Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Jehovah’s Getuigen — Jaarboekbericht 1991

Jehovah’s Getuigen — Jaarboekbericht 1991

Jehovah’s Getuigen — Jaarboekbericht 1991

DE STAD had geen boerenbevolking. Toch had hetgeen hij aan bepaalde burgers van dit bolwerk van handel en politiek schreef, te maken met de grondbeginselen van de landbouw. ’Begin met het zaad te planten’, zo zei hij. ’Begiet en verzorg vervolgens het gewas.’ Daarop bracht hij een derde element naar voren, het allerbelangrijkste voor de groei van een plant. Hij zei: ’God blijft het wasdom geven.’ — 1 Kor. 3:6.

Die stad was Korinthe, gelegen op de istmus, of landengte, van Korinthe; de tijd: de eerste eeuw. De schrijver was de christelijke apostel Paulus, en het kernpunt van zijn onderwerp was de geestelijke groei van de volgelingen van Christus. Luister hoe Paulus drie korte, bondige uitspraken doet over het bereiken van christelijke rijpheid: „Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God bleef het wasdom geven.” Vervolgens zegt hij, om er zeker van te zijn dat wij begrijpen wat hij bedoelt: „Zodat noch hij die plant iets is, noch hij die begiet, maar God, die het wasdom geeft” (1 Kor. 3:7). Planten en begieten liggen op één lijn, maar wat Jehovah God doet is van een geheel andere orde. God doet wat geen mens kan doen: Hij geeft er wasdom aan.

’God blijft het wasdom geven’

Met recht kon de apostel Paulus over zijn krachtsinspanningen in de bediening zeggen: „God bleef het wasdom geven.” Hoezeer had Jehovah de achttien maanden van Paulus’ bediening in Korinthe gezegend! (Hand. 18:9-11) En God gaf de dingen ook wasdom in andere gebieden waar Paulus zijn bediening volbracht, zoals in Efeze, Filippi en Thessalonika. — Hand. 20:17-38; Fil. 1:3-7; 1 Thess. 1:3-10.

Wanneer wij in ogenschouw nemen wat de internationale broederschap van Jehovah’s Getuigen in de afgelopen twaalf maanden aan planten en begieten heeft gedaan, kunnen ook wij dankbaar zeggen: „God bleef het wasdom geven.” Zo hadden wij het afgelopen dienstjaar een gemiddelde van 3.846.311 Koninkrijksverkondigers, met een hoogtepunt van 4.017.213 verkondigers. Wij hadden 301.518 dopelingen, het hoogste aantal dat ooit is gedoopt. Hoe staat het met het potentieel voor verdere groei? Met 3.624.091 bijbelstudies iedere maand en met 9.950.058 aanwezigen bij de Gedachtenisviering van Jezus’ dood op 10 april jongstleden zijn de mogelijkheden bijzonder goed.

Van hoogtepunt naar hoogtepunt

De berichten uit de gehele wereld tonen aan dat onze broeders druk bezig geweest zijn met hun geestelijke akkerbouw. Zij sloten 2.968.309 nieuwe abonnementen op De Wachttoren en Ontwaakt! af, een toename van 23 procent. En niet alleen rapporteerden bijna alle bijkantoren hoogtepunten in verkondigers, maar een aantal had zelfs herhaaldelijk hoogtepunten. Zo meldde Zweden vijf hoogtepunten gedurende het dienstjaar 1990; Oostenrijk, Frankrijk en Zwitserland berichtten elk zes hoogtepunten. Tsjechoslowakije en Ivoorkust rapporteerden elf hoogtepunten in de loop van het jaar, Polen twaalf en Joegoslavië zeven. Brazilië had negen hoogtepunten, waarvan het jongste een totaal van 293.466 verkondigers was.

Bijzonder opmerkelijk is Ierland. Daar hadden onze broeders dit jaar 12 hoogtepunten, waarmee het er inmiddels 29 achter elkaar zijn geworden, en zij verheugen zich in een toename van 10 procent in verkondigers ten opzichte van het vorige jaar. Guatemala had 41 hoogtepunten in de afgelopen 42 maanden. En wat te zeggen van Mexico? Dat had 78 hoogtepunten in de afgelopen 80 maanden en telt nu meer dan 304.000 verkondigers.

Hoe harder wij werken en hoe meer Koninkrijkszaad wij planten, des te meer zal God het wasdom geven. Kijk bijvoorbeeld eens naar Venezuela. Het maandgemiddelde van de gemeenteverkondigers is daar veertien uur en één bijbelstudie. Op hun Gedachtenisviering hadden zij 197.211 aanwezigen, bijna vier keer zoveel als het aantal verkondigers en 33.000 meer dan vorig jaar. In zes jaar hebben zij het aantal verkondigers verdubbeld van 25.305 tot 51.933, een toename van 105 procent! En in het afgelopen jaar hadden zij acht hoogtepunten in verkondigers. Een soortgelijk bericht komt uit Ecuador. „Dit is het beste jaar voor de Koninkrijksexpansie in de geschiedenis van het werk geweest”, zei het bijkantoor. Zij hadden bijna tweemaal zoveel huisbijbelstudies als verkondigers. In augustus berichtten zij een hoogtepunt van 18.069 verkondigers. En zij bereikten in het afgelopen dienstjaar zeven hoogtepunten.

Japan is een land waar Jehovah de dingen werkelijk wasdom heeft gegeven, want in augustus 1990 hadden zij hun 140ste achtereenvolgende hoogtepunt in verkondigers in het veld — 147.622. En dat gebeurt dan in een land waar de zendelingen van Babylon de Grote het opgegeven hebben, en hebben gezegd: „Er is geen schijn van kans dat het christendom in Japan ooit werkelijk wortel zal schieten.”

„Uit de mond van kleine kinderen”

Niet alleen mannen en vrouwen dienen als Gods medewerkers, maar ook wie pril in jaren zijn, kunnen Jehovah God lof brengen. Zo zongen bij een bepaalde gelegenheid in Jezus’ bediening jonge kinderen zijn lof. Zijn religieuze tegenstanders waren hierdoor danig van streek, maar hij beantwoordde hun bezwaren door te zeggen: „Hebt gij het volgende nooit gelezen: ’Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt gij u lof bereid’?” — Matth. 21:16.

Hebben wij in onze dagen ook kinderen die God lof bereiden? Ja, zeer beslist! Daar was bijvoorbeeld de kleine Mi Mi in Myanmar, vier jaar oud, die weigerde met haar klas te bidden. Haar onderwijzeres vroeg: „Je bent toch christen, waarom bid je dan niet mee?” Mi Mi antwoordde: „Ja, ik ben een christen, maar u bidt tot de Drieëenheid, ik bid tot Jehovah.”

Toen een leerkracht met een jonge Getuige in Nieuw-Zeeland bij de directrice kwam omdat het meisje weigerde het volkslied te zingen, schoot de directrice in de lach. Toen zei ze tegen het meisje dat Getuige was, dat het haar speet dat de onderwijzeres haar in verlegenheid had gebracht, en zij voegde eraan toe: „Blijf jij maar dapper zo doorgaan, want ik heb bewondering voor jouw religie en de moed die ze zowel hier binnen als buiten de school heeft tentoongespreid.”

En dan is er de kleine Juancito, een vierjarig kind in Uruguay. Geen van zijn beide ouders is Jehovah’s Getuige, maar zijn grootmoeder wel. Zij zorgt voor hem als zijn ouders naar hun werk zijn. Hij heeft zijn ouders geleerd hun hoofd te buigen als hij bij de maaltijden bidt. En hij heeft zijn ouders net zo lang met een uitgave van het tijdschrift Ontwaakt! over het onderwerp tabak achtervolgd tot zij beiden het roken opgaven. Als gevolg van zijn inspanningen lezen nu zowel zijn ouders als andere bloedverwanten de lectuur van Jehovah’s Getuigen.

Toen de zesjarige Rodolfo in Argentinië zijn exemplaar van Mijn boek met bijbelverhalen mee naar school nam, werd een van zijn klasgenoten nieuwsgierig en vroeg hem bij hem thuis op bezoek te komen. Het resultaat? Rodolfo begon een bijbelstudie met zijn klasgenoot. Het duurde niet lang of de ouders raakten geïnteresseerd en nu zijn allen in dat gezin gedoopte Getuigen.

Louise, een zevenjarig meiske in Engeland, werd gevraagd iets Egyptisch mee naar school te nemen als onderdeel van een project over het land Egypte. Zij nam haar exemplaar van Mijn boek met bijbelverhalen mee, omdat daar verschillende hoofdstukken in staan die over Egypte gaan. Ook nam zij het dramabandje Jehovah’s naam dient over heel de aarde bekendgemaakt te worden mee, dat over de tien plagen gaat. De onderwijzeres luisterde voor zichzelf het bandje af en was zo onder de indruk dat zij regelingen trof om alle kinderen elke dinsdag bij elkaar te laten komen met het doel een deel van de band te horen en de plagen te bespreken. In totaal 70 scholieren en drie leerkrachten waren aanwezig. Allen kennen Jehovah’s naam nu heel goed, dank zij het initiatief van Louise om dit bandje mee naar school te nemen.

In Italië legde het bijkantoor de nadruk op het verspreiden van tijdschriften gedurende een bepaalde maand. Een meisje van acht besteedde die maand 60 uur aan de velddienst en verspreidde 51 tijdschriften, en een ander meisje van tien besteedde in diezelfde maand 61 uur aan de dienst en verspreidde 110 tijdschriften. Er is geen twijfel mogelijk, in deze tijd brengt Jehovah net als in het verleden lof tot volmaaktheid door bemiddeling van kleine kinderen.

Hulpactie voor Roemenië

In het begin van 1990 werd er een opmerkelijke hulpactie georganiseerd om onze noodlijdende medewerkers in Roemenië bij te staan. Dit heeft hun zowel in geestelijk als in materieel opzicht veel baat verschaft. In januari, februari en maart werd vanuit Oostenrijk, Tsjechoslowakije, Hongarije en Joegoslavië meer dan 70 ton levensmiddelen gezonden. Bovendien werden er tonnen schoonmaakartikelen en andere goederen verstuurd en werd een grote zending kleding en schoenen verdeeld. De reactie van onze broeders was werkelijk indrukwekkend. Zelfs kleine kinderen die hoorden van de moeilijke omstandigheden waarin onze broeders in Roemenië verkeerden, droegen geld bij om te helpen.

Onze Roemeense broeders gaven uiting aan grote waardering voor de geschenken die zij ontvangen hebben en zijn vastbesloten alles te doen wat zij kunnen om de waarheid met anderen te delen. De broeders schrijven: „Veel wereldse mensen waren verbaasd toen wij enorme hoeveelheden hulpgoederen van onze broeders uit de hele wereld kregen. Een deel van de goederen werd onder wereldse mensen verdeeld, en dit heeft ertoe bijgedragen dat vele hun mening over Jehovah’s Getuigen hebben herzien. Veel mensen hebben hulp van ons gekregen, terwijl zij van hun geestelijken geen hulp ontvingen. Elke keer dat er bijstand werd verleend, maakten de broeders van de gelegenheid gebruik om een grondig getuigenis te geven.”

