Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Jehovah’s Getuigen — Jaarboekbericht 1994

Jehovah’s Getuigen — Jaarboekbericht 1994

Jehovah’s Getuigen — Jaarboekbericht 1994

IN OVEREENSTEMMING met onze jaartekst voor het afgelopen jaar hebben wij als Jehovah’s Getuigen innig gebeden: „Onderricht mij, o Jehovah . . . Verenig mijn hart om uw naam te vrezen” (Ps. 86:11). Evenals de psalmist David willen wij door Jehovah onderwezen worden. En hoe wonderbaarlijk heeft Jehovah onze gebeden om goddelijk onderwijs verhoord!

Tijdens het afgelopen jaar hebben wij op onze gemeenteboekstudies veel profijt getrokken van een diepgaande studie van de grootste mens die ooit heeft geleefd, Gods eniggeboren Zoon, degene die zijn Vader volmaakt weerspiegelt (Joh. 8:23; Hebr. 1:3). Bovendien hebben wij veel kracht geput uit het studiemateriaal in De Wachttoren over Jehovah’s barmhartigheid en vergevensgezindheid en over onderwerpen als ons gezinsleven beschermen, een evenwichtige kijk op werelds onderwijs hebben, liefdevolle hulp bieden aan de zieken en de bejaarden en in wijsheid wandelen met betrekking tot de wereld, terwijl wij tevens bestudeerden hoe wij hoedanigheden als godvruchtige onderworpenheid, geloof, deugd en zelfbeheersing kunnen aankweken. Door middel van de dienstvergadering en de theocratische bedieningsschool werden wij geholpen doeltreffender te worden in onze bediening en een grotere persoonlijke belangstelling voor mensen aan de dag te leggen. Wat is dat allemaal nuttig geweest! En in veel landen werd het dienstjaar bekroond met het prachtige „Goddelijk onderwijs”-districtscongres.

Goddelijk onderwijs is er niet louter op gericht ons te doen toenemen in verstandelijke kennis, maar heeft ten doel de persoon die wij innerlijk zijn te vormen, zodat wij niet enkel een vernisje van christendom hebben. In antwoord op onze gebeden helpt Jehovah ons om ons hart te verenigen, zodat wij niet halfslachtig of lauw zullen zijn in onze aanbidding van God maar ijverig zijn wil zullen doen.

Uit alle delen van de aarde komen berichten die getuigen van de ijver die uit zo’n verenigd hart voortspruit. Als resultaat van Jehovah’s zegen op onze verenigde krachtsinspanningen heeft in het afgelopen dienstjaar een hoogtepunt van 4.709.889 verkondigers zich krachtig ingespannen in Jehovah’s dienst door er een persoonlijk aandeel aan te hebben anderen over Gods koninkrijk te vertellen. In een groeiend aantal landen zijn meer dan 100.000 Koninkrijksverkondigers. Dit geldt voor twee landen in Noord-Amerika, drie in Latijns-Amerika, vijf in Europa, één in Afrika en twee in het Verre Oosten. In totaal prediken Jehovah’s Getuigen in 231 landen. Zij werken nu zelfs in meer dan zeventig landen waar veertig jaar geleden nog geen Getuigen waren.

Deze Koninkrijksverkondigers overal ter wereld hebben zich werkelijk ingespannen door in het dienstjaar 1993 gezamenlijk in totaal 1.057.341.972 uur aan de velddienst te besteden. Zelfs in door oorlog geteisterde gebieden doen onze broeders en zusters hun best om de Koninkrijksbelangen de eerste plaats te blijven toekennen. Zo bericht een gemeente in het midden van Bosnië een maandelijks gemiddelde van 34 uur per verkondiger, de pioniers niet meegerekend. In de hele wereld hebben maandelijks gemiddeld 623.006 Getuigen aan de een of andere tak van de pioniersdienst deelgenomen. Japan kon berichten dat in april het totale aantal pioniers aldaar 100.441 bedroeg, ofte wel 56 procent van alle verkondigers. Het aantal huisbijbelstudies dat wereldwijd werd geleid, nam met 237.460 toe tot een nieuw hoogtepunt van 4.515.587. Het aantal aanwezigen op de Gedachtenisviering steeg naar 11.865.765, en het is hartverwarmend op te merken dat 296.004 van hen in de loop van het jaar dusdanige vorderingen hebben gemaakt dat zij zich aan Jehovah opdroegen en lieten dopen.

Om in de benodigde leiding en lectuur voor dit wereldomvattende onderwijzingswerk te voorzien, behartigen 13.828 vrijwilligers toewijzingen als leden van de wereldwijde Bethelfamilie. Van hen dienen er 4922 op het internationale hoofdbureau in Brooklyn (New York) en nabijgelegen faciliteiten. Zij allen zijn leden van een religieuze orde die uitsluitend aan de bediening is gewijd.

„Goddelijk onderwijs”-congressen

Wat zijn de „Goddelijk onderwijs”-districtscongressen geestelijk verkwikkend en praktisch gebleken! Er zijn er al honderden gehouden; andere zijn nog gaande. Met betrekking tot het onderwijs dat er werd gegeven, zei een ouderling in Nederland: „Wij bidden Jehovah zo vaak om hulp en leiding bij ons werk. Dit congres is een antwoord op onze gebeden geweest. Het is net of Jehovah zei: ’Luister maar en pas de raad toe.’”

Dank zij de edelmoedigheid van Jehovah’s volk konden 1667 zendelingen en internationale dienaren congressen bijwonen in landen waar zij in het verleden hadden gewoond en gediend. En uit de grond van hun hart bedanken zij iedereen die heeft geholpen dat mogelijk te maken. Het was werkelijk hartverwarmend hen te ontmoeten en hen op de congressen iets te horen vertellen. Hun ervaringen doen ons denken aan de gelegenheid waarbij Paulus en Barnabas aan de gemeente in Antiochië verslag uitbrachten van „de vele dingen . . . die God door bemiddeling van hen had gedaan, en dat hij voor de natiën de deur tot het geloof had geopend”. — Hand. 14:27.

