon niet zwijgen” (Jer. 20:9). Hoewel hij alleen was en geen enkel contact met de andere plaatselijke Bijbelonderzoekers had, nam hij zelf het initiatief om thuis in het district Alea op Oahu zijn buren te bezoeken. Enthousiast organiseerde hij een groepsstudie met een handvol gastarbeiders uit de Filippijnen, en in 1931 was het aantal aanwezigen bij de studie gestegen tot 22. Aangezien er geen lectuur in hun dialect was, las broeder dos Santos schriftplaatsen voor uit zijn Engelse bijbel en liet ze dan door de studenten in hun eigen Filippino-bijbel lezen.

Deze krachtige prediking bleef voor de geestelijken niet onopgemerkt. Het duurde niet lang of de katholieke priester in Alea bracht het gerucht in omloop dat broeder dos Santos pupule was (spreek uit: poe poeʹ lee, hetgeen „gek” betekent in het Hawaiiaans). Dit leidde ertoe dat hij in het gebied bekend kwam te staan als Pupule Joe.

Toen hij op een dag bij een vriend op bezoek was, zag hij met een schok het boek Profetie liggen. Tot dan toe had hij werkelijk gedacht dat hij de enige in Hawaii was die boeken van de Bijbelonderzoekers bezat. Vol spanning vroeg hij zijn vriend hoe hij aan het boek gekomen was. Wat een verrassing en vreugde toen hij hoorde van James Watson en de andere vijf actieve Bijbelonderzoekers op de eilanden!

Een gewichtige beslissing

„Er kwam een tijd van beslissing in mijn leven”, vertelde broeder dos Santos. „Ik besefte dat ik een definitieve beslissing zou moeten nemen, hetzij om mijn beroep als chiropracticus te blijven uitoefenen, wat fysiek lijdende mensen tijdelijk verlichting kon schenken, of mij te wijden aan het maken van discipelen, wat ’s mensen eeuwige voordeel tot gevolg zal hebben.” Vol vertrouwen in de woorden van Jezus omtrent het weldadige juk van het discipelschap legde hij de kwestie in gebed aan Jehovah voor (Matth. 11:29, 30). Hij kon nauwelijks wachten om David Solomon (de depot-opziener van het Genootschap in Honolulu) te vertellen dat hij had besloten zich aan het predikingswerk te wijden en dat hij op de afgelegen eilanden van Hawaii wilde prediken, waarmee hij de bewerking van Honolulu aan de andere zes Bijbelonderzoekers overliet. Hoewel niemand nog met het goede nieuws buiten het eiland Oahu was gegaan, was broeder Solomon overtuigd van de vastbeslotenheid van deze jonge man en daarom bouwde hij een vrachtwagen om tot woonauto die hij in het colporteurswerk kon gebruiken. In 1929 begon dus de loopbaan van Joseph dos Santos in de volle-tijddienst. Later merkte hij op: „Drie en een half jaar lang heb ik in mijn Dodge vrachtwagen uit 1927 de hele eilandenketen van Hawaii bezocht om de waarheidszaden te planten, zonder ook maar één keer een lekke band!”

Daar het gebied uitgestrekt was en hij de enige werker was, concentreerde hij zich er hoofdzakelijk op de boodschap door de verspreiding van lectuur te verbreiden. Hij schreef over de aard van zijn werkzaamheden: „Wegens het tempo van het Koninkrijkswerk in die tijd gebruikten de Bijbelonderzoekers grote boekentassen of koffers om geestelijke ammunitie mee te nemen. De mensen waren vriendelijk en beledigingen of dichtgeslagen deuren kwamen niet voor. Het was om van te smullen! De mensen waren blij je te zien en droegen grif een dollar bij voor vier boeken, wat de gebruikelijke aanbieding was. Ik was toen jong en sterk en kon kilometers over bergpaadjes lopen en bergen beklimmen met twee koffers vol lectuur, en ik heb vele schitterende ervaringen beleefd. Op sommige plaatsen waren de wegen zo ruig en oneffen dat ik ze noch per auto noch te voet kon begaan, vooral in het district Kohala op het Grote Eiland. Soms kroop ik letterlijk naar de huizen. Ik heb zelfs een flinke hoeveelheid geestelijk voedsel achtergelaten voor de leprozen in de leprakolonie op Molokai.”

Hij hield zich aan een strak schema, predikte zes dagen per week en maakte gemiddeld 230 uur velddienst per maand. In de drie en een half jaar die hij in zijn eentje besteed heeft aan het werken in de hele Hawaiiaanse eilandenketen, heeft hij 46.000 stuks lectuur verspreid.

Toen broeder dos Santos in 1933 naar Honolulu terugkeerde, stelde hij broeder Solomon ervan in kennis dat hij nu de wereld rond zou gaan met het goede nieuws. Het liep echter anders, want hij kwam niet verder dan de Filippijnen, waar hij bijna zeventien jaar heeft doorgebracht. Gedurende die tijd heeft hij het hoofd geboden aan intense tegenstand, waaronder drie jaar wrede gevangenschap, die hem tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Japanse bezettingstroepen werd aangedaan.

In 1949 keerde broeder dos Santos met zijn gezin naar Hawaii terug, waar hij en zijn vrouw in de pioniersdienst zijn gebleven tot hij in 1983 op 88-jarige leeftijd zijn aardse loopbaan beëindigde. Zijn vastberadenheid en vurige zendingsijver heeft een duidelijk stempel gedrukt op het Koninkrijkswerk zowel in Hawaii als in de Filippijnen.

Bijkantoor en ’s werelds eerste „Koninkrijkszaal”

Nadat Don en Mabel Haslett meer dan acht jaar op Brooklyn Bethel hadden gediend, werden zij in het voorjaar van 1934 aan Honolulu toegewezen om het handjevol actieve broeders te helpen zich van hun predikingstoewijzing te kwijten. In minder dan geen tijd werd er een nieuw bijkantoor van het Wachttorengenootschap opgericht. Broeder Haslett werd er als opziener aangesteld. Het jaar daarop bracht de president van het Wachttorengenootschap, J. F. Rutherford, een bezoek aan de eilanden en hechtte zijn goedkeuring aan de aankoop van een pand in Honolulu op de hoek van de Pensacola Street en de Kinau Street als locatie voor de nieuwe bijkantoorfaciliteiten. Hij leidde ook de Gedachtenisviering, die werd gehouden in een huurhuis aan de Young Street dat voor vergaderingen was gebruikt. Er waren in totaal 25 personen aanwezig.

Toen broeder Rutherford een groot potentieel voor groei op de eilanden opmerkte, trof hij tevens regelingen om de plaatselijke broeders een vergaderzaal te laten bouwen die met het nieuwe bijkantoorgebouw in verbinding stond. James Harrub sprak hem aan en vroeg: „Hoe ga je het gebouw noemen als het klaar is?” Broeder Rutherfords antwoord luidde: „Wat zou je zeggen van ’Koninkrijkszaal’, aangezien dat toch is wat wij doen, het goede nieuws van het Koninkrijk prediken?” Zo werd in 1935 de naam bedacht waarmee de tienduizenden vergaderplaatsen van Jehovah’s Getuigen in de gehele wereld zouden worden aangeduid. Dat kleine huis van aanbidding aan de Pensacola Street 1228, dat sindsdien driemaal is uitgebreid en gerenoveerd, valt de opmerkelijke eer te beurt om als eerste Koninkrijkszaal te zijn genoemd.

„Mijn gezondheid ging vooruit”

In januari 1933 konden James en Dora Harrub eindelijk hun lang gekoesterde droom verwezenlijken en de pioniersdienst op zich nemen. Het eerste jaar bleven zij in Honolulu, in afwachting van de bouw van de wooncaravan die hun pioniershuis op wielen zou worden. Toen die klaar was, vertrokken zij naar Maui en bewerkten het eiland in zes maanden, waarbij zij lectuur verspreidden en de grammofoon gebruikten om op de plaat opgenomen bijbelse lezingen voor de mensen af te spelen. Daarop kwam het Grote Eiland Hawaii aan de beurt, waar zij een heel jaar hebben doorgebracht om het gebied te bewerken, maar met heel weinig positieve reacties.

In 1936 verhuisden zij naar het eiland Kauai en vestigden zich aan de oostkant van het eiland bij Kapaa. James hield zoveel van de mensen daar dat hij het Genootschap schreef met het verzoek hem toestemming te verlenen om Kauai tot zijn permanente toewijzing te maken. Die toestemming kreeg hij.

