Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wereldbericht

Wereldbericht

Wereldbericht

Afrika en naburige eilanden

Als gevolg van stammenstrijd en nationalistische twisten is Afrika een versnipperd continent. Maar Openbaring 7:9-14 voorzegt dat „een grote schare . . . uit alle natiën en stammen en volken en talen” verenigd zal worden in de aanbidding van Jehovah, met het vooruitzicht het einde te overleven en Gods vreedzame nieuwe wereld binnen te gaan. Vele duizenden in heel Afrika leveren het overtuigende bewijs dat zij deel uitmaken van die gelukkige menigte.

In Kaapstad (Zuid-Afrika) werd een van onze zusters door een huisbewoner in de rede gevallen met de vraag: „Met welk doel komt u hier?” Zij antwoordde rechtstreeks: „Om bijbelstudies bij de mensen op te richten.” Tot haar verrassing antwoordde de man: „Mooi! Kom binnen, laten we maar meteen beginnen.” Er werd een fijn gesprek gevoerd met deze joodse man, en onze zuster maakte een afspraak om samen met haar man terug te komen. De man heeft voortreffelijke vorderingen gemaakt. Afgezien van zijn studie heeft hij de bijbel viermaal van begin tot eind gelezen, en het boek De grootste mens die ooit heeft geleefd heeft hij driemaal helemaal gelezen. Ook is hij druk bezig om de waarheid met zijn familie te delen. Hij is heel dankbaar dat Jehovah zijn ogen voor de waarheid heeft geopend. Op dezelfde dag dat onze zuster hem voor het eerst bezocht, zei hij tegen zijn gezinsleden: „Jullie moeten deze mensen ook ontmoeten want God heeft hen naar ons toe gestuurd.” Hij had namelijk zelfmoord overwogen.

Familiebanden kunnen een belangrijke rol spelen bij het verbreiden van de waarheid. Een hulppionier richtte een studie op in een dorp op Mauritius. Darmen, een nieuwsgierige buurjongen, luisterde met belangstelling. Wat hij hoorde, vertelde hij door aan zijn ouders, in het bijzonder aan zijn moeder, een hindoevrouw. Zij raakte ervan overtuigd dat wat zij nu leerde de waarheid was en daarom brak zij het hindoeheiligdom in haar tuin af. Darmen sprak met al zijn familieleden in dat dorp — broers, zusters, zwagers, ooms, tantes, neven en nichten. Toen hij van de dagtekst hoorde, besprak hij die met hen. Soms namen meer dan dertig personen tot laat in de avond aan deze gesprekken deel. Na enkele weken trof een speciale-pioniersechtpaar regelingen om met hen te studeren. Van die familie zijn er nu dertien gedoopt; vier anderen zijn ongedoopte verkondigers. En Darmen? Hij is nu getrouwd en zowel hij als zijn vrouw dient als speciale pionier.

De burgeroorlog heeft het leven van de mensen in Liberia ernstig verstoord. Toen de verkondigers uit de gemeente Mano River een congres in Monrovia bijwoonden, werd het gebied waar zij vandaan kwamen aangevallen en konden zij het hele jaar niet meer terugkeren. Maar één ongedoopte verkondiger die thuisgebleven was, ging door met de prediking. Hoewel hij vond dat hij niet bevoegd was de Koninkrijkszaal te gebruiken, omdat hij nog niet gedoopt was, beschermde hij die tegen plundering. Hij legde uit dat hij ook had geprobeerd „herderlijke bezoeken” te brengen bij mensen die voordien studie hadden gehad, om hun belangstelling voor de waarheid levend te houden, terwijl hij in zijn eigen huis vergaderingen leidde. Hij behoorde tot degenen die dit jaar op het „Goddelijk onderwijs”-districtscongres zijn gedoopt.

Het hoogtepunt van het jaar in de Centraalafrikaanse Republiek was het regeringsbesluit van 20 januari 1993 waarbij het verbod op de activiteiten van Jehovah’s Getuigen volledig werd opgeheven. Hoewel de broeders en zusters al verscheidene jaren aanzienlijke vrijheid genoten, zijn zij nu wettelijk erkend. Hierdoor hebben zij de mogelijkheid gekregen hun Koninkrijkszalen te heropenen. Scholen, ziekenhuizen en veel regeringskantoren in het land functioneren niet omdat er geen geld voor salarissen is. Maar Jehovah’s Getuigen hebben, ondanks hun eigen financiële problemen, alle vijf de Koninkrijkszalen in Bangui hersteld en opgeschilderd en gebruiken ze weer als centrum voor de zuivere aanbidding.

De tegenstelling tussen Jehovah’s Getuigen en andere religieuze groeperingen is voor sommige Afrikaanse waarnemers zeer duidelijk te zien. Als gevolg van etnische strijd in het zuiden van Zaïre zocht een groep Kasaianen die door de Katangezen verjaagd waren, toevlucht in het huis van het hoofd van een dorpje bij Kamina. Nadat het hoofd had geïnformeerd wat er voorgevallen was, vroeg hij: ’Zijn er hier onder jullie getuigen van Jehovah?’ Dat werd onderzocht en vervolgens kwam het antwoord: ’Nee.’ Het hoofd vroeg: ’Waarom niet? Zijn die er niet in het dorp?’ ’Er zijn er wel een paar’, antwoordden zij. ’Waarom zijn er dan hier geen?’, hield het hoofd aan. Ten slotte zei hij: ’Nu zien jullie waarom Jehovah’s Getuigen zeggen dat jullie religies vals zijn. Degenen door wie jullie zijn weggejaagd, zijn leden van jullie kerken, maar Jehovah’s Getuigen hebben hun broeders en zusters niet weggejaagd. Integendeel, zij hebben hen met open armen ontvangen en beschermd.’