Op een congres in München (Duitsland) werd het hele programma in het Kroatisch en het Servisch gepresenteerd. Onder de aanwezigen bevonden zich broeders uit Kroatië, Servië, Slovenië, Bosnië-Hercegovina, Montenegro en Macedonië, alsmede afgevaardigden uit Albanië, Hongarije, Roemenië, Rusland en Oekraïne. Er was ook een groot aantal zigeuners aanwezig. Zij allen waren gekomen om profijt te trekken van goddelijk onderwijs. Hoe aangenaam zijn de vrede, de liefde en de eenheid onder Jehovah’s volk! Dit vormde een schril contrast met de strijd in de gebieden waar veel van deze afgevaardigden vandaan gekomen waren — sommige noodgedwongen als vluchtelingen.

Bijzonder interessant voor Jehovah’s Getuigen overal ter wereld waren de internationale congressen in Moskou (Rusland) en Kiëv (Oekraïne). Hoewel het congres in Moskou beperkt van omvang moest blijven, beschouwden afgevaardigden uit dertig landen het als een bijzonder voorrecht tot de 23.743 aanwezigen te behoren die daar bijeenkwamen. In de pauzen grepen zij de gelegenheid aan om anderen in de verschillende taalgroepen te ontmoeten. Wat een vreugdevolle, hartverwarmende en geloofversterkende ervaringen deden zij daarbij op! Ook namen de congresbezoekers er de tijd voor aan de velddienst deel te nemen. Sommigen stonden hiervoor vroeg op; anderen combineerden de informele prediking met het bezoeken van bezienswaardigheden. Zij waren onder de indruk toen zij zagen dat de Russen niet alleen grif een traktaat in hun eigen taal aanvaardden, maar dikwijls hun bezigheden staakten om het van a tot z te lezen.

Ondanks enige tegenstand was het congres in Moskou een groot succes. Toen de laatste spreker die op het programma stond, uiting gaf aan dankbaarheid jegens Jehovah voor alles wat Hij had gedaan om dit congres mogelijk te maken, stonden de toehoorders op en barstten in een langdurig en donderend applaus los.

Twee weken later werd in Kiëv een veel groter congres gehouden. Onder de 64.714 aanwezigen bevonden zich bijna 53.000 personen uit Armenië, Georgië, Kazachstan, Kirgizië, Moldavië, Rusland en Oekraïne.

Toen de broeders toiletten voor gebruik in het stadion aan het maken waren, vroegen sommige plaatselijke bewoners of zij mochten helpen. Waarom? Zij antwoordden: „Wij willen ook graag iets doen om Jehovah te dienen.” Veel mensen in Kiëv die de Getuigen en de geest die zij aan de dag legden opmerkten, wuifden naar hen. Een politieagent wees naar het stadion en zei: „Zoiets heb ik nog nooit gezien. Wat een mensen! Zij hebben zulke vriendelijke gezichten. Ik ben al in de nieuwe wereld. Je staat er gewoon versteld van . . . Ik kan niet begrijpen waarom jullie vervolgd werden.” Tijdens het congres gaven meer dan 2000 geïnteresseerden hun naam en adres op met het verzoek of Jehovah’s Getuigen hen zo spoedig mogelijk wilden bezoeken.

Het hoogtepunt van het congres werd bereikt toen 7402 personen zich aanboden voor de waterdoop om hun opdracht aan Jehovah God te symboliseren. Voor het eerst in de christelijke geschiedenis werden er bij een dergelijke gelegenheid zo velen gedoopt, meer zelfs dan in New York in 1958, toen er op een viermaal zo groot aantal aanwezigen iets minder dopelingen waren. Ja, Jehovah heeft nog eens duizenden personen als zijn Getuigen verwekt opdat zij een aandeel kunnen hebben aan het grootse werk dat hij gedurende deze laatste dagen van het oude samenstel in dit deel van de wereld laat verrichten!

Onderricht op bijkantoorseminars

In het afgelopen jaar hield een belangrijk aspect van het goddelijk onderwijsprogramma verband met seminars van een week voor bijkantoorpersoneel. Van januari tot en met april zijn er acht van die seminars gehouden.

In januari kwamen afgevaardigden van zeventien bijkantoren in Midden- en Zuid-Amerika bijeen op het onlangs ingewijde bijkantoor van Colombia. In februari werd in Australië een seminar gehouden waarbij acht bijkantoren betrokken waren die hun lectuur voornamelijk vanuit Australië geleverd krijgen. Vervolgens waren er op de Filippijnen bijeenkomsten voor twaalf bijkantoren in Zuidoost-Azië en eilanden in de Grote Oceaan. In de loop van maart waren 24 bijkantoren — onder meer de meeste met een grote drukkerij — op een seminar in de Verenigde Staten vertegenwoordigd. In april werd op Porto Rico een seminar gehouden om in de behoeften van landen in en om de Caribische Zee te voorzien. In diezelfde week werd op een bijeenkomst in Nigeria aandacht geschonken aan West- en Midden-Afrika. Gelijktijdig werd een ander seminar, in Oostenrijk, bijgewoond door personeel van zestien bijkantoren in dat deel van de wereld, en later in die maand kregen op een bijeenkomst in de nieuwe bijkantoorfaciliteiten van Zambia de resterende Afrikaanse bijkantoren bijzondere aandacht.

Het programma bestond uit materiaal dat was verschaft door het Personeel-, het Schrijvers-, het Onderwijs-, het Dienst- en het Uitgeverscomité van het Besturende Lichaam. Het doel was: versterking van de eenheid onder de bijkantoren en alle gemeenten bij hun krachtige inspanningen om de prediking van het goede nieuws te volbrengen.

Hulpacties — Een uiting van onze liefde

De razende stormen, hevige droogten, overstromingen en oorlogen die de laatste maanden in het nieuws zijn, grijpen diep in het leven van miljoenen mensen in. Ook Jehovah’s Getuigen ondervinden dit. Wij kunnen onze broeders en zusters niet eenvoudig het beste toewensen en dan nalaten onze middelen voor levensonderhoud met hen te delen, en dat willen wij ook niet. Liefde beweegt ons ertoe onze bezittingen met hen te delen (Jak. 2:15-17; 1 Joh. 3:17). Jehovah’s Getuigen doen dat beslist, en voor zover zij daartoe in staat zijn, proberen zij ook anderen te helpen. — Gal. 6:10.