Groei in Bethelhuizen

Meer werkers in het veld betekent meer werkers in de 93 Bethelhuizen. De volle-tijdbedienaren op Bethel helpen ervoor te zorgen dat de verkondigers in hun land voor de Koninkrijksprediking georganiseerd en goed van lectuur voorzien blijven. In 1980 telde de internationale Bethelfamilie 5039 leden; tien jaar later is het aantal 11.092.

Bethelvrijwilligers blijven ook druk bezig in de velddienst. Wegens hun volle werkschema kunnen maar heel weinigen van hen aan de hulppioniersdienst deelnemen. Een zuster die in het Bethelhuis van Guatemala dient, heeft echter gedurende de maand april gepionierd. Als resultaat van haar straatwerk vóór het ontbijt en na werktijd verspreidde zij 556 tijdschriften.

Nu de vierkleurendruk zich over de hele wereld begint uit te breiden, werd het dit jaar voor het hoofdbureau van het Wachttorengenootschap in Brooklyn (New York) noodzakelijk vijf van de supersnelle vierkleuren offsetrotatiepersen te kopen, te inspecteren, te verpakken en te exporteren. Deze zijn naar de volgende bijkantoren verzonden: Argentinië, Brazilië, Colombia, Frankrijk en Spanje. Ook werd er een bestelling geplaatst voor nog een pers voor Zuid-Afrika.

Deze feiten brengen ons in herinnering wat Jehovah in Jesaja 65:13, 14 voorzei: „Ziet! Míjn knechten zullen eten, maar gíj zult honger lijden. Ziet! Míjn knechten zullen drinken, maar gíj zult dorst lijden. Ziet! Míjn knechten zullen zich verheugen, maar gíj zult beschaamd staan. Ziet! Míjn knechten zullen een vreugdegeroep aanheffen wegens de goede hartetoestand.”

Wij verheugen ons beslist over de wijze waarop Jehovah onze inspanningen zegent. Er zijn echter twee dingen die wij in gedachte willen houden: Ten eerste moeten wij ijverig planten en begieten. En ten tweede is het God die de dingen wasdom geeft. Dit tweede punt dient al Gods dienstknechten nederig te houden. Wij zijn als de boer die plant en verzorgt, maar zich moet verlaten op de zon en de regen die God verschaft, om een goede oogst binnen te halen. — Matth. 5:45.

Groei op het internationale hoofdbureau

„Uw volk zal zich gewillig aanbieden . . . Gij [hebt] uw gezelschap van jonge mannen net als dauwdruppels.” Zo bezong koning David de vrijwilligersgeest onder Jehovah’s volk (Ps. 110:3). Thans zijn er in heel Jehovah’s zichtbare organisatie tal van jonge mannen en vrouwen die als verkwikkende dauwdruppels dienst verrichten voor God en hun medeaanbidders. Meer dan vierduizend van hen dienen als Bethelieten op het internationale hoofdbureau van het Wachttorengenootschap in Brooklyn (New York) en op nabijgelegen boerderijen. Wegens de snelle toename van het aantal Jehovah’s Getuigen in de gehele wereld vindt er ook op het internationale hoofdbureau groei plaats.

Er zijn in Brooklyn meer vrijwillige werkers nodig, en dus is er meer ruimte nodig om hen te huisvesten. Daarom heeft het Besturende Lichaam besloten dat een fabrieksgebouw van negen verdiepingen aan Jay Street 160, dat in 1986 werd gekocht en nog niet verbouwd was, gesloopt zal worden om plaats te maken voor de bouw van een dertig verdiepingen tellend Bethelwoongebouw, dat onder een nieuw adres bekend zal staan: Sands Street 90. Dit gebouw zal onderdak bieden aan nog eens duizend personen. Op 30 augustus 1990 gaven de autoriteiten de definitieve vergunning voor het project af. De voltooiing van het gehele project zal ongeveer drie jaar in beslag nemen.

Dit afgelopen jaar heeft het Genootschap de aankoop afgerond van een perceel met als adres Jay Street 85, dat verscheidene gebouwen van verschillende omvang telt. Het ligt twee blokken van het drukkerijcomplex en heeft een grondoppervlak van 9100 m2, groter dan dat van de huidige vijf bedrijfsgebouwen. Dit perceel wordt aangehouden voor eventuele toekomstige behoeften.

In het voorjaar van 1989 heeft het Genootschap een gloednieuw gebouw gekocht, van binnen nog onafgewerkt, gelegen aan Livingston Street 67, ongeveer een kwartier lopen van de centrale kantoren van het Wachttorengenootschap. Het is een smal gebouw van 29 verdiepingen (bijgenaamd de „Sliver”, de splinter), dat ongeveer 150 Bethelieten zal huisvesten. Eind 1990 werd het in bezit genomen.

Begin 1989 werd bekendgemaakt dat er gewerkt werd aan het grootste afzonderlijke bouwproject dat ooit door de bouwstaf van het Genootschap was ondernomen — het Wachttoren-Onderwijscentrum. Het centrum is gelegen op 266 ha grond in een schilderachtig dal in Patterson (New York), op 110 km ten noorden van Brooklyn en 72 km ten oosten van de Wachttoren-boerderij. De plannen behelzen een school- en kantoorcomplex, met woongebouwen en dienstverlenende afdelingen voor maximaal 1200 studenten en Bethelwerkers. De definitieve vergunning voor het bebouwingsplan kwam af op 30 augustus 1990, dezelfde datum waarop het project aan Sands Street 90 in Brooklyn werd goedgekeurd.

In een bericht van de Patterson-boerderij over het verkrijgen van bouwvergunningen voor dit enorme project wordt verklaard: „Jehovah’s leiding bij deze onderhandelingen is duidelijk gebleken. Een voorbeeld hiervan is een aankondiging die onlangs van staatswege werd gedaan, dat er in het waterscheidingsgebied geen nieuwe installaties voor de behandeling van afvalwater meer zullen worden goedgekeurd. De laatste installatie die werd goedgekeurd was de onze.”

Per 1 september 1990 werd er een bezoekerscentrum geopend, dat zeven dagen per week van 8 uur ’s ochtends tot 4 uur ’s middags in bedrijf zal zijn. Het heeft een uitkijkplatform vanwaar men bijna alle bouwactiviteiten op het Onderwijscentrum kan overzien.

Laten wij onze aandacht nu richten op de lectuurproduktie van de drukkerij in Brooklyn. Daar zijn 44 procent meer bijbels gedrukt dan vorig jaar — een totaal van 3.155.811 exemplaren, waaronder 1.161.189 bijbels in luxe-uitvoering. De expeditieafdeling Buitenland zag erop toe dat 8,5 miljoen kilo drukwerk op de juiste plaatsen in alle delen van de wereld aankwam, terwijl Binnenland meer dan 4,8 miljoen kilo voor de Verenigde Staten verwerkte.

Alle vervuilende stoffen die de drukkerij eventueel produceert, moeten verwijderd worden. Om dit tot stand te brengen werd op het dak van een van de vijf drukkerijgebouwen een grote zuiveringsinstallatie geplaatst. Deze nieuwe Katec-installatie vervangt vijf bestaande zuiveringsapparaten. De nieuwe apparatuur verbrandt inktoplosmiddelen bij temperaturen tot 760 °C. Dit is een van de eerste installaties van deze aard in het gebied van de stad New York. De afdeling Milieubescherming verklaarde dat zij geloofden dat de installatie van het Genootschap als referentiepunt of maatstaf voor toekomstige installaties in het gebied van New York zou worden gebruikt. De reden die zij daarvoor gaven? Zij hadden het vertrouwen dat het Genootschap zich strikt zou houden aan de regeringsvoorschriften ten aanzien van de desbetreffende fabricage en dat de totale installatie van de apparatuur een model ter navolging zou zijn.

De Wachttoren-boerderijen berichtten dat de abonnementsveldtocht in oktober en november 1989 tot gevolg had dat er 596.087 abonnementen werden verwerkt — een toename van 36 procent voor de Verenigde Staten! In dat getal is een toename van 57 procent aan nieuw afgesloten abonnementen begrepen. Ook is het eigen computersysteem van het Genootschap, MEPS, in meer dan 90 landen in gebruik en kan het meer dan 190 talen verwerken.

Gedenkwaardige gebeurtenissen in Duitsland

Opzienbarende gebeurtenissen in de DDR (Duitse Democratische Republiek) in 1989 leidden tot de val van een schijnbaar onoverwinnelijk bewind. Op 14 maart 1990 werd aan Jehovah’s Getuigen een wettelijke status verleend, waarmee een eind kwam aan een veertigjarig verbod op hun activiteiten. Wat een bezielende belevenis voor de broeders! Ja, zelfs niet-Getuigen reageerden positief op de wettelijke erkenning. „Goed nieuws!”, schreef een lezer aan een Berlijnse krant. „Hoewel ik bij geen enkele religie aangesloten ben, voel ik mij diep geroerd.”

De wettelijke status bracht de vrijheid mee om lectuur van het Wachttorengenootschap in de DDR in te voeren. Kunnen wij ons de opwinding voorstellen die dat gaf op het bijkantoor in Selters in het westelijke deel van de Bondsrepubliek Duitsland? Op 30 maart 1990 kon men zien hoe een vrachtwagen werd volgeladen met 25 ton van onze lectuur, allemaal bestemd voor de DDR. Milton G. Henschel en Theodore Jaracz van het Besturende Lichaam waren aanwezig om getuige te zijn van deze historische gebeurtenis.

Er volgden meer zendingen. Door het verschaffen van nog eens 250 ton, waaronder 115.000 bijbels, aan de DDR in de twee daaropvolgende maanden raakten de lectuurvoorraden in Selters vrijwel uitgeput. En te beginnen met De Wachttoren van 1 mei en de Ontwaakt! van 8 mei 1990 hebben de Getuigen in de DDR alle exemplaren ontvangen die zij nodig hebben. Maar wat zouden onze broeders in Oost-Duitsland met al die lectuur doen?

Vrijheid om wat te doen?

„Gaan jullie je met de politiek bemoeien?”, vroeg een journalist aan broeder Helmut Martin, de coördinator van het werk in de DDR. Een begrijpelijke vraag, aangezien veel geestelijken zich bij de herstructurering van de politiek in de voorste gelederen hebben bevonden. „Nee,” antwoordde hij, „dat is niet de bedoeling van onze religie. Jezus gaf zijn discipelen een schriftuurlijke toewijzing, en die zien wij als onze hoofdtaak.” Ja, naar de boeken en tijdschriften werd in de DDR gretig uitgezien om ze bij de „hoofdtaak”, de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk, te gebruiken. — Matth. 24:14.

De zendingen werden eerst afgeleverd in Bautzen bij Dresden. Daar werd een expeditieteam georganiseerd om de lectuur uit te pakken en voor vervoer naar de gemeenten gereed te maken. Broeders en zusters werkten in ploegen, zelfs na hun wereldse werk, om de boeken en tijdschriften zonder oponthoud in de handen van de broeders te krijgen. Voor sommigen was dit een overweldigende ervaring. Waarom dan wel?

