Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wereldbericht

Wereldbericht

Wereldbericht

Afrika en naburige eilanden

Het werelddeel Afrika is opgedeeld in tientallen landen. Deze zijn verder verdeeld naar stam en taal. Uitbarstingen van geweld tussen etnische groepen zijn niet ongewoon. Maar er zijn meer dan 636.000 mensen uit deze natiën, stammen en taalgroepen die verenigd zijn in de aanbidding van de ware God, Jehovah. Zij dringen er bij anderen op aan ’God te vrezen en hem heerlijkheid te geven’, en velen reageren met waardering op deze aanmoediging. — Openb. 14:6, 7.

Sommigen die diep verwikkeld waren in plaatselijk bijgeloof en toverij hebben zich aan dat alles ontworsteld om Jehovah te dienen. In Zuid-Afrika werden Getuigen, toen er in antwoord op hun kloppen een deur openging, geconfronteerd met een vrouw gehuld in de complete uitrusting van een Sangoma (toverdokter). Zij wilden zich haastig uit de voeten maken, maar de vrouw stond erop dat zij vertelden waarvoor zij kwamen. Een van de Getuigen gebruikte Deuteronomium 18:10-12 om te laten zien wat de bijbelse kijk op spiritistische praktijken is. De toverdokter nam het aanbod van een bijbelstudie aan. Ze zei dat indien een studie van de bijbel haar ervan zou overtuigen dat Jehovah niet wenste dat zij een Sangoma was, zij ermee zou ophouden.

Nadat zij, met de bijbel ernaast, hoofdstuk 10 in het boek U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven had bestudeerd, verbrandde zij al haar spullen die met toverij te maken hadden en begon de vergaderingen in de Koninkrijkszaal bij te wonen. Hoewel zij wettig getrouwd was, leefde zij al zeventien jaar gescheiden van haar man. Nu zag zij er de noodzaak van in die situatie te corrigeren. Beiden zijn nu opgedragen, gedoopte Getuigen.

Voor het afgelopen jaar of daaromtrent zijn enkele van de meest opwindende ontwikkelingen uit Malawi te melden. Wat waren Jehovah’s Getuigen in de hele wereld verheugd toen zij hoorden dat op 12 augustus 1993 het al 26 jaar durende verbod op Jehovah’s Getuigen in Malawi was opgeheven! Op 15 november 1993 werd dit gevolgd door de registratie van de Watch Tower Bible and Tract Society en op 25 februari 1994 door de opheffing van het verbod op lectuur van Jehovah’s Getuigen. Het is interessant dat slechts enkele weken na de registratie van het Genootschap het hoofdkwartier van de Malawi Young Pioneers, die Jehovah’s Getuigen zo hardvochtig hadden bejegend, werd verwoest. Al hun kantoren werden gesloten en velen van hen werden door het leger opgespoord en gedood. Anderen vluchtten voor hun leven naar Mozambique.

De broeders in Malawi leren opnieuw van huis tot huis te gaan, lectuur aan te bieden en huisbijbelstudies op te richten. Onmiddellijk na de opheffing van het verbod op de lectuur van het Genootschap werden er regelingen getroffen voor een nationale veldtocht in april, waarbij de verkondigers in drie talen het traktaat Wat geloven Jehovah’s Getuigen? verspreidden. Er werden meer dan 1.000.000 van deze traktaten verspreid.

Meer dan dertig jaar lang is het handjevol ware christenen in São Tomé e Príncipe voor de westkust van Afrika vervolgd, geslagen en in de gevangenis geworpen omdat zij bijeenkwamen om de bijbel te bestuderen. Maar in 1993 werd aan Jehovah’s Getuigen daar religieuze vrijheid verleend. Vervolgens genoten zij in januari 1994 van een driedaags „Goddelijk onderwijs”-districtscongres in de mooiste, modernste, met airconditioning uitgeruste zaal van het land. Er werden zelfs fragmenten van het programma via de nationale radio uitgezonden.

Nadat het Hooggerechtshof in Zaïre de wettelijke status van Jehovah’s Getuigen had hersteld, werd het weer mogelijk districtscongressen in het land te houden. Met welke reactie? Een congres in Kinshasa aan het begin van het dienstjaar vulde het stadion met meer dan 70.000 bezoekers. Op de eerste zes „Godvruchtige vrees”-districtscongressen van 1994 bedroeg het totale aantal aanwezigen 120.127 en het doopcijfer 1155, terwijl er nog negentien congressen in deze reeks op het programma stonden.