Gedurende 1991/92 werden grote delen van Afrika, waaronder Mozambique, gegeseld door een van de ergste droogten die men zich kan heugen. Sommigen hebben gewassen eerst door droogte en vervolgens door overstroming en diefstal verloren. Het bijkantoor in Maputo vormde reliefcomités voor het coördineren van de krachtsinspanningen om noodlijdende broeders en zusters van de noodzakelijke levensmiddelen en kleding te voorzien. Het ging hier om de verdeling van 25 ton maïsmeel, 6 ton bonen, 2,7 ton rijst, 1700 liter spijsolie en 6,5 ton gedragen kleding. Soms werden deze voorraden in samenhang met grote vergaderingen uitgedeeld, en de hulp werd zeer op prijs gesteld. Maar het viel de zendelingen op dat als de broeders plannen maakten om zulke vergaderingen bij te wonen, zij veel gretiger uitzagen naar de geestelijke voorzieningen. Een groep van tien verkondigers uit Ile, die geen geld voor vervoer hadden, liepen zo’n 110 kilometer naar de plaats waar hun speciale dagvergadering werd gehouden, om die toch vooral niet te missen!

Een groot deel van Zambia werd eveneens door de droogte getroffen. Om broeders te helpen die niet van het reliefprogramma van de regering konden profiteren, kocht en distribueerde het bijkantoor van het Genootschap in het begin van het jaar veertien ton graanprodukten. Bovendien deelden de broeders en zusters datgene wat zij hadden met elkaar. Als de vrachtwagens van het Genootschap lectuur kwamen bezorgen, haalden ze meteen graanprodukten op om die onderweg in noodlijdende gebieden af te geven.

Gedurende een tijd van burgeroorlog in Rwanda weken mensen uit getroffen gebieden uit naar vluchtelingenkampen, waar de omstandigheden uiterst moeilijk waren. Onze gevluchte broeders — 381 in getal — werden echter liefdevol door de gemeenten opgevangen. Opdat de zorg voor hen verdeeld zou worden, werden zij over verschillende gemeenten verspreid. Het Genootschap sprong met de benodigde geldmiddelen bij en bekwame broeders bezochten hen geregeld om geestelijke aanmoediging te geven. Veel van deze uitgeweken verkondigers dienden, hoewel zij in materieel opzicht vrijwel alles hadden verloren, in deze moeilijke maanden als hulppionier. Anderen gingen in de gewone pioniersdienst.

Ongeveer 1000 broeders in Zaïre raakten alles wat zij bezaten kwijt als gevolg van een stammenoorlog. Sommigen aten slechts eenmaal in de drie dagen. Toen dit het bijkantoor in Zuid-Afrika ter ore kwam, ging het hart van de broeders naar hun mede-Getuigen in Zaïre uit. Het bijkantoor berichtte de situatie prompt aan het Besturende Lichaam en stuurde vervolgens 24 ton voedsel, zeep en medicamenten om de situatie te verlichten. Ook toen een uit Angola afkomstige groep van zeventig volwassen Getuigen en hun kinderen zich gedwongen zag wegens de daar woedende burgeroorlog naar Namibië te vluchten, namen de plaatselijke broeders snel de zorg voor hen op zich. Toen bleek dat het kamp waar de Getuigen-vluchtelingen waren ondergebracht hen niet goed kon opvangen, verschaften de broeders tenten, voedsel, kleding en dekens en tevens materialen voor de bouw van een tijdelijke Koninkrijkszaal.

Onze broeders in Oostenrijk, Duitsland, Italië en Zwitserland hebben zeer edelmoedig van hun middelen gegeven om Getuigen in het door oorlog verscheurde gebied dat voorheen bekendstond als Joegoslavië bij te staan. Er werden dit afgelopen jaar 153 ton voedsel en 23 ton kleding, schoonmaakartikelen en medicamenten, alsook geestelijk voedsel naar hen toe gebracht. Broeders boden zich vrijwillig aan als vrachtwagenchauffeur, ondanks het gevaar voor henzelf. Over een van de tochten naar Sarajevo berichtte een broeder dat er na de douaneformaliteiten onderweg nog zo’n vijftien politie- en militaire controleposten kwamen. Maar de broeders waren goed toegerust en lieten bij elke post tijdschriften bij de soldaten achter. De wegen waren verwoest; smeltende sneeuw had de paden in blubber veranderd en soms deden er zich zo dichtbij explosies voor dat de broeders dachten dat zij geraakt waren. Maar onze broeders achtten het een voorrecht op deze wijze te dienen. En wat degenen betreft die de hulp ontvingen, zij zijn intens dankbaar en hebben meer dan ooit het gevoel dat zij werkelijk deel uitmaken van een internationale familie.

Aan de andere kant van de aardbol stortte de orkaan Iniki zich in september 1992 op het noordwesten van de eilanden van Hawaii. Het bleek de ergste natuurramp in de geschiedenis van Hawaii te zijn. Nog voordat de storm het eiland Kauai bereikte, waren de ouderlingen daar al bezig om hulp voor hun broeders te organiseren. De geestelijke gezindheid bleef de voorrang krijgen. In de volgende weken werden er herstel- en herbouwwerkzaamheden verricht aan 400 woningen van Getuigen. In elk van die gevallen bespraken de werkploeg en het betreffende gezin voordat het werk aan een bepaald huis begon de dagtekst en baden zij met elkaar. Gedurende een periode van zes maanden gingen ook ervaren ouderlingen van andere eilanden, vergezeld van hun vrouw, naar het rampgebied om in herderlijke zorg te voorzien, vergaderingen te leiden, de leiding te nemen in de velddienst en hulp te verlenen bij het invullen van ingewikkelde regerings- en/of verzekeringsformulieren.

Weet u waar het eiland Niutao ligt? Niet veel mensen weten dat. Op dit koraalatol in het zuiden van de Grote Oceaan wonen slechts ongeveer 800 mensen. Een van hen is een ongedoopte verkondiger die vorig jaar januari als gevolg van een vloedgolf zijn huis en al zijn bezittingen kwijtraakte. Zodra de broeders op een ander eiland van de Tuvalu-archipel beseften welke schade er was aangericht, verschaften zij voedsel en andere hulp. Het duurde wat langer de noodzakelijke bouwmaterialen bij elkaar te krijgen en naar Niutao te verschepen. Vervolgens bouwden zij zijn huis weer op. De liefde die aldus door de Getuigen aan de dag is gelegd, werd op het eiland het gesprek van de dag.

Toen een buurvrouw van een van onze zusters opmerkte wat Jehovah’s dienstknechten in het door oorlog verscheurde Liberia deden om elkaar te helpen, zei ze: „Jullie Jehovah God heeft jullie werkelijk lief dat hij in zo’n hulp voor jullie voorziet.” Ja, hij heeft ons waarlijk lief.