Tijdens het verbod hadden vrijwilligers zich aangeboden om lectuur over de grens de DDR binnen te brengen. Elk van hen heeft grote risico’s genomen om anderen geestelijk te dienen. Een van die broeders zat nu in het expeditieteam in Bautzen om zijn broeders onder wel heel andere omstandigheden te dienen. De tranen sprongen hem in de ogen met daar naast zich hoog boven hem uitrijzende stapels lectuur van dezelfde soort als hij beetje bij beetje het land had binnengebracht. Anderen moesten terugdenken aan de bittere vervolging van Jehovah’s Getuigen. De gevangenis in Bautzen, waar velen opgesloten hadden gezeten, ligt binnen het gezichtsveld van het gebouw waar de broeders nu vrijelijk christelijke lectuur aan het distribueren waren.

De eerste openbare toespraken

April 1990 was getuige van nog een mijlpaal in de geschiedenis van Jehovah’s Getuigen in de DDR — de eerste openbare toespraak sinds veertig jaar geleden beperkingen werden opgelegd. In Bautzen werd een zaal gehuurd, die vervolgens op een wijze deze feestelijke gelegenheid waardig, werd versierd. De vreugdetranen waren duidelijk zichtbaar toen de broeders naar binnen dromden. Sommigen ontmoetten elkaar voor het eerst sinds jaren, anderen voor de allereerste keer, ook al woonden zij in dezelfde stad. Ja, de vrijheid heeft heel wat veranderingen teweeggebracht. Tot dan toe waren de vergaderingen gehouden in groepjes van tien tot twaalf personen, die het moesten doen met drie exemplaren van een samenvatting van het tijdschrift De Wachttoren. Nu had elk van de 238 aanwezige Getuigen zijn eigen persoonlijke exemplaar, en dat in vierkleurendruk!

Onze broeders in alle delen van Duitsland zijn Jehovah dankbaar dat het predikingswerk in grotere vrijheid kan worden verricht. De extra werklast in Bautzen en elders wordt bezien als een verheugende uitbreiding van de Koninkrijksactiviteit. In Selters moet worden overgewerkt om tegemoet te komen aan de vraag uit Oosteuropese landen. Eén lid van de Bethelfamilie merkte op: „Het geeft ons keer op keer vreugde als de produktiecijfers weer stijgen. Het is geweldig een aandeel aan deze bedrijvigheid te hebben.”

Congressen maken geschiedenis

Toen de grenscontrole tussen Oost-Duitsland (DDR) en West-Duitsland op 1 juli 1990 werd opgeheven, luidde een Duitse krantekop: „Wat er zondag aan de grens gebeurde, was meer dan oog en verstand konden verwerken”. Zo was het ook de ongeveer 30.000 Jehovah’s Getuigen uit Oost-Duitsland te moede toen zij het bijzondere internationale „Zuivere taal”-districtscongres bezochten dat van 24 tot en met 27 juli in het Olympiastadion in West-Berlijn gehouden werd. Ongeveer 45.000 afgevaardigden uit 64 landen, onder wie zeven leden van het Besturende Lichaam, zagen theocratische geschiedenis maken.

Een Oostduitse Getuige merkte op: „Na de opheffing van het verbod was er een overvloedig feestmaal van eenheid, liefde en harmonie. Dat bewijst dat het de moeite waard is geweest gedurende die veertig jaar illegaal actief te blijven.”

Het congres werd speciaal georganiseerd ten behoeve van de broeders uit Oost-Duitsland, en zij aanvaardden de uitnodiging met gretige verwachting. De Getuigen in Dresden hadden 16.000 bloemen geplant, die precies op tijd in bloei stonden en de twee congrespodiums sierden, waar het programma in het Duits en in het Engels gegeven werd.

Oostduitse beambten lieten dertien speciale treinen rijden om 9500 Getuigen naar het congres in Berlijn te brengen, en op elk station in Oost-Berlijn verwelkomden zij de afgevaardigden via de openbare luidsprekerinstallatie. Bovendien huurden de gemeenten 200 bussen. Alle bezoekers konden worden ondergebracht dank zij de gastvrijheid van de broeders, de ijver waarmee zij naar huisvesting bij particulieren hadden gezocht en de vriendelijkheid van autoriteiten in Oost en West die scholen beschikbaar stelden.

Een afgevaardigde uit West-Duitsland merkte op: „Wij ondergingen een stortbad van warmte en gastvrijheid van de zijde van de Oostduitse broeders. Onze gastheer had zijn huis in een miniatuur massalogement veranderd door plaats in te ruimen voor 22 volwassenen en 6 kinderen. En in de buurt vond hij onderdak voor nog anderen.” Een echtpaar in Oost-Berlijn met een tweekamerappartement en vier tenten in de tuin nam vóór en tijdens het congres 26 bezoekers op.

Wat maakte het congres tot iets bijzonders voor Oostduitse Getuigen? Voor velen was het de eerste kans een congres met hun eigen gemeente bij te wonen. Anderen waren onder de indruk van het gemeenschappelijke zingen van Koninkrijksliederen of beschouwden de hereniging met oude vrienden als een hoogtepunt. Het geestelijke voedsel dat geboden werd en de nieuwe lectuur die werd vrijgegeven, werden met grote dankbaarheid aanvaard.

Er was ook veel waardering voor toespraken die gehouden werden door de Oostduitse ouderlingen, die hun broeders vele jaren lang moedig hadden gediend. Eén Getuige verhaalde: „Toen de eerste broeder uit het oosten op het podium stond om de dagtekst met ons te bespreken — het gaf mij een gevoel dat ik niet onder woorden kan brengen, want ik wist wat hij gedurende de jaren onder het verbod op zijn schouders had genomen.”

Na de dooptoespraak vormden de 1018 kandidaten het toneel voor wat iemand beschreef als een „climax van vreugde”. Negentien minuten lang weerklonk er een onafgebroken applaus in het stadion terwijl de doopkandidaten al wuivend naar buiten werden geleid. Vele van de aanwezigen konden de tranen van vreugde en emotie niet inhouden. „Tot nu toe hebben wij gebeurtenissen zoals deze alleen maar in de lectuur of in dialezingen gezien”, merkte een Getuige op. Andere Oostduitse broeders dachten terug aan hun eigen doop onder het verbod, in een badkuip.

De liefde en voortreffelijke geest strekten zich uit tot buiten het stadion en werden door buitenstaanders opgemerkt. Een directeur van de Westberlijnse vervoersmaatschappij zei: „Ik ben nu al twintig jaar betrokken bij openbare evenementen, maar nog nooit heb ik een dergelijke beleefdheid, consideratie en zelfbeheersing gezien.” Een coördinator van het openbaar vervoer voegde eraan toe: „Ik wou dat wij altijd zulke prettige passagiers hadden. Komt u maar gauw terug!”

In de slotlezing bedankte broeder M. G. Henschel niet alleen de Westberlijnse politie maar ook de politie in Oost-Berlijn voor het regelen van het verkeer. Voor velen die terugdachten aan de situatie onder het verbod was dat een ongelooflijk gebaar. Een broeder uit Dresden vatte samen hoe het de afgevaardigden uit Oost-Duitsland te moede was: „Deze gebeurtenis was zo prachtig dat ik me betrapte op de gedachte of het echt waar was of slechts een droom. Het was een voorproefje van de nieuwe wereld.”

Meer bijzondere congressen in Oost-Europa

Van 2 tot en met 5 augustus kwamen rond de 22.000 personen in Boedapest en drie andere steden in Hongarije op congressen bijeen. Een week later, van 9 tot en met 12 augustus, werd er in Praag (Tsjechoslowakije) een nationaal congres gehouden met 23.876 aanwezigen. Gedurende dezelfde periode werd in het grootste stadion van Warschau een Russisch en een Pools congresprogramma bijgewoond door meer dan 35.000 personen, onder wie meer dan 17.000 afgevaardigden uit de Sovjet-Unie. Dit was geschiedenis in wording voor de Getuigen uit de Sovjet-Unie — het gehele programma werd in het Russisch gehouden. Nog nooit eerder was dit gebeurd. Zij waren ook aangenaam verrast toen de brochure met het congresprogramma 73 Koninkrijksliederen in hun eigen taal bleek te bevatten, waaronder alle liederen die op het congres werden gezongen. Wat was dit een tijd om lofliederen voor Jehovah te zingen! Bovendien werden er in de maanden juli en augustus nog tien congressen in Polen gehouden, met een totaal van 152.460 aanwezigen.

Voor het eerst in meer dan veertig jaar kwamen Getuigen in Roemenië bijeen voor districtscongressen. De steden Braşov en Cluj-Napoca werden daarvoor gebruikt, met naar schatting 36.000 aanwezigen. Op de congressen in Berlijn en in Oosteuropese steden bedroeg het totale aantal dopelingen 10.481.

En voor de allereerste keer in de geschiedenis verheugden Getuigen uit Bulgarije zich in een compleet districtscongresprogramma in hun eigen taal. Zij bevonden zich onder de 6537 aanwezigen op het congres dat van 23 tot en met 26 augustus 1990 in Thessaloniki (Griekenland) werd gehouden. Zij luisterden naar vier lezingen die door broeders uit Bulgarije werden gehouden. De rest van het programma werd uit het Grieks in het Bulgaars vertaald. En nog een primeur: Joegoslavië had districtscongressen in elk van de zes deelstaten. Berichten over de congressen werden gepubliceerd in kranten, gehoord op de radio en gezien op de televisie.

In veel delen van de wereld zijn zelfs de mensen binnen hetzelfde land verdeeld door etnische problemen. Jehovah’s Getuigen leveren door hun vreedzame internationale bijeenkomsten het bewijs dat zij in eenheid te zamen leven en werken, ongeacht hun uiteenlopende nationale achtergronden. Daarom ’blijft God hun wasdom geven’. — 1 Kor. 3:6.

Inwijding bijkantoren: ’God gaf ze wasdom’

Een gezond kind groeit maar al te snel uit zijn kleren, zodat zijn ouders er op uit moeten om kleding in een grotere maat aan te schaffen. Op dezelfde manier zijn, naarmate het aantal verkondigers in een land toeneemt, degenen die met het opzicht belast zijn op zoek naar grotere hoofdbureaus die beantwoorden aan de eisen die een groter contingent Koninkrijkspredikers stelt.

Een bijkantoorcomité beschouwt dit als een verheugende uitdaging. Het is een bewijs dat God hun bijkantoor zegent met wasdom (1 Kor. 3:6). Vorig dienstjaar hebben vier bijkantoren nieuwe faciliteiten opgedragen aan exclusieve dienst voor Jehovah.

Australië

De 25ste november 1989 was de datum voor het inwijdingsprogramma. Het oorspronkelijke bijkantoorcomplex was in 1982 gebouwd en begin 1983 ingewijd. In 1987 werd het kantoor uitgebreid. Maar nu werden een woongebouw van vijf verdiepingen en een drie verdiepingen tellende bijbouw aan de drukkerij ingewijd.

Veertig jaar geleden waren er slechts iets meer dan 4000 verkondigers in het land, maar nu zijn er meer dan 51.000, een toename van meer dan 1100 procent! Bijna 22.000 van hen zijn de afgelopen tien jaar in de waarheid gekomen. De drukkerijwerkzaamheden zijn uitgebreid om niet alleen in de behoeften van Australië maar ook in die van Nieuw-Zeeland en de vele eilanden van de Grote Oceaan te voorzien. Er worden nu in 37 talen publikaties geproduceerd.

