Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Jehovah’s Getuigen — Jaarboekbericht 1993

Jehovah’s Getuigen — Jaarboekbericht 1993

Jehovah’s Getuigen — Jaarboekbericht 1993

„HET toneel van deze wereld is bezig te veranderen”, schreef de apostel Paulus aan medechristenen die in de vermaarde stad Korinthe woonden (1 Kor. 7:31). Korinthe was intellectueel actief, materieel welvarend en moreel verdorven. De bevolking was een mengelmoes, grotendeels bestaande uit kooplieden en reizigers die er enkele dagen verbleven en weer vertrokken, ongeveer zoals toneelspelers op een podium, die uit de coulissen opkomen om hun rol te spelen en dan snel weer verdwijnen tot de volgende scène. De uiterlijke levenswijze — „het toneel” — in Korinthe, met al zijn glinsterende rijkdom, was van voorbijgaande aard, aan verandering onderhevig, een voortdurende wisseling van decor. Daarom waarschuwde Paulus zijn broeders niet ten volle van de wereld gebruik te maken. Paulus zei hun dat zij niet geheel moesten opgaan in de wereld van aardse dingen. Die zullen niet blijven bestaan. De overgebleven tijd is voor christenen te kort geworden om zich aan de wispelturige plannen van mensen vast te klampen. Daarom vermaande Paulus: Leid een leven dat „voortdurende dienst voor de Heer betekent, zonder te worden afgeleid”. — 1 Kor. 7:35.

Hoewel de woorden van Paulus meer dan negentien eeuwen geleden werden neergeschreven, zijn ze nog altijd van kracht. De huidige uiterlijke gedaante van de wereld verandert voortdurend. Als in een vluchtige scène in een toneelspel kunnen materiële goederen en moeizaam verworven bezittingen er vandaag wel en morgen niet meer zijn. Een overstroming, een aardbeving, een orkaan of welke andere natuurramp dan ook kan het leven van een mens in een oogwenk ondersteboven keren. Politieke en economische ideologieën met een lange geschiedenis — hoe vaak niet in bloed geschreven — kunnen van de ene dag op de andere afgedankt worden. Een jaar of drie geleden bijvoorbeeld leken de landen in Oost-Europa stabiel. Toen, in november 1989, viel plotseling de Berlijnse Muur, en als dominostenen tuimelden de tientallen jaren onverzettelijk gehuldigde geloofsovertuigingen de een na de ander in heel Oost-Europa omver.

Eén miljard uren!

Maar ook al ondergaan Jehovah’s Getuigen wel de invloed van zulke veranderende tonelen, zij hebben er altijd naar gestreefd hun leven zo te leiden dat er voortdurende dienst voor de Heer uit spreekt. In het afgelopen dienstjaar hebben zij een hoogtepunt gehad van 4.472.787 verkondigers en hebben zij er in 229 landen en 69.558 gemeenten 1.024.910.434 uren aan besteed het goede nieuws van het koninkrijk van Jehovah God te prediken! Welke andere religieuze organisatie heeft dat gedaan?

Maar zij hebben niet alleen gepredikt, zij hebben ook persoonlijk miljoenen mensen gratis in Gods Woord onderwezen. Elke maand hebben zij gemiddeld 4.278.127 huisbijbelstudies geleid. Wat is het resultaat van al dat evangelisatiewerk geweest? Het aantal personen dat zich als symbool van hun opdracht aan Jehovah heeft laten dopen, liep op tot 301.002. Ook werd in de avond van 17 april 1992 de heilige Gedachtenisviering ter herdenking van de dood van Jezus Christus gehouden. Die avond telden de gemeenten van Jehovah’s Getuigen in de hele wereld 11.431.171 aanwezigen.

In het ene land na het andere waren de Koninkrijkszalen tot de laatste plaats bezet. In Zambia bijvoorbeeld, dat een hoogtepunt had van 80.460 verkondigers van het goede nieuws, heerste grote vreugde toen 365.828 personen de Gedachtenisviering bijwoonden — meer dan 4 procent van de bevolking van het land! In Mexico bedroeg het aantal aanwezigen op de Gedachtenisviering 1.283.203. Denken wij ons dat eens in: 9000 gemeenten vierden daar het Avondmaal! En in Tsjechoslowakije, dat een hoogtepunt van 25.435 verkondigers had, werd de Gedachtenisviering door in totaal 54.082 personen bijgewoond. Voor het eerst werd daar de Gedachtenisviering ook in drie gevangenissen gehouden, waar 54 gevangenen en hun directeuren aanwezig waren. De functionarissen van één gevangenis gaven uiting aan hun waardering voor het aangename en goed voorbereide programma, waartoe ook het zingen van liederen behoorde. In een andere stad waren de broeders hoogst verrast toen er niet alleen een gevangene maar ook zijn gevangenisdirecteur naar de Koninkrijkszaal kwam om de Gedachtenisviering bij te wonen.

Brazilië, dat in maart 332.050 verkondigers had, telde in totaal 985.252 aanwezigen bij de Gedachtenisviering. Dat was 87.513 aanwezigen meer dan het jaar daarvoor. Ook voor kinderen is het nuttig deze speciale gelegenheid bij te wonen.

In 1990 was de negenjarige Paul de enige Getuige op zijn school. Zijn onderwijzeres merkte zijn goede gedrag op. Maar het viel haar op dat hij zijn hoofd niet boog als zij in de klas bad, en toen zij elke leerling om de beurt een gebed liet opzeggen, vroeg Paul of hij niet mee hoefde te doen. Op de Goede Vrijdag van de christenheid liet zij de klas een tekening maken van Jezus aan het kruis. Maar omdat Paul hem aan een paal tekende, vroeg zij waarom. Hij legde het uit, gaf haar bijbelse lectuur te lezen en nodigde haar uit voor de Gedachtenisviering.