Waar analfabetisme een probleem is, kan het gebeuren dat verkondigers zich genoodzaakt zien niet alleen onderricht te geven in de bijbelse waarheid, maar ook in lezen en schrijven. Een pionierster die dit voor haar leerlingen in Zimbabwe deed, was verbaasd toen zij aanboden voor haar diensten als lerares te betalen. Later schreef zij: „Ik dacht aan Gehazi, de dienaar van Elisa, en hoe hij met melaatsheid werd geslagen. Daarom zei ik tegen hen: ’Mijn beloning is dat ik jullie vorderingen zie maken in het leren van de waarheid en in het toepassen van de dingen die jullie leren. Jullie geld hoef ik niet.’” — 2 Kon. 5:20-27.

Azië

Jehovah heeft het oorspronkelijke paradijs in het Oosten geplant en er de eerste mensen geplaatst. Zij hadden geen waardering voor wat Jehovah voor hen had gedaan. Maar in onze tijd bewijzen honderdduizenden oosterlingen dat zij Jehovah’s rechtvaardige wegen wel degelijk waarderen, en zij houden zich er ijverig mee bezig het nieuws van Gods voornemen om de hele aarde tot een paradijs te maken met anderen te delen.

Een zuster in Japan, die full-time moet werken om haar gezin te onderhouden, verheugt zich ook in de pioniersdienst. Hoe speelt zij dat klaar? Door een goed gebruik te maken van de tijd die zij elke dag in de trein doorbrengt. De rit duurt anderhalf uur heen en anderhalf uur terug. Zij moet tactvol te werk gaan, maar doordat forensen elke dag met dezelfde trein reizen, brengt zij zelfs nabezoeken bij mensen die naar haar luisteren. Zij verspreidt elke maand gemiddeld 167 tijdschriften en heeft in de trein zeven bijbelstudies opgericht.

Hoewel een pionierster in Maleisië herhaaldelijk naar het huis van een vrouw ging met wie zij had gestudeerd, trof zij er niemand thuis. Een woest ogende buurman nam haar echter altijd achterdochtig op. „Waarom zou ik niet met deze man praten?”, redeneerde de zuster. „Hij is er elke keer als ik kom en misschien kan hij mij vertellen waar de vrouw is.” Zijn begroeting was niet bepaald vriendelijk: „Wat wilt u? Waar komt u voor?” Maar na haar verteld te hebben dat de vrouw verhuisd was, luisterde hij tot haar verbazing naar de bijbelse boodschap en stemde zelfs toe in een studie, en nogal enthousiast ook. De eerste keer dat de studie werd gehouden, was ook zijn vrouw aanwezig, samen met een collega die een fervent lid van een sekte van de christenheid was en die probeerde een eind aan de bijbelstudie te maken. Maar nadat de man had aangehoord hoe kalm en beredeneerd de zuster antwoord gaf op de verbale aanvallen, zei hij tegen zijn collega dat die zich met zijn eigen zaken moest bemoeien en hem moest laten studeren als hij daar zin in had. Hij maakte snel vorderingen. Hij was geestenmedium van beroep, maar toen hij leerde dat de bijbel spiritisme veroordeelt, gooide hij prompt al zijn voorwerpen die met spiritisme te maken hadden weg. Hij en zijn vrouw bezoeken nu geregeld elke week de gemeentevergaderingen.

Toen een pionierster in India met het van-huis-tot-huiswerk bezig was, trof zij drie meisjes aan die studeerden aan de universiteit. Hoewel zij hindoes waren, aanvaardden zij het aanbod van een bijbelstudie omdat zij met veel vragen zaten waar zij graag antwoord op wilden hebben. Na verloop van tijd kregen en lazen zij het boek De mens op zoek naar God. Hierdoor raakten zij er volledig van overtuigd dat afgodenaanbidding verkeerd is. Zij legden datgene wat zij hadden geleerd aan hun moeder uit, die daarna haar afgodsbeelden wegdeed. De meisjes ontdeden zich van hun Ouijabord. Later zeiden zij: „Het jaar 1992 was voor ons onvergetelijk. In januari verlieten wij ’Babylon de Grote’ door de afgodsbeelden te verwijderen. In april begonnen wij geregeld de vergaderingen te bezoeken. In augustus werden wij ongedoopte verkondigers. In oktober werden wij alle vier gedoopt. In november gingen twee van ons in de vaste hulppioniersdienst en in december leidden wij tien bijbelstudies, onder andere bij onze 71-jarige grootmoeder.”

Het valt verkondigers in Thailand op dat een toenemend aantal mensen in hun gebied door de demonen wordt lastig gevallen. Een echtpaar in Nakhon Sawan woonde in een huis dat vol afgodsbeelden stond. Toen het echtpaar vorderingen maakte met hun bijbelstudie, vertelde de man dat er in hun huis allerlei rare dingen gebeurden die hen uit de slaap hielden. Hij zei ook dat als zijn vrouw probeerde naar de Koninkrijkszaal te gaan, zij het gevoel had alsof iemand haar tegenhield en haar probeerde te beletten het huis te verlaten. De verkondiger richtte hun aandacht op stof uit de brochure Geesten van de doden. De man gaf toe dat daarin precies werd beschreven wat zij ondervonden. Aan de hand van de Schrift werd hem aangetoond wat hij moest doen om Jehovah’s zegen te ontvangen (Deut. 7:25, 26; 1 Joh. 5:21). De volgende dag vroeg hij de broeders hem te helpen zowel alle afgodsbeelden als andere religieuze voorwerpen uit zijn huis te verwijderen — genoeg om een bestelwagen te vullen — en ze in zijn bijzijn buiten de stad te verbranden. Zijn geloof werd zeer versterkt toen hij zag dat de afgodsbeelden, de voorwerpen waaraan hij zijn aanbidding had geschonken, zichzelf niet wisten te redden. Vanaf dat moment merkten de gezinsleden dat zij van de macht van de demonen verlost waren en maakten zij goede geestelijke vorderingen.