Guatemala

Gelukkige harten en glimlachende gezichten kenmerkten de 26ste november 1989 in de stad Guatemala. Toen kwamen 13.882 Jehovah’s Getuigen bijeen om de inwijding van hun nieuwe bijkantoorfaciliteiten te vieren. De dag vormde de bekroning van zeven jaren van activiteit die hadden geleid tot een bijkantoorcomplex dat in vloeroppervlak meer dan acht keer zo groot blijkt te zijn als het vorige gebouw. Het huidige terrein heeft een oppervlak van 1,1 ha en staat vol eucalyptusbomen, cypressen en dennen. In die aangename omgeving, met het schilderachtige silhouet van vulkanen op de achtergrond, hebben de nieuwe bijkantoorfaciliteiten van Guatemala, met hun witte muren en rode pannendaken, werkelijk iets heel bijzonders.

De noodzaak van een nieuw bijkantoorcomplex was al heel wat jaren duidelijk. Het oude bijkantoorgebouw nabij het centrum van de stad was al in gebruik sinds 1949, toen er slechts 218 verkondigers waren. Toen in 1985 de grond voor het nieuwe bijkantoorcomplex werd gekocht, was het aantal verkondigers tot 8135 gestegen. Tegen de tijd dat het gebouw vier jaar later werd voltooid, was het verkondigerscijfer gestegen tot een nieuw hoogtepunt van 11.147, hetgeen een toename van 37 procent betekende.

De feitelijke bouw duurde twee en een half jaar. In de loop van die tijd verschaften de plaatselijke gemeenten 269 vaste werkers, en meer dan 2000 vrijwilligers voor de weekeinden. Hierbij kwamen nog de 215 broeders uit het buitenland, uit landen zo dichtbij als Costa Rica en zo ver weg als Canada, Finland en de Verenigde Staten. Deze vrijwillige werkers leidden de plaatselijke broeders op in verschillende ambachten, zoals betonwerk, tegelzetten en meubelmaken.

Bezoekers werden op zaterdag 25 november onthaald op een speciale dag, te beginnen met rondleidingen door het complex. De dag eindigde met een avondmaaltijd in de achtertuin; de muziek van de marimba vermengde zich met de geluiden van de levendige conversatie en het gelach van vrienden die van weldadige christelijke omgang genoten.

Honduras

Koel weer maar warme harten — dat was de ervaring van de 5085 aanwezigen in Tegucigalpa op 22 oktober 1989, de tweede dag van een bijzondere tweedaagse vergadering. Het inwijdingsprogramma op de 21ste verhaalde de geschiedenis van het predikingswerk in Honduras sinds 1945, toen het bijkantoor werd geopend.

Pal naast het oorspronkelijke bijkantoorgebouw, dat in 1961 gebouwd en in 1978 uitgebreid was, staat de nieuwe uitbreiding van het bijkantoor. Door de nieuwe faciliteiten met hun kelder, begane grond en eerste verdieping is de beschikbare vloeroppervlakte vrijwel verdrievoudigd. Er is een overdekte passage die het nieuwe gebouw verbindt met het voormalige, dat geheel werd gerenoveerd. Het bijkantoor heeft nu in totaal dertien kamers voor huisvesting, tien kamers in het nieuwe gebouw en drie in het gerenoveerde. Er is nu ruim voldoende plaats voor de huidige dertien leden van de Bethelfamilie en voor uitbreiding, aangezien het bijkantoorcomplex nu wel 26 personen kan herbergen. De bouw heeft zo’n 125 leden van de internationale vrijwillige bouwploeg en meer dan 1500 plaatselijke broeders en zusters twee jaar lang werk verschaft.

Nigeria

Toen op 20 januari 1990 in aanwezigheid van een menigte van 4209 personen de nieuwe bijkantoorfaciliteiten voor Nigeria werden ingewijd, waren er afgevaardigden uit 29 landen aanwezig. De volgende dag bezochten meer dan 60.000 personen speciale bijeenkomsten in drie Nigeriaanse steden.

Het nieuwe Bethelhuis en bijkantoor is gelegen op het platteland bij het dorp Igieduma, ongeveer 360 km van Lagos. In 1983 was het terrein van 57 ha al aangekocht. Er moesten bomen en struiken gekapt worden, maar er bleef genoeg begroeiing staan om de op het terrein verblijvende antilopen beschutting te bieden. Er werden honderden fruitbomen en zevenduizend ananasplanten uitgezet. Op een dag in een vroeg stadium van de bouw kwam een bosbouwfunctionaris naar het terrein om de projectopziener te vragen waarom er bomen werden gekapt. Toen hem echter het terrein, de voorgestelde ontwikkeling en de bouwmethode met vrijwilligershulp en geschonken materialen werd getoond, was hij zo onder de indruk dat hij bij zijn vertrek vroeg: „Waar is de bijdragenbus?” Vervolgens deponeerde hij zijn bijdrage daarin en repte niet meer van het kappen van bomen en vergunningen.

Bedienarenopleidingsschool rust afgestudeerden toe voor toekomstige groei

In de Verenigde Staten zijn het afgelopen dienstjaar twee klassen, de vijfde en de zesde, van de bedienarenopleidingsschool gehouden, in Los Angeles (Californië) en in St. Louis (Missouri). Ervaren docenten uit de Verenigde Staten werden ook uitgezonden om les te geven aan de eerste klas in Groot-Brittannië, die op 17 juni 1990 afstudeerde. Er werden nog meer docenten opgeleid om de volgende klassen van de school te leiden die in dat land gehouden zullen worden.

De gemiddelde leeftijd voor elke klas van ouderlingen en dienaren in de bediening varieerde van 29 tot 32. Deze broeders hadden al ervaring opgedaan in het behartigen van gemeenteverantwoordelijkheid. De meesten hadden in een of andere tak van volle-tijddienst gestaan voordat zij zich voor de school opgaven. Gegradueerden van deze drie klassen werden uitgenodigd toewijzingen op zich te nemen in plaatsen waar op het ogenblik behoefte is, zoals Chili, Ecuador, El Salvador, Frans Guyana, Groot-Brittannië, Guatemala, Honduras, de Leeward Islands, Senegal, Taiwan, de Verenigde Staten en Zambia.

Het is een intensieve cursus, die een breed scala bestrijkt van bijbelse leringen, organisatorische procedures en raad voor herderlijke verantwoordelijkheden en voor het aanpakken van problemen die zich in het christelijke leven voordoen. Zij die naar de school kwamen met beperkte ervaring in spreken, herderlijk werk en onderwijs, werden opgeleid om die ervaring te ontwikkelen zodat zij beter toegerust zouden zijn om in de toekomst grotere verantwoordelijkheid op zich te nemen. De studenten die de school bezochten, hadden enorme waardering voor de vriendelijkheid en gastvrijheid van de broeders die hen gedurende de duur van de school huisvestten. Ontbijt en middagmaal werden voor de studenten verschaft in de congreshal waar de lessen gegeven werden. Iedere ochtend omvatte hun routine vlak voor het ontbijt een beschouwing van de dagtekst, op dezelfde wijze als die in alle bijkantoren van het Genootschap wordt gehouden.

Alle afgestudeerden geven uitdrukking aan grote waardering voor hetgeen de organisatie ten behoeve van hen doet. Leden van de zesde klas bijvoorbeeld vonden de cursus uitzonderlijk en zeiden dat het programma een voortreffelijk fundament verschafte om hun leven op te baseren. De klas in Groot-Brittannië merkte op: „Wij ervaren de vreugde door Jehovah onderwezen te worden en bevelen ongehuwde broeders van harte aan naar dit doel te streven.”

Er zijn al regelingen getroffen om gedurende dit dienstjaar klassen te organiseren in een aantal andere talen, waaronder Duits, Frans, Italiaans en Spaans. In veel landen zullen dit jaar districtsopzieners bijeenkomsten houden met ongehuwde ouderlingen en dienaren in de bediening die er belangstelling voor hebben de school te bezoeken en met hen de vereisten bespreken waaraan zij moeten voldoen om voor een dergelijke opleiding in aanmerking te komen.

Ziekenhuisinformatiedienst — Een hulp in een tijd van nood

In januari 1988 heeft het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen op het internationale hoofdbureau in Brooklyn (New York) de Ziekenhuisinformatiedienst (Hospital Information Services, HIS) ingesteld. Met welke doelstellingen? Het verrichten van onderzoek in de medische literatuur naar medische behandelingsmethoden zonder bloed, het aanleggen en bijhouden van gegevens over chirurgen die bereid zijn medewerking te verlenen en het verschaffen van opleiding voor en supervisie over geselecteerde ouderlingen die Jehovah’s Getuigen moeten kunnen bijstaan als dezen medische hulp nodig hebben. — Vergelijk Mattheüs 25:36.

Waarom nu zo’n dienst? Uit Handelingen 15:28, 29 blijkt duidelijk dat ware christenen zich moeten ’onthouden van bloed’, net zoals zij zich onthouden van afgoderij en van hoererij. Gewetensvolle gehoorzaamheid aan deze wet van God heeft de Getuigen in conflict gebracht met een krachtig element van deze wereld dat wil dat zij schipperen en dat dikwijls probeert hen door intimidatie tot toegeven te brengen door te dreigen dat Getuigen onder dwang een verontreinigende schending van hun opgedragen lichaam zullen moeten aanvaarden (Rom. 12:1). Toch zijn de Getuigen „vastbesloten” God te gehoorzamen en geen bloed tot zich te nemen. — Deut. 12:23-25.

Dit standpunt wordt door anderen dikwijls verkeerd begrepen en opgevat als een verwerping van iedere medische behandeling of een beroep op een zogeheten recht om te sterven. Getuigen willen niet sterven; zij zoeken daarentegen een alternatieve medische behandeling zonder het gebruik van homoloog bloed. Soms moeten de Getuigen de medische gemeenschap voorlichten over de beschikbaarheid van doeltreffende behandelingsmethoden zonder bloed of worden zij geconfronteerd met het probleem dat zij een medicus moeten zien te vinden die bereid is medewerking te verlenen en het recht van de patiënt te respecteren om op grond van informatie voor zulk een behandeling te kiezen.

Daarom hebben er sinds 1988 in de Verenigde Staten in totaal 18 HIS-seminars plaatsgevonden waarbij meer dan 600 ouderlingen zijn opgeleid om een netwerk van 100 ziekenhuiscontactcomités in grote steden van de VS te bedienen. Deze comités hebben sindsdien honderden informatieve presentaties voor de medische staf in diverse ziekenhuizen gehouden om hun een beter begrip te geven van de redelijke positie van de Getuigen inzake het medisch gebruik van bloed. Hoe wordt dit gedaan?

Het comité maakt de ziekenhuisstaf attent op de vele alternatieve procedures die thans ter beschikking staan en legt hun uit hoe de gezondheidsproblemen van Getuigen behandeld kunnen worden en ook inderdaad behandeld worden zonder het gebruik van homoloog bloed. Vervolgens biedt het comité aan onder de medische staf een opinieonderzoek te houden om te zien wie er bereid zijn met de Getuigen samen te werken. Sommige van deze ziekenhuizen hebben sindsdien hun beleid bijgesteld om de patiënten die Getuigen zijn ter wille te zijn. Andere staan op het punt centra voor alternatieve medische behandelingsmethoden zonder bloed te worden. Dank zij Jehovah is door deze veranderingen het aantal confrontaties die de Getuigen eens te verduren hadden drastisch afgenomen.