Paul kreeg ook toestemming een geregelde bijbelstudie met zijn klas te houden. De veertig minuten durende studie werd iedere week gehouden aan de hand van de bijbel en Mijn boek met bijbelverhalen. De directeur van de school, secretaresses, Pauls onderwijzeres en nog anderen deden ook mee. Het volgende jaar vroegen drie andere onderwijzeressen ook in hun klassen de studie te houden. Dat stond de plaatselijke priester niet aan. Het ergerde hem de kinderen Gods naam, Jehovah, te horen gebruiken. Hij belegde een vergadering met de ouders en zei dat zij en hun kinderen de naam niet moesten gebruiken. De ouders klaagden bij de onderwijzeressen, die op hun beurt met Paul gingen praten.

„Als Gods naam niet gebruikt mag worden, kan ik niet doorgaan met de studies”, zei Paul, die argumenteerde dat de heiliging van Gods naam het belangrijkste deel van het Modelgebed was. Na deze uitleg werd de studie voortgezet, en nu, in 1992, zijn er vijf van zulke klassen, waaronder een groep kinderen met leermoeilijkheden. De leerkrachten staan versteld omdat de kinderen allemaal rustig luisteren als zij onderwezen worden over Gods voornemens, en minder onrustig zijn dan bij andere lessen.

Getuigen kunnen nu in alle vrijheid prediken

In Albanië werden Jehovah’s Getuigen op 22 mei 1992 bij ministerieel besluit wettelijk erkend. Vlak voor die bevrijdende beslissing werd de Gedachtenisviering door 325 personen bijgewoond. De maand juni 1992 gaf 56 personen te zien die het goede nieuws verkondigden. Wat een verschil met de negen die in juni 1991 bericht inleverden! Eén man zei op straat tegen Getuigen: „In de tijd van de communisten hadden wij God allemaal de rug toegekeerd. Alleen Jehovah’s Getuigen zijn hem door alle beproevingen en ontberingen heen trouw gebleven.”

In Angola werd het goede werk van de Getuigen op 10 april 1992 wettelijk erkend. Na tientallen jaren van vervolging en oorlog verheugden de verkondigers in dat land zich op een bijzondere manier met uitingen van dank aan Jehovah omdat hij ’het jaar met zijn goedheid had gekroond’. — Ps. 65:11.

Door de jaren heen werden aan dit land toegewezen zendelingen telkens snel uitgewezen. In de jaren vijftig werden veel Getuigen gevangengezet. Sommigen werden tot vijftien jaar of meer dwangarbeid veroordeeld; anderen werden terechtgesteld. Zonder onderbreking toonden de Getuigen dat zij hun voorrecht om het goede nieuws met anderen te delen, koesterden als een schat. Hoe is hun getrouwe dienst beloond?

Nog in dezelfde maand dat het werk geregistreerd was, werd een nieuw hoogtepunt van 18.911 verkondigers bereikt, hetgeen een toename van 30 procent ten opzichte van het gemiddelde van het jaar ervoor betekende, en zij berichtten 56.075 huisbijbelstudies. In de verslagen wordt verteld dat geïnteresseerden bij de broeders aan huis komen met het verzoek om een huisbijbelstudie. Gemeenten van 100 of meer verkondigers krijgen tussen de 300 en 500 personen op hun openbare vergaderingen. De gunstige omstandigheden kort voor de wettelijke erkenning van het werk stelden de broeders in de gelegenheid hun eerste districtscongressen te houden — twintig in getal, met een totaal hoogtepunt van 17.064 aanwezigen. Wat een bezielende evenementen waren dat!

Sommige gemeenten in Angola hebben weinig gebied, waardoor de Getuigen zich erop moeten instellen te prediken tot iedereen die zij ontmoeten. Bij één huis zei de huisbewoner tegen een Getuige dat hij geen belangstelling had omdat hij katholiek was. De volgende week zag de broeder toen hij langs hetzelfde huis kwam een dame in de deuropening staan, en nam de gelegenheid te baat om met haar te spreken. Haar antwoord was hetzelfde als dat van haar man, maar zij voegde er een spreekwoord aan toe: „Een hond kan geen twee botten dragen”, waarmee zij bedoelde dat men geen twee religies tegelijk kan belijden. De volgende week zag hij een meisje in de deuropening van hetzelfde huis staan. Wetend dat het gezin religieus was, bood hij haar het boek Wat jonge mensen vragen Praktische antwoorden aan. Zij luisterde aandachtig, nam het aan en stemde erin toe dat de broeder de volgende week terugkwam. Zonder dat hij het wist, luisterde de vader in de kamer ernaast naar het gesprek. Enige dagen later sprak de vader de broeder op straat aan om hem te vertellen dat zijn dochter het hele boek gelezen had en er heel blij mee was. Hij vroeg de broeder hen toch vooral te bezoeken zoals hij beloofd had. Nu studeert het hele gezin, en bezoekt ook de vergaderingen.

Vluchtelingen horen het goede nieuws

In Zwitserland verandert het toneel van deze wereld ook, en de doorgaans stabiele omstandigheden in dat land zijn niet meer wat ze geweest zijn. De vele faillissementen en de groeiende gelederen der werklozen zijn voor de Zwitsers iets nieuws. Nooit tevoren zijn er zoveel buitenlanders naar dat land verhuisd, hetzij als vluchtelingen of op zoek naar betere economische omstandigheden — dikwijls tot hun teleurstelling. En het wordt voor de regering steeds moeilijker besluiten te nemen die niet door de bevolking worden aangevochten. „Dit alles schept een klimaat van onzekerheid,” schrijft het bijkantoor, „wat velen een gelegenheid geeft gesprekken aan te knopen over onze op de bijbel gebaseerde hoop.”

Een treffend voorbeeld hiervan is de ervaring van Felicia uit Nigeria. Haar huwelijksproblemen brachten haar ertoe haar partner Jimmy te verlaten. Zij vertrouwde haar jonge kind aan de zorgen van haar ouders toe en verhuisde naar Zwitserland. In Genève hoopte zij een nieuw leven te kunnen beginnen, maar helaas was het voor haar als asielzoekende buitenlander veel moeilijker een baan en onderdak te vinden dan zij zich had voorgesteld. Op een dag praatte zij op het werk over haar problemen met een andere vluchtelinge, die al met de Getuigen de bijbel bestudeerde. Zij vertelde Felicia over de schitterende dingen die zij uit de bijbel leerde en hoe het doen van Gods wil vele problemen oplost. Felicia stemde toe in een bijbelstudie, en acht maanden later werd zij een ongedoopte verkondigster. Tegen die tijd was zij zich zorgen gaan maken over haar gezinsomstandigheden en nam zij een gemeenteouderling in vertrouwen.