Vanwege onzekerheid over de toekomst zijn veel jonge mensen op zoek naar antwoorden. Sommigen worden geholpen door de brochure Geniet voor eeuwig van het leven op aarde! en het boek Wat jonge mensen vragen Praktische antwoorden. Een boeddhistische moeder op Sri Lanka schreef: „Ik maak van deze gelegenheid gebruik om u uit de grond van mijn hart te bedanken omdat u mijn dochter hebt geholpen de juiste weg te vinden. Ik was heel blij toen ik het boek zag dat u mijn dochter hebt gegeven. Ik vind dit het waardevolste geschenk dat zij ooit in haar leven heeft gekregen. Zij leest het telkens weer en ík heb het ook gelezen. Nogmaals hartelijk dank voor het prachtige geschenk!”

Europa

In veel landen zijn de economische omstandigheden moeilijk. Maar Jehovah’s dienstknechten hebben „volop te doen . . . in het werk van de Heer” (1 Kor. 15:58). In plaats van te treuren over werkloosheid grijpen Getuigen in Finland de gelegenheid aan om er meer tijd aan te besteden mensen te helpen inzien waarom de tijden zo moeilijk zijn en waarom wij Gods koninkrijk nodig hebben.

Welk aandeel hebben jonge verkondigers hieraan? Hier volgt een voorbeeld: Een zuster in Finland was met haar vijfjarige dochtertje in de velddienst. Zij troffen een man die uit vooroordeel niet met de zuster wilde praten. Maar toen haar dochtertje hem een traktaat gaf, kon hij dat niet weigeren. Toen later zijn vrouw het traktaat op de keukentafel zag liggen, las zij het. Wat daarin over de hoop op het Paradijs gezegd werd, beviel haar. Zij bestelde het Eeuwig leven-​boek bij het Genootschap en begon erin te lezen. Toen er weer verkondigers bij haar aan de deur kwamen, werd er een bijbelstudie opgericht. Haar man verzette zich daartegen. Maar nadat hij gezien had hoe in twee dagen een Koninkrijkszaal werd gebouwd, zei hij: „Als Jehovah’s Getuigen zulke dingen kunnen doen, moet er iets veel groters achter de organisatie zitten.” Ook hij begon te studeren en zij werden beiden na één jaar gedoopt.

Veel gemeenten in Portugal bewerken hun gebied elke week, en nog steeds vinden zij met schapen te vergelijken personen. Een zuster vertelt: „Elke morgen voordat ik in de velddienst uittrek, bid ik tot Jehovah om mij te helpen iemand te vinden die er belangstelling voor heeft de bijbel te bestuderen.” Op een dag trof zij regelingen voor een studie met het personeel van een kapperszaak. Toen de studie later werd verplaatst en bij de zuster thuis werd gehouden, kwam er maar één persoon opdagen. Ze zei: ’De anderen hebben geen belangstelling, maar ik wel.’ Binnen een maand leidde zij zelf twee studies. Zij werd kort daarna gedoopt en ging in de pioniersdienst.

Hoewel een paar in Zweden volgens zigeunergebruik getrouwd was, huwden zij in overeenstemming met de Zweedse wet, en in 1992 boden zij zich aan voor de doop als Jehovah’s Getuigen. Dank zij het respect dat de man bij andere zigeuners geniet, heeft hij veel bijbelstudies kunnen oprichten. In januari 1993 leidde hij 21 studies. Een van die studies betrof een groep die zo groot was dat hij verzocht de Koninkrijkszaal te mogen gebruiken. Toen de kringopziener met hem meeging naar de studie, zaten er 26 volwassen zigeuners in het vertrek, in afwachting van de studie. Maar de nieuwe broeder zei: „Ik snap niet waar iedereen vanavond is. Gewoonlijk zitten wij hier met tussen de veertig en vijftig personen.” De studie werd in drie talen gehouden — Zweeds, Kroatisch en Romani. Wat deze mensen nog meer aanspreekt dan de zegeningen van de nieuwe wereld is Gods liefde en ook de onpartijdige en onbevooroordeelde houding die nu reeds onder Jehovah’s volk duidelijk aan het licht treedt.

Om dubbel werk te voorkomen en de beschikbare middelen zo goed mogelijk te gebruiken, zijn er in het werk op een aantal bijkantoren ingrijpende veranderingen doorgevoerd. Nederland en Zwitserland waren hierbij betrokken. Het bijkantoor in Nederland zorgt voor de vertaling van lectuur in het Nederlands; ook coördineert het de produktie en distributie van videocassettes voor Europa. Maar het drukken van Nederlandse tijdschriften en ook de opslag en verzending van lectuur voor Nederland worden nu behartigd door het bijkantoor in Duitsland. Zo geschiedt ook het drukken en verzenden van lectuur dat voorheen in Zwitserland gebeurde nu in Duitsland. Enkelen van de Bethelfamilie die in Emmen (Nederland) dienden, boden zich vrijwillig aan om op andere bijkantoren te helpen, en zo werden er twee toegewezen aan Groot-Brittannië, vier aan Duitsland en zeven aan Nigeria, waar de twee vierkleurenpersen uit Nederland worden geïnstalleerd. De uitrusting uit Zwitserland zal worden gebruikt om het drukken op de Filippijnen te moderniseren en een echtpaar uit Zwitserland zal daar een poosje gaan helpen. Een andere broeder uit Zwitserland wordt naar Nigeria overgeplaatst. Anderen zullen weer als pionier gaan dienen.

Onze broeders geven al meer dan 100 jaar getuigenis in Ierland, en hun geduldige volharding blijft vruchten afwerpen. Een verkondigster in Tipperary richtte een bijbelstudie op bij een plaatselijke bewoner, Michael. Maar na verloop van tijd probeerde hij de verkondigster te ontlopen. Toen zij besefte wat er aan de hand was, ging zij met nog een zuster naar het café, in de hoop hem daar aan te treffen, omdat zij meenden dat hij echte belangstelling had. Toen zij het café binnenstapten, verstomden plotseling alle gesprekken; iedereen wist wie de zusters waren. De verkondigsters herinnerden Michael alleen maar aan de studieafspraak. Toen zij weg waren, probeerde hij dit te verdoezelen door tegen de andere mannen te zeggen: „Dat is waar ook, ik had haar fornuis moeten repareren en dat ben ik totaal vergeten!” Maar hij besefte dat hij de zusters niet meer kon ontwijken.

