Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wereldbericht

Wereldbericht

Wereldbericht

Afrika

ONDANKS droogten, hongersnoden, hyperinflatie, verbodsbepalingen en religieuze tegenstand zijn onze broeders in Afrika er getrouw mee voortgegaan precies te doen wat Psalm 105:1 zegt: „Dankt Jehovah, roept zijn naam aan, maakt onder de volken zijn handelingen bekend.” Hun ijver is aanstekelijk gebleken.

Twee broeders in Benin werden tot hun vreugde als speciale pioniers in een afgelegen deel van het land aangesteld. Er waren geen Koninkrijkszalen, vergaderingen of andere Getuigen in hun gebied. Twee weken na aankomst concludeerden zij: „Niemand kan vergaderingen bezoeken als er geen vergaderingen zijn om mensen voor uit te nodigen.” Daarom gingen zij ertoe over alle vijf de vergaderingen te houden. Tegen het eind van de eerste maand begonnen twee geïnteresseerden de vergaderingen te bezoeken. Twee maanden later stelden de pioniers vast dat het nodig werd een Koninkrijkszaal te bouwen. Eén geïnteresseerde schonk een stuk grond en een ander verschafte bouwmaterialen. Drie weken daarna kwamen veertig mensen naar de speciale lezing, hoewel de Koninkrijkszaal nog niet helemaal klaar was. Er waren 71 aanwezigen op de Gedachtenisviering, en later in die maand kwamen 113 personen toestromen om de openbare toespraak van de kringopziener te horen. En dat allemaal in slechts vijf maanden tijd!

Veel mensen geven uiting aan hun verbazing als zij Jehovah’s Getuigen zien samenwerken aan Koninkrijkszaalprojecten. Een rooms-katholieke priester in Zuid-Afrika gaf toe: „Ik ben naar het Vaticaan geweest, maar zoiets heb ik nog nooit gezien. Mensen van alle rassen, die in eenheid samenwerken. Blanken die komen bouwen in zwart gebied en voor zwarte mensen, en daarbij hun leven in de waagschaal stellen omdat blanken in zwarte woonoorden worden aangevallen.”

Het behaagt Jehovah als wij om zijn zegen op onze dienst vragen. Maar wanneer wij die zegen willen ontvangen, verwacht hij van ons dat wij in geloof voorwaarts gaan en in daden tonen dat wij het verlangen hebben onze dienst voor hem uit te breiden. Een Getuige in Nigeria vertelt hoe dat voor hem uitpakte: „In augustus 1988 werd ons op de pioniersschool verteld over dienen waar de behoefte groter is. Ik begon geld te sparen voor de verhuizing en nam mij voor in maart 1989 ontslag te nemen. Ik ging naar mijn baas en hoewel mij een promotie was aangeboden, zei ik dat ik van plan was naar een plattelandsgebied te verhuizen om aan het predikingswerk deel te nemen. Hij zei: ’Je weet niet wat je doet. Dat zal je duur komen te staan. Denk er eerst nog maar eens over na.’

Thuisgekomen legde ik mijn beide identiteitskaarten op tafel — mijn pioniersidentificatie en mijn werkidentificatie. Ik dacht na over de waarde van beide. Psalm 90:10 kwam mij in gedachten. De gemiddelde levensduur is slechts zeventig jaar; alleen in geval van bijzondere kracht kunnen wij tachtig worden. Ik was destijds dertig, dus ging ik ervan uit dat ik nog maar veertig jaar overhad. Ik vermenigvuldigde mijn jaarinkomen met veertig en ontdekte dat het totale bedrag niet eens genoeg zou zijn om een auto te kopen! Met die baan kom ik nergens, besloot ik. Dus ging ik terug naar mijn baas en leverde mijn ontslagbrief in. Hij zei: ’Je bent gek. Je gaat dood met een lege maag.’ Sedertdien heb ik in drie gewesten van het land gediend. Ik heb tot mijn vreugde twee gemeenten helpen oprichten. Toen ik mijn vroegere bedrijfsleider onlangs tegenkwam, was het eerste wat hij zei: ’Je hebt mij voor de gek gehouden. Je zei dat je geen salaris zou krijgen, maar kijk eens hoe goed je er uitziet!’”

In Zaïre werd in het dienstjaar 1992 het grootste getuigenis in de geschiedenis gegeven. De politieke, sociale en economische beroering weerhield de meer dan 67.000 nederige verkondigers er niet van druk bezig te zijn met de prediking van het goede nieuws en het maken van discipelen. De meer dan 140.000 bijbelstudies en bijna 300.000 aanwezigen bij de Gedachtenisviering getuigen van het potentieel voor de toekomst.

Hoewel hyperinflatie en burgertwisten in Zaïre ontberingen voor onze broeders hebben meegebracht, werd niettemin in september 1991 een welsprekend getuigenis gegeven toen een opstand gelegenheden bood voor plunderingen in de grote bevolkingscentra. Duizenden „christenen” die op zondag naar de kerk waren geweest, werkten er maandag en dinsdag koortsachtig aan zoveel mogelijk roofgoed te verzamelen, en stuurden zelfs hun kinderen er vele malen op uit om spullen te bemachtigen en het gestolen goed dan naar huis te slepen. Een aantal waarnemers merkte op dat hun geestelijke herders na de plundering nieuwe kleren en allerlei nieuw huisraad hadden. Maar Jehovah’s Getuigen deden niet mee aan de rooftochten of het aannemen van gestolen goederen. In Simfo in de provincie Shaba vroeg een onderwijzer aan zijn klas welke kerken niet aan het plunderen meededen. „Jehovah’s Getuigen”, was het eenstemmige antwoord. „Die willen nog niet eens gestolen voedsel eten.”