Bouwen om in de behoeften van een snelle groei te voorzien

Wanneer er in de loop van een jaar 296.004 personen worden gedoopt en er in één enkel jaar 3512 nieuwe gemeenten worden gevormd (2.528.524 dopelingen en 26.835 nieuwe gemeenten in de afgelopen tien jaar), valt er heel wat te doen om alle noodzakelijke taken te behartigen. Een van de dingen die daarbij betrokken zijn, is bouwen. En wat is dat het afgelopen jaar op enorme schaal gedaan!

In de Verenigde Staten hebben 73 Regionale bouwcomités geholpen met de bouw van Koninkrijkszalen. Tijdens het dienstjaar 1993 hebben zij met medewerking van tienduizenden enthousiaste vrijwilligers geholpen zo’n 200 nieuwe Koninkrijkszalen te bouwen en er ook nog eens 200 te verbouwen.

In Japan, waar eveneens snelbouwmethoden worden toegepast, kwamen 108 Koninkrijkszalen tot voltooiing, maar die moesten zo ontworpen worden dat ze bestand waren tegen aardbevingen en tyfoons. Vrijwillige werkers boden vakkundige hulp of stelden hun krachten of andere middelen beschikbaar.

De broeders in Argentinië hebben zich ten doel gesteld ervoor te zorgen dat elk van de meer dan 1500 gemeenten aldaar over een passende plaats beschikt om voor aanbidding bijeen te komen. Vorig jaar werden er 57 nieuwe zalen voltooid. Maar er zijn er nog veel meer nodig. Nieuwe Koninkrijkszalen worden daar gewoonlijk in ongeveer drie of vier weken gebouwd.

Op de Filippijnen zijn de afgelopen zes jaar meer dan 800 nieuwe Koninkrijkszalen gebouwd. Maar er zijn 3332 gemeenten, en vele daarvan hebben nog steeds behoefte aan geschiktere vergaderplaatsen.

In Brazilië, waar het aantal Getuigen in de afgelopen vijf jaar met 120.687 is toegenomen, is het onmogelijk geweest de behoefte aan nieuwe Koninkrijkszalen bij te benen. Het afgelopen jaar zijn er echter 93 nieuwe zalen klaargekomen en is met de bouw van nog eens 1383 zalen begonnen.

Ook in Colombia zijn meer Koninkrijkszalen nodig om de snelle groei op te vangen. Het bijkantoor tracht een regeling uit te werken om de bouwprocedures te vereenvoudigen en hulp te verschaffen door middel van speciale bouwploegen die op het bijkantoor zijn opgeleid.

Sommige gemeenten in plattelandsgebieden van Zuid-Afrika vervaardigen hun eigen betonblokken en kunnen met de hulp van vrijwilligers die via het Regionale bouwcomité worden aangetrokken in drie tot zes weekends een keurige, betaalbare zaal neerzetten. Het werk van multiraciale bouwploegen in door strijd verscheurde gebieden als Soweto vereist grote behoedzaamheid maar demonstreert ook levendig de liefde en eenheid onder Jehovah’s volk.

In Noorwegen bevinden 21 Koninkrijkszalen zich boven de poolcirkel. Een ervan staat nu in Hammerfest, de noordelijkste stad in Europa.

De broeders in Hongarije weerspiegelden de geest van Jesaja 2:3, 4 door twee van hun nieuwe Koninkrijkszalen te bouwen op een terrein dat voorheen voor grote Russische militaire bases werd gebruikt.

De zelfopofferende geest die aan de dag werd gelegd door de broeders die uit het buitenland waren gekomen om te helpen bij de bouw van het bijkantoor en de congreshal op de Solomoneilanden heeft de Getuigen aldaar diep getroffen. Dit trad aan het licht toen de regering de broeders een uitgelezen stuk grond in Munda toewees waarop zij een Koninkrijkszaal konden bouwen. De gemeente was echter maar klein. Wie zouden het werk kunnen doen? De Getuigen in Honiara zeiden: „Als onze broeders van overzee hun geld en tijd konden gebruiken om ons te helpen een congreshal en een bijkantoor te bouwen, waarom kunnen wij dan niet onze vakantie opgeven om naar Munda te gaan en die Koninkrijkszaal te bouwen?” Zo gezegd, zo gedaan. Er waren broeders en zusters van dertien eilanden en stammen bij betrokken, en de zaal werd in slechts tien dagen gebouwd.

Een gemeente in Slowakije die voor de helft uit pioniers bestaat, gaf van vindingrijkheid blijk. Gezinnen gingen bessen plukken om aan het geld voor de bouw te komen. Om de kosten laag te houden, haalden zij ook zand en steen uit een naburige kreekbedding.

Zes gezinshoofden in Korea sloten een banklening en schonken het geld vervolgens aan hun gemeente voor haar nieuwe Koninkrijkszaal. De broeders en zusters namen als hun bijdrage aan het project persoonlijk de verantwoordelijkheid op zich die leningen terug te betalen.

In Nigeria benaderden vier broeders uit een kleine gemeente de Onojie, de traditionele districtsbestuurder, om land te koop te vragen voor een nieuwe Koninkrijkszaal. Maar zij konden het bedrag dat hij verlangde niet betalen. Enkele maanden later leende een van de ouderlingen de Onojie de video Jehovah’s Getuigen De organisatie achter de naam. Hij was diep onder de indruk. Nadat hij de film vijfmaal had gezien, stelde hij het benodigde land voor de broeders beschikbaar, zodat zij het voor de bouw van hun nieuwe Koninkrijkszaal konden gebruiken.

Op veel plaatsen is het ook praktisch gebleken onze eigen congreshallen te hebben. In Colombia en de Verenigde Staten zijn het afgelopen jaar zulke zalen gebouwd. Twee andere werden ingewijd in Brazilië, twee in Costa Rica en één op Jamaica. In Peru werd in februari 1993 een congreshal ingewijd die ruimte biedt voor districtscongressen van 10.000 aanwezigen. Zowel de open voor- en achterkant als de zijkanten die tot ongeveer drie meter boven de grond open zijn, zorgen voor een goede ventilatie. De iets oplopende betonnen vloer maakt het mogelijk dat alle toehoorders een goed zicht op het podium hebben. De broeders in Frankrijk hebben dit jaar hun vijfde en tevens grootste congreshal gebouwd. Veel werkers en hun gezinnen vonden het heerlijk hun vakantietijd te gebruiken om dat project te voltooien — in slechts vier maanden tijd! In Italië werd in de provincie Catanzaro een nieuwe congreshal voltooid en in Spanje wijdden de broeders hun vierde congreshal in.