De ziekenhuiscontactcomités worden er ook in geschoold Getuigen op te leiden om met verantwoordelijke personen in het ziekenhuis, het chirurgische team en anderen te spreken over het behandelen van de medische behoeften van de patiënt zonder bloed te gebruiken. Bovendien zijn de comités in staat hulp te bieden bij het regelen van consulten met artsen die ons gunstig gezind zijn, zodat chirurgen die daar minder ervaring in hebben, kunnen leren hoe zij Getuigen kunnen behandelen zonder homoloog bloed. In noodsituaties zijn de comités zelfs in staat geweest in letterlijk honderden gevallen confrontaties uit de weg te ruimen en de dreiging van gedwongen bloedtransfusies af te wenden. — Vergelijk Jesaja 32:1, 2.

Er was bijvoorbeeld een Getuige ernstig gewond geraakt bij een frontale autobotsing. Hij had een gebroken linkerheup, een gescheurd bekken, verscheidene gebroken ribben, een gapende wond van 5 centimeter in zijn linkerslaap en een ernstig verbrijzelde linkerarm die hevig bloedde en waar nu de elleboog aan ontbreekt. Enkele artsen hielden hardnekkig vol dat er bloed vereist was voor de operatie die noodzakelijk was om de bloeding tot staan te brengen.

Familieleden van de gewonde broeder namen contact op met het dichtstbijzijnde ziekenhuiscontactcomité om hulp te vragen bij het zoeken van een andere arts of een ander ziekenhuis dat bereid was hun schriftuurlijke standpunt te eerbiedigen. Maar doordat er kostbare tijd verloren was gegaan terwijl de artsen tevergeefs probeerden de familie ertoe over te halen bloed te aanvaarden, was het hemoglobinegehalte van de patiënt gevaarlijk gedaald (tot 4,5 gram). Daarom was het niet raadzaam hem naar elders over te brengen. Er werd echter een consult van de behandelend arts met een gunstig gezinde chirurg geregeld. Het resultaat? Omdat het chirurgisch team een beter begrip kreeg van wat er gedaan kon worden, stemden zij erin toe zonder bloed te opereren. De operatie was een succes en binnen een maand na het ongeluk was de patiënt weer thuis.

In een ander geval kreeg een zestien maanden oude baby die meningitis had, met toenemende bloedarmoede te kampen. Zoals dikwijls het geval is, was die bloedarmoede het gevolg van de vele bloedmonsters die routinematig werden afgenomen om proeven te doen. De kinderartsen wilden bloed toedienen ter bestrijding van de bloedarmoede die zijzelf veroorzaakten. In samenwerking met het ziekenhuiscontactcomité stuurde de HIS een artikel uit een medisch tijdschrift naar het ziekenhuis, waarin werd uiteengezet hoe het afnemen van zoveel bloed vermeden kon worden. De kinderarts die de leiding had, aanvaardde de inlichtingen en wijzigde zijn procedure, en de baby werd met succes behandeld zonder bloed.

In weer een ander geval ontwikkelde een pasgeboren baby een vrij veel voorkomende vorm van geelzucht, hyperbilirubinemie genaamd. Medische artikelen die de voordelen van dubbellicht-fototherapie voor deze aandoening uiteenzetten, werden door de HIS aan de plaatselijke comités gezonden, die vervolgens met de betrokken artsen spraken. Toen deze procedure werd gevolgd, was de „standaard”-behandeling met bloedtransfusies niet nodig.

In februari en maart van dit jaar hebben HIS-leden vier seminars gehouden voor acht bijkantoren in het gebied van de Grote Oceaan, en er staan nog eens tien seminars op het programma voor Europa en Latijns-Amerika. Wij bidden of Jehovah deze liefdevolle voorziening om onze broeders in een tijd van nood bij te staan, wil blijven zegenen.

Afrika

„O Jehovah, wie is als gij, die de ellendige bevrijdt van wie sterker is dan hij?” vraagt Psalm 35:10. In enkele Afrikaanse landen zijn de beperkingen opgeheven waaraan de activiteiten van Jehovah’s volk onderworpen waren. Wat een reden om Jehovah voor bevrijding te danken!

Na bijna veertien jaar werd op 23 januari 1990 het verbod op het werk in Benin door de autoriteiten opgeheven. De regering bepaalde dat de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania wettelijk wordt erkend en de vrijheid heeft haar religieuze activiteiten te beoefenen. Vervolgens werd er begin april nog een besluit gepubliceerd, waarin machtiging werd verleend tot het zendingswerk van Jehovah’s Getuigen en het vorige besluit, waardoor in april 1976 de zendelingen het land uit waren gezet, werd herroepen. In het besluit werden zelfs de namen opgesomd van de zendelingen die destijds uitgewezen waren en werd verklaard dat zij, evenals eventuele andere zendelingen van Jehovah’s Getuigen, de vrijheid hebben om in Benin hun zendingsactiviteiten te ontplooien.

Sindsdien hebben de broeders zich met grote ijver en geestdrift op de reorganisatie van het werk en de bouw van nieuwe Koninkrijkszalen geworpen, en tevens stappen ondernomen om weer in het bezit te komen van het bijkantoor en de Koninkrijkszalen waarop voordien door de revolutionaire regering beslag was gelegd. De nieuwe regering heeft beloofd dat alle geconfisqueerde eigendommen aan hun rechtmatige eigenaars zullen worden teruggegeven. Op het ogenblik dat dit geschreven wordt, zijn de bijkantoorfaciliteiten in Cotonou, het zendelingenhuis in Porto-Novo en verscheidene Koninkrijkszalen aan de broeders teruggegeven. Hoewel alle gebouwen hersteld en opgeknapt moeten worden, zijn de Koninkrijkszalen al weer voor gemeentevergaderingen in gebruik.

Zodra midden juli 1990 de bijkantoorfaciliteiten van het Genootschap waren teruggegeven, maakten de broeders plannen voor twee bijzondere grote vergaderingen, op 11 en 12 augustus op het terrein rondom het Bethelhuis. Zo zou de plaatselijke bevolking te weten komen dat Jehovah’s Getuigen hun rechtmatige eigendom weer in bezit hadden genomen. Het Nigeriaanse bijkantoor, dat het opzicht voert over het werk in Benin, stemde hiermee in.

De broeders vroegen zich af of de voorbereidingen wel op tijd klaar konden zijn, want zij hadden slechts één maand om het terrein schoon te maken en te egaliseren, bamboepalen te snijden voor de bouw van paviljoens en zitplaatsen voor drieduizend personen, de cafetaria en andere afdelingen te bouwen, toiletfaciliteiten in gereedheid te brengen en alle daken met gevlochten stromatten te bedekken. Tot hun blijde verbazing was, toen de gastspreker arriveerde, niet alleen dat werk voltooid maar ook de hele betonnen muur rondom het erf gewit. De hoofdingang naar Bethel en de Koninkrijkszaal waren eveneens opnieuw geschilderd, en het ernstig vervuilde pand was opgeknapt. De broeders hadden het enorme bord dat de vorige bewoners identificeerde, verwijderd en vervangen door een prachtig geschilderde wachttoren, vergezeld van het opschrift „WATCH TOWER SOCIETY”. Bij de hoofdpoort hadden zij nog een bord neergezet, met de tekst: „Welkom op het Bethel van Jehovah’s Getuigen”.

Aangezien het perceel grenst aan een lagune en een poort heeft die uitkomt op de lagune, bouwden de broeders een trap tot in het water, waar tijdens de twee bijzondere vergaderdagen 22 personen werden gedoopt. Iedereen was zeer verheugd omdat Bethel opnieuw werd gebruikt tot lof van Jehovah.

In Zaïre kenmerkte een op 24 april 1990 door de president gehouden rede en persconferentie een aanzienlijke verandering in de houding ten aanzien van de activiteiten van Jehovah’s Getuigen in Zaïre.

In zijn persconferentie voor zowel binnenlandse als buitenlandse journalisten verzekerde de president dat in Zaïre alle fundamentele vrijheden bestaan, met inbegrip van de vrijheid van drukpers en de vrijheid van godsdienst. Het is voor de bevolking in haar geheel dan ook geen verrassing te zien dat Jehovah’s Getuigen openlijker prediken en vergaderen en hun religieuze activiteiten beoefenen. Broeders die gevangen gehouden waren omdat zij hadden gepredikt of religieuze vergaderingen hadden bezocht, werden vrijgelaten. Aangezien de belangstelling voor de waarheid groot is, zoals tot uitdrukking is gekomen in verscheidene nieuwe hoogtepunten in verkondigers en bijbelstudies in 1990, zijn de broeders dankbaar voor deze gunstige ontwikkeling.

In Togo was het werk sinds mei 1978 verboden. Op 21 oktober 1987 installeerde de regering van Togo echter een commissie, bekend als de Nationale Commissie voor de Mensenrechten, om berichten omtrent schendingen van de mensenrechten te onderzoeken en oplossingen aan te dragen. Later, nadat een petitie was ingediend waarin gevraagd werd om vrijheid van aanbidding, werden vijf ouderlingen, vertegenwoordigers van Jehovah’s Getuigen in Togo, uitgenodigd om voor een Werkcomité van de Commissie voor de Mensenrechten te verschijnen teneinde een toelichting te geven op het standpunt van de Getuigen in veel van de strijdvragen waarover een verkeerde voorstelling van hun opvattingen was gegeven.

Daarna organiseerde de Nationale Commissie voor de Mensenrechten op 12 oktober 1989 een openbaar forum over het thema „Vrijheid van aanbidding en de openbare orde” en nodigde weer vijf ouderlingen uit hieraan deel te nemen. Aangezien het forum via de televisie werd uitgezonden en in de kranten uitvoerig werd verslagen, was een doeltreffend landelijk getuigenis voor de waarheid het gevolg. Zo kwam er verlichting in de kwellingen en de spanningen waaraan het verbod in Togo Jehovah’s Getuigen had blootgesteld.

De gemeenten hebben de betrekkelijke rust ten volle benut om de Koninkrijksactiviteiten krachtiger dan ooit tevoren in de geschiedenis van Togo te intensiveren. Gedurende het dienstjaar waren er negen hoogtepunten in verkondigers en een toename van 20 procent bereikt. Elke maand stonden de gemeenteverkondigers gemiddeld vijftien uur in de dienst en leidden bijna twee bijbelstudies.

De broeders schrijven: „Wij zijn Jehovah beslist dankbaar voor de vrijheid die wij nu genieten. Wij bidden dat het verbod volledig opgeheven mag worden.”

Een van de meest opmerkelijke gebeurtenissen in Mozambique gedurende het dienstjaar 1990 vond plaats op 27 mei, toen in Maputo de wettelijke organisatie Vereniging van Jehovah’s Getuigen in Mozambique werd opgericht. Dit was een betekenisvolle stap op weg naar wettelijke erkenning van het werk door de regering. De volgende dag werden de statuten van de Vereniging aan de regeringsvertegenwoordiger in Maputo aangeboden. De broeders wachten nu op nader bericht.