Toen James en Dora begonnen te pionieren, liet hun beider gezondheid te wensen over. Dora vertelde: „Mijn gezondheid ging vooruit in de pioniersdienst, en ik maakte mij er geen zorgen over.” Met Jehovah’s hulp hebben zij vervolgens een leven van rijke zegeningen en vreugde in de volle-tijddienst geleid. De zelfopofferende geest en het absolute geloof van dit team van man en vrouw heeft hun diep respect en liefde opgeleverd op Kauai, waar veel mensen zich hen nog vol genegenheid herinneren. Na de dood van James in 1954 verkocht Dora hun huis en gebruikte, geheel in overeenstemming met haar aard, het geld om de bouw van een Koninkrijkszaal in Kapaa op Kauai te financieren. Zij voltooide haar aardse dienst als gewone pionierster in augustus 1984 op 94-jarige leeftijd. Zij en haar man bezaten de grootse hoop hun beloning in de hemel te ontvangen.

Geluidswagen verbreidt de boodschap

Ondertussen hadden enkele broeders uit Australië de Hasletts in 1935 geholpen met de aanschaf van een auto, een Plymouth, die als compleet uitgeruste geluidswagen werd gebruikt. Uit een boven op de auto gemonteerde luidspreker weerklonk dan een openbare lezing in het Engels, Japans, Iloko of Tagalog terwijl de auto de straten doorkruiste. In dat jaar hoorden meer dan 17.000 personen door middel van die apparatuur de naam Jehovah. Aan het slot van elke lezing werden in de buurt huis-aan-huisbezoeken gebracht en werd de boodschap in gedrukte vorm verspreid.

Deze predikingsmethode kwam precies op tijd daar tegenstanders, tot actie geprikkeld door het bezoek van broeder Rutherford aan Honolulu in 1935, het plaatselijke radiostation presten om de uitzending van broeder Rutherfords lezingen te staken. Het schijnt echter dat door middel van de geluidswagen een groter aantal mensen werd bereikt dan voordien door middel van de radio.

Een pionier verhuist naar Hawaii

Eddie Medalio arriveerde in 1936 in Honolulu om het groepje verkondigers te versterken. Na zijn doop in Los Angeles (Californië) in 1932 schreef hij aan het hoofdbureau in Brooklyn om zijn verlangen kenbaar te maken op eigen kosten naar de Filippijnen te gaan teneinde in volle-tijddienst tot zijn landgenoten in Manila te prediken. Het Genootschap stelde hem echter voor in plaats daarvan naar Hawaii te gaan om samen met de Hasletts te pionieren opdat de vele Filippino’s die daar waren bereikt konden worden.

Eddie was een veteraan uit de Eerste Wereldoorlog, en hij gebruikte zijn marinebonus om zijn bootreis naar Honolulu te betalen. Wat waren Don en Mabel opgetogen dat zij hulp ontvingen! Hartelijk verwelkomden zij Eddie en lieten hem op het bijkantoor wonen. Later trouwde hij met Eulalie, en het gezin vertrok naar hun toewijzing in Hilo, waar Eddie werd aangesteld als opziener van de kleine gemeente aldaar. Als zij aan het pionieren waren, bewerkten de Medalio’s altijd vele van de afgelegen stadjes en etnische gemeenschappen van arbeiders op de suikerplantages, die kampen werden genoemd.

Eddies pioniersmotto luidde: „Vertrouw op Jehovah met heel uw hart” (Spr. 3:5). Die woorden herhaalde hij de hele dag door voortdurend tegen zichzelf en anderen, en onveranderlijk kwamen ze voor in de aansporing die hij jongeren gaf als zij hem om raad kwamen vragen. Aan zijn levenswandel was te zien dat hij werkelijk naar die geïnspireerde woorden leefde. Hij was onvermoeibaar in zijn ijver, vol levenslust en enthousiasme voor de aanbidding van Jehovah. Eddie was ook zeer geliefd wegens zijn goede humeur en positieve geest, ongeacht de problemen waar hijzelf voor kwam te staan. Zijn veelvuldige en aanstekelijke kakelende lach was een handelsmerk. Veel jonge mensen waardeerden zijn diepe en oprechte belangstelling voor hen en noemden hem hartelijk Opa.

Broeder Medalio heeft als pionier dienst verricht tot hij op 3 januari 1990 aan longontsteking en verdere complicaties stierf. Hij was 93 jaar en had 58 jaar met hart en ziel Jehovah gediend. Tot het einde bleef hij scherp van geest en standvastig in zijn toewijding aan Jehovah. Op het laatste velddienstbericht dat hij inleverde, slechts twee dagen voor zijn dood, schreef hij: „Mijn geest is gewillig, maar mijn vlees wordt zwakker. Ik blijf bidden om Jehovah’s hulp.”

De broeders in Hawaii zijn werkelijk gezegend door hun omgang met zulke gezalfde broeders van Christus, van wie er velen al hun energie hebben gegeven om door Jehovah gebruikt te worden als pionier in het Koninkrijkswerk. Na een leven van dergelijke dienst kon van hen werkelijk gezegd worden: „Gelukkig zijn de doden die van nu af aan in eendracht met de Heer sterven. Ja, zegt de geest, laat hen rusten van hun moeizame arbeid, want de dingen die zij gedaan hebben, gaan tegelijk met hen.” — Openb. 14:13.

Geboorte van de tweede gemeente

In 1939 nam het aantal verkondigers tot dertig toe, een opmerkelijke groei in vergelijking met de achttien van het jaar daarvoor. Er werd een tweede gemeente gevormd, in Hilo.

Het getuigeniswerk werd intensiever, met informatieoptochten van verkondigers die sandwichborden droegen met de aankondiging van op de plaat opgenomen openbare lezingen die in Hilo en in Honolulu werden gehouden. Het geestelijke voedingsprogramma dat Jehovah’s volk ten deel viel, omvatte ook de kortegolfuitzendingen van broeder Rutherfords toespraken, die in de Koninkrijkszaal van Honolulu en op de afgelegen eilanden werden ontvangen. Aangezien er zo weinig mensen op de eilanden waren die hun standpunt voor Jehovah hadden ingenomen, was het een hele aanmoediging de waarheidsboodschap op zo’n grootscheepse schaal te horen uitgaan.

De aanval op Pearl Harbor

„Wij waren met een stationcar vol verkondigers op weg om een dag te gaan prediken in Pearl City, even voorbij Pearl Harbor”, vertelde Mabel Haslett over 7 december 1941. „Bij Pearl Harbor Road werden wij door de politie en door opbollende rookwolken teruggestuurd. Oorlog!” De Japanse strijdkrachten hadden hun vernietigende luchtaanval op Pearl Harbor ingezet en de daar gestationeerde Amerikaanse vloot verwoest. Mabel vervolgde: „Enkele dagen na 7 december werd er aan de deur geklopt. Vier met pistolen gewapende mannen namen Don mee naar het militaire hoofdkwartier voor ondervraging. De krijgswet was van kracht. Terwijl de ene officier na de andere vragen op Don afvuurde, antwoordde hij aan de hand van de Schrift. Een van hen zei kwaad: ’Laat de bijbel erbuiten!’ Maar Don antwoordde: ’Dat kan ik niet — die is mijn verdediging.’ Ten slotte stond degene die de leiding had op, naar het schijnt tevredengesteld, en ver na ’verduisteringstijd’ brachten zij Don thuis. . . . Hoewel wij nu en dan werden lastiggevallen, vorderde het werk.”

De Tweede Wereldoorlog bracht rantsoenering van brandstof, avondverduistering, spertijd en verzendingsmoeilijkheden mee. Ondanks deze problemen volhardde het over alle eilanden verspreide groepje verkondigers en pioniers in het predikingswerk. Het pioniersechtpaar James en Dora Harrub schreef in 1942 zelfs aan het bijkantoor: „Vóór Pearl Harbor namen veel mensen lectuur, maar de meeste weigerden te geloven dat Hawaii met ernstige moeilijkheden te maken kon krijgen. Dat is nu wel heel anders, en dikwijls worden er vragen gesteld over de naaste toekomst, enz. Wanneer zij te horen krijgen dat de WACHTTOREN-publikaties al hun vragen zullen beantwoorden, nemen zij ze graag.”