Natuurlijk vereist de groei in het aantal Getuigen ook uitbreiding van de bijkantoorfaciliteiten om in de benodigde lectuur en het nodige opzicht te voorzien. Het afgelopen jaar werd er aan grote nieuwe bijkantoorfaciliteiten gebouwd in Polen, op Porto Rico en in Zambia, alsook in de Dominicaanse Republiek, Ecuador, Frankrijk, Mexico en Taiwan. In de Verenigde Staten gaat de grote uitbreiding van faciliteiten in Brooklyn nog steeds voort en de bouw van het Wachttoren-Onderwijscentrum in Patterson vordert uitstekend. Ook zijn er omvangrijke uitbreidingen gaande in Australië, Brazilië, Canada, Duitsland, Groot-Brittannië, Korea, Nieuw-Zeeland, Spanje en Zuid-Afrika. Kleinere nieuwe bijkantoorgebouwen verrijzen in Hongarije, Mozambique, Paraguay, Suriname en West-Samoa en op Jamaica, Sri Lanka en Tahiti. Vele duizenden broeders en zusters hebben zich beschikbaar gesteld om een aandeel te hebben aan dit werk. Wat een jaar is dit geweest!

Bijkantoorinwijdingen

Na afloop van de inwijding van Jehovah’s tempel in Jeruzalem in de dagen van Salomo keerde het volk naar huis terug, ’verheugd en vrolijk van hart om al het goede dat Jehovah voor zijn volk had verricht’ (1 Kon. 8:66). Zo heerst er ook in deze tijd grote vreugde in verband met de inwijding van bijkantoren van het Wachttorengenootschap, die eveneens worden gebruikt om de ware aanbidding te bevorderen. Waar zijn het afgelopen dienstjaar bijkantoorfaciliteiten ingewijd?

Colombia

Op bijna 2700 meter hoogte in het Andesgebergte van Zuid-Amerika, in Facatativá (Colombia), beschikt La Torre del Vigía (De Wachttoren) over een nieuw bijkantoor met drukkerij alsmede huisvesting voor de vrijwillige werkers. Deze gebouwen werden op 1 november 1992 ingewijd. Ze liggen in een prachtige omgeving, 42 kilometer ten noordwesten van Bogotá, op de rand van de hoogvlakte waarop de Colombiaanse hoofdstad ligt. Hier worden vierkleurenuitgaven van De Wachttoren en Ontwaakt! in het Spaans gedrukt voor gebruik in Colombia, Venezuela, Panama, Ecuador en Peru.

Toen de bouw van deze nieuwe bijkantoorfaciliteiten begon, waren er in Colombia 34.261 getuigen van Jehovah. In de loop van de vijfjarige bouwperiode steeg het aantal Getuigen in het land met 63 procent naar 55.693. Er wordt nu bij 100.927 personen en gezinsgroepen een huisbijbelstudie geleid. In 1993 waren er op de Gedachtenisviering ter herdenking van Christus’ dood 249.271 aanwezigen. Dit is werkelijk een vreugdevolle, geestelijke oogsttijd in Colombia.

Vierhonderd Getuigen uit Colombia vormden samen met 100 internationale vrijwilligers de kern van de bouwploeg die een voormalig pluimveebedrijf omtoverde tot een centrum voor theocratisch onderwijs. Nog eens 3000 vrijwilligers uit naburige gemeenten kwamen op vrije dagen en in de weekends helpen en zo’n 1500 andere kwamen op eigen kosten uit het buitenland — sommige voor enkele weken, andere voor enkele maanden. Plaatselijke zakenlieden konden dit nauwelijks geloven en een van hen ondervroeg zowel Colombiaanse als buitenlandse Getuigen om zich ervan te vergewissen dat het wel degelijk zo was. Een andere zakenman, die diep onder de indruk was van wat hij zag en hoorde, aanvaardde een bijbelstudie. Nu zijn hij en zijn vrouw gedoopte Getuigen.

Voor het inwijdingsprogramma waren er 1500 gasten uit veertien landen aanwezig. Onder hen bevonden zich Milton Henschel en Daniel Sydlik van het Besturende Lichaam. Wat vonden er een vreugdevolle herenigingen plaats! En wat heerste er een blijdschap over de geestelijke voorspoed die Jehovah zijn dienstknechten in Colombia heeft geschonken!

Polen

Diezelfde maand, op 28 november, werd er nog een bijkantoor ingewijd, ditmaal in Nadarzyn, bij Warschau (Polen). Theodore Jaracz van het Besturende Lichaam, die voor deze gelegenheid aanwezig was, verklaarde: „Dit is een waarlijk historische inwijding. . . . Voor het eerst wordt er een nieuw bijkantoor ingewijd op grondgebied dat voorheen bekendstond als ’achter het IJzeren Gordijn’. Maar dat zogenaamde IJzeren Gordijn heeft de opmars van Jehovah’s organisatie niet kunnen tegenhouden! En het bewijs daarvan hebben wij hier, op deze plaats!”

Sommige van de gasten hadden persoonlijk tientallen jaren op deze gelegenheid gewacht. Onder hen bevonden zich Getuigen die Jehovah ondanks zware beproevingen al 45, 50 of meer jaren getrouw hadden gediend. Een aantal van hen had meer dan 40 jaar ondergronds Bethelwerk gedaan. Hun hart was diep geroerd toen Zygfryd Adach, de coördinator van het bijkantoorcomité, zei: „Geliefde broeders en zusters, jullie hebben je grote moeite getroost om in moeilijke tijden, uitzonderlijk moeilijke tijden zelfs, een aandeel te hebben aan het werk dat Gods organisatie verricht om geestelijk voedsel uit te delen. Nadat jullie jaren in de gevangenis gezeten hadden, boden jullie dikwijls bereidwillig aan het werk voort te zetten. Sommigen van jullie zijn tot vier- of vijfmaal toe en zelfs vaker in de gevangenis beland. Wij allen herinneren ons die tijd, zodat wij met volle overtuiging de volgende woorden uit Psalm 124 aanhalen: ’Had Jehovah niet bewezen vóór ons te zijn, toen mensen tegen ons opstonden, dan zouden zij ons zelfs levend hebben verzwolgen . . . Gezegend zij Jehovah, die ons niet ten prooi gaf aan hun tanden. Onze ziel is als een vogel die ontsnapt is uit het klapnet van vogelaars. Het klapnet is gebroken, en wíj zijn ontsnapt.’” — Ps. 124:2-7.