Het boek De mens op zoek naar God is in Ivoorkust goed ontvangen. Een zuster uit dat land vertelt: „Tijdens een bijbelstudie vroeg mijn studie mij: ’Waarom zijn er zoveel verschillende religies als er maar één Schepper is?’ Ik bood haar het boek De mens op zoek naar God aan. Zij stond al versteld toen zij alleen nog maar even een blik op de inhoudsopgave sloeg. Toen gaf zij te kennen: ’Jehovah’s Getuigen hebben de antwoorden op alle vragen, en ik geloof dat jullie de sleutel tot de waarheid hebben. Maar voor mij zou het te moeilijk zijn om in praktijk te brengen, want er zijn te veel wetten.’ Ik wees op 1 Johannes 5:3, waar wij lezen dat ’Jehovah’s geboden geen drukkende last zijn’, en voegde eraan toe dat Jehovah ons wetten heeft gegeven tot ons fysieke en geestelijke welzijn. Ik verzekerde haar: ’Als u de bijbel grondig bestudeert, zult u de waarde van deze goddelijke wetten inzien.’ Zij stemde toe en toont echte waardering voor de waarheid.”

Afrikaanse Getuigen hebben een bijzondere reden om Jehovah te danken. Wettelijke beperkingen die het werk van Jehovah’s Getuigen belemmerden, zijn opgeheven in Ethiopië, Ghana, Kenia, Kongo, Rwanda, Togo en Zambia. Dit heeft het voor onze broeders veel gemakkelijker gemaakt hun Koninkrijksprediking te verrichten. Werkelijk, Jehovah ’doet de grendels van de gevangenissen naar beneden komen’ om oprechte personen de gelegenheid te geven zijn organisatie binnen te gaan. — Jes. 43:14.

In een van die landen hield een broeder die voordien in de kring- en districtsdienst was geweest, met dat werk op om voor zijn bejaarde ouders te zorgen. Slechts een van zijn verwanten was destijds gedoopt, maar nu zijn er inmiddels nog vier gedoopt. Een van hen verzuchtte: „Als ik de waarheid eerder had gehad, had ik voor Vader en Moeder kunnen zorgen en had jij in de reizende dienst kunnen blijven.” De broeder antwoordde: „Ook al ben ik dan nu weer in het dorp terug, ik heb daar vrede mee en ik ben gelukkig omdat ik mijn verwanten de waarheid zie aanvaarden.”

In een ander land was een broeder door zijn werk als nachtwaker verhinderd volledig aan alle theocratische activiteiten deel te nemen. Toen hij zijn vakantiegeld ontving, merkte hij dat de kassier hem het dubbele bedrag had gegeven. Natuurlijk wees de broeder de kassier op zijn vergissing en gaf het te veel betaalde terug. De kassier vertelde dit aan de bedrijfsleider, die een certificaat van eerlijkheid voor de broeder en ook voor het bedrijfsarchief uitschreef. Enige tijd later zocht het bedrijf een boekhouder, en ongeveer dertig medewerkers solliciteerden naar die post. De meerderheid van de sollicitanten had heel goede papieren en de steun van invloedrijke personen in het bedrijf. Toen de bedrijfsleider het dossier van de sollicitanten doornam, merkte hij op dat onze broeder een boekhouddiploma bezat, hoewel hij als nachtwaker in dienst genomen was. Indachtig de eerlijkheid van de broeder in de kwestie van het vakantiegeld, beloonde de bedrijfsleider de broeder met de post van bedrijfsboekhouder. Nu zou de broeder niet meer in de nachtploeg hoeven werken en zou hij meer tijd hebben voor theocratische activiteiten, terwijl hij bovendien een hoger salaris en andere voordelen kreeg.

Azië

„JEHOVAH is de Goddelijke, en hij geeft ons licht” (Ps. 118:27). Het licht van Jehovah is inderdaad helder gaan schijnen op zijn volk in heel Azië.

Toen een pioniersechtpaar in India per bus in niet-toegewezen gebied aankwam, gingen zij even een kopje thee drinken voordat zij aan hun dag van formele prediking begonnen. Onder het theedrinken gaven zij getuigenis aan de eigenares van het theehuisje en richtten bij haar en haar twee zoons een bijbelstudie op. Hoewel de man van de vrouw aanvankelijk tegen de studie gekant was, ging hij mettertijd zelf aan de studie meedoen. Toen kwam de oudste dochter weer thuis wonen. Eerst sprak zij datgene wat de Getuigen leerden, tegen en verzette zij zich tegen de studie. Ten slotte ging ook zij aan de bijbelstudie meedoen. De plaatselijke kerken waren niet te spreken over wat er met dit gezin gebeurde. Ze sloegen de handen ineen om te proberen hen zo onder druk te zetten dat zij hun studie staakten. Pal voor het theehuisje van het gezin werd een zeven dagen durende kerkelijke bijeenkomst georganiseerd, waarbij de priesters van de verschillende kerken de Getuigen vanaf een spreekgestoelte met hekelende redevoeringen bestookten.

De tegenstand van de kerken werkte echter als een boemerang. De belangstelling voor de waarheid verbreidde zich snel door de hele buurt, en meer gezinnen begonnen met de pioniers te studeren. Toen er in dit gebied een gemeenteboekstudie werd opgericht, bezochten 43 personen de eerste vergadering. Eén familie met enkele uitgesloten verwanten begon weer met de Getuigen om te gaan en gelukkig konden de uitgeslotenen worden hersteld. Deze familie kon nauwelijks wachten tot er een Koninkrijkszaal in hun gebied kwam. Daarom schonken zij een klein terrein, waarop al spoedig een Koninkrijkszaal werd gebouwd. Op het districtscongres van vorig jaar werden twaalf personen uit dit gebied gedoopt. En dan te bedenken dat het allemaal begonnen was met informeel getuigenis in een theehuisje!

Een Getuige in Korea had de bijbel bestudeerd met een vooraanstaand dichter, maar zijn boeddhistische filosofie plaatste Boeddha boven Jezus, en daarom stopte hij met de studie. Toen het boek De grootste mens die ooit heeft geleefd in de velddienst werd aangeboden, bezocht de Getuige hem opnieuw en bracht het gesprek voorzichtig op het boek. Tot haar verrassing nam hij het. Toen zij terugkwam, had hij het boek niet alleen van de eerste tot de laatste bladzijde gelezen, maar toonde hij ook groot enthousiasme voor wat hij las. Hij zei dat menselijke filosofie alleen de hersenen bereikt, maar dat het verhaal van Jezus zowel de hersenen als het hart bereikt. Hij was diep onder de indruk van het levensverhaal van Jezus en van zijn leringen. Hij nodigde haar uit hem meer over Jezus te vertellen, en dus werd de bijbelstudie hervat, en nu maakt hij goede vorderingen met de studiestof.