Molokai en een vrachtje van twintig kilo

Vlak nadat Harold Gale in Honolulu de waarheid had leren kennen en na het bombardement op Pearl Harbor kreeg hij zijn eerste pionierstoewijzing. Hij bericht: „Mijn toewijzing was het eiland Molokai, waar ik nog nooit geweest was. Helemaal alleen, met alleen maar een koffer bij me, wist ik niet eens waar ik de eerste nacht zou doorbrengen. Maar met Jehovah’s hulp kon ik logeren in het huis van een van de meest vooraanstaande Hawaiianen op het eiland. Later regelde hij dat ik voor slechts $7 per maand een groot huis kon huren op iets minder dan een halve hectare grond met zestien kokospalmen erop. Het was pal tegenover het strand, ongeveer 8 km ten zuiden van de havenstad Kaunakakai.”

Omdat Gale geen vervoer had, liep hij wel 30 km per dag te sjouwen met een vrachtje van 20 kilo bestaande uit een koffer vol boeken, brochures en tijdschriften in wel zes talen en een grammofoon met elf platen in evenveel talen. Dikwijls vroegen de Filippino’s of de platen te koop waren en wilden zij zelfs de grammofoon kopen. Later kreeg Gale van een broeder op Oahu een fiets toegestuurd en kon hij zo’n 60 km per dag bewerken. Norman Chock, een Chinese broeder, kwam samen met hem pionieren en bracht zijn Willys sedan mee. Hoewel zij wegens de oorlogsrantsoenering maar 38 liter benzine per maand konden krijgen, hebben zij het gepresteerd het hele eiland in zijn lengte en breedte te bewerken. In drie maanden tijd leidden zij achttien bijbelstudies.

Aan de noordzijde van het eiland ligt de geïsoleerde leprakolonie Kalaupapa, die alleen te bereiken is per boot of vliegtuig of door een 600 meter hoge pali of steile rots af te dalen. Broeder Gale vertelt: „Met twee koffers vol boeken nam ik het steile pad en liet 65 exemplaren van het boek Kinderen achter bij de heer Anderson, die de leiding had en die beloofde ze door te geven aan de leprozen met wie ik niet persoonlijk in contact kon komen.”

Op het Grote Eiland Hawaii

Tot degenen die gedurende die turbulente oorlogsjaren in de waarheid kwamen, behoorden Shinichi en Masako Tohara. Broeder Tohara kreeg zijn eerste lectuur in 1935 en zag in 1938 de Getuigen met sandwichborden door de straten van Hilo lopen. Later ging Ralph Garoutte met hem studeren, en na slechts één maand studie begon Shinichi tijdens het lunchuur op zijn werk, een bedrijf in Hilo waar saké (rijstbier) gebrouwen werd, getuigenis te geven aan zijn vrienden.

Terugdenkend aan zijn eerste kennismaking met de van-huis-tot-huisprediking, zegt hij: „Op een ochtend in maart 1942 pakte ik een boekentas tot de rand toe vol met lectuur. Ik was vastbesloten met mijn zoon Loy te gaan prediken. Ik ging naar het eerste huis en klopte aan, maar mijn hart klopte harder. Ik weet niet meer hoe ik mij door dit eerste bezoek heengeslagen heb. Maar ik had niet de moed om verder te gaan naar het volgende huis, en dus ben ik naar huis gegaan.” Nadat hij assistentie gekregen had van meer geroutineerde Getuigen, raakte hij zijn angst al snel kwijt. De volgende maand nam hij een week verlof van zijn werk om mee te gaan met de pioniers die in het verre Waimea en Kohala werkten. Het werd een heerlijke tijd voor hem! Op 19 april 1942 werden hij en zijn vrouw in het kalme water van de Grote Oceaan in Hilo Bay gedoopt.

Indachtig Jezus’ gelijkenis van de reizende koopman die prompt zijn bezittingen verkocht om de parel van grote waarde te bemachtigen, verkochten de Tohara’s slechts één maand na hun doop al hun huisraad en begonnen aan de bouw van een wooncaravan. In juni ontvingen zij hun eerste pionierstoewijzing, in Pahala, een plattelandsdistrict in het vulkaangebied van het Grote Eiland Hawaii. Na dit afgelegen gebied te hebben bewerkt, werden zij overgeplaatst naar het district Kona, waar zij heel wat bergpaden hebben afgelopen om tot de nederige koffieboeren te prediken.

„Caesar zegt dat wij niet mogen bouwen”

De Koninkrijkszaal van Honolulu begon uit zijn voegen te barsten door het groeiende vergaderingbezoek. Aangezien het duidelijk was dat er een grotere vergaderplaats moest komen, leek het logisch dit gebouw, het eerste ter wereld dat „Koninkrijkszaal” werd genoemd, uit te breiden. Maar in 1943 waren bouwmaterialen schaars en Hawaii stond onder de krijgswet. Om die reden wees de militaire regering de uitbreiding af.

Mabel Haslett wist te vertellen: „Toen ik op een dag thuiskwam, zat Don ernstig te kijken met een brief in zijn hand. Het was een machtiging van broeder Knorr, de nieuwe president van het Genootschap, om een nieuwe Koninkrijkszaal te bouwen op het terrein achter het bijkantoor. Don zei: ’Caesar zegt dat wij niet mogen bouwen. Jehovah’s organisatie zegt: „Bouwen.” Wij gaan bouwen natuurlijk.’”

In de kracht van Jehovah’s geest overwonnen de broeders de obstakels door dag en nacht te werken om zand van de stranden en stenen uit de bergen aan te slepen. Voor een prikje kochten wij afgedankte stalen rails van de Oahu Railway Company, en afvalhout van de stortplaats werd gebruikt om cementvormen te maken.

Zelfs de zusters zwoegden onvermoeibaar om de roest van de rails te bikken en ze vervolgens te verven. Een vriend van Harry Lu stelde een benzine-gestookt lasaggregaat ter beschikking, en ondanks de rantsoenering was er altijd voldoende brandstof om de rails tot spanten te lassen.

Een van de vrijwilligers, Harold Gale, vertelde: „Wij vroegen een aannemer wat dit bouwproject gekost zou hebben als het door een aannemer was gebouwd en hoeveel tijd er voor de bouw nodig zou zijn geweest. Hij verklaarde dat het ongeveer $17.000 waard was en dat met de bouw anderhalf jaar gemoeid zou zijn. Toen het gebouw klaar was, berekenden wij de werkelijke kosten op circa $700, de maaltijden voor 65 broeders inbegrepen; en de broeders deden er drie maanden over om het klaar te krijgen!”

De eerste zendelingen komen aan

De broederschap kwam in een geestelijk voorspoedige toestand uit de Tweede Wereldoorlog te voorschijn. In 1946 was er een hoogtepunt van 129 verkondigers, meer dan het dubbele van het aantal ten tijde van de aanval op Pearl Harbor zo’n vijf jaar tevoren. In de loop van dat jaar werden 38 nieuwelingen ondergedompeld.

In deze naoorlogse periode heeft het bezoek dat Nathan H. Knorr en Milton G. Henschel van het hoofdbureau van het Genootschap in New York aan Hawaii brachten een bijzonder belangrijke rol gespeeld. Tijdens dit bezoek werd voorgesteld zendelingen die aan de Wachttoren-Bijbelschool Gilead waren opgeleid naar Hawaii te zenden om het werk te versnellen.

Aan Martha Hess en Ruth Ulrich, afgestudeerden van de zevende klas van Gilead, viel toen zij op 27 september 1947 aankwamen, het traditionele Hawaiiaanse welkom bij de pier te beurt, compleet met vrolijke Hawaiiaanse muziek van de Royal Hawaiian Band en heupwiegende hula-meisjes. De broeders en zusters waren zo opgetogen over de komst van de zendelingen dat zij hen bedolven onder bloemenslingers.

Het oprechte en gewetensvolle werk van deze twee zendelingen zou een welkome zoete geur zijn voor de Hawaiianen in vergelijking met de zendelingen van de christenheid, die een wrange smaak hadden achtergelaten. Martha herinnert zich de bijtende opmerking van een plaatselijke komiek: „De eerste zendelingen kwamen naar de eilanden, gaven je een bijbel en zeiden dat je moest opzien naar de grote God in de hemel, en terwijl je omhoog stond te kijken, pikten ze je al je land af.”