Daarna maakte Michael goede vorderingen. Hij trouwde met May, die, hoewel zij aanvankelijk wantrouwend stond tegenover de hartelijke belangstelling van de zusters, er toch mee instemde te studeren. Toen begonnen Michael en May het geleerde met May’s zuster Breda te delen. In 1993 werden zij alle drie gedoopt. Intussen begonnen May’s broer en diens vriendin en ook Michaels jongere broer en diens vrouw te studeren en de vergaderingen bij te wonen. Door de volharding van onze zuster trekken nu dus zeven personen profijt van de waarheid.

De vijfjarige Sara in Oostenrijk is een heel spontaan kind en spreekt dikwijls mensen aan die haar huis passeren. Bij één gelegenheid vroeg zij nadrukkelijk aan een jonge vrouw: „Rookt u?” Toen de vrouw hierop ontkennend antwoordde, stond Sara klaar met haar volgende vraag: „Bent u een van Jehovah’s Getuigen?” Ietwat verbluft antwoordde de vrouw: „Ja!” Dit bracht haar ertoe met Sara’s moeder te spreken. Zij legde uit dat zij, hoewel zij als Getuige was grootgebracht, alle contact verloren had. Zij vroeg Sara’s moeder haar te bezoeken. Hoe waar zijn de woorden uit Mattheüs 21:16: „Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt gij u lof bereid”!

Op 24 maart 1993 heerste er onder Jehovah’s Getuigen in Slowakije grote vreugde toen de religieuze vereniging van Jehovah’s Getuigen wettelijk werd geregistreerd, waarmee officieel een eind kwam aan een verbod dat meer dan 43 jaar geleden van kracht was geworden. Dit werd op 1 september gevolgd door een soortgelijke actie in Tsjechië. Er zijn in deze landen veel mensen die teleurgesteld zijn in religie en politiek. Sommigen van hen zijn op zoek naar de waarheid. Dit was het geval met een bejaard echtpaar in Bobron na Orave (Slowakije). De vrouw had de priester vragen gesteld over de bijbel, maar hij had geantwoord: „Hanka, zoek jij maar een beter boek om te lezen.” Maar zij en haar man gingen ermee door de bijbel te lezen. Zij brachten veranderingen in hun leven aan om het in overeenstemming te brengen met de dingen die zij leerden. Om hun geestelijke honger te stillen, hadden zij abonnementen op een aantal religieuze tijdschriften genomen. Nu stemden zij ermee in met de Getuigen de bijbel te bestuderen. Zoals de vrouw later zei, had zij vanaf het begin van haar gesprek met de pioniers het gevoel dat God zelf hen had gestuurd.

Midden- en Zuid-Amerika

„Ziet! Míjn knechten zullen een vreugdegeroep aanheffen wegens de goede hartetoestand” (Jes. 65:14). Deze goede geestelijke hartetoestand blijkt duidelijk onder Jehovah’s Getuigen in Mexico. Ondanks de verenigde tegenstand van de Katholieke Kerk registreerde de regering van Mexico op 7 mei 1993 onze twee religieuze verenigingen: La Torre del Vigía, A.R. en Los Testigos de Jehová en México, A.R. Vanaf die datum werden Jehovah’s Getuigen een officieel erkende religie. Zij zien er nu naar uit borden bij hun Koninkrijkszalen aan te brengen, waardoor deze voor het eerst openlijk worden geïdentificeerd.

Het afgelopen jaar werden er 445 nieuwe gemeenten gevormd. Het totale aantal verkondigers bedroeg in juni 375.351. Het aantal aanwezigen op de Gedachtenisviering was 1.349.998. Naarmate het aantal verkondigers toeneemt, wordt het gebied vaker bewerkt. In één veelvuldig bewerkt gebied kwamen twee zusters bij een huis waar de geïrriteerde huisbewoonster uitriep: „Ik heb jullie al gezegd dat ik niet wil dat jullie bij mij aan de deur komen met jullie boodschap. Waarom kunnen jullie daar niet op letten?” Een van de zusters antwoordde: „Tja, wij zijn met veel predikers. U hebt het ongetwijfeld wel tegen sommigen van ons gezegd. Maar wij kunnen er wel voor zorgen dat er niemand meer bij u komt. Wilt u ons alstublieft uw naam en complete adres opgeven, dan geven wij deze informatie door aan alle Getuigen in dit gebied en dan komt er niemand meer bij u aan de deur.” Daarop zei de huisbewoonster: „Nee, zover hoeven jullie nu ook weer niet te gaan. Jullie mogen hier best komen, maar dan niet zo vaak alsjeblieft.” Kort daarop ontmoetten de zusters dezelfde vrouw in de Koninkrijkszaal. Wat was er gebeurd? Toen er weer een verkondigster bij haar aan de deur kwam, had zij erin toegestemd de bijbel te bestuderen!

Hoewel Frans Guyana de kleinste bevolking van alle landen in Zuid-Amerika heeft, gedijen de geestelijke belangen hier uitstekend. In april berichtte het bijkantoor zijn 21ste achtereenvolgende hoogtepunt in verkondigers, en zij staan elke maand gemiddeld 14,5 uur per verkondiger in de velddienst. Ook in dit land ’is de kleine tot duizend geworden’, en zij zijn blij deel uit te maken van de „machtige natie” die wereldwijd Jehovah looft. — Jes. 60:22.