Aan het einde van het dienstjaar was de Koninkrijkszaal in het bijkantoor in Tel Aviv, Israël, nog steeds op last van de gemeentelijke overheid gesloten, een gevolg van de politieke druk die door orthodox-religieuze elementen op de autoriteiten wordt uitgeoefend. Het bijkantoor heeft beroep aangetekend tegen de sluiting en hoopt op een gunstige beslissing in de nabije toekomst.

In het door oorlog uitgeputte Libanon blijft het goede nieuws van het Koninkrijk gunstige reacties oproepen. Een loyale, oudere Getuige stierf op 85-jarige leeftijd. Hij was sinds de jaren veertig in de waarheid geweest. Hij kwam uit een grote familie in het Beka-gebied. Velen van zijn familie, vooral de ouderen, houden vast aan sterke religieuze en sociale tradities. De zoon van de man, eveneens een Getuige, legde uit dat het zijn vaders laatste wens was op de familiebegraafplaats te worden begraven. Dit moest echter gebeuren zonder religieuze plechtigheden die in strijd zouden zijn met de christelijke geloofsovertuigingen van zijn vader. Wegens de respectvolle houding van de zoon, en in weerwil van aanvankelijke krachtige tegenstand van enkele verwanten, gaf de familie toestemming. Het was koud op de dag van de begrafenis, en er lag sneeuw. De wegen tussen het dorp en het huis van de broeder waren geblokkeerd. De verwanten gebruikten bulldozers om meer dan 5 km weg vrij te maken. Er werd een vertroostende toespraak gehouden bij deze droevige gelegenheid, en er werden 400 bijbelse traktaten over de opstandingshoop verspreid. Door de familieleden die het geloof van de broeder en zijn overtuiging over de opstandingshoop deelden, werd aan velen in dat gebied een groots getuigenis gegeven.

Uit Thailand komen verdere bewijzen van de kracht waarmee Gods Woord veranderingen in mensenlevens teweeg kan brengen. Een pionierster leidde in een schoonheidssalon een bijbelstudie met de eigenares en een van haar klanten. Toen het onderwerp gezinsleven en goede zeden ter sprake kwam, leek de klant dat niet prettig te vinden en staakte zij haar deelname aan de studie. Enige tijd later vertrouwde zij de pionierster toe dat zij zich te onrein voelde om de bijbel te bestuderen omdat zij al zeven jaar lesbisch was. Op basis van Jesaja 1:18 liet de pionierster zien dat Jehovah zonden vergeeft die in onwetendheid zijn begaan. De vrouw hervatte haar studie, verbrak haar immorele verhouding en is later getrouwd. Nu zijn zowel zij als haar man gedoopt. Drie andere verwanten merkten de veranderingen op die zij aanbracht en begonnen met studie. Een van hen is nu ook gedoopt.

In Japan hebben de broeders er grote moeite voor gedaan het hele land met het goede nieuws van het Koninkrijk te bewerken. Na afloop van de activiteiten in niet-toegewezen gebied in de zomer van 1991, bleven er nog 257 steden en dorpen over die niet waren toegewezen, met een totale bevolking van 1.284.300. Maar eind maart 1992 waren al die gebieden aan gemeenten toegewezen. Er is nu geen niet-toegewezen gebied meer over. Nu, 43 jaar na de komst van de eerste groep zendelingen in Japan in 1949, na afloop van de Tweede Wereldoorlog, wordt het hele gebied van Japan op geregelde basis door de Getuigen bewerkt. Het bijkantoor heeft sinds 1989 ook elk jaar aangemoedigd tot speciale activiteit in de maand april. Maar het absolute hoogtepunt in het aantal hulppioniers dat in 1989 werd bereikt, was tot nu toe niet overtroffen. Dit jaar werd een nieuw hoogtepunt van 46.787 hulppioniers bereikt, ruim 5000 meer dan het vorige hoogtepunt. Voeg bij dit aantal de 50.395 gewone pioniers in april en het aantal speciale pioniers, dan komt men aan 98.313 verkondigers die in die maand aan een of andere vorm van pioniersdienst hebben deelgenomen — een verbazingwekkende 59 procent van alle verkondigers! Veel jongeren zijn in de hulppioniersdienst geweest. Een van hen, een vijftienjarige broeder op Hokkaido, bracht getrouw nabezoeken en richtte in de loop van april drie studies bij volwassenen op.

Terwijl het aftellen tot de overdracht van Hong Kong aan China in 1997 voortgaat, wekt het politieke en economische toneel angst en bezorgdheid over de toekomst van het gebied. Het is verheugend te zien hoe de Getuigen in zo’n atmosfeer hun christelijke kalmte bewaren en druk bezig blijven in Jehovah’s dienst. De resultaten van al die inspanningen? Weer een voortreffelijk jaar van theocratische activiteit, het meest vreugdevolle en produktieve in de geschiedenis van dat bijkantoor. Vroeg in het jaar bijvoorbeeld trad het bijkantoor in Hong Kong onder leiding van het Besturende Lichaam op als gastheer voor een vergadering met afgevaardigden van vier andere bijkantoren in het gebied om de produktie van publikaties in het Chinees beter te coördineren. Als gevolg daarvan kunnen geletterde Chinezen nu worden bereikt met onze publikaties in zowel het vereenvoudigde als het traditionele Chinees. En gelukkig zijn in China op het ogenblik dat dit geschreven wordt al onze broeders en zusters uit de gevangenis, hoewel zij beperkt zijn in hun activiteiten.

Europa

„JEHOVAH is hoog boven alle natiën verheven; zijn heerlijkheid is boven de hemelen” (Ps. 113:4). Jehovah’s volk in Europa ziet zich met zeer uiteenlopende omstandigheden geconfronteerd, van meedogenloze burgeroorlog, honger en religieuze onverdraagzaamheid tot betrekkelijke materiële welvaart en apathie. Toch houden zij hun geestelijke ogen getrouw op Jehovah gericht.