Vier maanden tevoren, op 27 en 28 januari 1990, hielden de Getuigen hun eerste kringvergadering openlijk in het Mangastadion in Beira, met 753 aanwezigen, van wie er 42 werden gedoopt. Deze grote vergadering heeft geleid tot een flinke toename in het aantal huisbijbelstudies en in het bezoek van de gemeentevergaderingen in die stad. Deze kringvergadering was zelfs voor sommige van onze broeders, van wie vele in de jaren dat zij in de waarheid waren nog nooit een ’grote bijeenkomst’ hadden bijgewoond, een openbaring.

Azië

„Looft Jah, want het is goed onze God te bezingen met melodieën; want het is aangenaam — lofzang is passend”, zong de psalmist (Ps. 147:1). Ondanks beproevingen op hun geloof hebben de verkondigers in Azië bemerkt dat het heel aangenaam is Jehovah te loven.

Het bijkantoor van de Filippijnen bericht dat een zuster in Lapu-Lapu, die tevens onderwijzeres is, een krachtig, compromisloos standpunt voor de waarheid innam. Luister naar haar verhaal: „Op een dag werd ik op het kantoor van onze districtsinspecteur ontboden en kreeg te horen dat ik een zeker bedrag moest bijdragen om een verjaarscadeau voor een collega te kopen. Er schoten mij drie dingen in gedachten. Ten eerste was het gevraagde bedrag een onbeduidende kleinigheid. Ten tweede zou ik door mijn bijdrage mijn meerdere voor mij innemen, wat mij gunsten kon opleveren. Ten derde zou niemand in de gemeente, zelfs mijn echtgenoot niet, het weten als ik een bijdrage gaf.

Maar ik onderkende de door Satan uitgezette strik en zei daarom rustig tegen mijn inspecteur: ’Laat me alstublieft buiten deze kwestie. God gebiedt dat ik mij moet onthouden van feesten die de wereld viert, met inbegrip van verjaardagen, en mijn geweten staat mij niet toe hem ongehoorzaam te zijn.’ Daarop begon hij me luidkeels uit te foeteren en zei dat ik het onderwijs maar vaarwel moest zeggen als ik mij niet aan het groepsbeleid kon aanpassen. Hij was niet bij machte mij te dwingen een bijdrage te geven, maar hij zette mij in mijn werk onder druk door mij extra onderwijstaken op te leggen, misschien om aanmerkingen te kunnen maken en mij te ontslaan. Maar ik voerde zijn eisen plichtsgetrouw, prompt en doeltreffend uit. Als gevolg hiervan heeft de inspecteur die ik weigerde te gehoorzamen in de kwestie van het geven van een verjaarscadeau, mij later bevorderd. Het is echter niet mijn bevordering die mij het gelukkigst heeft gemaakt, maar de geestelijke vooruitgang van mijn gezin. In hetzelfde jaar dat ik mijn bevordering kreeg, werden twee van onze kinderen gedoopt.”

Een gemeente op de afgelegen Andamanen in de Golf van Bengalen wilde Jehovah’s lof door de verspreiding van De Wachttoren vermeerderen. Tijdens de tijdschriftenveldtocht werd daarom het enthousiasme van de gemeente voor de abonnementsaanbieding opgebouwd door iedere verkondiger aan te moedigen zich ten doel te stellen één abonnement per week af te sluiten, en als dat doel werd bereikt, zich een doel van twee abonnementen te stellen. Op de gemeentevergaderingen werd elke week het totale aantal van de door de broeders en zusters afgesloten abonnementen bekendgemaakt, en de verkondigers werden tijdens de dienstvergadering geïnterviewd om hun ervaringen met het afsluiten van abonnementen te vertellen. Het resultaat? In één maand sloot deze kleine gemeente 150 abonnementen af. Dat stond gelijk met de verspreiding die de gemeente in de vorige twee en een half jaar had bereikt!

In Korea kwam een beroemde tv-actrice tot de ontdekking dat haar roem haar alleen maar ongeluk had gebracht, met inbegrip van een mislukt huwelijk. Zij was diep onder de indruk van de voortreffelijke morele maatstaven van een van haar collega’s, een getuige van Jehovah, die een bijbelstudie met haar begon. Uiteindelijk werd zij in juni 1989 gedoopt. Zij genoot van een maand in de hulppioniersdienst en overal waar zij in de van-huis-tot-huisbediening getuigenis gaf, werd zij herkend. Nu zegt zij dat zij liever bekend wil zijn als bedienaar van Jehovah dan als tv-actrice.

Europa

„Moge het zuchten van de gevangene zelfs voor uw aangezicht komen. Bewaar naar de grootheid van uw arm de ten dode gedoemden.” Die woorden van Psalm 79:11 hebben vele verdrukten vertroost. Maar nu is er een wind van verandering over Europa gestreken, waardoor grotere religieuze vrijheid voor Jehovah’s Getuigen is verkregen.

Uit Roemenië komt het volgende verslag: „Na 42 lange jaren verheugt het ons een vreugdevol bericht te kunnen inzenden omtrent de activiteit in Roemenië. Wij zijn onze liefdevolle Vader, Jehovah God, dankbaar, die naar de vurige gebeden van miljoenen broeders heeft geluisterd en een eind heeft gemaakt aan de genadeloze vervolging. — Dan. 2:21.

Sinds maart zijn wij bezig met het organiseren van de van-huis-tot-huisdienst in verafgelegen dorpen. Gewoonlijk bewerken wij het hele dorp en nodigen alle mensen uit naar een gratis bijbelse toespraak te komen luisteren in de gemeenschapszaal die wij hebben gehuurd. In één dorp van 1200 inwoners waren meer dan 500 toehoorders bij de lezing. Na het programma bedankte een hoogleraar de broeders namens alle aanwezigen voor de voortreffelijke uitleg van de bijbel. Meer dan 200 mensen lieten hun adres bij onze broeders achter en vroegen om een bezoek.”

Jehovah heeft een grote deur die tot activiteit leidt geopend in Hongarije, en veel Hongaarse broeders zijn daar doorheen gegaan. Sinds het begin van het kalenderjaar hebben zij de tijdschriften in vier kleuren en daarvan hebben zij bij de prediking van het goede nieuws een goed gebruik gemaakt. Er werden ongeveer 100.000 tijdschriften per maand verspreid, een teken van de ontwaakte belangstelling onder de bevolking. Zij hebben elke maand 13.000 nabezoeken meer gebracht en 1100 bijbelstudies meer geleid dan in het vorige dienstjaar. Het resultaat was dat op hun vier „Zuivere taal”-districtscongressen 901 personen hun opdracht symboliseerden door de waterdoop.

Gedurende het afgelopen jaar hebben ook in Bulgarije grote veranderingen plaatsgevonden. Er werd een begin gemaakt met de bouw van hun eerste Koninkrijkszaal en die zal wel spoedig vol zijn, want er zijn veel geïnteresseerden. Vanwege de veranderde situatie in Bulgarije zijn enige Getuigen uit andere landen daarheen verhuisd. Daardoor zijn er al enkele gewone en hulppioniers. Bovendien hebben broeders uit Tsjechoslowakije, Polen en Griekenland er bezoeken gebracht om hulp te verlenen in verband met de uitdeling van geestelijk voedsel en de organisatie van vergaderingen en velddienst.

In Joegoslavië zijn het afgelopen dienstjaar opwindende dingen gebeurd. Er werden zeven hoogtepunten in verkondigers geboekt. Het aantal huisbijbelstudies steeg voortdurend, evenals het aantal dopelingen. Ook de gewone pioniersdienst was in opkomst. Naarmate het aantal verkondigers groeide, moesten er nieuwe Koninkrijkszalen worden gebouwd. Dit jaar zijn er zeven nieuwe Koninkrijkszalen ingewijd. De broeders zijn blij met de ontvangst van de tijdschriften in vier kleuren en het verheugt hen dat Ontwaakt! nu maandelijks verschijnt.

Een verkondiger in Noorwegen ging nog eens terug naar een huis waar voordien niemand thuis was. Hij had het al verscheidene keren op verschillende tijdstippen geprobeerd. Net toen hij weg wilde gaan, kwam de huisbewoner er met zijn gezin aan. Zij waren al vertrokken, maar kwamen terug om nog iets te regelen wat zij vergeten waren. De verkondiger werd binnengenodigd en vernam toen van de echtgenote dat zij een aantal jaren geleden wegens roken was uitgesloten. Nu wilde zij in de gemeente terugkomen, maar zij dacht dat het moeilijk zou zijn omdat zij zo lang weg was geweest. De broeder, een ouderling, vertelde haar welke stappen zij moest doen. Haar man, met wie zij na haar uitsluiting getrouwd was, luisterde hier aandachtig naar en aanvaardde meteen een bijbelstudie. Zij had hem al dikwijls getuigenis gegeven.

Al spoedig werd zij hersteld en sindsdien is zij een actieve en ijverige verkondigster geworden. Haar man ondervond tegenstand van een volwassen zoon uit een vorig huwelijk. Dank zij de kalme en vriendelijke verklaringen van zijn vader stemde de zoon toe in een bijbelstudie. De waarheid heeft grote veranderingen in zijn leven teweeggebracht. In februari 1990 werden hij en zijn vader gedoopt.

Het kleine ploegje verkondigers op de Faeröer in het noorden van de Atlantische Oceaan is bezield met grote energie om mensen te vinden die de waarheid waard zijn, ook al moeten zij voor die speurtocht kleine geïsoleerde eilanden bezoeken. Het aantal bijbelstudies is 39 procent hoger dan in het vorige dienstjaar.

Een van de bewoners van de Faeröer die in de loop van het jaar gedoopt werden, is Elisabeth. Zij woont op een eiland waar geen Koninkrijkszaal is. Om vergaderingen bij te wonen, moet zij met anderen per auto en per boot reizen. Kort na haar doop daagde een familielid haar uit om tot de mensen in haar eigen geboortedorp te prediken. Resoluut nam zij twintig tijdschriften mee en begon al haar buren te bezoeken. Toen zij terugkwam, was zij één en al glimlach. Zij had op twee na al haar tijdschriften verspreid. Inmiddels was haar schoonfamilie gearriveerd; zij kregen de laatste twee tijdschriften.

Latijns-Amerika

„Mogen de ellendige en de arme uw naam loven”, zegt Psalm 74:21. Als het mis gaat met de economie, wordt het een echte uitdaging in de dagelijkse levensbehoeften te voorzien. Niettemin blijven de Getuigen in Latijns-Amerika hun stem verheffen tot lof van de almachtige God, Jehovah.

De datum 15 maart 1990 zal men zich in Brazilië nog lang heugen als de dag van de economische schok. De regering begon met de uitvoering van haar plan om de op hol geslagen inflatie, die al meer dan 80 procent per maand bedroeg, tot staan te brengen. Eén maatregel hield in dat banktegoeden boven een bepaald bedrag voor een periode van achttien maanden werden bevroren. Dit betekende dat de enige gelden waarover bedrijven en particulieren konden beschikken, de geringe bedragen waren die van deze rekeningen opgenomen mochten worden, plus wat men aan contanten voorhanden had.

De invloed hiervan op de lectuurverspreiding in het veld deed zich gelden. De gemeenten en verkondigers hadden er allen een harde dobber aan de huur en andere maandelijkse betalingen op te brengen. Het bijkantoor stond tevens voor het probleem dat het moest betalen voor de maandelijkse verzendkosten van papier en voorraden en de kosten van onderhoud voor de 1230 speciale pioniers, 228 reizende opzieners en hun echtgenotes en de 800 leden van de Bethelfamilie in hun respectieve takken van dienst. Ook de bouw van de inmiddels half voltooide uitbreiding aan de drukkerij stond op het spel. Hoe boden de broeders het hoofd aan deze crisis?