De tegenstelling tussen Getuigen en anderen trekt hen die rechtvaardigheid liefhebben aan. Een bejaarde zuster in Caracas (Venezuela) ging naar de bank om geld te halen. Zonder het te tellen, stopte zij het in haar tas. Maar toen zij thuiskwam, ontdekte zij dat de kassier haar 1200 bolívares ($13) te veel had gegeven. Zij belde de bank op en zei tegen de kassier dat hij het haar moest laten weten als hij aan het eind van de dag ontdekte dat hij geld miste. Om vijf uur ’s middags kwam hij naar het huis van de zuster en zei dat hij 1200 bolívares miste. Toen de zuster hem het geld overhandigde, riep hij uit: „Dit is de eerste keer dat iemand zoiets doet! Ik had mijn baan wel kunnen verliezen.” De zuster maakte toen en bij volgende bezoeken aan de bank gebruik van de gelegenheid om getuigenis te geven. Weldra werd er bij die jonge man een bijbelstudie opgericht en nu bezoekt hij de vergaderingen in de Koninkrijkszaal.

De pioniers in Chili zijn zich er goed van bewust dat Jehovah het werk leidt wanneer zij prediken (1 Kor. 3:9). Een echtpaar in het zuiden van Chili begaf zich na negen uur in afgelegen gebied te hebben gewerkt, huiswaarts. Op de hoofdweg reed de laatste bus naar Antuco hun voorbij. Zij waren moe en hongerig en hadden een wandeling van veertig kilometer bergopwaarts voor de boeg. Het werd donker en koud. Ook andere voertuigen reden voorbij alsof het echtpaar niet bestond. Onder het lopen vroegen zij zich af wat Jehovah voor hen in gedachten had. Toen hield, zonder dat zijzelf een teken gegeven hadden, een bus die de andere kant op ging voor hen stil; dus stapten zij in. Toen zij bij een stad kwamen en uitstapten, schoot hun te binnen dat zij daar enkele maanden voordien een echtpaar hadden ontmoet. Zouden die misschien iemand kennen die een voertuig had en hen naar Antuco zou willen brengen? De heer des huizes had een beter idee: „Waarom blijven jullie niet bij ons logeren?”

Toen de pioniers het aanbod aannamen, was de vrouw des huizes opgetogen en riep uit: ’Nu hebben wij jullie helemaal voor onszelf en kunnen jullie onze vragen beantwoorden!’ En wat een vragen hadden zij — over Jehovah, de gezalfden, de getrouwe slaaf, de grote schare, het wilde beest, enzovoort! Het echtpaar had het Eeuwig leven-​boek genomen en bestudeerd tot zij het vrijwel uit het hoofd kenden. O, wat hadden zij gebeden dat iemand hen zou helpen er meer van te begrijpen! „En daar zijn jullie nu!” Na een lang en voldoening schenkend gesprek zette het gastvrije gezin hun een heerlijke maaltijd voor en bood hun toen een behaaglijk bed aan. Wat waren die pioniers dankbaar dat Jehovah hen op deze wijze had gebruikt!

Soms is niet argumenteren maar vriendelijkheid de beste methode om door de harde bolster van tegenstanders heen te dringen. Zoals Spreuken 25:15 zegt: „Een zachte tong — die kan het gebeente breken.” Brumilda Castillo, een Getuige die vroeger non was, kwam bij een vroom katholiek gezin in Ecuador aan de deur. Toen de vrouw de Getuige zag, slingerde zij haar allerlei beschuldigingen naar het hoofd. Onze zuster probeerde niet de aantijgingen te weerleggen; zij glimlachte gewoon, bedankte de vrouw en zei dat zij een andere keer vast wel met haar zou kunnen praten. Toen onze zuster wegliep, kwam zij de echtgenoot tegen, die niet alleen net zo reageerde als zijn vrouw maar zuster Castillo ook sommeerde van zijn erf af te gaan. Weer glimlachte zij, bedankte hem en zei dat zij hoopte een andere keer met hem te kunnen praten. Toen de man en zijn vrouw het voorval bespraken, stonden zij versteld. Hoe kon zij glimlachen en hen bedanken terwijl zij haar zo hadden afgesnauwd? Zij waren zo onder de indruk dat de man de volgende Getuige die aan de deur kwam binnenliet. De Getuige nodigde hen uit voor een vergadering, en zij kwamen. En wie was de eerste die hen kwam begroeten? De zuster tegen wie zij zo lelijk hadden gedaan. Zij putten zich uit in verontschuldigingen, en de zuster maakte van de gelegenheid gebruik om er een begin mee te maken hen geregeld te bezoeken.

Op een dag wilde de man weten wat zij van een kapel vond die hij op zijn erf had gebouwd en vol beelden had gezet. Zij vroeg of hij boos op haar zou worden als zij hem de waarheid vertelde. „Natuurlijk niet”, antwoordde hij. „Zult u doen wat de bijbel zegt dat u behoort te doen?”, vroeg zij. „Vandaag nog”, beloofde hij. Dus liet zij hem zien wat zijn katholieke bijbel over het gebruik van beelden zei. Daarop zei hij: „U moet mij helpen al die beelden weg te doen.” Het kostte vier dagen ze allemaal weg te halen en te verbranden.

Allen die dienstknechten van Jehovah worden, moeten de nieuwe persoonlijkheid aandoen. Voor sommige mensen kan die opgaaf echter onmogelijk lijken. In het noordoosten van Brazilië had een jonge man die erin toestemde de bijbel te bestuderen een bijzonder slechte reputatie. Zijn familie zei dat er bijna elke dag wel iemand bij hen aan huis kwam om schulden te innen die hij bij het drinken had gemaakt. Zijn ouders leefden voortdurend in angst dat hij vermoord zou worden. Iedereen zei tegen de pioniers die de studie leidden: „Jullie verknoeien je tijd met hem. Hij verandert nooit.” Maar „het woord van God is levend en oefent kracht uit” (Hebr. 4:12). Toen de man ophield met drinken en met zijn immorele gedrag was het hele stadje onder de indruk. Zijn ouders riepen uit: „De vrede is in ons huis teruggekeerd!” Dank zij de veranderingen die hij aanbracht, bestuderen nu nog drie anderen van zijn familie de bijbel en bezoeken de vergaderingen.