Ten tijde van de aankomst van de twee gegradueerden van Gilead waren de 129 actieve verkondigers in Hawaii verbonden met drie gemeenten op Oahu (Honolulu, Maili en Waimea) en twee op het Grote Eiland Hawaii (Hilo en Kona), en wat kleinere groepen op Kauai, Maui en Molokai.

Tien en een half jaar lang werkten de twee zendelingenzusters ijverig in Hawaii en hielpen velen op de weg die ten leven leidt. Hun uitmuntende voorbeeld en enthousiasme voor de bediening hebben onder veel jongeren de pioniersgeest gewekt. In 1957 kregen Martha en Ruth een andere toewijzing, Japan, waar zij tot op heden als partners in het zendingswerk zijn blijven dienen.

Toen zich in Japan een crisis voordeed, informeerde broeder Knorr per brief in 1947: „Wie van de Hawaiiaanse broeders zou bereid zijn naar Japan te gaan?” De Hawaiiaans-Japanse Jerry en Yoshi Toma, Shinichi en Masako Tohara en Elsie Tanigawa meldden zich als vrijwilligers. In een brief aan broeder Knorr vroeg Don: „Maar wat zou je zeggen van de Hasletts?” Dus ook die kwamen erbij. Die zeven werden er later negen, toen de twee jonge dochters van de Tohara’s, die met hen meegingen naar de Gileadschool en vervolgens naar Japan, eveneens als zendeling gingen dienen toen zij volwassen waren. Zij allen zijn nog steeds in hun zendingstoewijzingen in Japan, behalve de Hasletts, die hun aardse loopbaan als gezalfde christenen hebben beëindigd.

De ware pioniersgeest

Toen het werk op Oahu eenmaal goed georganiseerd was, kon aandacht worden geschonken aan het ontginnen van niet eerder bewerkte gebieden op de buureilanden. De tijd was rijp voor bereidwillige en ijverige verkondigers om in deze geïsoleerde gebieden te gaan pionieren met het goede nieuws. Pionieren in de jaren vijftig betekende echter dikwijls dat men met zeer moeilijke omstandigheden te maken kreeg.

John Ikehara verhuisde op 1 april 1955 naar Kona op het Grote Eiland Hawaii om het groepje daar te gaan helpen. Omdat hij er niet in slaagde een part-timebaantje te vinden, hield hij zich hoofdzakelijk in leven met groenten en vruchten die in de tuin van de Koninkrijkszaal werden verbouwd. Hij beschrijft zijn studie met een Filippijnse man die aan een van de paden van de koffieplantage woonde: „Ik kreeg pijn aan mijn ogen van de rook van de petroleumlamp. Hij gaf antwoord in het Engels en las de paragrafen in het Iloko.” John verheugde zich om meer dan een reden echt op deze bijbelstudie. Hij legde uit: „Iedere week voordat wij gingen studeren, stond mijn leerling erop dat wij eerst aten.” Dit werd zeer op prijs gesteld, want zo kwam John aan eiwitten, als aanvulling op zijn vegetarisch dieet.

Ervaringen zoals deze in Kona verschaften hem een voortreffelijke opleiding voor zijn latere zendingstoewijzing in Japan, waar hij tot zijn dood heeft gediend. Verre van te klagen schreef John eens: „Ik dank Jehovah voor de vele zegeningen die hij over mij en ook duizenden anderen heeft uitgestort. Ik ben het Genootschap zeer dankbaar voor de hulp en het geduld met mij.”

In de herfst van 1954 benaderde Keith Stebbins, de toenmalige bijkantooropziener, Nathaniel Miller, een zendeling uit Japan die wegens de gezondheid van zijn vrouw in Hawaii verbleef, om te vragen of hij een speciale-pionierstoewijzing in Kekaha op Kauai zou aanvaarden.

Hoewel Nat Miller en zijn vrouw Allene geen auto hadden, die wel nodig was voor deze plattelandstoewijzing, stemden zij erin toe onmiddellijk te vertrekken. Aangezien Allenes gezondheid haar belette het urenvereiste voor speciale pioniers te halen, moesten zij beiden rondkomen van Nats speciale-pionierstoelage van $30 per maand.

Het vervoersprobleem werd opgelost toen Harry Lu de Millers een Dodge uit 1933 gaf. De lagers rammelden en hierdoor werd de snelheid beperkt tot zo’n 40 km per uur, maar zij hebben er nooit echt panne mee gehad. Soms duurde het echter wel een half uur om hem te starten.

Omdat zij slechts weinig geld hadden om benzine te kopen, concentreerden zij hun activiteiten op de onmiddellijke omgeving van de Koninkrijkszaal in de steden Kekaha en Waimea. Ongeveer een jaar later, nadat Allene aan de speciale pioniersdienst was begonnen, gingen zij prediken in Hanapepe, Port Allen en Koloa. Zij namen lunch en avondmaaltijd mee en waren dan de hele dag tot 10 uur ’s avonds bezig met prediken en studies leiden in Koloa. Weldra verdubbelde de gemeente in Kekaha in omvang, en werd in de naburige stad Koloa een nieuwe gemeente opgericht.

Gastheer voor honderden afgevaardigden

Het was bezielend voor de broeders in Hawaii te vernemen dat zij gastheer zouden zijn voor honderden afgevaardigden die deelnamen aan een door het Genootschap georganiseerde reis om de wereld in verband met de „Eeuwige goede nieuws”-congressen van 1963. Het congresprogramma zou gegeven worden in de Waikiki Shell, een amfitheater aan de kust langs de vermaarde Waikiki Beach.

De hartelijke omgang met zo veel bezoekende broeders was een verrukking. Er waren meer dan 6000 mensen aanwezig om te luisteren naar de hoofdtoespraak van broeder Knorr, die ook door de televisie live over de hele eilandenketen werd uitgezonden. Het publiek moest wel opmerken dat Jehovah’s Getuigen werkelijk een internationaal volk zijn. De afgevaardigden waren ook opgetogen omdat het congres werd gehouden in de zeer romantische Shell, die genesteld ligt aan de voet van de beroemde Diamond Head, waar de zachte passaatwind de bezoekers streelde.

Een nieuwe bijkantooropziener

Na aan de Gileadschool een opleidingsprogramma speciaal bestemd voor bijkantooropzieners te hebben gevolgd, kreeg Keith Stebbins met zijn vrouw in 1964 een nieuwe toewijzing, in de Dominicaanse Republiek. Gedurende zijn elf dienstjaren in Hawaii had hij gezien hoe Jehovah het werk met opmerkelijke groei had gezegend. Het aantal verkondigers was meer dan verdubbeld, van 770 tot 2064. De gemeenten waren in aantal verdrievoudigd, van 12 tot 37. Broeder Stebbins’ voortreffelijke organisatietalent had de plaatselijke organisatie versterkt en het fundament gelegd voor verdere groei in de toekomst.

Op het „Vrucht van de geest”-districtscongres van 1964 in Hilo maakte broeder Knorr de aanstelling van Robert K. Kawasaki sr. als bijkantooropziener bekend. Broeder Kawasaki, in Hawaii geboren en getogen, diende toen als districtsopziener nadat hij in 1961 van de Gileadschool gegradueerd was.

Er is iets mis

In 1965 stonden de broeders op het bijkantoor voor een raadsel dat hen verontrustte, want de velddienstberichten over de eerste drie maanden vertoonden telkens opnieuw een teruggang in het aantal bericht inleverende verkondigers. Dit was hoogst ongebruikelijk, want Hawaii had zich altijd in een gestadige toename verheugd.

Op aanwijzing van broeder Knorr werd een speciale vergadering gehouden met een selectie van kring- en districtsopzieners. Na negen uur van intense en gebedsvolle discussies onderscheidde men duidelijk twee oorzaken voor de achteruitgang — materialisme en een verzwakte geestelijke gezindheid.

In die tijd beleefde de economie van Hawaii dank zij het toerisme een grote opbloei. De bouwnijverheid was het nog nooit zo voor de wind gegaan. Het gevolg was dat de kosten van levensonderhoud stegen. Sommige broeders lieten zich ertoe verlokken twee banen te nemen. Sommige echtgenotes gingen werelds werk voor hele dagen doen en vele jongeren verkozen werelds werk boven de pioniersdienst. Zelfs sommige broeders met verantwoordelijkheden in de gemeenten raakten in de ban van materieel gewin.