Intussen was haar man, met wie zij nog steeds wettig getrouwd was, ook in Zwitserland aangekomen en hij was diep onder de indruk van de veranderingen die hij in de persoonlijkheid van zijn weggelopen vrouw opmerkte. Ook hij stemde toe in een bijbelstudie met een broeder in de stad waar hij woonde. Felicia werd in november 1991 gedoopt, slechts elf maanden nadat zij met de studie was begonnen. Onmiddellijk ging zij in de hulppioniersdienst, terwijl haar man een ongedoopte verkondiger werd en zich liet inschrijven voor de theocratische bedieningsschool in zijn gemeente. In die tijd woonden zij nog steeds gescheiden, maar nu dachten zij beiden in dezelfde geest en wilden zich herenigen en samen hun zoon opvoeden in een christelijk gezin. Daarom legden Jimmy en Felicia de gemeenteouderlingen het bewijs van hun wettelijke huwelijk voor en verklaarden dat zij hun verhouding als man en vrouw wilden hernieuwen, om geen smaad op Jehovah’s naam en de christelijke gemeente te werpen. Jimmy werd op het „Lichtdragers”-districtscongres van 1992 in Genève gedoopt, en het echtpaar is van plan naar Nigeria terug te keren, vastbesloten hun zoon volgens christelijke beginselen op te voeden.

Zweden is een land dat altijd voor vluchtelingen open heeft gestaan. De gemeenten zijn tegemoetgekomen aan de uitdaging de vluchtelingen in hun eigen taal getuigenis te geven. De resultaten zijn geweldig. Van de elf districtscongressen bijvoorbeeld die deze zomer zijn gehouden, waren er maar vijf in het Zweeds; de andere waren in het Arabisch, Engels, Fins, Grieks, Servokroatisch en Spaans. Op het Engelstalige districtscongres waren 696 aanwezigen, afkomstig uit 77 verschillende naties. Ook is een begin gemaakt met het predikingswerk in het Perzisch en het Russisch.

Gedurende de laatste paar maanden zijn er meer dan 50.000 vluchtelingen uit het voormalige Joegoslavië in Zweden aangekomen. De gemeenten waar Servokroatisch gesproken wordt, hebben zich geconcentreerd op de prediking tot deze vluchtelingen en zij hebben uitstekende resultaten. Er komen tussen de 75 en meer dan 100 vluchtelingen op de vergaderingen. En na slechts vier of vijf maanden studie zijn sommige van die aanwezigen tot de opdracht en doop gevorderd.

In Nederland prediken Getuigen in zeventien verschillende talen. Een broeder in een van de Spaanse gemeenten kwam in contact met een man die als vluchteling naar Nederland was gekomen. Hij had in een aantal landen als ambassadeur van een Afrikaans land gediend; hij viel echter bij zijn regering in ongenade en week naar Nederland uit. Er werd een bijbelstudie met hem begonnen terwijl zijn vrouw zich nog in Portugal bevond. Toen het gezin ten slotte in Nederland verenigd werd, namen zij allen behalve het oudste van de vijf kinderen aan de studie deel. Zij maakten goede vorderingen en de voormalige ambassadeur is nu een geestelijke broeder. Op 25 juli 1992 werd hij gedoopt. Zijn vrouw en één dochter zijn ongedoopte verkondigers geworden. De nieuwe broeder merkte op: „Ik ben ambassadeur van de koning van mijn land geweest. Maar nu ben ik ambassadeur van de hoogste koning en van Gods koninkrijk.”

„Ondersteuning” voor broeders in nood

IN DE dagen van Claudius, een eerste-eeuwse keizer van Rome, werd het land geteisterd door een grote hongersnood. Christenen in de gemeente van Syrisch Antiochië „besloten om, naar de draagkracht van een ieder van hen, een ondersteuning te zenden ten dienste van de broeders die in Judea woonden” (Hand. 11:28, 29). Barnabas en Saulus brachten de gelden naar het lichaam van oudere mannen in Judea, die de verantwoordelijkheid hadden de benodigde hulp te verschaffen. Dit is het eerste opgetekende geval waar op zo’n grote schaal door de christelijke gemeente in ondersteuning werd voorzien. In deze tijd dragen Getuigen die in het ene deel van de wereld wonen op soortgelijke wijze graag bij wat zij kunnen wanneer zij vernemen dat hun broeders in een ander gebied in grote nood verkeren. Met snelle, georganiseerde precisie komt er een ondersteuningsactie op gang. Beschouw de volgende voorbeelden:

Oost-Europa

Eind 1991 nodigde het Besturende Lichaam zeven bijkantoren van het Wachttorengenootschap in West-Europa uit voedsel en kleding te verschaffen voor hun noodlijdende broeders in Oost-Europa. * Wat gebeurde er zodra de Getuigen in Zweden van die nood hoorden? Van heinde en ver kwam de ene vrachtwagen na de andere uit de gemeenten aanrijden. Zelfs toen het Zweedse bijkantoor uitpuilde van de kleding en andere goederen, bleef er steeds meer materiaal binnenstromen, zodat er een zaal buiten het bijkantoorcomplex gehuurd moest worden om alle geschonken goederen te bergen. Broeders en zusters uit naburige gemeenten kwamen helpen. Er waren gemiddeld 35 vrijwilligers aan het werk om kleding te sorteren en te verpakken totdat er 15 trucks met oplegger klaarstonden om ronkend naar hun bestemmingen te vertrekken. Nog eens drie opleggers vervoerden meer dan 51 ton levensmiddelen naar Rusland.