Noord-Amerika en de Caribische eilanden

Bij meer dan één gelegenheid beklemtoonde Jezus hoe belangrijk het is onze naaste lief te hebben als onszelf. Die liefde kan op vele manieren worden getoond. Een zuster op Martinique schrijft: ’Toen ik op een ochtend naar mijn werk reed, gaf ik een lift aan een jonge vrouw die er niet gezond uitzag. Onderweg naar de stad sprak ik met haar over Gods voornemen en de zegeningen van de nieuwe wereld. Ze zei dat haar moeder een van Jehovah’s Getuigen was, maar dat zij het in haar eigen leven heel moeilijk had en dat zij niet geloofde dat God iets kon doen om haar omstandigheden te verbeteren. Ik stelde haar voor één maand de bijbel met mij te bestuderen en daar ging zij op in. Na afloop van de maand vroeg ik haar of zij wilde doorgaan. „Nou en of”, antwoordde zij.

Haar gezinsomstandigheden waren verschrikkelijk. Toen haar man, die er een andere vrouw op na hield, haar later het huis uit stuurde, hielp ik haar en haar kinderen. Na verloop van tijd vertrok zij van Martinique naar Frankrijk, waar haar een baan was aangeboden.

Enige tijd later kwam haar man bij mij aan de deur. Eerst was ik bang. Maar hij was diep onder de indruk geweest van de verandering in zijn vrouw en van mijn gedrag. Hij kwam om een bijbelstudie vragen.’

Een pionierster op Jamaica die tevens onderwijzeres is, zegt dat zij door belang te stellen in mensen en vriendelijk voor hen te zijn hen dikwijls ook geestelijk kan helpen. Zij merkte op dat enkele leerlingen aan de instelling waar zij werkte moeilijkheden hadden met een bepaald onderwerp en daarom gaf zij hun vriendelijk wat extra hulp. Om hen te helpen de waarde van onderwijs in te zien, gebruikte zij ook materiaal uit het Jonge mensen vragen-​boek. Door wat zij deed, veranderde de houding van degenen die het waarnamen. Het resultaat was dat zij vier bijbelstudies kon oprichten en behoorlijk wat lectuur kon verspreiden.

Teneinde het getuigeniswerk in geïsoleerde dorpen te bespoedigen, gebruikt het bijkantoor van Alaska een vliegtuig dat de broeders pas hebben aangeschaft en dat beter voor het werk geschikt is dan het oude toestel. Het tempo van de prediking in deze dorpen ligt ongeveer tweemaal zo hoog als in de jaren daarvoor.

Toen twee verkondigers een huis in de Dominicaanse Republiek bezochten, zagen zij binnen een echtpaar in gebed geknield liggen. Zij wachtten tot het echtpaar klaar was met bidden en klopten vervolgens opnieuw. Toen de mensen aan de deur kwamen, werden de verkondigers begroet met de woorden: „Dank u wel, God, dat u ons gebed hebt verhoord.” Gretig aanvaardden zij het aanbod van hulp bij het bestuderen van de bijbel. Twee dagen later, toen schriftplaatsen werden besproken waarin het gebruik van afgodsbeelden werd veroordeeld, verontschuldigden zij zich prompt en verzamelden alle beelden die zij in huis hadden (Deut. 7:25). Zich tot zijn vrouw wendend, vroeg de man: „Zijn wij voor Jehovah of voor de Duivel?” „Jehovah”, antwoordde zij. Daarop verbrandden zij alle beelden die zij hadden — en dat waren er heel wat. Geestelijk gesproken zijn de velden in de Dominicaanse Republiek wit om geoogst te worden en de laatste jaren zijn de plaatselijke Getuigen heel blij geweest met de komst van meer dan 150 Getuigen uit het buitenland die bij het bijeenvergaderingswerk helpen.

Eilanden in de Grote Oceaan

Voor onze broeders op de Filippijnen was 1 maart 1993 een belangrijke dag. Op die dag vernietigde het Hooggerechtshof eenstemmig een uitspraak die dat hof in 1959 had gedaan. Het bevestigde het recht van Jehovah’s Getuigen „om wegens hun religieuze opvattingen te weigeren de Filippijnse vlag te groeten”. Leerlingen mochten derhalve niet van hetzij openbare of particuliere scholen geweerd worden omdat zij zich er om religieuze redenen van weerhielden de vlag te groeten, het volkslied te zingen en een voorgeschreven patriottische eed op te zeggen.

Een zuster op het eiland Guam, die full-time werelds werk verricht, wilde haar bediening uitbreiden. Zij verlangde ernaar ook zelf de vreugde te smaken van de verkondigers die ervaringen vertelden over vruchtbare bijbelstudies. Vele malen bad zij daarover tot Jehovah. Toen zij haar omstandigheden nog eens onder de loep nam, ging zij zich realiseren dat er misschien wel mogelijkheden voor bijbelstudies waren op de plaats waar zij elke dag werkte. Na Jehovah om moed en steun te hebben gevraagd, begon zij met haar collega’s te praten. Eerst was het moeilijk; degenen die belangstelling toonden, werden door de anderen bespot. Zij bereidde zich goed voor om verschillende mensen met het goede nieuws te bereiken, en zij merkte dat het gebed een belangrijk onderdeel van haar voorbereiding vormde. Toen er wereldse feestdagen op komst waren, legde zij uit wat voor haar de schriftuurlijke basis was om daar niet aan mee te doen. Zij zocht naar lectuur die voor iedere persoon afzonderlijk in het bijzonder geschikt zou zijn. In één geval las zij eenvoudig in stilte in haar bijbel waar een collega haar kon zien. En ja hoor, de jonge vrouw werd nieuwsgierig en er werd een studie opgericht. Langzaam begon zij progressieve bijbelstudies op te bouwen. Toen zij naar een andere afdeling werd overgeplaatst, leverde dat nieuwe gelegenheden op. Een van haar bijbelstudenten stelde haar voor aan een goede vriendin die ook belangstelling toonde en die op haar beurt met haar moeder, broer en schoonzuster praatte. Zij allen studeerden op geregelde basis. Er was zo veel belangstelling dat onze zuster andere verkondigers moest vragen haar te helpen zorg voor hen te dragen. Ja, onze zuster heeft geleerd dat informeel getuigenis geven positieve resultaten kan opleveren en veel vreugde geeft.