Nog ernstiger en dieper geworteld was echter een gebrek aan geestelijke gezindheid onder de broeders en zusters. Velen lazen gewoon de bijbel niet dagelijks, noch beschouwden zij de schriftuurlijke dagtekst. Ouders studeerden niet met hun kinderen.

Hoe toepasselijk was de raad van broeder Knorr van het hoofdbureau: „Wij dienen alle mogelijke geestelijke aansporing te geven om de GEESTELIJKE GEZINDHEID van de gemeenten op te bouwen. Als mensen geestelijk sterk zijn, zullen zij geregeld zijn in de velddienstactiviteit. Het werk in het veld sterkt iemands geestelijke gezindheid ook. Maar iemand kan niet sterk zijn in het veld, als hij zich niet met geestelijke dingen voedt.”

De nadruk op dagelijkse geestelijke gezindheid

In het licht van deze aanwijzingen te rechter tijd werd besloten dat via de reizende opzieners het thema van dagelijkse geestelijke gezindheid sterk de nadruk zou krijgen. Dagelijks de bijbel lezen, een geregelde gezinsstudie en beschouwing van de schriftuurlijke dagtekst zouden op gemeentelijk niveau gewetensvol worden bevorderd. Er werd met succes een campagne opgezet om het Jaarboek te verspreiden (dat toen nog de dagteksten bevatte), opdat iedere verkondiger en bijbelstudent een eigen exemplaar zou hebben.

Er werden ook plannen gemaakt om op elk van de grote eilanden van de Hawaiiaanse keten het jaarlijkse districtscongres te houden. Op deze wijze zouden de broeders in de gehele staat gemakkelijk naar het congres kunnen komen en zouden hun de aanzienlijke kosten van een vliegreis naar Honolulu bespaard blijven.

Het benutten van deze verschillende wegen om de nadruk te leggen op een geestelijke gezindheid in het leven van de broeders begon voortreffelijke resultaten af te werpen. In 1966 was er een toename van 4 procent in verkondigers, en van 1967 tot 1969 was er telkens een toename van 10 procent. Hoe waar is het dat prompte toepassing van instructies die door Jehovah’s organisatie worden gegeven beslist Zijn zegen meebrengt!

Een toegenomen geestelijke gezindheid stimuleert de christelijke ijver. Dit werd steeds duidelijker onder de jeugd. Velen begonnen zich in te spannen om meer dienstvoorrechten te krijgen. In het dienstjaar 1968 werden tien hardwerkende pioniers uitgenodigd voor de Gileadschool, Bethel Brooklyn en zendingstoewijzingen in Micronesië.

Uitbreiding van het werk in Micronesië

Vlak voor het zonebezoek van broeder Knorr in april 1968 kondigde een grote luchtvaartmaatschappij in het Honolulu Star Bulletin aan dat er een lijndienst tussen Hawaii, Micronesië en Guam geopend zou worden. Aangezien het district van de Marshalleilanden (in het oostelijk deel van Micronesië) kort voordien was toegewezen aan het bijkantoor in Hawaii, lieten de broeders op het bijkantoor broeder Knorr enthousiast het kranteartikel zien. Broeder Kawasaki vertelt: „Ik zag zijn ogen oplichten terwijl hij zich in zijn geest een beeld begon te vormen van de mogelijkheden die deze nieuwe luchtroute zou verschaffen om het werk in de zeven districten van Micronesië en op Guam uit te breiden.” Na een ogenblik in stilte gemediteerd te hebben, wendde hij zich tot broeder Kawasaki en zei: „Broeder [Nathaniel] Miller zou deze eilanden als kringopziener kunnen bedienen, en jij zou ook kunnen gaan, om de beurt.”

Micronesië omvat 2000 eilanden, waarvan er 97 bewoond zijn, verspreid over 7.800.000 km2 oceaan ten westen van Hawaii. Elk eilanddistrict heeft zijn eigen taal, al moet men bedenken dat Japan het grootste deel van dit gebied bezette toen het na de Eerste Wereldoorlog door de Volkenbond aan dat land als mandaat was toegewezen. Daardoor werd er zo’n 25 jaar lang op de scholen Japans onderwezen en leerden velen in het territorium die taal vloeiend spreken. Omdat broeder Miller Japans had gestudeerd toen hij als zendeling in Japan vertoefde, was hij uitstekend geschikt om deze eilanden te bereizen.

In feite vormden deze gebeurtenissen het voorspel voor de uiteindelijke toewijzing van Guam en de rest van de grondgebieden van Micronesië aan het opzicht van het Hawaiiaanse bijkantoor op 1 januari 1969. Omdat het Hawaiiaanse bijkantoor zo dicht bij deze eilanden lag, leek dat bijkantoor die enkele verkondigers in dit geestelijke ontginningsgebied beter te kunnen dienen en nauwer contact met hen te kunnen onderhouden. Terwijl broeder Miller het gebied als kringopziener bediende, bezocht broeder Kawasaki sr. eens per jaar de negen zendelingenhuizen. Zelfs nadat sommige van de zendelingen waren aangesteld om als kringopziener te dienen, brachten de twee broeders nog jaarlijks bezoeken aan de zendelingenhuizen en dienden zij als districtsopzieners op Guam en in Micronesië. Zo begon een uitermate druk en geestelijk lonend hoofdstuk in de geschiedenis van het Hawaiiaanse bijkantoor.

Op naar maagdelijke velden

Tevens werd besloten de bestaande zendelingenhuizen in Micronesië te bemannen met pioniers uit Hawaii. Broeder Knorr was tot de conclusie gekomen dat de meesten zich gemakkelijk zouden aanpassen aan de levensstijl op de eilanden en goed met de plaatselijke bevolking overweg zouden kunnen. Dit was een betekenisvol besluit, want hierdoor zouden vele ijverige jonge mensen van Hawaii de kans van hun leven krijgen om in de ware zin des woords te pionieren door als zendelingen het Koninkrijkswerk te verrichten in vrijwel maagdelijke velden.

Hoewel het vooruitzicht als zendeling in Micronesië te dienen opwindend was, zou het beslist niet zonder moeite gaan. Een groot deel van de Tweede Wereldoorlog tussen Japan en de Geallieerden was op deze eilanden uitgevochten. Oorden zoals Kwajalein, Truk, Saipan, Guam en Peleliu waren beruchte tonelen geweest van gruwelijke gevechten. De verwoesting in het hele district was groot en het herstel vorderde traag. Er waren slechts enkele geplaveide wegen en dat waren nu eens stoffige paden en dan weer modderpoelen, afhankelijk van het weer. De elektriciteitsvoorziening was hetzij grillig of helemaal niet aanwezig. De afwezigheid van rioleringen en drinkbaar water leidde dikwijls tot gezondheidsproblemen door ingewandsparasieten. Dan waren er de meedogenloze tropische hitte en vochtigheid, veel extremer en intenser dan in Hawaii.

Te midden van deze omstandigheden legden de zendelingen, van wie de meesten pioniers uit Hawaii waren, de basis voor het werk. Zij waadden door rivieren, voeren met bootjes en liepen door dichte wouden om de huizen van de mensen te bereiken. In de natte en modderige omstandigheden waren schoenen onpraktisch. Daarom begonnen de meeste zendelingen rubber sandalen te dragen in het predikingswerk.

De Micronesische eilandbewoners bleken van nature vriendelijk en zachtaardig te zijn. Hun diepe eerbied voor de bijbel maakte het prediken onder hen tot een feest.

Iedere eventuele ongerustheid of Jehovah deze regeling, om Micronesië aan het Hawaiiaanse bijkantoor toe te wijzen, zou zegenen, werd weggenomen door het velddienstbericht van augustus 1970: Guam berichtte een toename van 88,6 procent in verkondigers, de Marshalleilanden een toename van 25 procent, Ponape een toename van 82,4 procent en Saipan een toename van 114,3 procent. De zendelingen maakten ook een geslaagd begin met het werk in Belau (Palau), op Yap en op Truk.

Jongeren bouwen een goed bericht op

Gedurende de jaren zestig en zeventig werd een gezonde pioniersgeest vaardig over de jongeren in Hawaii. In 1971 ging naar schatting 95 procent van de jongeren die van de middelbare school kwamen in de volle-tijddienst. Velen van hen waagden later de sprong van zendingsdienst in Micronesië en droegen ertoe bij dat de Koninkrijksboodschap op die verre eilanden krachtiger weerklonk. Tientallen jonge, gezonde broeders kregen het voorrecht op Bethel Brooklyn en op de Watchtower Farms te dienen.