Binnen slechts enkele dagen na de bekendmaking stonden de voedselvoorraden, opgedeeld in 750 dozen met elk ongeveer 20 kilo essentiële voedingsmiddelen zoals meel, olie, vleesconserven en melkpoeder, klaar voor de eerste vrachtwagenzending — bestemming Sint-Petersburg in Rusland. Op 19 december 1991 passeerde de eerste vrachtwagen, met alle douanepapieren in het Russisch vertaald en correct ingevuld, zonder problemen de grensposten. De Getuigen in Sint-Petersburg wachtten gespannen op de zending en stonden al klaar om de vracht in kleinere voertuigen over te laden teneinde ze bij verschillende distributiecentra af te leveren, van waar uit het voedsel snel aan de noodlijdende broeders kon worden uitgereikt. Wat een ontvangst, toen de vrachtwagen aankwam! De wachtende, dolgelukkige broeders drukten hun Zweedse broeders warm aan het hart.

Voor de kledingschenking kamden de gemeenten hun kleerkasten uit naar nette en schone kledingstukken. Anderen gingen nieuwe kleren kopen. Een Getuige ging naar een herenmodezaak om vijf kostuums te kopen. Dit wekte de nieuwsgierigheid van de verkoper. Toen hem de reden werd uitgelegd, schonk hij er nog vijf kostuums bij. Een andere broeder ging in een kledingzaak een aantal pakketjes met sokken, handschoenen en dergelijke kopen en verklaarde de reden voor zo’n grote aankoop. Vol medeleven bood de eigenaar hem een bezending van dertig nieuwe kostuums aan voor de prijs van twee. Nauwelijks in staat om kalm te blijven, nam de broeder het aanbod haastig aan. Een andere broeder bracht een enorme stapel kleren naar de stomerij en vertelde daar wat er gaande was. Daarop gaf de eigenaar hem alle kleding die nooit door de klanten was opgehaald. Toen de eigenaar van een sportzaak hoorde dat de goederen rechtstreeks naar de behoeftigen zouden gaan, haalde hij honderd paar gloednieuwe winterschoenen en -laarzen van de schappen bij wijze van gift.

De sorteerploeg ging aan de slag. Een groep van tien zusters met een goed oog voor kwaliteit sorteerde de kleding in mannen-, vrouwen- en kindercollecties. Tien andere zusters pakten de gesorteerde stukken vaardig in dozen. Een ploeg potige broeders plakte de dozen dicht en stapelde ze op pallets, gereed voor verzending per vrachtwagen. In totaal werd dagelijks veertig kubieke meter kleding en schoeisel ingepakt.

De Getuigen in Nederland en Zwitserland hadden ook het voorrecht een aandeel te hebben aan dit ondersteuningswerk. Broeders in Nederland droegen 52 ton voedsel bij, alsmede elf vrachtwagens vol kleding, en de broeders in Zwitserland maakten 600 voedselpakketten klaar met een totaalgewicht van 12 ton. En de kinderen? Toen de Getuigen in Oekraïne 72 ton kleding ontvingen, ontdekten zij dat in de pakketten met kinderkleding ook speelgoed zat dat door kinderen van Getuigen voor hun onbekende vriendjes was geschonken. Ook hadden tussen de lagen kleding heel wat repen chocola een plaatsje gevonden.

Aldus bestond gedurende de winter van 1991/1992 de ondersteuning uit 400 ton voedsel en grote hoeveelheden kleding voor mannen, vrouwen en kinderen. Deze werden gedistribueerd naar vrijwel alle delen van het gebied van de voormalige Sovjet-Unie, tot aan Irkoetsk in Siberië en Chabarovsk in de buurt van Japan toe.

Afrika

Edelmoedige voedsel- en kledinggiften door de Getuigen in Zuid-Afrika en Portugal maakten het mogelijk ondersteuning en hoognodige lectuurvoorraden naar Angola te zenden. Vanwaar de behoefte?

Angola leed in 1990 onder een ernstige droogte, waarin duizenden mensen de dood vonden en waardoor de oogst van dat land verloren ging. In sommige plaatsen aarzelden de broeders aan de openbare bediening deel te nemen omdat zij geen geschikte kleding hadden. Mede-Getuigen in Zuid-Afrika zorgden ervoor dat er 25 ton hulpgoederen veilig verzonden en gelijkelijk onder hun broeders in Angola verdeeld werden. Aangezien het land door een langdurige burgeroorlog was verscheurd, bestond er nog steeds behoefte aan kleding. De gemeenten van Groot-Lissabon in Portugal werden uitgenodigd om kleren te schenken aan de Getuigen in Angola, en de reactie was fantastisch. Van maart 1991 tot augustus 1992 werden er zeven containers van 6 meter verzonden, volgepakt met kleding, voedsel en lectuur — in totaal 75 ton!

Noord-Amerika

Vroeg in de ochtend van maandag 24 augustus 1992 stortte de woedende orkaan Andrew zich van de Atlantische Oceaan uit op Zuid-Florida, om vervolgens over de Golf van Mexico te razen en in Louisiana een spoor van verwoesting te trekken. Loeiend als een sirene, met aanhoudende snelheden van 230 km per uur en windstoten van minstens 260 km per uur, maakte de storm een gebied van 430 km2 in Zuid-Florida met de grond gelijk. Andrew liet 250.000 mensen dakloos achter, vernielde naar schatting 63.000 huizen en kostte aan 38 mensen het leven. „Zo’n schade was in de Verenigde Staten nog nooit voorgekomen,” zei een doorgewinterde schade-expert van een verzekeringsmaatschappij, „de ergste die ik ooit heb gezien.”

De Getuigen waren niet immuun voor de razernij van de orkaan Andrew — 3500 van hen raakten dakloos doordat 1120 van hun huizen beschadigd waren, waarvan 150 onherstelbaar. Ook tien Koninkrijkszalen liepen schade op. Het Besturende Lichaam reageerde onmiddellijk. Zij benoemden een hulpverleningscomité dat opereerde vanuit een congreshal 60 km ten noorden van het rampgebied in Florida, en stelden direct geldmiddelen beschikbaar voor de aankoop van noodhulpgoederen. Toen de orkaan luwde, stroomden de werkers uit de gelederen van de Getuigen van buiten het rampgebied toe om te helpen. Op zaterdag 29 augustus woog het totaal aan bij de congreshal bezorgde bouwmaterialen al 305 ton. De volgende dag, zondag, waren er zo’n 70 vrachtwagenladingen met voorraden aangekomen. „Ongeveer 3000 Getuigen zijn als vrijwilligers uit het hele land in het rampgebied samengestroomd, allereerst om hun eigen mensen te helpen en vervolgens anderen”, berichtte de Miami Herald van 31 augustus.