Een jonge Getuige in Polen wilde heel graag de waarheid met zijn medeleerlingen delen. Hij legde zijn klas op school uit wat de oorsprong van het kruis was. Het gevolg was dat de meerderheid van de leerlingen vond dat het kruis niet aanbeden diende te worden. De priester protesteerde echter. De ouders van de leerlingen werden op de school ontboden, waar de priester probeerde de goede reputatie van de Getuigen te bekladden. Als reactie op deze mondelinge aanval nam één moeder het woord en verklaarde dat haar zoon vroeger rookte en dat hij met roken was gestopt sinds hij met Getuigen de bijbel bestudeerde. Bij een andere gelegenheid op school kwam de leerstelling van de Drieëenheid ter discussie. De priester had er moeite mee de leerstelling bevredigend uit te leggen, en beloofde daarom een andere priester mee te brengen, die opheldering zou verschaffen. De leerling die Getuige was en enkele van zijn geïnteresseerde vrienden bereidden zich grondig voor op een schriftuurlijke strijd. Met succes verdedigden zij de bijbelse leer over de naam van God en weerlegden de kerkelijke leerstellingen van de Drieëenheid, de aanbidding van Maria, en het kruis. De klas kwam tot de slotsom: „Als deze fundamentele katholieke geloofsovertuigingen onjuist zijn, hoe staat het dan met de rest?”

Een van de aanwezige priesters, een godsdienstonderwijzer, bekende: „Jullie hebben mij overtuigd. Er is geen Drieëenheid.” Hij stemde toe in een bijbelstudie. Er werden ook studies met zeven leerlingen begonnen. De jonge Getuige leidde zelf twee van de bijbelstudies. Zij allen, met inbegrip van de priester, begonnen de vergaderingen te bezoeken. De priester zei het priesterschap al spoedig vaarwel en gaat door met zijn studie. Hij wil nu geen drieënige god meer dienen, maar de enige ware God, Jehovah.

In IJsland wonen niet veel Getuigen buiten de grote steden. Daarom heeft het bijkantoor regelingen getroffen om de pioniers het goede nieuws in ver verwijderde streken bekend te laten maken. In één afgelegen gebied heeft een zendelingenechtpaar op grote schaal gepredikt. Voordat zij op vakantie gingen, vroeg een van hun bijbelstudenten, een jonge timmerman genaamd Óskar, of hij wat extra lectuur kon krijgen. „Het is misschien wel een goede zaak om iets aan te bieden te hebben als iemand vragen stelt”, legde hij uit. Het zendelingenechtpaar voorzag hem van een aantal boeken, brochures en tijdschriften die hij kon gebruiken als hij getuigenis gaf. Tijdens hun afwezigheid verspreidde Óskar niet alleen een deel van de lectuur, maar ging hij ook naar een naburig dorp en predikte voor het eerst van zijn leven van huis tot huis. Tot die tijd had Óskar slechts een paar keer bijbelstudie gehad, hoewel hij op eigen gelegenheid veel las. Nadat hij wat meer opleiding had gekregen, werd hij goedgekeurd als ongedoopte verkondiger, en de eerste maand berichtte hij dertig uur velddienst. De zendelingen zien uit naar hun volgende vakantie, want, zo zeggen zij: „Als Jehovah’s geest de nieuwelingen sterkte geeft, weet je nooit wat er gebeurt tegen de tijd dat je terugkomt!”

Vele jaren lang verliep de vooruitgang in het getuigeniswerk in Ierland traag wegens de sterke invloed van de Rooms-Katholieke Kerk in het zuiden en zowel de katholieke als de protestantse kerken in het noorden. Er zijn nu goede geestelijke vorderingen te zien in gebieden waar het Iers (Gaelic) de voornaamste taal van de bevolking is.

In 1978 lieten twee pioniersters die in een van deze gebieden in het westen van Ierland werkten een van onze boeken achter bij Maureen. Dat leverde toen weinig op. Maureens echtgenoot Paddy zei zelfs tegen haar dat het waardeloze onzin was. Tien jaar later trof een andere zuster Maureen en bleef haar ongeveer een jaar lang hardnekkig nabezoeken, hoewel het een heel eind reizen was en Maureen dikwijls niet thuis was. Tijdens een van deze bezoeken merkte Maureen op dat zij gehoord had dat een van Jehovah’s Getuigen in haar gebied een speciale openbare toespraak in het Iers had gehouden, en dat zij die tot haar spijt gemist had. Zij kreeg een bandopname van die toespraak. Toen zij de waarheid in haar eigen taal hoorde uitleggen, leek dat de waarheid voor haar tot leven te brengen.

Maureen en haar man Paddy stemden toe in een bijbelstudie. Toen zij door vrienden te eten werden gevraagd, besloten zij niets te zeggen over de dingen die zij uit de bijbel leerden, want zij waren bang dat dit een abrupt einde aan een prettige avond zou maken. Het andere echtpaar, Tony en Breege, werden heel nieuwsgierig toen Paddy en Maureen te kennen gaven dat zij al vroeg weg moesten. (Zij wilden op een redelijke tijd thuis zijn, om de volgende ochtend zonder problemen de vergadering in de Koninkrijkszaal te kunnen bezoeken.) Ten slotte, na enig aandringen, biechtten Paddy en Maureen op dat zij naar de Koninkrijkszaal gingen. Tony, die enigszins zijn bekomst had van religie, besloot met hen mee te gaan. Uiteindelijk begon ook Breege de vergaderingen te bezoeken en stemde in met een bijbelstudie. Het duurde niet lang of Paddy en Maureen dienden met drie van hun vier kinderen, samen met Tony en Breege, als ongedoopte verkondigers. Beide echtparen zijn nu gedoopt. Er is een bloeiende gemeenteboekstudie in dat gebied. Hoewel de resultaten niet altijd direct zichtbaar zijn, zal het waarheidszaad als het in vruchtbare grond gevallen is, tot wasdom komen.