Deze ijver voor de volle-tijddienst werd gestimuleerd door een hechte groep reizende opzieners die een aanstekelijk enthousiasme tentoonspreidden. Veel gemeenteouderlingen waren zeer actief en gaven aldus een voortreffelijk voorbeeld in de bediening, en zij stelden de jongeren altijd positief de volle-tijddienst als een haalbare loopbaan voor ogen. Over het algemeen werden de pioniers door de ouders en de gemeenten krachtig ondersteund. Geen wonder dat veel jonge mensen in geestelijke zin opbloeiden.

Tyfoon Pamela — en het goeds dat eruit voortvloeide

Op 13 mei 1976 stortte de supertyfoon Pamela zich op Guam. De aanhoudende winden van wel 230 km per uur maakten het tot een van de ergste tyfoons die het eiland ooit getroffen hadden. Tachtig procent van de gebouwen op het eiland werd beschadigd, ten minste de helft daarvan onherstelbaar. De Koninkrijkszaal en het aangrenzende zendelingenhuis werden geheel met de grond gelijk gemaakt. Gelukkig verloor geen van de zendelingen of verkondigers het leven.

De noodzaak van herbouw na deze ramp zette de broeders op het Hawaiiaanse bijkantoor ertoe aan zich opnieuw zorgvuldig te bezinnen over de wijze waarop het werk op Guam en in Micronesië werd bestuurd. Na gebedsvolle overweging onderscheidden zij dat een bijkantoor op Guam vermoedelijk zou voorzien in nauwlettender opzicht over het werk in Micronesië. Daarom werden er aanbevelingen en plannen voor een nieuw bijkantoor voorgelegd aan het Besturende Lichaam, en deze werden goedgekeurd. Het nieuwe bijkantoor zou het opzicht hebben over de Koninkrijksprediking op Guam en in alle eilanddistricten van Micronesië. Er werd een modern gebouw ontworpen, met zes slaapkamers, een kantoor, een grote Koninkrijkszaal met zitplaatsen voor 400 personen, en enige drukkerijfaciliteiten. Dit project bleek een forse onderneming en kwam niet zo gemakkelijk tot stand als oorspronkelijk was verwacht.

De bouw van het bijkantoor op Guam — een heet en vochtig karwei

Er werd een voortreffelijk stuk grond gekocht, gunstig en centraal gelegen. In januari 1978 werd met de bouw begonnen. Van de Getuigen in Hawaii en het vasteland van de Verenigde Staten kwamen timmerlieden, loodgieters, schilders, architecten, elektriciens en een civiel ingenieur. Velen in deze vrijwillige werkstaf bezaten sublieme bekwaamheden in het bouwvak. Het werk ging vlot van start.

De stress van zware bouwwerkzaamheden in de uitputtende, vochtige tropenhitte van Guam in een overvolle leefruimte begon zich te wreken. De eisen van het werk leidden er dikwijls toe dat vergaderingen en velddienst langdurig veronachtzaamd werden.

De broeders op het bijkantoor in Hawaii deden de aanbeveling om de nadruk en aandacht meer te concentreren op de geestelijke gezindheid van hen die aan het project werkten, teneinde de stress te verlichten. Dit had een gunstige invloed op de algehele geest. Het moet de vrijwilligers worden nagegeven dat zij zich aanzienlijke offers getroostten om in het werk te volharden. Deze broeders en zusters die samen zwoegden, dikwijls onder een zeer hete zon, gaven blijk van de oprechte bereidheid zich voor de volle honderd procent krachtig in te spannen. Jehovah God zegende hun getrouwheid en volharding met de geslaagde voltooiing van een fraai nieuw bijkantoorgebouw, in een grandioos aangelegde tuin en gelegen in een rustieke tropische omgeving. Op 20 april 1980 droeg broeder Milton Henschel van het Besturende Lichaam tijdens zijn zonebezoek aan Guam het nieuwe gebouw op aan de zuivere aanbidding van Jehovah.

Op 1 mei 1980 trad het bijkantoor op Guam in werking en vanaf die datum voorzag het in bekwaam opzicht over de eilanden van Micronesië en Guam. Nathaniel Miller van het bijkantoorcomité van Hawaii, die al deze eilanddistricten uitvoerig had bereisd toen ze onder opzicht van Hawaii stonden, werd aangesteld als coördinator van het pas georganiseerde bijkantoor op Guam. Hideo Sumida en Arthur White, die eveneens lid van het bijkantoorcomité van Hawaii waren geweest, werden overgeplaatst van Hawaii ter aanvulling van het bijkantoorcomité van Guam.

Elf jaar lang heeft het bijkantoor in Hawaii de eilanden van Micronesië en Guam bediend. Wat een voorrecht was het samen te werken met de hardwerkende zendelingen en plaatselijke verkondigers, die letterlijk gepionierd hebben in het Koninkrijkswerk op deze verspreide, geïsoleerde eilanden, door waarheidszaden te planten en te begieten in de harten van de nederige inheemse eilandbewoners!

De tweede immigrantengolf

Gedurende de jaren tachtig heeft Jehovah Hawaii gezegend met geleidelijke en gestadige groei. In oktober 1983 kwam voor het eerst in de geschiedenis van Hawaii het hoogtepunt in verkondigers boven de 5000 uit, toen 5019 Getuigen, verbonden met 60 gemeenten, bericht van hun velddienst inleverden.

In recente jaren wordt Hawaii overspoeld door een tweede immigrantengolf uit andere eilandnaties van de Grote Oceaan, aangetrokken door de betrekkelijke materiële welvaart van het land. Natuurlijk brachten zij hun inheemse culturen en talen mee. Om de vele „schapen” die zich onder hen bevonden te kunnen opvangen, moesten er meer vreemdtalige gemeenten worden georganiseerd. Snel achtereen werden er Japanse, Koreaanse, Samoaanse, Spaanse en Iloko gemeenten opgericht. De broeders in deze gemeenten zijn goed georganiseerd en dragen zeer ijverig zorg voor hun christelijke verantwoordelijkheden.

Een overvol bijkantoor

De groei in de verkondigersgelederen betekende grotere vraag naar lectuur en een toenemend aantal gemeenten dat door het bijkantoor moest worden bediend. De kleine garage die als magazijn dienst deed, begon uit te puilen. Het kantoor raakte eveneens overvol naarmate er meer personeel nodig was om de aanzwellende correspondentie te behartigen.

Het kantoor aan de Pensacola Street, dat de belangen van Jehovah’s volk in Hawaii bijna vijftig jaar lang had gediend, was nu gewoon te klein. Daar het in een dichtbevolkt gedeelte in het centrum van Honolulu lag, was uitbreiding op hetzelfde terrein niet haalbaar. Vandaar dat men op zoek ging naar een geschikte locatie voor een ruimer, nieuw bijkantoor.

In 1985 stuurde een plaatselijke makelaar een folder naar het bijkantoor waarin een terrein van 0,45 ha te koop werd aangeboden met daarop een gebouw van 2300 m2, voorheen een supermarkt. Het was een ideale locatie, vlak bij het vliegveld en de binnenstad van Honolulu. Hoewel een andere gegadigde in beginsel was overeengekomen dit perceel te kopen, namen de broeders van het bijkantoorcomité, met toestemming van het Besturende Lichaam, contact met de makelaar op om een bod uit te brengen. Tot ieders verrassing trok de eerste kandidaat zich uit de onderhandelingen terug. Ook het feit dat de eigenaar van het perceel Jehovah’s Getuigen bijzonder gunstig gezind was, leek een bewijs van Jehovah’s hand in de aangelegenheid. Binnen enkele maanden was de transactie rond, en in november 1985 werd de eigendomsakte aan het Genootschap overhandigd.

Het verbouwen van een voormalige supermarkt tot een bijkantoor, magazijn, Bethelhuis en twee Koninkrijkszalen, vormde een interessante uitdaging. De broeders in Hawaii hadden nog nooit een bouwproject van die omvang ondernomen. Er werd een bouwcomité benoemd, er werden bouwplannen getekend en verscheidene bouwafdelingen in het leven geroepen. Er heerste een volstrekt vertrouwen in de bereidheid van de plaatselijke broederschap om te voorzien in de bekwaamheden en arbeid die nodig waren om het karwei te klaren. Maar natuurlijk besefte men dat het fundament waarop het welslagen van het project berustte, niet beter kon worden uitgedrukt dan met de woorden van de psalmist in Psalm 127:1: „Als Jehovah zelf het huis niet bouwt, is het tevergeefs dat de bouwers ervan er hard aan hebben gewerkt.”