In de gemeente Koumassi Prodomo (Ivoorkust) is een dienaar in de bediening die bekendstaat als een zeer zachtaardige broeder. Maar die reputatie heeft hij niet altijd gehad. Voordat hij de waarheid leerde kennen, was hij een zware drinker en roker, had hij slechte vrienden en was hij gewend zijn problemen met zijn vuisten op te lossen. Zij die hem voordien al kenden, getuigen dat je maar beter zijn vriend kon zijn of anders bij hem uit de buurt moest blijven. Maar hij zegt: „Jehovah had medelijden met mij.” Er werd een bijbelstudie met hem begonnen. Geleidelijk bracht hij veranderingen in zijn leven aan en mettertijd werd hij gedoopt. Maar hoe compleet was de verandering? Een maand voor zijn doop werd dit getoetst toen hij door een paar mannen werd aangevallen. Hij deed niets terug. Enkele weken na zijn doop gebeurde er weer zoiets. Weer bewees hij dat hij de oude persoonlijkheid die met zijn vroegere levenswandel overeenkwam, had afgelegd, dat hij nieuw gemaakt was in de kracht die zijn denken aandrijft, en dat hij werkelijk een nieuwe persoonlijkheid had aangedaan, die Jehovah’s geest weerspiegelt. — Gal. 5:22-24; Ef. 4:22-24.

Azië en eilanden in de Grote Oceaan

In de Oriënt en op de eilanden in de Grote Oceaan zijn er onder de 514.847 lofprijzers van Jehovah 152.343 die als pionier dienen.

In Japan besloot een pionier die ernaar streefde elke maand 100 nabezoeken te brengen, dat hij zelfs terug zou gaan naar mensen die bij zijn eerste bezoek geen belangstelling hadden getoond. Met dat doel voor ogen begon hij aantekeningen te maken over iedereen die hij bij het van-huis-tot-huiswerk tegenkwam, en hij bezocht hen dan binnen zeven dagen opnieuw. Iedere keer dat hij aan de van-huis-tot-huisprediking deelnam, probeerde hij ook vijf nabezoeken te brengen. Hij bereidde grondig voor wat hij zou zeggen en verrichtte zijn dienst met een volstrekt vertrouwen in de boodschap die hij bracht. Aan het eind van die maand had hij 241 van zulke bezoeken gebracht. Bij één daarvan kon hij een studie oprichten met iemand die zei: „Ik heb jullie altijd weggestuurd. Dit is de eerste keer dat ik ooit geluisterd heb.” Deze liefdevolle volharding wierp resultaten af. Aan het eind van de maand vermeldde zijn bericht in totaal tien bijbelstudies.

De afgelopen paar jaar hebben in Nieuw-Zeeland een toestroom van veel vreemdelingen, vooral uit Azië, te zien gegeven. Onlangs zijn er Koreaanse en Thaise studiegroepen opgericht, en de broeders verwachten binnenkort de oprichting van een Chinese gemeente in Auckland, waar volgens de berichten de Chinese bevolking tot meer dan 50.000 is gestegen. Andere steden op het Noord-Eiland, zoals Wellington en Palmerston North, melden eveneens veel belangstelling in de Chinese gemeenschappen.

Sommige bijbelstudenten hebben veel succes gehad doordat zij gehoor gaven aan de suggestie om hun verwanten met de waarheid in kennis te brengen. In T’ai-nan (Taiwan) begon een jonge huisvrouw aan een studie. Zij woont samen met een grote familie, van wie er velen een vooraanstaande positie in de Presbyteriaanse Kerk hadden. Vanwege de kritiek die haar kerk vaak op de Getuigen had omdat zij ’andere religies aanvielen’, vermeed zij dit zorgvuldig, maar concentreerde zich erop christelijke hoedanigheden tentoon te spreiden. Het was voor haar op de motorfiets zestien kilometer rijden naar de vergaderingen, maar zij was geregeld aanwezig. Weldra begonnen de veranderingen die zij in haar persoonlijkheid aanbracht haar familie op te vallen. Als resultaat hiervan en van haar tactvolle getuigenis, begon haar schoonzuster te studeren. Toen stemde haar man erin toe eens te zien wat zij aan het leren was. Vervolgens begonnen zijn broer en een nicht te studeren. Daarop toonde de schoonmoeder belangstelling voor de dingen die verschillende leden van de familie leerden. Toen gaf de jonge vrouw getuigenis aan haar ouders, die 320 kilometer ver weg wonen. Zij gingen studeren. De jonge vrouw, haar man en twee familieleden zijn nu gedoopt, verscheidene andere verwanten maken voortreffelijke vorderingen in het leren van de waarheid, en een ander echtpaar van dezelfde kerk heeft zich zojuist laten uitschrijven zodat zij aan het predikingswerk kunnen deelnemen. Wat een zegen van Jehovah omdat zij de waarheid zowel in woorden als door voortreffelijk gedrag aan anderen heeft aanbevolen!