Toen een verkondiger in de tienerleeftijd op een begraafplaats in Australië was, zag hij een Filippijnse vrouw die bij een graf stond te huilen. Hij sprak haar aan en wees op de inscriptie op de grafsteen van zijn grootvader: „Slapend wachtend op een opstanding”. Dit baande de weg voor een verder getuigenis. Er werden regelingen getroffen om haar de volgende week op dezelfde plek te ontmoeten, maar zij kwam niet opdagen. De jonge verkondiger hield vol. Hij en zijn moeder pluisden overlijdensberichten in de plaatselijke krant na tot zij een naam vonden die Filippijns leek. Door het telefoonboek op het goede spoor gezet, legden zij contact. De vrouw legde uit dat zij zich door vervoersproblemen niet aan de afspraak had kunnen houden. Maar zij was beslist geïnteresseerd en er werden regelingen voor een bijbelstudie getroffen. Intense belangstelling voor mensen gecombineerd met volharding werpt goede resultaten af.

Landen waar de omstandigheden gunstiger zijn geworden

De afgelopen vijf jaar hebben er verbazingwekkende veranderingen plaatsgevonden. In minstens 35 landen zijn hindernissen uit de weg geruimd zodat de Koninkrijksboodschap openlijker kan worden bekendgemaakt. In veel van deze landen zijn verbodsbepalingen opgeheven of is de religieuze vereniging van Jehovah’s Getuigen wettelijk geregistreerd. Wat een enorm uitgestrekt veld is hierdoor ontsloten! Wat wordt er gedaan om het te bewerken?

Naar Estland zijn twaalf zendelingen gestuurd, en tevens twintig speciale pioniers uit Finland. Verder zijn ten minste 200 andere verkondigers naar Estland verhuisd om te dienen in gebieden waar de behoefte groter is. De broeders berichten: „De bevolking van Estland wil heel graag over de bijbel spreken. Bijna iedereen is blij met de boodschap.”

In Maardu (Estland) kregen de broeders gratis een stuk grond waarop zij hun Koninkrijkszaal konden bouwen, maar er werden door de burgemeester bepaalde voorwaarden aan verbonden: (1) Zij moesten het parkje naast de zaal opknappen; (2) de Koninkrijkszaal moest op 15 oktober 1993 voltooid zijn; (3) de vergaderingen moesten voor alle inwoners van de stad toegankelijk zijn; en (4) de Getuigen moesten de inwoners van Maardu de bijbelse boodschap brengen en hun de juiste levenswijze leren. Maar al te graag stemden de broeders met alle vier de vereisten van de burgemeester in!

Sinds het werk van Jehovah’s Getuigen in Kaapverdië in 1991 wettelijk werd geregistreerd, zijn er tien zendelingen aan dit gebied toegewezen. Wat voor resultaten boeken zij? Eén zendelingenechtpaar bericht dat zij studies leiden bij zeventig personen, van wie er sommigen na slechts twee of drie maanden gestudeerd te hebben, zelf studies bij anderen begonnen te leiden. Een geïsoleerde groep van zes verkondigers was overgelukkig toen er 150 personen naar een lezing van de kringopziener kwamen luisteren. En de nationale televisie bracht verslag uit van de bouw van de eerste Koninkrijkszaal in dit land.

Op 8 januari 1993 besliste het Hooggerechtshof in Zaïre dat het verbod op Jehovah’s Getuigen onwettig was. Dat jaar hadden 75.944 verkondigers daar een aandeel aan de velddienst. Zij leidden 163.454 huisbijbelstudies. Verder waren er 310.088 aanwezigen op de Gedachtenisviering.

Meer dan 25 jaar geleden weigerde de Kambodjaanse regering de visa van George en Carolyn Crawford te verlengen, zodat zij die zendingstoewijzing moesten verlaten. Nadien zijn er voor het grootste deel van de tijd geen Getuigen in Kambodja geweest. Vorig jaar werd broeder Crawford echter vriendelijk ontvangen door het hoofd van het Kambodjaanse Ministerie van Religie. Deze functionaris wilde weten in welk opzicht het Kambodjaanse volk er baat bij zou hebben als onze zendelingen weer in het land werden toegelaten. Andere religieuze groeperingen beloofden materiële voordelen. Maar broeder Crawford legde uit dat Jehovah’s Getuigen de mensen leren volgens bijbelse wetten en beginselen te leven en dat dit geestelijke, morele en praktische voordelen afwerpt en ook hoe degenen die dit doen betere burgers worden. Daar was de minister mee ingenomen. Twee zendelingen mochten onmiddellijk het land binnenkomen, terwijl er nog meer zouden mogen volgen. Op 20 januari 1993 werd er een brief ontvangen waarin het Wachttorengenootschap toestemming werd verleend om in de hoofdstad, Phnom Penh, een kantoor te openen ten behoeve van de prediking van de christelijke „Jehovah”-religie.

Na een veertigjarig verbod op Jehovah’s Getuigen in Roemenië werd hun in 1990 wettelijke erkenning verleend. Zij hebben een goed gebruik gemaakt van hun veranderde omstandigheden. Het afgelopen jaar is het aantal Koninkrijksverkondigers met vijftien procent toegenomen. Er zijn al 130 Koninkrijkszalen hetzij gebouwd of in aanbouw. Sommige verkondigers hebben het initiatief genomen om naar gebieden te gaan waar geen Getuigen waren. In september 1991 verhuisden twee pioniersters naar het stadje Urziceni, 57 kilometer van Boekarest. Op dat moment waren er geen Getuigen in deze stad; nu zijn er tien gedoopte verkondigers en hebben 66 personen de Gedachtenisviering bijgewoond. Wie leidt de vergaderingen? Eerst organiseerden en leidden de zusters ze. Nu reist een dienaar in de bediening, een broeder van bijna tachtig jaar, driemaal per week dertig kilometer om de vergaderingen te leiden. Eenmaal per maand houden ouderlingen uit Boekarest een openbare lezing en leiden zij de Wachttoren-studie voor de groep.