„Net als het bouwen van Salomo’s tempel!”

Om iedereen op de hoogte te stellen van de bouwplannen voor het bijkantoor werden er met ingang van februari 1987 op zeven plaatsen, verspreid over de hele staat, speciale vergaderingen gehouden. Meer dan 5000 personen kwamen bijeen in de Waikiki Shell. De broeders van het bouwcomité zetten uiteen wat er al tot stand was gebracht en gaven een overzicht van het bouwschema, dat volgens de planning op 1 maart 1987 van start moest gaan.

Nu begon het werk in ernst. Letterlijk duizenden broeders en zusters op Oahu en andere eilanden regelden hun aangelegenheden zo dat zij een aandeel konden hebben. Sommigen reisden in de weekends naar het bouwterrein, anderen kwamen voor langere perioden. Veel Getuigen op Oahu stelden welwillend hun huis open voor werkers die van de naburige eilanden kwamen. Tijdens het hoogtepunt van de bouwperiode kwamen er ongeveer 150 vrijwilligers op werkdagen en 250 tot 300 in de weekends.

Hoewel het werk zwaar was en er lange dagen werden gemaakt, heerste er een bereidwillige en blijmoedige geest. De nadruk werd gelegd op de geestelijke gezindheid. De dagtekst werd zonder mankeren beschouwd en De Wachttoren elke week bestudeerd. Er werden geregeld bijbelse lezingen gehouden die door de voltallige werkploeg werden bijgewoond.

De medewerking van verschillende zakenlieden en tientallen gewillige werkers leidde ertoe dat het werk zonder stagnatie tot voltooiing kwam. Een vrijwillige werker merkte op: „Dit is net als het bouwen van Salomo’s tempel!” Eigenlijk was er nogal een verschil tussen Salomo’s tempel en het nieuwe bijkantoorgebouw. De tempel was gedeeltelijk bekleed met goud op een „geprefabriceerde” constructie, zodat er tijdens de bouw weinig lawaai te horen was. Het bijkantoorgebouw werd opgetrokken uit cement, hout en staal en dat ging met heel wat lawaai gepaard. Maar één ding was toch hetzelfde — de geest die de tempelarbeiders in Salomo’s dagen bewoog, bezielde ook de broeders en zusters in Hawaii. Er verrees een aantrekkelijk bijkantoorgebouw uit een leegstaande, vervallen supermarkt. Bijna een wonder!

Ondanks de hoeveelheid activiteit die in de bouw van het bijkantoor ging zitten, werden er in 1986 vijf hoogtepunten in verkondigers bereikt. Aan het einde van dat dienstjaar werden er twee nieuwe gemeenten gevormd. In 1987 waren er drie hoogtepunten in verkondigers, en werden er nog drie gemeenten opgericht. In juli 1987 was de bouw voltooid. De maand daarop werden de bezigheden van het bijkantoor verplaatst naar de nieuwe locatie.

Regen — maar een voortreffelijke stemming

Het regende in Honolulu op de vroege ochtend van 3 april 1988, maar de stemming onder de 5870 personen die voor het inwijdingsprogramma bijeengekomen waren in het Neal Blaisdell Center had er niet onder te lijden. Nog eens 2838 broeders, vergaderd op Maui, Kauai en op het Grote Eiland Hawaii, waren per telefoonlijn verbonden met het programma in Honolulu, dat de hele dag duurde. De coördinator van het bijkantoorcomité gaf een overzicht van de geschiedenis en de vooruitgang van het Koninkrijkswerk in Hawaii. De verkondigers die al meer dan 38 jaar op de eilanden predikten, zaten op de voorste rijen van de arena en zij stemden van harte in met de opmerking van de spreker dat Jehovah Zijn volk in Hawaii rijkelijk had gezegend.

In een dertig minuten durende diapresentatie, die op alle vergaderplaatsen gelijktijdig werd vertoond, was de transformatie van de vroegere supermarkt tot een nieuw bijkantoor vastgelegd. Elk van de vier bezoekende leden van het Besturende Lichaam sprak op zijn beurt het grote gehoor toe. In een bezielende toespraak beschreef Daniel Sydlik Jehovah’s rechtvaardigheid als even onveranderlijk en bestendig als de bergen (Ps. 36:6). „Tel je zegeningen”, was de aanmoediging die Lyman Swingle de toehoorders in overeenstemming met Psalm 144:15b gaf. Lloyd Barry trok een parallel tussen de vreugde waarmee de viering van het Loofhuttenfeest gepaard ging en de tegenwoordige tijd, nu ware aanbidders eveneens de grote inzameling vieren die door Jehovah tot stand wordt gebracht (Lev. 23:40). In zijn inwijdingstoespraak verklaarde Milton Henschel: „Onze God is een God van voornemens, en in zijn handelingen toont hij zich oppermachtig. Deze inwijding van de nieuwe bijkantoorfaciliteiten is een onderdeel van Jehovah’s voornemen. Wij willen onderkennen hoe dit nieuwe gebouw in verband met Jehovah’s wil zal worden gebruikt.”

Toen deze zeer bijzondere dag van aanbidding ten einde liep en de menigten zich verenigden in slotlied en gebed, waren hun gevoelens als die van de Israëlieten na de inwijding van Salomo’s tempel. Zij gingen naar hun huizen, „verheugd en vrolijk van hart om al het goede dat Jehovah . . . had verricht” (1 Kon. 8:66). Het was een grootse geestelijke gebeurtenis, een ware mijlpaal in de zeventigjarige geschiedenis van Jehovah’s volk in Hawaii.

Zoals was voorzien, zette de bouw van de nieuwe bijkantoorfaciliteiten veel broeders ertoe aan ernstig na te denken over verbetering van de kwaliteit van hun verouderende Koninkrijkszalen, of over de mogelijkheid om nieuwe te bouwen voor de bloeiende gemeenten. In mei 1986 werd de eerste snelbouw-Koninkrijkszaal in Hawaii gebouwd, in Kekaha op Kauai. Sindsdien zijn er over de hele staat verspreid zes nieuwe Koninkrijkszalen gebouwd en werden er twee geheel gerenoveerd. Ook hebben het voormalige bijkantoor en de Koninkrijkszaal aan de Pensacola Street een face-lift ondergaan, en er staan zes andere bouwprojecten voor Koninkrijkszalen op stapel.

Een goed voorbeeld voor allen

Wat de „Goddelijke gerechtigheid”-districtscongressen van 1988 zo ongeëvenaard opwindend maakte, waren de 63 zendelingen die thuiskwamen voor een bezoek aan Hawaii. Alle toehoorders voelden hun hart sneller kloppen en kregen vreugdetranen in hun ogen toen al deze zendelingen op het congres in Honolulu samendromden op het podium tijdens de lezing op zaterdag: „Wat er voor doeltreffende zendingsactiviteit vereist is”. De aanwezige broeders en zusters konden zich niet inhouden en barstten na afloop uit waardering los in een daverend en langdurig applaus.

Wat een herinnering aan het feit dat zovelen uit Hawaii zich hebben ingespannen om naar grotere dienstvoorrechten te streven! Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn er 164 zendelingen van Hawaii uitgezonden naar Japan, Taiwan, Okinawa, Korea, Samoa en landen in Zuid-Amerika en Afrika, maar de meeste toch naar de eilanden van Micronesië. Op het ogenblik dienen er 77 nog steeds in hun toewijzingen als zendelingen, reizende opzieners en speciale of gewone pioniers.

Voor anderen is de Betheldienst het doel geweest, vooral voor de robuuste jonge broeders. De eerste werd in het begin van de jaren zestig uitgenodigd om op Brooklyn Bethel te dienen. Sindsdien hebben er 127 dit voorrecht van volle-tijddienst gesmaakt. Momenteel dienen er 25 op Bethel Brooklyn en de Watchtower Farms, en 13 als leden van de Hawaiiaanse Bethelfamilie.