Beschouw ter illustratie van de snelheid waarmee de Getuigen te hulp schoten eens wat er gebeurde kort nadat de wind was gaan liggen. Twee auto’s vol niet-Getuigen reden naar het stadhuis in een van de getroffen gebieden om hun hulp aan te bieden. De politie escorteerde hen naar de enige mensen die voor het herstelwerk georganiseerd waren — Jehovah’s Getuigen.

In heel de Verenigde Staten droegen Getuigen, met inbegrip van de volle-tijdwerkers op het internationale hoofdbureau, bij aan de hulpactie. In slechts één week tijd schonk de Bethelfamilie in Brooklyn, Patterson en de Wachttoren-boerderijen $26.291,10. Onder het geld dat in Florida ontvangen werd, was een blikje met $6,81 in munten. Er zat een briefje in waarop stond: „Lieve broeders, ik hoop dat het goed gaat met jullie. Wij hebben voor jullie gebeden. Ik ben zes. Veel liefs, Chance.”

Het bovenstaande bewijst beslist dat Jehovah’s Getuigen dezelfde geest van medeleven en solidariteit tentoonspreiden die door de vroege christelijke gemeente aan de dag werd gelegd (Hand. 4:32). Wij hebben daarom goede redenen om Jehovah God dankbaar te zijn dat hij in deze tijd van het einde niet alleen wereldwijd ontvankelijke mensen van geestelijk voedsel voorziet, maar ook een wereldomvattende broederschap in het leven houdt die snel de handen ineen kan slaan en in tijden van nood in materiële dingen kan voorzien. Dit geeft ons een sterk gevoel van zekerheid en vertrouwen in de toekomst, wanneer de hele wereld door één liefdevolle broederschap zal worden bewoond.

„Vurig van geest” op het internationale hoofdbureau

„DOET uw werk niet traag. Zijt vurig van geest. Dient Jehovah als slaven” (Rom. 12:11). De 12.068 bedienaren, die allen deel uitmaken van een bijzondere religieuze orde en allen in Bethelhuizen overal ter wereld dienen, hebben die woorden van de apostel Paulus ter harte genomen. Zij weigeren zich door het veranderende wereldtoneel van hun christelijke bediening te laten afleiden. Zij blijven blaken van ijver voor het werk van de Heer. Het werk dat wordt verricht door de 4520 leden die de familie op het internationale hoofdbureau in Brooklyn (New York), op de naburige Wachttoren-boerderijen en op het Wachttoren-Onderwijscentrum in Patterson (New York) telt, is typerend voor de inspanningen die alle Bethelieten zich getroosten om Jehovah als slaven te dienen. Hier volgen slechts enkele van de ontwikkelingen op het internationale hoofdbureau.

De faciliteiten in Furman Street

In september en november 1991 werden op de zevende verdieping van het pand Furman Street 360 nieuwe wasserij- en stomerijfaciliteiten geïnstalleerd. Dit gebouw biedt een aangename omgeving aan het personeel dat elke week 25 ton vuile kleding voor de meer dan 3000 werkers op het hoofdbureau in Brooklyn onder handen neemt.

Wat gebeurt er nog meer in het gebouw aan de Furman Street? Het afgelopen dienstjaar heeft de dupliceerafdeling zes en een half miljoen audiocassettes geproduceerd. Sedert die afdeling in 1978 begon te draaien, zijn er meer dan 53 miljoen cassettes gemaakt. De timmerwerkplaats verheugde zich het afgelopen dienstjaar over zijn hoogste produktie tot nu toe — 11.000 kasten en kastonderdelen. Het kantoor van de werkplaats bericht: „Wij verwachten voor 1993 een nog hogere produktie, want het project Sands Street 90 vereist twee jaar lang 4000 tot 5000 kasten per jaar, en voor het Patterson-project zullen nog minstens drie jaar daarna 4000 kasten per jaar nodig zijn.”

Kantorencomplex

De Ziekenhuisinformatiedienst (Hospital Information Services, HIS), gevestigd aan Columbia Heights 25, helpt de wereldwijde broederschap zich te houden aan hun vaste besluit Gods duidelijk uiteengezette wet betreffende het gebruik van bloed niet te overtreden (Hand. 15:29). In veel opzichten hebben de laatste jaren drastische veranderingen te zien gegeven in houding en handelen van een aantal artsen en medische centra in de gehele wereld.

Tot die veranderingen behoren centra voor bloedloze geneeskunde en chirurgie. Van slechts een handjevol hulpvaardige artsen die in het verleden zo goed waren met de Getuigen samen te werken, heeft de HIS nu een lijst opgebouwd met 27.420 medewerking verlenende geneesheren in de landen van 64 bijkantoren, waar 854 ziekenhuiscontactcomités werkzaam zijn. Dit is voor een groot deel te danken aan het goede werk van de 4300 ouderlingen waaruit deze comités bestaan.

Binnen dat groeiende arsenaal van artsen heeft de HIS in afzonderlijke medische instellingen grote teams bereid gevonden deel uit te maken van een centrum waar Jehovah’s Getuigen zonder bloed behandeld kunnen worden. Het resultaat is dat er in de Verenigde Staten nu veertien van zulke centra zijn. Een voorpaginakop in The Denver Post luidde: „Academisch Ziekenhuis kan nu ’bloedloze’ chirurgie leveren”. Een andere krant bracht de kop: „Artsen heroverwegen bloedtransfusies”, met als onderkop: „Programma dat is opgezet om Jehovah’s Getuigen te helpen, strekt iedereen tot voordeel”.