Alle aankopen — behalve de absoluut noodzakelijke — werden uitgesteld. De bouwwerkzaamheden werden getemporiseerd. De Bethelfamilie stemde erin toe het een poosje zonder hun maandelijkse toelage te stellen. Toen begonnen er op het bijkantoor telefoontjes binnen te komen van broeders die schenkingen en leningen beschikbaar stelden. Met de weken ging ook de crisis voorbij. Ten slotte kregen organisaties zonder winstoogmerk toestemming van de regering om geld van hun tegoeden op te nemen, waardoor het Genootschap geleidelijk aan weer normaal kon functioneren.

Ondanks de economische schok gaf maart een nieuw hoogtepunt in verkondigers te zien, het vijfde van het dienstjaar. Met de vier hoogtepunten die er nog zouden volgen, eindigde het dienstjaar voor Brazilië met 293.466 Koninkrijksverkondigers die bericht inleverden. Deze toename maakte het nodig in de loop van het jaar dertien nieuwe kringen te vormen.

De afgelopen jaren is El Salvador bekend komen te staan als een land van economische beroering en onbeheersbare wetteloosheid. Zelfs onder deze beproevende omstandigheden is Jehovah’s volk geestelijk sterk en actief gebleven en keken zij uit naar de districtscongressen die voor december en januari op het programma stonden.

Tegen het einde van zaterdag 11 november 1989 brak er een gewapende strijd uit en deden zich overal in het land explosies voor. De daaropvolgende weken brachten grote verliezen aan mensenlevens en bezittingen mee. Duizenden, onder wie velen van onze broeders en zusters, lieten hun huizen in de steek om de gebieden waar gevochten werd, te ontvluchten, en drommen mensen zochten naar een manier om het land uit te komen. Velen moesten noodgedwongen meer dan een week binnenshuis blijven met slechts weinig voedsel en water, dicht opeengekropen op de veiligste plekjes die zij maar konden vinden. Wat een voortreffelijke tentoonspreiding van christelijke liefde gaven zovele van de broeders in minder gevaarlijke gebieden te zien door hun huizen open te stellen voor hun in nood verkerende broeders en zusters. Het bijkantoor trof onmiddellijk maatregelen om te voorzien in de noodzakelijke behoeften van de broeders en zusters die waren gevlucht met niets dan de kleren die zij aan hadden. Toen de gevechten ophielden, bleken velen dakloos te zijn en anderen moesten hun beschadigde woningen herstellen. Het was nodig het schema voor de avondvergaderingen te wijzigen zodat iedereen vóór de avondklok weer thuis kon zijn. Helaas hebben twee van onze zusters in deze gewelddadige periode het leven gelaten.

Welke invloed had dit alles op de plannen voor de vier districtscongressen? Het bericht van het bijkantoor verklaart: „Grote vergaderingen zoals onze congressen moesten onder de huidige omstandigheden als onmogelijk worden beschouwd. Wij vertrouwden op Jehovah om de weg te openen . . . en gingen door met de hele planning alsof er niets was gebeurd. De congrescomités hadden een onderhoud met de militaire autoriteiten die belast waren met het verlenen van toestemming voor openbare bijeenkomsten. In San Miguel, waar nog tot eind december veel geweld heerste, werd geen vergunning verleend. Daarop hadden leden van het bijkantoorcomité een gesprek met de militaire leider om uit te leggen welke plannen wij gemaakt hadden en hoe ons congres de mensen zou verzekeren dat alles weer normaal aan het worden was. Op grond hiervan werd de vergunning afgegeven. Ook kregen wij de vergunning die nodig was om onze congressen in San Salvador en Santa Ana te houden. Voor velen was dit werkelijk een wonder.”

De districtscongressen waren precies wat zij nodig hadden. Het hoogtepunt voor de vier congressen samen bedroeg 32.137 en er waren 758 dopelingen. Het aantal aanwezigen bij de Gedachtenisviering schonk hun nog een bewijs dat het werk toenam, want er kwamen 60.783 mensen, een toename van 4 procent ten opzichte van 1989. Hoewel nog steeds velen het land ontvluchten, meestal om er elders materieel op vooruit te gaan, zegt het bijkantoor: „Wij zijn blij dat wij in El Salvador zijn en Jehovah’s hand aan het werk zien, en het aantal met schapen te vergelijken personen zien dat zich, op zoek naar de waarheid, met Jehovah’s organisatie blijft verbinden.”

Noord-Amerika en de Caribische eilanden

„Ik zal Jehovah ten zeerste prijzen met mijn mond, en te midden van velen zal ik hem loven”, verzekerde David (Ps. 109:30). In deze tijd prijzen Jehovah’s Getuigen Jehovah ten overstaan van vele mensen, zelfs voor de rechter.

In de Verenigde Staten werden in drie staten drie grote rechtszaken betreffende het recht van patiënten om bloedtransfusies te weigeren, door het hoogste gerechtshof ten gunste van Jehovah’s Getuigen beslist. In april 1986 zocht een zuster in Florida medische hulp wegens baarmoederbloedingen. Zij stelde het ziekenhuis ervan op de hoogte dat zij onder geen enkele omstandigheid bloed zou aanvaarden. Het kwam tot een rechtszaak en de rechter gaf last tot bloedtransfusies omdat de zuster moeder was van twee zonen in de tienerleeftijd, die haar als verzorgende ouder nodig hadden. Hoewel er bloed werd toegediend, werd er hoger beroep aangetekend. Op 16 maart 1989 besliste het Hooggerechtshof van Florida met zes stemmen tegen een ten gunste van de patiënte. Deze beslissing bevestigde het recht van volwassen Jehovah’s Getuigen om bloedtransfusies te weigeren, zelfs al zijn zij ouders van minderjarige kinderen. In een speciale gezamenlijke motivering gingen twee rechters van het Hooggerechtshof van Florida zo ver dat zij bepaalde gedeelten uit de uiteenzetting van het Genootschap woordelijk overnamen als hun advies.

Begin 1987 werd bij een zeventienjarige zuster in Illinois de diagnose leukemie gesteld. Toen zij in het ziekenhuis werd opgenomen, weigerde zij toestemming te geven voor het gebruik van bloedprodukten. Haar moeder ondersteunde haar in haar keuze voor een behandeling zonder bloed. Het ziekenhuis vroeg en verkreeg een gerechtelijk bevel waarin het gebruik van bloed werd gelast. Op 13 november 1989 oordeelde een meerderheid van vijf rechters van het Hooggerechtshof van Illinois dat de Getuige, hoewel zij minderjarig was, het recht had een medische behandeling te weigeren die zij bezwaarlijk achtte. Het hof baseerde zijn beslissing op het in de Anglo-Amerikaanse traditie erkende recht van de zuster op lichamelijke zelfbeschikking. Het hof zei dat het Anglo-Amerikaanse recht reeds lang erkent dat minderjarigen ’met oordeel des onderscheids’ hun eigen medische beslissingen mogen nemen. Dit is de allereerste gunstige uitspraak van het hooggerechtshof van een deelstaat in een zaak waarbij een minderjarige Getuige betrokken is.

New York was het toneel van een andere rechtszaak, een proces waarbij een Getuige die moeder is een door de rechter bevolen bloedtransfusie ontving. De vraag die aan het gerechtshof werd voorgelegd, luidde: Kan een patiënte gedwongen worden tegen haar wil een behandeling te ondergaan ten behoeve van haar minderjarige kinderen? Nee, antwoordde het Newyorkse Hof van Beroep op 18 januari 1990. Het hof verklaarde: „Samenvattend had de patiënte als handelingsbekwame volwassene het recht de procedure van haar eigen behandeling te bepalen, waartoe ook het recht op weigering van bloedtransfusie behoort.”

Deze drie overwinningen in de bloedkwestie vertegenwoordigen het bijzonder betekenisvolle werk van tientallen jaren ter bescherming van de rechten van Jehovah’s Getuigen om gedwongen bloedtransfusies te voorkomen. Bovendien heeft de Juridische Afdeling van het Genootschap ettelijke honderden exemplaren van haar informatiepakket inzake de voogdij over kinderen ter beschikking gesteld aan Getuigen die geconfronteerd werden met processen waarin hun ouderlijk recht als Getuigen om hun kinderen op te voeden, werd aangevochten.

De winter kan in delen van Alaska genadeloos zijn. De uitzonderlijk lage temperaturen van 30 tot 60 graden Fahrenheit onder nul [-35 tot -50 °C] die de afgelopen winter weken achtereen in Fairbanks en de nabijgelegen stad North Pole heersten, weerhielden verkondigers niet van de prediking. In Valdez stapelde een sneeuwval van meer dan 15 meter de sneeuw tot boven de huizen op. Desondanks gingen de broeders door met de velddienst, lopend langs sporen boven de toppen van de daken, en omlaagklimmend naar de deur om de huisbewoners op te zoeken.

Hoe waardevol kan een bezoek aan Bethel blijken te zijn? Het Bethelhuis in de Dominicaanse Republiek hielp een zeeman zijn koers te wijzigen. De echtgenote van een zeeman begon met een Getuige de bijbel te bestuderen en stuurde hem vervolgens bijbelse lectuur toen hij aan boord was. Het vliegkampschip waarop hij voer, deed Santo Domingo aan. Zijn scheepsmakkers popelden uit meer aardse overwegingen om aan wal te gaan, maar hij gaf te kennen dat hij ’Bethel ging bezoeken’. Zijn scheepsmakkers vroegen: ’Wat is Bethel in vredesnaam?’ Omdat hij het ook niet precies wist, antwoordde hij: „Zo iets als het Vaticaan, denk ik!”

Hoewel hij het een beetje eng vond, bracht hij een bezoek aan Bethel, waar hij hartelijk werd ontvangen en een rondleiding door de gebouwen kreeg. Omdat het zaterdag was, ging hij met een van de Bethelieten mee om wat boodschappen te doen, en onderweg kwam hij een aantal Getuigen tegen. Toen het tijd was om weer aan boord te gaan, wilde hij gewoon niet weg. Enkele maanden later kreeg de bijkantoorfamilie bericht dat hij van zijn militaire verplichtingen was ontslagen, hoewel hij door zijn werk kennis had van militaire geheimen. Hij en zijn vrouw werden al snel gedoopt, en hij schrijft: „De dag die ik bij jullie heb doorgebracht, heeft meer voor mij gedaan dan ik ooit echt in woorden kan uitdrukken. Op 10 juli ben ik bij de marine weggegaan. Op 1 september ben ik een niet-gedoopte verkondiger geworden. In maart heb ik mijn opdracht aan Jehovah door de doop gesymboliseerd. Deze maand ben ik hulppionier. Dit zou ik achttien maanden geleden nooit hebben verwacht, maar Jehovah kent ons hart en leidt ons, als wij hem alleen maar willen volgen.”

Eilanden in de Grote Oceaan

„Zoals uw naam, o God, zo is uw lof tot aan de grenzen der aarde” (Ps. 48:10). Het getuigeniswerk met de tijdschriften heeft, om met de psalmist te spreken, de bijbelse waarheid ’tot aan de eilandgrenzen der aarde’ gebracht.