Ondanks financiële moeilijkheden, die nog verergerd worden door een hoge inflatie, bouwen de gemeenten in Hongarije hun eigen Koninkrijkszalen. Op dit ogenblik zijn er acht nieuwe zalen klaar en wordt aan nog acht andere gebouwd.

Oudere verkondigers doen ook hun deel. „Grijsheid is een luisterrijke kroon wanneer ze op de weg der rechtvaardigheid wordt gevonden” (Spr. 16:31). Een bejaarde broeder die het verlangen had doeltreffender te zijn in de velddienst, vond dat zijn bediening niet compleet was als hij alleen maar van huis tot huis ging of straatwerk deed. Daarom besloot hij bedrijfjes en winkels te bezoeken waar hij misschien met verschillende mensen tegelijk over de waarheid zou kunnen spreken. Zijn eerste bezoek gold een kleermakerij waar 25 personen werkten. „Probeer je het gevoel voor te stellen”, schreef de broeder, „toen alle naaimachines stopten en ik door alle arbeiders omringd werd en zij mij met vragen bombardeerden. Toen ik ongeveer een half uur met de arbeiders had gepraat, de tijd die de chef beschikbaar had gesteld, kon ik 25 boeken verspreiden.” Gestimuleerd door dit heuglijke begin trok onze broeder als een stoomlocomotief verder om kleuterscholen, winkels en zelfs fabrieken te bezoeken. Het resultaat in dat jaar? Hij verspreidde 1300 tijdschriften en 600 boeken. Hij besluit zijn verslag met de woorden van Jesaja 40:31: „Wie op Jehovah hopen, zullen nieuwe kracht verkrijgen. Zij zullen opvaren met vleugels als arenden. Zij zullen rennen en niet mat worden; zij zullen wandelen en niet moe worden.”

Latijns-Amerika

„IN VREDE wil ik mij neerleggen en ook slapen, want gij, ja, gij alleen, o Jehovah, doet mij in zekerheid wonen” (Ps. 4:8). Jehovah’s Getuigen in Latijnsamerikaanse landen vinden dat zij met Jehovah als hun God werkelijk in zekerheid kunnen wonen. Hoewel er in sommige landen nog aanzienlijke beroering heerst, veroorzaakt door politieke en religieuze conflicten, ondervinden de gemeenten de vrede van God.

Het afgelopen dienstjaar heeft het einde te zien gegeven van de burgeroorlog die El Salvador zo’n twaalf jaar lang had verscheurd. Hoewel het werk van de Getuigen nooit verboden is geweest, hebben veel broeders angstaanjagende beproevingen doorgemaakt, waarbij sommige zelfs het leven hebben verloren. Het bijkantoor bericht: „Nu de oorlog afgelopen is, kunnen wij gebieden bewerken die vele jaren lang niet waren bezocht.”

De middelbare school in een bepaalde stad bereidde zich voor op een feest voor de eindexamenklas. De directeur vroeg verscheidene jonge Getuigen een toneelstuk voor het programma te verzorgen, met de woorden: „Het wordt tijd dat jullie Jehovah’s Getuigen eens een aandeel voor jullie rekening nemen, want het hele jaar doen jullie vanwege jullie godsdienst aan geen van de andere feesten mee.” De jongeren dachten snel na en antwoordden: „Laten wij dan een bijbels drama voorbereiden.” Dat vond de directeur goed. De jonge Getuigen gingen haastig naar de ouderlingen van hun gemeente. De jongeren besloten het drama Jehovah bevrijdt hen die zijn naam aanroepen op te voeren. Na verscheidene dagen vlijtig repeteren waren alle vijftien jongeren klaar. Zij naaiden zelfs hun eigen kostuums omdat zij het drama net zo wilden vertonen als zij het in 1987 op het districtscongres hadden gezien.

De dag van de uitvoering brak aan; er waren 400 aanwezigen. Aan het eind van de voorstelling kwamen alle schoolautoriteiten hen complimenteren. De directeur prees de Getuigen en verklaarde: „Ik kan alleen maar bewondering tot uitdrukking brengen voor jullie organisatie en de uitstekende opleiding die jullie hebben gekregen.”

Een broeder in Brazilië vertelt hoe hij aan een collega getuigenis gaf: „Ongeveer twee jaar geleden kwam er een man op de afdeling werken waar ik zat. Hij kwam net van een katholiek seminarie, waar hij de priester altijd hielp en hem bij afwezigheid zelfs verving. Als er zich gelegenheden voordeden, waren de twee vragen waar wij het meest over discussieerden: Had Maria nog andere kinderen dan Jezus? en: Leert de bijbel de transsubstantiatie? Toen ik op een dag niet aan mijn bureau zat, pakte hij het boek Redeneren aan de hand van de Schrift dat ik op mijn werk bij mij had, en las wat er stond over het misoffer en over Maria. Toen wij elkaar aan de lunch ontmoetten, sprak hij zijn verwondering uit over de inlichtingen en zei dat hij er nu van overtuigd was dat wat hij gelezen had de waarheid was. Ik begon een bijbelstudie met hem en zijn vrouw en na twee maanden begonnen zij de vergaderingen te bezoeken. Weldra verbrandde hij al zijn spiritistische boeken. Na zes maanden studie maakte dit echtpaar een begin met de velddienst en korte tijd later werden zij gedoopt.”

Afgelegen dorpjes die alleen te bereiken zijn via gevaarlijke rivieren en steile bergpaadjes, zijn in Latijns-Amerika volop te vinden. Van zes onvervaarde speciale pioniers die vanuit rivierboten in het zuiden van Peru werken, komt het volgende bericht: „Wij hebben alle mogelijke vervoermiddelen gebruikt — boten om gevaarlijke rivieren te bevaren, onze voeten om in de stortregen door plakkerige modder te baggeren en de laadbak van enorme vrachtwagens waarin wij onder het kanvas zaten te hotsen en probeerden ten minste onze lectuur droog te houden. Net als echte sprinkhanen hebben wij gedurende de vijftien maanden sedert wij langs de rivieren zijn gaan werken, de valse leringen van Babylon de Grote geteisterd door duizenden boeken en tijdschriften te verspreiden onder geestelijk hongerige mensen in maagdelijk gebied.”