In andere landen zijn soortgelijke resultaten. In Noorwegen werd een HIS-presentatie aangehoord door 79 artsen en verpleegsters in het grootste kankerinstituut in het land. Dat centrum neemt nu de Getuigen aan en niet één staflid weigert in het programma mee te werken. Duitsland bericht dat er daar vijf centra zijn die behandeling zonder bloed aanbieden. Spanje meldt twee ’bloedloze’ centra, één in Barcelona en één in Madrid. Australië heeft er één. Ook in Italië helt men steeds meer over tot de oprichting van centra zonder bloed. De directeur van een kliniek in Peru zei: „Wij willen u, en via u uw Jehovah’s Getuigen-broeders, ervan op de hoogte stellen dat u in onze kliniek kunt rekenen op alle medische hulp die u nodig mocht hebben [zonder] bloedtransfusies.”

De opvattingen binnen de medische professie zijn aan het veranderen. In Oostenrijk zei een hoofd van een afdeling in een van de grootste ziekenhuizen van Wenen tegen de broeders: „Dank zij jullie religieuze zienswijze waren jullie eerder op de goede weg dan wij.” De chef de clinique van een ziekenhuis in Auckland (Nieuw-Zeeland) zei dat hij „versteld [stond] van de diepgang” van het wetenschappelijk onderzoek dat sprak uit de informatie die door de HIS over bloedloze behandeling wordt verstrekt. Een hoogleraar in de pediatrie aan deze zelfde instelling berichtte: „Jehovah’s Getuigen hebben ons een dienst bewezen door de inlichtingen te verschaffen en ons ertoe te stimuleren onze houding ten aanzien van transfusie opnieuw onder de loep te nemen.” Een vermaard pediatrisch orthopedisch chirurg in de Verenigde Staten zei: „Op grond van wat wij nu weten over de gevaren van bloed, kunnen wij zeggen dat Jehovah’s Getuigen in het gelijk gesteld zijn.” Een hoofd van een afdeling cardiothoracale anesthesie van een universiteitsziekenhuis in de Verenigde Staten zei: „Alle patiënten, met inbegrip van Jehovah’s Getuigen, zullen profiteren van uw inspanningen om de geneesheren in de regio te informeren omtrent de alternatieven voor bloedtransfusie. Wij prijzen uw groepering en uw inspanningen.”

In het kantoorgebouw aan Columbia Heights 30 coördineert het Bouwbureau bouwprojecten van bijkantoren in zo’n vijftig landen, van Antigua tot Zimbabwe. En de Juridische Afdeling constateert met genoegen dat „artikelen in onze tijdschriften over voogdij en de behoeften van kinderen van gescheiden ouders gunstig ontvangen zijn bij advocaten, maatschappelijk werkers en psychologen”. Een zuster die bij een voogdijkwestie betrokken was, ontdekte tot haar verrassing dat de gezinsbemiddelaarster van de rechtbank nu regelmatig de uitgave van 22 oktober 1988 van Ontwaakt!, waarin het onderwerp „De voogdij — een pijnlijke kwestie” besproken wordt, gebruikt om haar cliënten te helpen meningsverschillen op te lossen. De bemiddelaarster had waardering voor het neutrale standpunt dat het artikel innam en vond het nuttig voor alle ouders in die positie.

De Videodienst bericht dat er nu meer dan 500.000 exemplaren van zijn eerste vrijgave, Jehovah’s Getuigen De organisatie achter de naam, zijn geproduceerd in 5 talen, terwijl er binnenkort nog 22 talen meer verkrijgbaar zijn. Het bijkantoor in Nederland heeft een aandeel gehad aan dit project en schrijft: „Het is voor onze Bethelfamilie een stimulerende ervaring geweest een aandeel te mogen hebben aan het opnemen van de negentien verschillende talen voor die video, waaronder verscheidene Oosteuropese talen.”

Op een eiland in de Grote Oceaan werd deze video op een ongewone manier vertoond, zoals de volgende brief van het bijkantoor in Fiji vertelt: „Een van de gemeenten is gevestigd op het afgelegen eiland Rotuma, 500 km van Suva. Hoewel het eiland geen elektriciteitsvoorziening heeft, nam de kringopziener de video van het Genootschap mee, in de hoop dat hij met iemand op het eiland die een generator, een videorecorder en een tv-toestel bezat, zou kunnen regelen dat de video voor de gemeente van dertien verkondigers werd vertoond. De kansen leken niet best. Wat een verrassing te vernemen dat er niet ver van de Koninkrijkszaal een winkelier woonde die alle drie de benodigdheden bezat! Toen het hem werd gevraagd stemde hij erin toe de video bij hem thuis te vertonen. Toen de broeders bij het huis van de man kwamen, troffen zij daar een groot aantal mensen die naar een cowboyfilm zaten te kijken. Die werd onmiddellijk stilgezet, en de video van het Genootschap werd gestart. Allen bleven om ernaar te kijken. In totaal hebben meer dan tachtig aanwezigen de video gezien. Ondanks hun geïsoleerde situatie zagen de broeders en zusters tot hun opgetogenheid hoe groot Jehovah’s organisatie is en voelden zich er een deel van. De video bewoog een vrouw ertoe de volgende vergadering in de Koninkrijkszaal te bezoeken. Zij merkte op dat het de beste video was die zij ooit had gezien!”

De nieuwe video, The Bible — Accurate History, Reliable Prophecy (De bijbel — nauwkeurige geschiedenis, betrouwbare profetieën), is nu klaar voor distributie. Het is de eerste van een driedelige set.

De Wachttoren-boerderijen

De Wachttoren-boerderijen dienen als produktie- en distributiecentrum van voedsel voor de Bethelfamilie van de VS. Ze bieden ook tijdelijke huisvesting aan de Wachttoren-Bijbelschool Gilead, waar broeders en zusters uit de hele wereld een opleiding voor het zendingswerk ontvangen. Bovendien herbergen ze de drukkerij voor de tijdschriftenoplage van De Wachttoren en Ontwaakt! die voor verspreiding in de Verenigde Staten bestemd is.

Door middel van het wereldwijde veeltalige computersysteem van het Genootschap ondersteunt de Computerafdeling op de Wachttoren-boerderijen nu het zetten, vertalen en publiceren van bijbelse lectuur in drie talen meer dan de 208 van het jaar daarvoor. Een andere opmerkelijke ontwikkeling was de vrijgave voor het publiek van de New World Translation of the Holy Scriptures With References on Diskette. Deze disketteversie van de Nieuwe-Wereldvertaling zal computergebruikers in staat stellen snel nazoekwerk in de bijbel te doen.