De bevolking van de eilandengroep Vanuatu woont zeer verspreid. Het is moeilijk om mensen te bereiken. Daarom zijn tijdschriften, brochures en boeken doeltreffende instrumenten om het goede nieuws te verbreiden. Het is niet verbazingwekkend enige uitgaven van De Wachttoren of andere publikaties in dorpjes op afgelegen eilanden aan te treffen. Zo is Ontwaakt! vertaald in het Bislama, en de eerste uitgave, waarin over tabak gesproken wordt onder de titel: „Dood te koop”, heeft gretig aftrek gevonden. De minister van Gezondheid heeft het tijdschrift gelezen en vond het uitermate goed gedocumenteerd en vroeg om meer exemplaren om te distribueren. Ook haalde de vrouw van de eerste minister, een journaliste, in haar artikelen geregeld uittreksels uit Ontwaakt! aan. Hoewel de autoriteiten tegen ons werk gekant zijn, zijn de publikaties populair, en het zijn machtige instrumenten om rechtgeaarde personen te helpen de waarheid te vinden.

Ook in het overige gebied dat aan het bijkantoor in Nieuw-Caledonië is toegewezen, worden de tijdschriften goed ontvangen. Een broeder bijvoorbeeld kreeg een telefoontje van de voorzitter van de plaatselijke vereniging voor natuurbescherming met de vraag of hij 200 exemplaren kon krijgen van de uitgave van 22 maart 1990 van Ontwaakt! met de reeks artikelen over het thema „Het regenwoud bestookt”. Hij wilde ze op de scholen verspreiden en ze uitreiken aan actieve leden van zijn vereniging. De man zei: „De artikelen zijn grondig gedocumenteerd en geschreven door mensen die het probleem door en door kennen. De redenen en argumenten die gegeven worden, zijn zeer eenvoudig en helder, de tekeningen zijn nuttig. Iedereen kan begrijpen wat een noodlottige uitwerking de verwoesting van tropische wouden heeft. Ik ben ervan overtuigd dat zulke artikelen velen zullen helpen zich scherper van dit gevaar bewust te worden en meer eerbied voor de natuur te ontwikkelen.”

De Koninkrijksprediking in Papua New Guinea begint vaart te krijgen. Voor het eerst in een aantal jaren was er een aanzienlijke toename in de verspreiding van boeken, ongeveer 20 procent ten opzichte van vorig jaar. Ook de tijdschriften doen een krachtig werk in dit land, evenals in de rest van de wereld. Het bijkantoor kreeg bijvoorbeeld een brief van een geïnteresseerde in de North Solomons en vertaalde haar opmerkingen uit het New Guinea Pidgin.

Zij schreef: „Mijn twaalfjarige dochter zit in de zesde klas van de Toniva International Primary School en gebruikt geregeld het tijdschrift Ontwaakt! om schoolprojecten voor te bereiden en er nazoekwerk voor te doen. Op school reiken de onderwijzers gouden sterren uit voor uitzonderlijk werk. Het doet mij genoegen te vertellen dat mijn dochter vele malen een gouden ster en hoge cijfers voor haar huiswerkprojecten heeft gekregen. Het doet mij ook genoegen u te vertellen dat mijn dochter de tijdschriften onder haar medescholieren verspreidt. Op een dag heeft zij 13 tijdschriften uitgedeeld.” Tot besluit zegt deze geïnteresseerde vrouw: „Daarom wilde ik u graag eens schrijven om u te bedanken voor de goede tijdschriften die u verschaft.”

Landen onder verbodsbepaling

„In God, wiens woord ik prijs, in God stel ik mijn vertrouwen, onbevreesd; wat kunnen mensen mij doen?” De woorden van David geven goed de gevoelens weer van Jehovah’s Getuigen die onder moeilijke omstandigheden getrouw dienst verrichten. — Ps. 56:4, The Jerusalem Bible.

Eén land in Azië gaat zijn veertiende jaar onder wettelijke beperkingen in. Op 31 december 1989 deden plaatselijke autoriteiten, terwijl er een kringvergadering gaande was, een inval in de vergaderplaats en maakten een einde aan het programma. Van de 200 aanwezigen werden 47 broeders met een legervrachtwagen naar de plaatselijke militaire post opgebracht. Twaalf van hen werden vastgehouden voor ondervraging. Het bleek dat dit een samenzwering van de plaatselijke geestelijken was. Zij hadden een gemeenschappelijke protestbrief aan de autoriteiten geschreven waarin zij eisten dat de vergadering van de Getuigen overvallen en het programma afgebroken werd.

De kerkelijke leider die het initiatief voor de overval had genomen, bracht vele valse beschuldigingen in en verbreidde gemene leugens over de Getuigen. Hij schilderde zijn haat zelfs op de buitenmuur van het huis van een van de broeders. Daar stond in honende woorden: „Bewijs jezelf, Jehovah!” Slechts een dag na de overval hoorden buren geschreeuw uit het huis van de kerkelijke leider komen. Zijn hart stond stil. Hij stierf voor hij het licht van de volgende dag had kunnen zien!

Hoewel de congreshal, die tevens Koninkrijkszaal was, door de autoriteiten verzegeld is en op het ogenblik niet kan worden gebruikt, was dit incident te nadrukkelijk om niet door de plaatselijke bevolking en autoriteiten te worden opgemerkt. Als gevolg hiervan werden de broeders niet gevangengezet en kunnen zij hun aanbidding onopvallend voortzetten. Toen in april 1990 de speciale dagvergadering werd gehouden, waren er vijf dopelingen. De oogst gaat voort!

In een land in Afrika waar meer dan 11.000 verkondigers actief zijn, heeft een zware droogte het afgelopen jaar alleen al in een periode van drie maanden aan 10.000 mensen het leven gekost. De mensen zakten op straat in elkaar. Hele kudden vee stierven. De boeren stopten met het verbouwen van gewassen, aangezien alles wat nog maar groeien wilde, gestolen werd. Om in leven te blijven hebben de Getuigen een tijdlang plantewortels en gekookte avocadopitten gegeten. Op sommige plaatsen aarzelden de broeders aan de openbare bediening deel te nemen omdat zij niet genoeg kleren hadden om aan te trekken.

Er kwam een dramatische keer in hun moeilijke omstandigheden toen Jehovah de aangelegenheden zo leidde dat er 25 ton hulpgoederen, waaronder voedsel, zeep en kleding werd gezonden (Ps. 37:25). Van regeringswege werd officieel toestemming verleend om deze zending in het land in te voeren en onder Jehovah’s Getuigen te verdelen. Een militair escorte waarborgde de veilige aflevering. De broeders zijn overweldigd door deze gebeurtenis. Er is veelvuldig dank tot uitdrukking gebracht aan Jehovah en de organisatie die hij gebruikt om voor zijn volk te zorgen.

„Wees niet bevreesd vanwege hun gezichten, want ’ik ben met u om u te bevrijden’, is de uitspraak van Jehovah” (Jer. 1:8). Ware christenen putten troost uit Jehovah’s geruststellende woorden tot Jeremia. Zij zijn onbevreesd voortgegaan, en Jehovah heeft woord gehouden.

[Tabel op blz. 6]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

’God geeft het wasdom’ in de hele wereld

Verkondigers 6.000.000

1950 373.430

1960 916.332

1970 1.483.430

1980 2.272.278

1990 4.017.213

Pioniers 550.000

1950 14.093

1960 30.584

1970 88.871

1980 137.861

1990 536.508

Gemeenten 70.000

1950 13.238

1960 21.008

1970 26.524

1980 43.181

1990 63.016

[Tabel op blz. 38-45]

BERICHT OVER HET DIENSTJAAR 1990 VAN JEHOVAH’S GETUIGEN OVER DE HELE WERELD

(Zie publicatie)

[Illustraties op blz. 11]

Het gebouw aan Livingston Street 67 in Brooklyn is smal en 29 verdiepingen hoog. De meeste verdiepingen tellen drie Bethelkamers zodat het gebouw in totaal 150 Bethelieten kan huisvesten

Het gebouw aan Sands Street 90 zal 30 verdiepingen tellen en 506 kamers voor bewoners hebben, plus kantoren, een keuken en eetgelegenheid voor 1050 personen. Het gebouw zal voorzien in accommodatie voor 1000 leden van de Bethelfamilie

[Illustraties op blz. 12]

Het Wachttoren-Onderwijscentrum in Patterson (N.Y.) zal 1200 personen onderdak bieden

Gasten zullen logeren in de 144 kamers tellende Patterson Inn

Hoofdplein van het Onderwijscentrum

[Illustraties op blz. 13]

Op 1 september 1990 werd het bezoekerscentrum met zijn uitkijkplatform geopend.

Het werk aan het zes eenheden tellende hotel, de Patterson Inn, zal begin 1991 voltooid zijn

[Illustratie op blz. 14]

Brazilië is slechts een van de 21 bijkantoren die op het ogenblik worden uitgebreid, terwijl er voor nog 25 plannen bestaan of al getekend wordt. Op de bijkantoren van Australië, Duitsland en Japan zijn Regionale Bouwbureaus ingericht

[Illustraties op blz. 19]

30 maart 1990, de eerste lectuurzending naar de DDR

Na een veertigjarig verbod hebben Getuigen in Bautzen hun eigen exemplaren van „De Wachttoren”

[Illustraties op blz. 20]

Olympiastadion, Berlijn

Oostduitse Getuigen plantten 16.000 bloemen om het congres op te sieren

Broeders die eens gevangen zaten in de DDR ontmoeten elkaar op het congres

[Illustraties op blz. 21]

Het „Zuivere taal”-districtscongres in Berlijn, 24-27 juli 1990, was het eerste congres in veertig jaar dat Getuigen uit Oost-Duitsland in vrijheid konden bezoeken. Het totale aantal aanwezigen was 44.532

Oostduitse sprekers hadden het druk met het congresprogramma

[Illustraties op blz. 22]

Alle afgevaardigden uit Oost-Duitsland kregen een gratis exemplaar van de congresvrijgaven „Hoe kan bloed uw leven redden?” en „De mens op zoek naar God”

[Illustraties op blz. 27]

In Australië werden op 25 november 1989 een woongebouw van vijf verdiepingen met 51 kamers en een bijbouw aan de drukkerij van drie verdiepingen ingewijd

[Illustraties op blz. 28]

De bijkantoorfaciliteiten van Guatemala werden op 26 november 1989 ingewijd. De huidige bijkantoorfamilie van 28 leden heeft nu ruimte voor expansie

[Illustraties op blz. 29]

Het nieuwe bijkantoorgebouw in Honduras werd naast het vorige gebouwd en op 21 oktober 1989 ingewijd

[Illustraties op blz. 30]

Het bijkantoorcomplex van Nigeria werd op 20 januari 1990 ingewijd. Met zijn vier woongebouwen kan het meer dan 400 mensen huisvesten

[Illustratie op blz. 33]

De eerste klas van de bedienarenopleidingsschool in Groot-Brittannië gradueerde op 17 juni 1990 in Sheffield, Engeland

[Illustraties op blz. 34]

De vijfde klas van de bedienarenopleidingsschool in de Verenigde Staten gradueerde op 14 januari 1990 en de zesde klas op 10 juni 1990