Toen bekendgemaakt werd dat er een bijkantoor gebouwd zou worden, werd er spontaan gereageerd. Gemeenten bezorgden kolen en hout, koelkasten, levensmiddelen en gereedschappen. Broeders en zusters met bekwaamheden in bepaalde ambachten en beroepen boden enthousiast hun diensten als vrijwilliger aan. Er waren ouderen bij die jaren in de gevangenis hadden doorgebracht. Ook talrijke jonge mensen boden zich bereidwillig aan. Er kwamen internationale vrijwilligers uit tien landen. Telkens opnieuw werd het hart van de werkers geroerd als zij de bewijzen van Jehovah’s leiding en zegen zagen. Een bevel van het gemeentebestuur om het werk te staken werd ingetrokken. Materialen waar niet aan te komen leek, kwamen ter beschikking. Slechts twee en een half jaar nadat de bouwvergunning was verkregen, stond op de plaats van een geplunderd motel een aantrekkelijk gebouwencomplex ten behoeve van het Poolse bijkantoor.

Nieuw-Zeeland

In de zes jaar sinds er in Nieuw-Zeeland een nieuw bijkantoor werd ingewijd, was het aantal Koninkrijksverkondigers er met meer dan dertig procent gestegen. Om voor hun behoeften te kunnen zorgen, moesten de faciliteiten worden uitgebreid. Maar dat was nog niet alles. Zoals tijdens het inwijdingsprogramma werd uiteengezet, zou meer dan de helft van de nieuwe kantoren voor vertaalwerk worden gebruikt, omdat hier lectuur wordt vertaald in het Samoa, Maori, Rarotongaans en Niueaans, ten behoeve van de bewoners van verschillende eilanden in de Stille Zuidzee. Derhalve werd op 27 februari 1993 zowel de uitbreiding van de kantoor- en dienstgebouwen als de extra woonruimte ingewijd.

Ter gelegenheid hiervan was als lid van het Besturende Lichaam Lloyd Barry aanwezig, die in Nieuw-Zeeland is opgegroeid en daar met zijn dienst voor Jehovah is begonnen. Alle leden van de Bethel- en bouwfamilie, alsook reizende opzieners en hun vrouwen waren present. Verder waren er gasten uit naburige landen van het Stille-Zuidzeegebied. De meesten waren echter inwoners van Nieuw-Zeeland die vóór 1955 waren gedoopt. Zoals een van de sprekers opmerkte, hadden deze ouderen het werk gedaan waarmee het fundament was gelegd voor wat er tijdens dat inwijdingsprogramma plaatsvond. Maar wat hebben zij een waardering voor de uitstekende ondersteuning en het harde werk van de nieuwere broeders en zusters die zich bij hen hebben aangesloten in het loven van Jehovah!

Porto Rico

De bijkantoorfaciliteiten die 24 jaar geleden op Porto Rico waren gebouwd, waren al lang veel te klein geworden. Het aantal verkondigers op het eiland was van 5400 in 1969 toegenomen tot meer dan 25.000 tegen de tijd dat het nieuwe bijkantoor op 17 april 1993 werd ingewijd. Vier jaar van hard werken door duizenden broeders en zusters leidde tot een voortreffelijk gebouwencomplex in een paradijsachtige omgeving.

Degenen die voor het inwijdingsprogramma aanwezig waren, vonden het een bijzonder voorrecht Karl Klein en Albert Schroeder van het Besturende Lichaam en ook andere afgevaardigden uit Brooklyn als sprekers voor deze gelegenheid te hebben. In de loop van de week voorafgaand aan de inwijding waren de nieuwe faciliteiten al in gebruik genomen voor een seminar dat door afgevaardigden van veertien bijkantoren werd bijgewoond. Na de inwijding werd de Spaanse vertaalafdeling met haar internationale vertalersteam uit Brooklyn naar deze nieuwe faciliteiten overgebracht.

Zambia

Een week na de inwijding op Porto Rico werd in een buitenwijk van Lusaka (Zambia) een nieuw bijkantoorcomplex van dertien gebouwen ingewijd. Waarom daar?

De zaden van de bijbelse waarheid waren in dit land al in 1911 gezaaid. Tegen 1924 waren er studiegroepjes opgericht. Nu zijn er in Zambia 80.488 verkondigers, verbonden met 1993 gemeenten, en de Gedachtenisviering in 1993 werd door 362.204 personen bijgewoond. Dit is een vruchtbaar veld voor de Koninkrijksexpansie.

De bouw van het nieuwe bijkantoor in Zambia was mogelijk dank zij de internationale samenwerking die kenmerkend is voor Jehovah’s organisatie. Het ontwerp en het uitwerken van de bouwtekeningen waren in handen van de kantoren van het Genootschap in de Verenigde Staten, Europa en Japan. Hijskranen werden geschonken door broeders in Amerika. De zendapparatuur ten behoeve van de telefooninstallatie werd als geschenk uit Nieuw-Zeeland gestuurd. Zand, cement, steen en hout vormden de enige bouwmaterialen die ter plaatse volop te krijgen waren. Maar elke week werden er gemiddeld twee grote vrachtwagens met andere materialen uit Zuid-Afrika gestuurd — heen en terug een rit van in totaal 3500 kilometer. En de Zambiaanse Getuigen zetten van ganser harte zichzelf en hun middelen in om het karwei geklaard te krijgen. Tijdens het inwijdingsprogramma waren zowel Milton Henschel als Theodore Jaracz van het Besturende Lichaam aanwezig om die vreugdevolle gebeurtenis samen met de Zambiaanse broeders te vieren.

Hongarije

Voor onze broeders in Hongarije werd 31 juli een bijzonder gelukkige dag. Op die dag wijdde Lyman Swingle van het Besturende Lichaam namelijk hun nieuw gebouwde faciliteiten met extra woonruimte en een vertaalkantoor in. Deze waren in slechts vijf maanden gebouwd, met de hulp van zowel plaatselijke gemeenten als Getuigen uit acht andere landen, en de voltooiing werd door het Hongaarse Nationale Nieuwsagentschap bekendgemaakt.