Zij hebben onlangs bijzonder moeilijke en dikwijls gevaarlijke streken bewerkt. In zestien dagen hebben zij 627 boeken en 313 brochures verspreid. Elke reis bood een nieuwe uitdaging. Hun verslag vervolgt: „De rivieren zijn onbekend voor ons. Ze veranderen voortdurend van loop, en vormen nieuwe vaargeulen en zandbanken. In aanmerking genomen dat wij nog maar pas beginnen de kneepjes van het reizen op de rivieren te leren, zijn wij ervan overtuigd dat Jehovah over ons waakt.”

Toen de broeders een dorpje langs de Amazone in het noorden bezochten, kregen zij te horen: „Er is hier een man van jullie die al met ons praat.” De pioniers wisten niets van Getuigen in het gebied, maar al spoedig vonden zij er een op een boerderij aan de oever van de rivier. De ongedoopte „Getuige” had een vleselijke zuster in Requena die wat lectuur had ontvangen, maar die ze op bevel van haar man weg had moeten doen. Daarom zond ze de lectuur aan haar broer die in het oerwoud woonde. Het duurde niet lang of hij had Mijn boek met bijbelverhalen vijfmaal en U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven driemaal gelezen. Toen las hij ook nog De OpenbaringHaar grootse climax is nabij! driemaal door. Natuurlijk had hij wel een waslijst met vragen. Niettemin predikte hij al tot anderen over de dingen die hij had gelezen. Met genoegen brachten de pioniers hem op de hoogte van de vereisten om verder getuigenis te kunnen geven.

Noord-Amerika en de Caribische eilanden

„MAAK mij úw wegen bekend, o Jehovah; leer mij úw paden”, schreef David vele jaren geleden (Ps. 25:4). Eeuwen later leren mensen met allerlei achtergronden Jehovah’s wegen kennen en veranderen hun leven om daarmee in overeenstemming te geraken.

Een Aziatische immigrante in Canada, die als boeddhiste was opgevoed, kwam aanvankelijk met Jehovah’s volk in aanraking door informeel getuigenis. In 1981 arriveerde zij met haar gezin in Canada. Over haar teleurstelling omdat zij discriminatie en andere problemen te verduren kreeg, merkt zij achteraf op: „Het gelukkige leven dat wij verwachtten, leek buiten ons bereik. Wij wilden gelukkig zijn, maar wij wisten niet waar wij moesten zoeken.” In 1983 kwamen verkondigers in de van-huis-tot-huisbediening bij haar aan de deur en werd er een bijbelstudie opgericht. Aanvankelijk was haar reden om een bijbelstudie te aanvaarden „alleen maar om gezelschap te hebben en Engels te leren”. Desalniettemin schoten de waarheidszaden langzaam aan wortel. Haar voorheen verdraagzame echtgenoot veranderde en begon haar bitter tegen te staan, waarbij hij zelfs zover ging dat hij het gezin naar een stad 1600 km verder weg liet verhuizen. Toch hield zij vol en werd uiteindelijk gedoopt. In een brief aan het echtpaar dat met haar studeerde gaf zij uiting aan haar waardering, en daarin staat, in haar gebrekkige Engels: „Jullie waren heel aardige en vriendelijke blanken toen ik jullie meer leerde kennen. Ik vond het fijn jullie als gezelschap te hebben. Maar ik was nog steeds geel, met een schutting rondom mijn hart. Toen ik besefte dat jullie echt anders waren dan andere blanken, vroeg ik mij af waarom. Wat maakte jullie zo? Ik dacht en ik dacht maar over die reden en besloot: ’Jullie waren Gods Getuigen. Er moest iets in de bijbel staan.’ . . . Toen ik de schutting om mijn hart weghaalde, werden jullie mijn goede vrienden. . . . Toen ik later mijn hart wijd open zette, werden jullie mijn beste vrienden. Jullie waren blank van buiten, maar in mijn ogen was jullie hart niet gekleurd. . . . Er waren grote scharen blanke, zwarte, bruine en gele mensen met dezelfde kleur hart — doorschijnend — omdat zij broeders en zusters waren. Nu weet ik wat en wie hen zo gemaakt heeft. Het komt door jullie God en jullie zelf. Ik wilde al jaren een van jullie zijn. Ik was in de wereld, maar mijn hart was bij jullie. Toch had ik het gevoel dat ik buiten de poort stond. Eindelijk mocht ik door de poort binnenkomen om bij jullie te zijn. Jullie zijn niet meer ’jullie’ maar ’wij’.”

Van het kleine eiland Guadeloupe in het Caribisch gebied komt het volgende aanmoedigende verslag: „De verkondigers zijn dank zij hun goede gedrag in het gebied gemakkelijk te herkennen. Een Getuige verklaart: ’Toen wij op een dag aan het prediken waren, reed een auto die ons al voorbij was plotseling achteruit en stopte vlak naast ons. Er stapte een jonge vrouw uit die tegen ons zei: „Jullie moeten Jehovah’s Getuigen zijn. Ik ben nu een paar maanden in Guadeloupe. Ik moet de bijbel weer gaan bestuderen, maar mijn moeder, bij wie ik inwoon, is erop tegen.” Toen wij van deze verrassing bekomen waren, troffen wij regelingen om de studie bij mij thuis te houden. Korte tijd later woonde zij een congres bij. Hier werd de moeder zo razend over dat zij haar dochter en de drie kleine kinderen van haar dochter het huis uit zette. Vervolgens liet de moeder terwijl de dochter bij haar tante woonde de banden van haar auto leeglopen en bedreigde haar zelfs met een mes. Nogmaals verhuisde de jonge vrouw. Nu had zij de gelegenheid om in vrede te studeren. Haar dochter Cinddy, acht jaar oud, studeerde serieus mee. Thans is de jonge vrouw een ijverige verkondigster van het goede nieuws.’”