De uitzonderlijke belangstelling voor de volle-tijddienst, vooral onder de jongeren, kan worden toegeschreven aan het voorbeeld dat de ijverige vroege zendelingen en later de energieke ouderlingen en reizende opzieners hebben gegeven. Ook hebben ouders in Hawaii veel ondersteuning gegeven en zijn zij een grote aanmoediging geweest voor hun kinderen die overzee als zendelingen of Bethelieten dienden. Dit heeft velen van hen in staat gesteld in hun toewijzingen te blijven in plaats van te zwichten voor onoverkomelijk heimwee en overweldigende ontmoediging. Zo kunnen zij de voordelen oogsten die op langere termijn ten deel vallen aan hen die standvastig in hun dienstvoorrechten volharden.

De stand van het werk nu

In augustus 1990 werd een absoluut hoogtepunt van 6194 verkondigers bereikt. Als gevolg daarvan verheugt Hawaii zich nu in de gezonde verhouding van 1 Koninkrijksverkondiger op elke 180 inwoners (gebaseerd op bevolkingsgegevens uit 1989). De gebieden van de 72 gemeenten worden veelvuldig bewerkt, gemiddeld eens in de vier tot zes weken over de hele staat gerekend. Ook leverde in augustus een absoluut hoogtepunt van 608 verkondigers bericht in als gewone pionier. Het verheugt ons vast te stellen dat velen van hen in de tienerleeftijd of in de twintig zijn.

De bonte schakering van mensen met hun contrasterende raciale en culturele achtergronden kunnen de velddienst tot een intrigerende ervaring maken. Het is bijvoorbeeld niet ongewoon Kaukasische, Japanse, Chinese, Filippijnse en Hawaiiaanse huisbewoners te ontmoeten die belijden katholiek, protestant, boeddhist of mormoon te zijn. En allemaal wonen zij in dezelfde straat! Hoewel de apathie ten aanzien van de Koninkrijksboodschap lijkt toe te nemen, blijven er „schapen” naar de berg van Jehovah toestromen, zoals te zien is aan het aantal van 15.245 aanwezigen bij de Gedachtenisviering in april 1990.

Zoals ook in andere streken der aarde is Jehovah’s volk in Hawaii niet immuun voor problemen en de aanvallen van onze voornaamste Tegenstander, de Duivel. Hoewel er dank zij het toerisme en de buitenlandse investeringen volop banen zijn, hebben de inwoners van Hawaii nog steeds te kampen met ongewoon hoge kosten van levensonderhoud. Weerstand biedend aan deze economische druk, waardoor man en vrouw zich dikwijls beiden genoodzaakt zien werelds werk te doen om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen, streeft Gods volk ernaar een gezonde geestelijke instelling te behouden. Illegaal druggebruik viert op sommige plaatsen hoogtij, met alle tragische gevolgen van dien, en daarom moeten jongeren weerstand bieden aan de bedrieglijke verlokking ervan. Ook is Hawaii als gevolg van het zonnige en milde klimaat dat er het hele jaar door heerst een oord dat spel en plezier in de hand werkt, waardoor ontspanning en amusement een grote afleiding vormen. Nodeloos te zeggen dat het voortdurende waakzaamheid vereist om te voorkomen dat men voor deze subtiele verlokkingen van Satan zwicht.

De Hawaiiaanse mensen staan echter, zoals trouwens zoveel eilandgemeenschappen, bekend om hun ontspannen optreden, vriendelijkheid en gastvrijheid. Misschien is dit te danken aan de geslaagde vermenging van de verscheidenheid van volken en culturen of aan de eeuwigdurende zonneschijn en het verrukkelijke weer. En vooral onder Jehovah’s volk zijn deze aantrekkelijke hoedanigheden nog sterker naar voren gekomen doordat zij de vruchten van de geest aankweken.

Jehovah’s Getuigen in Hawaii blijven actief en ijverig, en maken geestelijke activiteiten tot het middelpunt van hun leven. En door de hele hedendaagse geschiedenis van Hawaii heen hebben zij bewezen Jehovah’s organisatie van ganser harte en loyaal te ondersteunen.

Er is op de Hawaii-eilanden beslist veel van de lieflijke schoonheid van een tropisch paradijs te vinden. Maar de ware, onvergelijkelijke schoonheid van Hawaii ontvouwt zich in het geestelijke paradijs onder de 6000 loyale slaven van Jehovah, die behagen en verrukking vinden in hun dienst voor hem. Wat zijn zij dankbaar dat hij erop toegezien heeft dat ’de berg van het huis van Jehovah stevig bevestigd is’, zelfs op de verre, exotische Hawaii-eilanden. — Jes. 2:2.

[Tabel op blz. 115]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Hawaii 8000

1950 320

1960 1589

1970 3340

1980 4494

1990 6194

Hoogtepunt verkondigers

1000

1950 30

1960 80

1970 447

1980 591

1990 938

Gem. pioniers

[Kader/Kaart op blz. 66]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

HAWAII-EILANDEN

HAWAII

Hilo

Kailua-Kona

Pahala

LANAI

MAUI

MOLOKAI

Kalaupapa

Kaunakakai

OAHU

Aiea

Pearl Harbor

Honolulu

KAUAI

Kekaha

Kapaa

Hanapepe

Koloa

NIIHAU

Grote Oceaan

[Kader]

HAWAII-EILANDEN

Hoofdstad: Honolulu

Voertaal: Engels

Voornaamste religie: Verschillende godsdiensten

Bevolking: 1.112.100

Bijkantoor: Honolulu

[Illustratie op blz. 71]

Ivoren stranden en stille baaien sieren de Hawaii-eilanden

[Illustratie op blz. 72]

Ellis Fox begon in 1915 samen met de Bundy’s in het predikingswerk

[Illustratie op blz. 73]

Dora Harrub en haar man James waren de eersten die werden gedoopt, in 1919

[Illustratie op blz. 79]

Joseph dos Santos begon in 1929 met de pioniersdienst. Hoe kwam hij aan de bijnaam „Pupule Joe”?

[Illustratie op blz. 83]

Don en Mabel Haslett. Hij werd in 1934 de eerste bijkantooropziener van Hawaii

[Illustratie op blz. 84]

De eerste vergaderplaats die Koninkrijkszaal werd genoemd, werd in 1935 in Honolulu gebouwd, aan de Pensacola Street

[Illustratie op blz. 85]

Geluidswagens zenden bijbelse boodschappen uit. Deze werd in 1937 van Honolulu naar de afgelegen eilanden verscheept

[Illustratie op blz. 88]

Geluidswagens doorkruisen de straten om bijbelse toespraken en op de plaat opgenomen lezingen aan te kondigen

[Illustratie op blz. 94]

Don Haslett, Nathan Knorr, Mabel Haslett en Milton Henschel. Broeder Knorrs bezoek aan Honolulu in 1947 gaf de stoot tot het uitzenden van zendelingen naar Hawaii

[Illustratie op blz. 95]

Op 27 september 1947 arriveren de eerste twee zendelingen in Honolulu. Martha Hess, voorste rij, vierde van links, en Ruth Ulrich, achterste rij, tweede van links. De zusters Hess en Ulrich dienen nu in Japan

[Illustraties op blz. 96]

Waikiki Shell, waar het „Eeuwige goede nieuws”-congres van 1963 gehouden werd. Velen werden bij Waikiki Beach gedoopt

[Illustratie op blz. 101]

Nathaniel en Allene Miller arriveerden in 1954 in Hawaii en hebben daar gediend tot hun toewijzing aan Guam in 1980 *

[Voetnoten]

^ ¶258 Allene Miller is in november 1989 in getrouwheid gestorven.

[Illustratie op blz. 105]

Het bijkantoor op Guam met Koninkrijkszaal werd op 20 april 1980 ingewijd. Guam bestuurt het predikingswerk op de 2000 eilanden van Micronesië

[Illustratie op blz. 107]

Het bijkantoor en de Koninkrijkszaal aan de Pensacola Street hebben de Koninkrijksbelangen bijna vijftig jaar gediend, tot augustus 1987

[Illustraties op blz. 108]

Een vroegere supermarkt, die werd verbouwd tot bijkantoor, magazijn, Bethelhuis en twee Koninkrijkszalen, werd op 3 april 1988 ingewijd

[Illustratie op blz. 109]

Leden van het bijkantoorcomité en hun echtgenotes. Van links naar rechts: Robert en Hatsuko Kawasaki, Frans en Endeline van Vliet, en Gary en Carol Wong