Na tientallen jaren van wrede vervolging werd in 1989 aan Jehovah’s Getuigen in Hongarije wettelijke erkenning verleend. Dat jaar leverde een hoogtepunt van 9990 verkondigers een velddienstbericht in. Sindsdien hebben Jehovah’s Getuigen in Hongarije meer dan 8.300.000 uur aan de velddienst besteed en is het aantal Koninkrijksverkondigers tot 14.347 gestegen.

Groot-Brittannië

Het eerste bijkantoor van het Wachttorengenootschap werd in 1900 in Londen gevestigd. De faciliteiten moesten vele malen worden uitgebreid. Op 7 augustus 1993 werd de jongste toevoeging, een drukkerij- en kantorencomplex van 18.600 vierkante meter, ingewijd.

De drukkerijgebouwen op het achterste gedeelte van het terrein werden in slechts zeventien maanden gebouwd met gebruikmaking van de ’tilt up’-methode voor betonnen muurpanelen. Ongeveer 5000 vrijwilligers hebben aan de bouw meegewerkt. Het kantorenblok is een bakstenen gebouw. Er werden zo’n 133.000 stenen gebruikt. Hoeveel metselaars zijn er voor die klus nodig geweest? Slechts zeven zusters, die onder leiding van twee broeders werkten. Een aannemer die het bouwterrein bezocht, schudde ongelovig zijn hoofd toen hem werd verteld wie het werk deden.

Albert Schroeder van het Besturende Lichaam was aanwezig om een onderdeel van het inwijdingsprogramma te behartigen. Tot grote vreugde van de toehoorders vertelde hij bijzonderheden over de groei van het Koninkrijkswerk in Groot-Brittannië sinds 1937, toen hij naar de Britse Eilanden werd gestuurd om het opzicht over het werk te voeren en ten minste 1000 verkondigers aan te moedigen zich voor de pioniersdienst aan te melden. Wat een vreugde te zien dat er thans 127.395 Koninkrijksverkondigers in Groot-Brittannië zijn en dat elke maand gemiddeld 12.803 van hen in de pioniersdienst staan.

Vertaalservice

Het Besturende Lichaam is er zeer in geïnteresseerd al het nodige te doen opdat de grote schare werkelijk uit „alle natiën en stammen en volken en talen” wordt gehaald, zoals de bijbel te kennen geeft (Openb. 7:9). Op het internationale hoofdbureau en onder Jehovah’s dienstknechten wereldwijd is het altijd een zaak van gebed geweest dit te mogen volbrengen. Mensen uit al deze groepen te bereiken, is een ontzagwekkende taak, die alleen met de hulp van Jehovah’s geest met succes volbracht kan worden.

Het vertalen van de bijbel en bijbelse lectuur speelt hierin een belangrijke rol. Kunnen mensen zonder lectuur in hun eigen taal bereikt worden? Jawel; maar de doeltreffendheid van de prediking en het maken van discipelen wordt veel groter wanneer er lectuur in de moedertaal van deze mensen beschikbaar is.

Op het ogenblik hebben wij op zijn minst enige recente publikaties in 236 talen. De Wachttoren wordt op geregelde basis in 116 talen gedrukt. In het afgelopen jaar hebben veel vertaalafdelingen die zorg dragen voor de vertaling van de tijdschriften in een andere taal versterking gekregen en zijn er werkers opgeleid die zich met nog eens 70 talen bezighouden. Hiertoe behoren talen die worden gesproken in Oost-Europa, Zuid-Azië en Afrika, alsook onder indianenstammen in Zuid-Amerika en door volken op de eilanden in de Grote Oceaan. Het opzetten van zulke vertaalafdelingen vereist dat er vertalers, checkers en proeflezers worden aangetrokken en dat zij worden opgeleid en van uitrusting worden voorzien. Zij moeten allen opgedragen christenen zijn, vrijwilligers die tevens in de gelegenheid zijn zich voor dit werk beschikbaar te stellen.

Natuurlijk zijn er meer talen die aandacht behoeven, waarvan er vele door meer dan een miljoen mensen gesproken worden. Verantwoordelijke broeders houden zich er voortdurend mee bezig vertalers te werven en op te leiden en hun van de nodige uitrusting te voorzien — en zo nodig te zorgen voor de nieuwe fonts of letterfamilies en computer software die voor deze talen nodig zijn. Als wij nagaan wat Jehovah al gedaan heeft, hebben wij het volste vertrouwen dat hij zal voorzien in alles wat nodig is om het werk in de nog resterende tijd tot stand te brengen. Het is een voorrecht zijn medewerkers te zijn. — 1 Kor. 3:9.

Bedienarenopleidingsschool op zes continenten gehouden

De Gileadschool draait nu al vijftig jaar en de afgestudeerden ervan hebben een aandeel gehad aan het bevorderen van de Koninkrijksbelangen in meer dan 200 landen. Wat een grootse ’getuigenishoop’ is het resultaat geweest van het werk van deze zelfopofferende dienstknechten van Jehovah!

Als resultaat van de bedienarenopleidingsschool, die in een intensieve cursus van twee maanden een gespecialiseerde opleiding biedt, is meer hulp verschaft om aan dringende behoeften tegemoet te komen. Het afgelopen dienstjaar is in 29 klassen van deze school een waardevolle opleiding gegeven aan meer dan 684 ouderlingen en dienaren in de bediening. Er werden cursussen gehouden in Japan, Nigeria, de Verenigde Staten en in het gebied van Latijnsamerikaanse bijkantoren waar Spaanssprekende studenten uit zestien verschillende landen waren ingeschreven. De school in Australië strekte broeders tot voordeel die uit Fiji, Papoea Nieuw-Guinea, Nieuw-Zeeland, West-Samoa en van de Solomoneilanden afkomstig waren. Op vijf plaatsen in Europa werden broeders uit twaalf verschillende landen opgeleid.