Zelfs veelvuldig bewerkt gebied brengt Koninkrijksvruchten voort, zoals blijkt uit de volgende ervaring uit de Verenigde Staten. Een 43-jarige man die al zijn hele leven in de stad New York woonde, had nog nooit Jehovah’s Getuigen aan de deur gehad. Hij is een zeer belezen man, die juist zijn studie voor een doctorsgraad had afgerond, en hij had gewerkt als assistent-curator van de afdeling zeldzame boeken in een grote bibliotheek. Onlangs werd hij in de vestibule van zijn flatgebouw door een Getuige staande gehouden. Hij zag het boek De mens op zoek naar God in haar tas zitten en vroeg haar ernaar. Hij las het diezelfde avond en bracht binnen een week een bezoek aan het hoofdbureau van het Wachttorengenootschap om zich in het bezit te stellen van nog twaalf boeken, die hij allemaal las voordat de zuster een nabezoek bracht. Toen zij terugkwam, vroeg hij wat hij moest doen om gedoopt te worden.

De zuster trof regelingen voor studie met een broeder. Toen hem, na het bestuderen van twee boeken, gevraagd werd hoe hij wist dat dit de waarheid was, zei hij: „Het is net als met de Poolster. Je hoort erover en je leest erover, en als je ’s nachts naar buiten gaat en omhoogkijkt en hem aan de nachthemel ziet staan, heb je niemand nodig om je te vertellen dat je hem gevonden hebt.”

Deze man was zijn leven lang naar de waarheid op zoek geweest. Hij besefte dat de christenheid die niet kon hebben. Hij onderzocht oosterse religies en het communisme en werd teleurgesteld. Toen hij inzag dat deze geen van alle de waarheid hadden, zette hij zijn speurtocht naar God voort. Hij zei dat hij het gevoel had alsof God zich in de kamer naast de zijne bevond, maar dat de deur op slot zat. De deur is nu geopend en als een hardloper die in een wedstrijd uit de startblokken springt, bezoekt hij enthousiast vergaderingen, neemt ijverig deel aan het Koninkrijkspredikingswerk en is onlangs gedoopt.

Eilanden in de Grote Oceaan

„O MAAKT met mij Jehovah groot, en laten wij te zamen zijn naam verhogen” (Ps. 34:3). De ijverige getuigen van Jehovah in het gebied van de Grote Oceaan verheugen zich in hun heilige voorrecht zijn naam en voornemens op de ver uiteenliggende eilanden bekend te maken.

Een broeder die in een afgelegen opaalmijn in Australië werkt, predikt informeel tot toeristen. Bij een gelegenheid nodigde hij drie echtparen die op vakantie waren tien dagen lang geregeld thuis uit. Voordat zij vertrokken, gaf de broeder elk echtpaar de boeken Leven Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping? en U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven, met de mededeling dat hij blij zou zijn als zij alleen maar de eerste paragraaf van elk boek zouden lezen. Een van hen, een onderwijzeres, zei dat zij de boeken niet zou lezen omdat zij haar hele leven al tegen Jehovah’s Getuigen was. De afgelopen 23 jaar had zij geweigerd om te gaan met haar buren die Getuigen waren en had ook haar dochter bij hen vandaan gehouden. Op de school waar zij les gaf, was zij hardvochtig geweest tegen kinderen die Getuigen waren. Maar vanwege de vriendelijkheid en gastvrijheid van de broeder beloofde zij een paar regels van het boek te lezen.

Na een poosje werd de broeder opgebeld door deze vrouw, die zei: „Ik heb de eerste paar regels gelezen, en toen heb ik een grote fout gemaakt — ik ben blijven lezen. Ik werd verliefd op het boek. Zoiets heb ik nog nooit gelezen! Toen beging ik mijn tweede fout. Ik liet het op mijn bureau liggen, en toen ik terugging om het op te halen, had mijn negentienjarige dochter haar naam er al in geschreven.” De vrouw en haar man brachten een bezoek aan hun buurman om nog een boek te halen en maakten hun excuses voor de misverstanden in het verleden. Er werd een bijbelstudie opgericht met dit echtpaar en hun dochter, en nu bezoeken zij de vergaderingen. Vriendelijkheid kan harten van steen doen smelten als er liefde voor God in begraven ligt.

Kort geleden werden drie leden van de Bethelfamilie in Fiji uitgenodigd om voor studenten van een interkerkelijk college van de grote protestantse religies in de Stille Zuidzee te spreken. Aan de dertien studenten en de docent werd een voortreffelijk getuigenis gegeven. Na in het kort uiteengezet te hebben wat hun eigen religieuze achtergrond en opvoeding inhield, konden alle drie de Bethelieten een globaal overzicht van Jehovah’s theocratische organisatie geven. Het gebruik van de goddelijke naam in de bijbel kwam als gespreksonderwerp aan de orde. Eén student maakte bezwaar tegen het opnemen van de naam in de christelijke Griekse Geschriften. Er viel een stilte in de zaal toen een van de Bethelieten hem vroeg wat de reden was dat de naam Jehovah, na bijna honderd jaar lang heel veelvuldig in de meeste bijbels in talen van de eilanden in de Grote Oceaan te zijn gebruikt, nu uit de nieuwere, herziene vertalingen werd verwijderd. Ten slotte redeneerde een van de studenten dat dit gebeurt omdat niemand echt weet hoe Gods naam moet worden uitgesproken, en dat die daarom niet moest worden gebruikt. Hij legde uit dat het de joden waren die ermee opgehouden waren Gods persoonlijke naam te gebruiken en er Adonai of Elohim voor in de plaats waren gaan zetten. De broeders wezen de klas erop dat een onder de joden ontstaan bijgelovig idee de reden hiervoor was. De vraag werd gesteld: Zou dit dezelfde reden kunnen zijn waarom de naam uit die hedendaagse vertalingen wordt verwijderd? Misschien zullen zij diep in hun hart nadenken over deze onbeantwoorde vraag.