Zelfs in sommige landen waar Jehovah’s Getuigen nog steeds verboden zijn, kunnen zij hun bediening met minder belemmeringen voortzetten. In een van deze landen bewerken de verkondigers hun gebied nu grondiger en bezoeken zij elk huis in plaats van kriskras door het gebied te gaan om niet ontdekt te worden. In één stad hielden de autoriteiten een groep verkondigers aan, controleerden hun identiteitspapieren en namen hun een verhoor af. De broeders legden uit dat zij bijbelstudenten waren en dat zij met anderen wilden delen wat zij leerden. De autoriteiten boden hun excuses aan dat zij hen hadden lastig gevallen en lieten hen gaan. Het was een vreugdevolle dag van theocratische dienst.

In een ander land waar Jehovah’s Getuigen wreed mishandeld werden, vergaderen en prediken zij de laatste tijd wat openlijker. Dit is Malawi. Voorheen zetten zij als zij een kleine kringvergadering hielden een schutting van gras om het huis zodat het licht van de lampen van buiten niet te zien zou zijn. Maar in één kring werd het hun duidelijk dat plaatselijke ambtenaren die op de hoogte waren van hun vergaderingen niet langer tegen hen in actie kwamen; dus bij een onlangs gehouden kringvergadering bouwden zij geen schutting en zongen zij zelfs liederen. Toen in een ander gebied een broeder op de markt aan het prediken was, zei een plaatselijke ambtenaar die hem zag: „Wees maar niet meer bang voor ons. Wij willen dat jullie prediken, en zelfs wij zouden deel van jullie gemeenschap moeten uitmaken.” In weer een ander gebied aanvaardde een man die net als Saulus van Tarsus een leider was geweest van degenen die de Getuigen vervolgden, een bijbelstudie. Weldra gingen ook anderen meedoen en het aantal studerenden steeg tot 26. Nadat de eerste man gedoopt was, steeg het aantal dat als gevolg van zijn veranderde handelwijze studeerde tot 66. Op 12 augustus 1993 werd het 26-jarige verbod op Jehovah’s Getuigen in Malawi ten slotte opgeheven. Wat een reden tot vreugde!

De ontwikkelingen in Albanië zijn werkelijk aanmoedigend. Eind oktober 1992 werden zestien speciale pioniers uit Italië en vier uit Griekenland naar Albanië gezonden. Na één week in Albanië hadden zij, hoewel zij de taal nog maar net begonnen te leren, negentig bijbelstudies opgericht! In Gjirokastër was een radio-omroeper zo onder de indruk van wat hij van een van de speciale pioniers leerde, dat hij over de radio aankondigde: „U zult thuis bezoek krijgen van Jehovah’s Getuigen. Zij zullen bespreken hoe u een gelukkig gezinsleven kunt behouden en zullen u leren wat de bijbel zegt. Doe de deur voor hen open. Luister naar hen.”

Sinds in 1990 het verbod op Jehovah’s Getuigen in Benin werd opgeheven, zijn drommen mensen naar de vergaderingen van Jehovah’s Getuigen gestroomd. Het afgelopen jaar werd de Gedachtenisviering door 15.951 personen bijgewoond — bijna vijfmaal het aantal verkondigers. Eén gemeente met 37 verkondigers had 698 aanwezigen!

In 1992 werden de laatste stappen gedaan om wettelijke erkenning te verlenen aan Jehovah’s Getuigen in Togo en aldus een eind te maken aan het verbod dat in 1978 was opgelegd. Duizenden mensen wilden graag met Jehovah’s Getuigen de bijbel bestuderen. In 1993 leidden de 7125 verkondigers 19.014 huisbijbelstudies. In Lomé, de hoofdstad, zijn 4200 verkondigers in 33 gemeenten, die in zes Koninkrijkszalen vergaderen. Zij hebben dringend meer vergaderplaatsen nodig. Hoewel er politieke beroering heerste, als gevolg waarvan zo’n 300.000 vluchtelingen uit Lomé naar naburige landen uitweken, trof het Besturende Lichaam regelingen om daar op 1 juni 1993 een nieuw bijkantoor in werking te stellen. Wat een aanmoediging voor de broeders in Togo!

In februari 1993 werd het al 23 jaar bestaande verbod op Jehovah’s Getuigen in Kameroen opgeheven. In een commentaar op dit regeringsbesluit schreef een Kameroense krant over Jehovah’s volk: „In maatschappelijk opzicht leggen zij een gedrag aan de dag dat niets gemeen heeft met de huichelarij van de mensen om hen heen, . . . zij prediken door hun voorbeeld.” Het blad voegde eraan toe dat, nu de Getuigen vrijheid van aanbidding was verleend, „alle oude kerken van de christenheid met een formidabele uitdaging geconfronteerd worden”. Ondanks het langdurige verbod zijn er in Kameroen 19.268 Getuigen en de Gedachtenisviering daar werd het afgelopen jaar door 67.671 personen bijgewoond.

En hoe staat het met de landen die tot de voormalige Sovjet-Unie behoorden? Zoals reeds is opgemerkt, werden in 1993 in dat deel van de wereld enkele van de meest opwindende congressen gehouden. In twaalf van deze landen hebben onze broeders het afgelopen jaar in totaal 14.180.165 uur aan de bekendmaking van het Koninkrijk besteed, werden er 14.973 nieuwe discipelen gedoopt en kwamen ten tijde van de Gedachtenisviering 256.242 personen bijeen om de dood van Jezus Christus te gedenken. Ja, het is heel duidelijk dat ook deze landen goed vertegenwoordigd zullen zijn in de ’grote schare uit alle natiën en stammen en volken en talen’ die de komende grote verdrukking zal overleven met het vooruitzicht op eeuwig leven in Jehovah’s rechtvaardige nieuwe wereld. — Openb. 7:9, 14.