In veel gemeenten is er een tekort aan broeders die de leiding kunnen nemen. Dit is met name het geval in Latijns-Amerika, waar in een grote gemeente soms maar één of twee ouderlingen en ongeveer hetzelfde aantal dienaren in de bediening zijn. Waar afgestudeerden van de bedienarenopleidingsschool een toewijzing hebben gekregen om in zulke gebieden met bijzondere behoeften in hun geboorteland te dienen, is de velddienstactiviteit toegenomen, is er doeltreffend tot de pioniersdienst aangemoedigd, vooral onder jongeren, en is er meer persoonlijke aandacht geschonken aan de vele nieuwelingen die nu met de gemeenten verbonden zijn.

Een flink aantal van degenen die de school doorlopen, kunnen andere talen spreken. Vooral in Europa en de Verenigde Staten zijn zulke broeders dan ook ingezet bij Arabische, Chinese, Franse, Italiaanse, Japanse, Koreaanse, Kroatische, Russische, Spaanse, Turkse en Vietnamese taalgroepen en gemeenten. Dit is een grote hulp geweest.

Een aantal afgestudeerden die in staat waren een buitenlandse toewijzing te aanvaarden, zijn uitgezonden naar Oost-Europa, naar delen van Afrika en naar het Verre Oosten, om op bijkantoren en als zendelingen, speciale pioniers en reizende opzieners dienst te verrichten. Ook op deze wijze heeft de school bijgedragen tot de vooruitgang van het Koninkrijkswerk.

Van deze ongehuwde ouderlingen en dienaren in de bediening die zich gewillig hebben aangeboden, kan naar waarheid worden gezegd dat hun krachtsinspanningen vrucht dragen. Zij behoren tot het „gezelschap van jonge mannen net als dauwdruppels” uit Psalm 110:3.

Mensen van alle nationaliteiten bereiken

Sommige landen hebben een behoorlijk groot gebied waar niet op geregelde basis wordt gepredikt. Voor een deel bevindt dit gebied zich in landen waar zendelingen niet welkom zijn. Maar de laatste jaren zijn miljoenen mensen uit deze landen geëmigreerd naar landen waar Jehovah’s Getuigen wel op geregelde basis intensief prediken. De verkondigers hebben gemerkt dat de buitenlandse zendingsgebieden naar hen toe komen. En wanneer mensen eenmaal onder de sterke druk van de gemeenschap in hun land van herkomst vandaan zijn, willen sommigen van hen graag de bijbel bestuderen. Op een aantal plaatsen is het immigrantenveld het produktiefst gebleken.

Zo bericht het bijkantoor van Cyprus: ’Er wordt hier op Cyprus een nieuw gebied ontgonnen. Wij treffen geïnteresseerden aan uit Libanon, Syrië, Perzië, Bulgarije, Roemenië, Rusland, het voormalige Joegoslavië, de Filippijnen en van elders. Deze mensen, die zijn gekomen om werk te vinden en een nieuw leven te beginnen, zijn dikwijls meer geneigd om te luisteren dan anderen.’

Een meisje uit Mongolië ontmoette terwijl zij aan een universiteit in Oost-Duitsland studeerde een jonge man uit Guyana en trouwde met hem. Later, in Guyana, begonnen zij enkele Wachttoren-publikaties te lezen, vroegen om een huisbijbelstudie en werden in 1993 gedoopt. Ook hun kinderen zijn verkondigers van het goede nieuws. De moeder heeft nu de vurige wens de Koninkrijksboodschap met haar familie en anderen in Mongolië te delen.

In Engeland leren de broeders en zusters zich te verruimen om mee te helpen de geestelijke nood te lenigen van mensen uit andere landen. In Londen worden nu in acht talen geregeld vergaderingen gehouden. In Canada bevinden zich gemeenten die voorzien in de behoeften van elf taalgroepen, terwijl sommige vergaderingen in nóg vier talen worden gehouden. Zowel onder de Russisch-sprekende immigranten als onder de duizenden oosterlingen die zich de laatste jaren in Canada hebben gevestigd, blijkt er een vruchtbaar veld te bestaan.

Velen die asiel zoeken wegens de wrede omstandigheden in hun eigen land zijn naar Noorwegen en andere landen getrokken. De broeders in Noorwegen zijn er nu mee begonnen speciale bezoeken te brengen aan alle locaties waar zulke vluchtelingen zijn gehuisvest.

Ook in Israël heeft de immigratie een nieuw veld voor de prediking ontsloten. Er zijn grote aantallen mensen uit de voormalige Sovjet-Unie gekomen, en een flink aantal van hen toont belangstelling voor de waarheid.

Zijn er in uw gebied mensen die de plaatselijke taal niet spreken? Wat doet u om de Koninkrijksboodschap met hen te delen? Het is Jehovah’s wil dat „alle soorten van mensen worden gered en tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen”. — 1 Tim. 2:3, 4.

[Illustratie op blz. 4]

Het Lokomotivstadion in Moskou, waar 23.743 personen een internationaal congres van Jehovah’s Getuigen bijwoonden

[Illustraties op blz. 5]

De mensen aanvaardden grif een bijbels traktaat, en vele staakten prompt hun bezigheden om het te lezen

[Illustraties op blz. 6]

Als jonge vrouw leerde zij in 1944 in het vrouwenconcentratiekamp Ravensbrück de waarheid kennen van Duitse Getuigen

Hij leerde de waarheid in 1942, in Bessarabië (nu Moldavië) kennen; herhaaldelijk gearresteerd wegens zijn geloof; nu een kringopziener

Het stadion in Kiëv, waar 64.714 aanwezigen waren en 7402 personen werden gedoopt

[Illustratie op blz. 9]

Leden van het Besturende Lichaam samen met bijkantoorpersoneel op het in Wallkill (Verenigde Staten) gehouden seminar

[Illustratie op blz. 12]

Wachttoren-relieftruck, Monrovia (Liberia)

[Illustratie op blz. 15]

Onlangs gebouwde Koninkrijkszaal in Igieduma (Nigeria)

[Illustraties op blz. 17]

Nieuwe congreshal van Jehovah’s Getuigen in Rio de Janeiro (Brazilië)

[Illustratie op blz. 19]

Nieuw kantoor met drukkerij in Facatativá (Colombia)

[Illustratie op blz. 20]

Vergrote bijkantoorfaciliteiten in Nieuw-Zeeland

[Illustraties op blz. 21]

Boven: Zambia; midden: Porto Rico; rechts: Hongarije

[Illustratie op blz. 22]

Pools bijkantoor in Nadarzyn, bij Warschau

[Illustratie op blz. 27]

Uitbreiding van bijkantoorfaciliteiten in Londen (Engeland)