Een middelbare jongensschool in Tonga zet één uur per week opzij voor religieus onderwijs. Vier van de zeshonderd leerlingen zijn Jehovah’s Getuigen en op hun verzoek hebben zij toestemming gekregen voor eigen lessen, die worden gegeven door een gewone pionier en een van de zendelingen. De eerste les werd door twaalf jongens bezocht en de discussie, gebaseerd op het Schepping-boek, ging erover of de mens geëvolueerd of geschapen was. Verrast omdat de bijbel wetenschappelijke onderwerpen aanroerde, spraken zij hier naderhand met hun vriendjes over, zodat de tweede les 25 aanwezigen telde. Als nu ’s woensdags de namen afgeroepen worden en het hoofd alle Jehovah’s Getuigen vraagt op te staan en naar hun klas te gaan, doen er wel zo’n zestig jongens mee, van wie vele hun eigen bijbel meebrengen. Een van hen is sindsdien een persoonlijke bijbelstudie begonnen met de gewone pionier.

Op het eiland Savaii, in West-Samoa, woonden een zuster en haar man samen met de familie van de man. De man stond haar toe haar religie te beoefenen, maar toonde uiterlijk geen belangstelling voor de waarheid. Onze zuster had ook tegenstand te verduren van haar protestantse schoonmoeder, zonder dat zij ooit de hoop opgaf dat haar gedrag haar familieleden ertoe zou bewegen Jehovah te gaan aanbidden. Onlangs werd er, daar dit echtpaar besloot naar Nieuw-Zeeland te verhuizen, voor hun vertrek een familiebijeenkomst gehouden. Men kan zich de verrassing van de zuster indenken toen haar man aankondigde dat hij, als hij in Nieuw-Zeeland aankwam, de bijbel met Jehovah’s Getuigen ging bestuderen en de vergaderingen in de Koninkrijkszaal zou bezoeken. Hij beval de waarheid bij alle andere familieleden aan. Zijn moeder nam deze suggestie ter harte en begon onmiddellijk met studie en vergaderingbezoek. Nu hebben de tante, schoonzuster, zwager en enkele nichten van deze zuster allemaal een begin gemaakt met het bezoeken van de vergaderingen in de Koninkrijkszaal, en de meesten van hen hebben studie. De woorden van de apostel Petrus, die de hoop uitspreekt dat mannen „zonder woord gewonnen mogen worden door het gedrag van hun vrouw”, zijn in haar geval bewaarheid. — 1 Petr. 3:1.

Landen onder verbodsbepaling

„DEGENE die lof moet worden toegebracht, Jehovah, zal ik aanroepen, en van mijn vijanden zal ik worden gered” (Ps. 18:3). In zo’n 24 landen blijven Jehovah’s Getuigen ondanks verbodsbepalingen van regeringswege het goede nieuws bekendmaken.

Kinderen kunnen onder zulke omstandigheden een krachtig standpunt voor Jehovah innemen, zoals te zien is aan het geval in een zekere eilandnatie in de Grote Oceaan. Alle kinderen in één gezin bestudeerden de waarheid met een buurman die een Getuige is. Hun ouders waren er krachtig tegen en sloegen hen dikwijls omdat zij er koppig mee doorgingen de bijbel te bestuderen. De vader gaf hun activiteiten zelfs bij de plaatselijke autoriteiten aan en herinnerde hen aan het verbod op Jehovah’s Getuigen, maar de autoriteiten negeerden zijn beschuldigingen. De woedende vader nam op gewelddadige wijze het recht in eigen hand. Toen hij een smal pad afliep, kwam hij de Getuige tegen die zijn kinderen studie gaf. In een aanval van razernij viel hij de Getuige aan en sloeg hem tegen de grond, bedreigde hem met een lang mes en probeerde hem zelfs te vermoorden. Op een gegeven moment zag de vrouw van de Getuige het gevecht en begon uit alle macht te schreeuwen, waardoor de aandacht van de buren werd getrokken. De razende man maakte zich snel uit de voeten maar gaf de zaak bij de politie aan, waarbij hij hun zijn eigen verdraaide lezing van het incident gaf. Als gevolg daarvan werd de Getuige, die tien dagen in het ziekenhuis moest blijven, naderhand door de politie verhoord. De plaatselijke krant berichtte ten onrechte dat de Getuige de vader het eerst geslagen had. De politie behandelde de Getuige echter met respect en wist na hem ondervraagd te hebben te onderscheiden dat hij onschuldig was.

Een maand later werd de Getuige voor verdere ondervraging op het kantoor van de officier van justitie ontboden. Vier dagen achtereen beantwoordde hij in totaal veertien uur lang hun vragen, wat hem de gelegenheid verschafte een zeer goed getuigenis te geven. Op het kantoor van de officier van justitie had men waardering voor de op de bijbel gebaseerde antwoorden die werden gegeven. Als gevolg daarvan denken zij nu gunstiger over Jehovah’s Getuigen. En hoe verging het de kinderen van de vader die tegenstander was? Een van hen is gevorderd tot de opdracht en doop, en de rest bestudeert nog steeds ijverig de waarheid.

De regering van een Afrikaans land heeft de Getuigen jarenlang genadeloos vervolgd, hoewel de eerbied voor de burgerrechten de laatste tijd wel verbeterd is. Maar gedurende al die jaren is het evangelisatiewerk nooit stil komen te liggen. Tijdens een hevige regenbui bijvoorbeeld zocht een Getuige beschutting in een kerkje van de Zevendedagsadventisten. Aangezien er een dienst werd gehouden, moest hij op de veranda staan. Terwijl hij daar stond, hoorde hij binnen iemand aan de voorganger vragen: „Is het waar dat mensen naar de hemel gaan?” De ouderling van de kerk die de dienst leidde, wist daar geen goed antwoord op te geven. Toen de regen ophield, sprak de Getuige de ouderling aan en vroeg of hij de vraag zou mogen beantwoorden. „Ga uw gang”, kreeg hij te horen. Nadat hij de bijbelse waarheid over de kwestie had uiteengezet, kreeg de zaal belangstelling, en degene die de vraag had gesteld, trof regelingen om op een andere dag elders een ontmoeting met de Getuige te hebben. Voor deze bijeenkomst kwam een flink aantal personen opdagen, en er werden zeven bijbelstudies begonnen, die toen dit geschreven werd allemaal nog doorgingen.