Het Patterson-project

De bouw van het Wachttoren-Onderwijscentrum is met verbazingwekkende snelheid gevorderd. Er zijn al negen gebouwen voltooid, alsmede de installaties voor afvalwater en drinkwater. Op het ogenblik wordt er aan negen gebouwen gewerkt, en in de loop van het jaar zal met de bouw van nog vier gebouwen worden begonnen. Meer dan 800 broeders en zusters vormen elke dag de werkploeg aan het project. In dit centrum zal uiteindelijk de Gileadschool worden gevestigd. Het Besturende Lichaam heeft tevens bekendgemaakt dat een aantal afdelingen uit Brooklyn die te maken hebben met het wereldwijde onderwijzingswerk, naar het Onderwijscentrum zullen worden overgeplaatst.

Verruimde voordelen van de bedienarenopleidingsschool

GEDURENDE het dienstjaar 1992 werden er in tien landen veertien cursussen van de bedienarenopleidingsschool gegeven. Voor het eerst werd de school gehouden in Australië, Mexico, Nigeria en Zweden. Dit opende voor meer broeders de gelegenheid een speciale opleiding te ontvangen. Toen studenten uit Australië en Nieuw-Zeeland, die de eerste klas in Sydney bezochten, hun waardering tot uitdrukking brachten, zeiden zij dat zij diep geroerd waren door de kwaliteit en de reikwijdte van de cursus. Leden van de eerste klas in Mexico verklaarden dat zij als gevolg van hun studies nader tot Jehovah en zijn organisatie waren gekomen. De klassebrief uit Nigeria bevestigde het vaste besluit van de studenten de kwaliteit van hun bediening en dienst te verbeteren nu zij een vollediger besef hebben van de vele facetten van Jehovah’s voorzieningen. De school in Zweden werd in het Engels gehouden en de klas bestond uit ongehuwde ouderlingen en dienaren in de bediening uit Denemarken, Finland, Nederland, Noorwegen en Zweden. Zij zien nu meer dan ooit de noodzaak in ervoor te zorgen dat alle aspecten van hun leven, met inbegrip van zowel hun onderwijs en herderlijk werk in de gemeente als hun velddienst, op Gods Woord gebaseerd zijn.

In alle landen waar de school gehouden werd, gaven de broeders uiting aan hun vaste besluit zich op gepaste wijze te kwijten van hun gemeentelijke en andere verplichtingen binnen Jehovah’s voortschrijdende organisatie. In meer dan vijftig landen dienen nu afgestudeerden van deze school. Zij zijn aangesteld om verantwoordelijkheden in gemeenten, op bijkantoren en in kringen alsook in het zendingsveld te behartigen.

Bijkantoorinwijdingen voor Jehovah’s gelukkige volk

„GELUKKIG het volk dat Jehovah tot God heeft!” (Ps. 144:15) Dat ervaren Jehovah’s Getuigen in de hele wereld. Als er ergens een nieuw bijkantoorgebouw is gekomen, is er speciale reden tot verheuging. Omdat Jehovah’s volk heeft geweigerd zich door het veranderende toneel van de wereld te laten misleiden, heeft Jehovah hen met groei gezegend.

Finland

Dertien juni 1992 begon als een ongewoon warme zomerdag in Vantaa in Finland. Er was vijftien maanden gewerkt aan de uitbreiding van het bijkantoor. Nu was de tijd voor de inwijding aangebroken! De 99 leden van de Bethelfamilie, meer dan honderd tijdelijke werkers aan de bouw, en alle reizende opzieners van het land waren uitgenodigd. In totaal 559 personen kwamen in de Koninkrijkszaal, in de eetzaal en in andere ruimten van de nieuwe faciliteiten bijeen om naar het inwijdingsprogramma te luisteren.

Sinds de oorspronkelijke bouw van het Bethelhuis is het zevenmaal vergroot. Robert Tracy, die Scandinavië als zoneopziener bezocht, zei in zijn inwijdingstoespraak het volgende: „In Zweden, jullie naaste buur, zeiden zij dat jullie in Finland altijd aan het bouwen zijn.” Het oorspronkelijke terrein telt een moderne drukkerij, een binderij, een expeditie, kantoren en woningen. De nieuwe vleugel van vijf verdiepingen en een vloeroppervlak van 7200 m2 bestaat uit 39 Bethelkamers, faciliteiten voor de gezondheidszorg, sauna’s en bergruimten. Deze nieuwe bijbouw is de grootste die ooit aan het bijkantoor is toegevoegd. Het gehele complex beschikt nu over 21.600 m2 ruimte.

Finland is een buurland van Rusland, en tientallen jaren lang vormde het een brug tussen de westerse wereld en de voormalige Sovjet-Unie. Behalve dat het bijkantoor in Finland lectuur in het Fins produceert, drukt het daarom ook De Wachttoren in het Estisch en bovendien publikaties in het Lets en Litouws. De 18.316 verkondigers in Finland zijn overgelukkig dat Jehovah zijn dienstknechten nu heeft beloond met zulke voorrechten ter ondersteuning van zijn werk in Oost-Europa. De nieuwe toevoeging aan het Bethelhuis is een grote zegen, en zal al Jehovah’s Getuigen in dat gebied tot nut zijn.

Thailand

Op 8 februari 1992 had Thailand goede reden om zich te verheugen — hun nieuwe Bethelhuis werd ingewijd. Het was het hoogtepunt van meer dan twee jaar hard werken. Waarom waren deze nieuwe faciliteiten nodig?

Het eerste Bethelhuis in Thailand werd in 1947 geopend, toen in het hele land 31 verkondigers van het goede nieuws dienst verrichtten. In dat huurgebouw waren ook zendelingen gehuisvest. Toen in 1962 het aantal verkondigers tot meer dan 300 gestegen was, verhuisden de drie Bethelwerkers en enkele zendelingen naar een pasgebouwd pand dat eigendom was van het Genootschap. In de volgende 25 jaar verdrievoudigde het aantal verkondigers en nam de Bethelfamilie tot 16 leden toe. Aangezien uitbreiding in die woonwijk van Bangkok niet mogelijk was, deed het Besturende Lichaam het bijkantoorcomité de aanbeveling uit te zien naar een nieuwe locatie. Ten slotte, in 1987, vonden de broeders na lang zoeken een geschikt terrein in een nieuw-ontwikkelde voorstad van de stad.

Voordat met de bouw kon worden begonnen, moest het 0,6 ha metende terrein meer dan een meter worden opgehoogd om overstroming tijdens het regenseizoen te voorkomen. Toen volgde de bouw van het twee verdiepingen tellende gebouw, dat een totale vloeroppervlakte zou krijgen van zo’n 3000 m2, met inbegrip van een grote Koninkrijkszaal. Er moest ook een muur van 370 meter lengte rond het terrein worden opgetrokken; die zou bestaan uit zo’n 1200 panelen van voorgestort beton die op 145 heipalen van elk 6 meter lengte rustten. Wie moest al dat werk gaan doen? Zouden er onder de rond 900 verkondigers genoeg vrijwilligers zijn om een „bouwfamilie” te vormen en voldoende ondersteuning aan het project te geven om het zonder veel hulp van buitenaf te voltooien? Het vorige Bethel- en zendelingenhuis was helemaal door een commercieel bedrijf gebouwd.

De reactie op uitnodigingen die in 1987 aan de 33 gemeenten in het hele land werden verstuurd, was uitermate verheugend. Er waren slechts weinig vrijwilligers met speciale bekwaamheden, maar veel broeders en zusters ’boden zich gewillig aan’ en stelden grif hun tijd en energie beschikbaar, bereid om ter plaatse op het werkterrein nieuwe vaardigheden te leren (Ps. 110:3). Naar schatting hebben gedurende de twee jaar van de bouw de verkondigers in de acht gemeenten in Bangkok en omgeving elke maand gemiddeld ongeveer zeven uur aan de bouw besteed. Toch heeft de tijd die zij aan de velddienst besteedden er nauwelijks onder geleden. Van onschatbare betekenis — en zeer gewaardeerd — was de hulp van 37 internationale vrijwilligers die uit vier landen kwamen.

De inwijdingsdag was werkelijk voor alle 427 genodigden een vreugdevolle en gedenkwaardige gelegenheid. Onder hen waren afgevaardigden van zes bijkantoren uit het gebied in en aan de Grote Oceaan. In zijn inwijdingstoespraak wees de zoneopziener, broeder H. V. Mouritz, erop dat Jehovah door de hele geschiedenis heen altijd heeft verschaft wat zijn volk nodig had om zijn werk te doen en hem te aanbidden. Aan het einde van het programma voelden alle aanwezigen zich buitengewoon aangemoedigd om het predikingswerk met hernieuwd elan voort te zetten.

Nog een teken van groei was de inwijding in 1992 van twee bijkantoren in West-Indië door leden van het Besturende Lichaam: het bijkantoor van de Leeward Islands, op 2 februari, door Milton G. Henschel en het bijkantoor van de Bahamas, op 8 februari, door John E. Barr.

[Voetnoten]

^ ¶28 Zie voor een verslag uit Denemarken De Wachttoren van 15 maart 1992.

[Illustratie op blz. 5]

Er is meer dan een miljard uren besteed aan de prediking van het goede nieuws in 229 landen, waaronder in de stad Irkoetsk in Siberië

[Illustraties op blz. 12]

Getuigen in Zwitserland maken pakketten met voedsel en kleding gereed voor Oost-Europa. Denemarken, Finland, Italië, Nederland, Oostenrijk en Zweden leverden ook hun bijdrage aan de ondersteuning

[Illustraties op blz. 14, 15]

De orkaan Andrew verwoestte op 24 augustus 1992 Zuid-Florida en maakte 3500 Getuigen dakloos

[Illustraties op blz. 19]

Om 6.00 uur v.m. begint een van de wasserijvrachtwagens van het Genootschap aan zijn ronde langs verscheidene van de 21 woongebouwen in Brooklyn

Als de vrachtwagen op Furman Street 360 is aangekomen, gaat de hele vrachtwagen in de lift naar de zevende verdieping, waar hij wordt uitgeladen

[Illustraties op blz. 20, 21]

1. Kledingstukken worden gecontroleerd op de aanwezigheid van een wasmerk

2. Eén ruimte davert van de 14 wasmachines met een capaciteit variërend van 15 kilo tot 200 kilo, allemaal computergestuurd. Eén lading in de grote wasmachine is vergelijkbaar met het wassen van meer dan 1000 overhemden in uw wasmachine thuis

3. De gewassen en gedroogde kleren worden naar de strijkruimte gestuurd. Daar worden per dag meer dan 4500 kledingstukken gestreken

De dry-cleaning afdeling behandelt 3000 tot 4000 stuks kleding per week. In 1991 hebben zij 70.000 kilo verwerkt

[Illustraties op blz. 22]

De 30 verdiepingen tellende woontoren aan Sands Street 90 rijst hoog op en vormt een gemakkelijk herkenbaar element in het silhouet van Brooklyn. De eerste 10 verdiepingen boven de begane grond zullen volgens het schema eind 1993 voltooid zijn

Sands Street 90

[Illustraties op blz. 26, 27]

Texcoco, Mexico, januari 1992

Sydney, Australië, augustus 1992

Igieduma, Nigeria, maart 1992

Örebro, Zweden, mei 1992

[Illustraties op blz. 28, 29]

Finland

Een grote uitbreiding van het Finse bijkantoor werd op 13 juni 1992 ingewijd

[Illustraties op blz. 30]

Bahamas

Het bijkantoor van de Bahamas en de congreshal werden op 8 februari 1992 ingewijd

Thailand

Acht februari 1992 was de datum voor de inwijding van het nieuwe Bethelhuis in Thailand

Leeward Islands

Op 2 februari 1992 werd het bijkantoor van de Leeward Islands (Antigua) ingewijd