Toen C. T. Russell, de eerste president van het Wachttorengenootschap, in 1912 een bezoek bracht aan Ceylon, zoals Sri Lanka in die tijd heette, was Matilda pas twaalf jaar oud. Zij prijkt, op de grond gezeten als tweede van rechts, op de foto op bladzijde 239 van het Verkondigers-boek. Later heeft zij met haar echtgenoot verscheidene jaren als speciale pionier gediend. Nu, 94 jaar oud, heeft zij het nog steeds druk met de prediking. Onlangs heeft zij een jaar in de hulppioniersdienst gestaan. Zij kan met behulp van een stok een beetje lopen — genoeg om profijt te trekken van de gelegenheden die zich voordoen als buren, vrienden, familieleden, verkopers, postboden of anderen bij haar aan de deur komen. Maar voor het leeuwedeel van haar predikingswerk is zij op de pen aangewezen. Zij haalt namen en adressen uit de overlijdensberichten in de krant en schrijft naar enkele daarvan. Wat is zij gelukkig als er waarderende antwoorden komen!

In Zuid-Korea is 31 procent van de Getuigen gewone pionier, en nog duizenden anderen nemen deel aan de hulppioniersdienst. Er zijn gebieden die vaak bewerkt worden. Maar de verkondigers krijgen met gerichte opmerkingen van slechts één zin positieve resultaten, zelfs aan huizen waar mensen zeggen dat zij geen belangstelling hebben. Tegen een katholieke vrouw die zei dat zij niet wilde luisteren, zei een zuster: „Ik weet niet welke hoop u hebt maar” — wijzend op het traktaat Leven in een vredige nieuwe wereld — „ik heb de hoop in zo’n vredige nieuwe wereld te leven.” Toen een bejaarde dame zei dat zij geen belangstelling had, wees een zuster op hetzelfde traktaat en vroeg: „Als u werd uitgenodigd om te leven in het Paradijs dat op dit plaatje wordt getoond, zou u zo’n uitnodiging dan niet aannemen?” Deze beide bezoeken liepen uit op een huisbijbelstudie, vervolgens vergaderingsbezoek en nu maken beide vrouwen vorderingen in de richting van de doop.

In Hawaii wordt met vereende krachten geprobeerd waar en hoe maar ook met mensen in contact te komen — mensen in zwaar beveiligde flatgebouwen, mensen op hun werk, mensen op straat, in parken, op het strand en elders. Dit heeft geresulteerd in meer gebiedskaartjes voor de gemeenten en een grondiger bewerking van het gebied. Het getuigeniswerk per telefoon is vruchtbaar. Op deze wijze is een zuster in contact gekomen met een jonge marineman die in een beveiligde flat woonde. Er bleek voldoende belangstelling te zijn om bij deze man een brochure te laten bezorgen. Het nabezoek werd gebracht door een broeder, die een bijbelstudie aan de hand van het Eeuwig leven-​boek begon. Na verloop van tijd begon de man getuigenis te geven aan zijn kamergenoten en zijn collega’s op het schip. Hij nodigde hen zelfs (een voor een) uit om zijn studie bij te wonen. Toen de man al een aantal weken studeerde, vroeg hij: „Hoe zal Jehovah al degenen vinden die de waarheid willen weten voordat het einde komt?” De broeder antwoordde: „Denk je dat het gewoon toeval was dat er per telefoon contact met je werd gezocht in een gebouw dat ontoegankelijk is, nooit bewerkt is, en op een moment dat je thuis was?” De man dacht even na en zei: „Dat is interessant, want vlak voor dat telefoontje had ik me zitten afvragen of er een manier was om erachter te komen wat de bijbel werkelijk zegt.”

Kan een Getuige ook tijdens een langdurig verblijf in het ziekenhuis blijven prediken? Dit was de uitdaging waarvoor een zuster op het eiland Tarawa (Kiribati) in het midden van de Grote Oceaan zich geplaatst zag. Onmiddellijk begon zij de „Zie!”-brochure uit te delen aan al haar medepatiënten die hem maar wilden aannemen. Eén patiënte, die het opviel dat onze zuster geregeld bezoek kreeg, vroeg of dat allemaal familie was. Toen werd uitgelegd dat dit haar geestelijke broeders en zusters waren, en onder hen ook gemeenteouderlingen, was de vrouw diep onder de indruk. Zij uitte grote teleurstelling dat gedurende de drie maanden van haar verblijf in het ziekenhuis geen van de leden van haar religie zich voldoende om haar had bekommerd om haar op te zoeken, ook al wisten zij dat zij heel erg ziek was. Zij vroeg om een bijbelstudie. Na verloop van tijd stemden ook haar man en moeder toe in een studie. Onze zuster mocht even het ziekenhuis uit om een kringvergadering bij te wonen. Wat een vreugde was het voor haar toen een medepatiënte en verscheidene familieleden van andere patiënten zich op die grote vergadering bij haar voegden!

Europa

Het afgelopen jaar werd in de landen van Europa, met inbegrip van Rusland, dat zich tot voorbij het Oeralgebergte en tot in de Oriënt uitstrekt, 248.763.468 uur aan de prediking van Gods koninkrijk besteed. Er waren in dit deel van de wereld 89.578 personen die zich als symbool van hun opdracht aan Jehovah lieten dopen. Hoe worden deze mensen met het goede nieuws bereikt?

De laatste jaren hebben duizenden vluchtelingen geprobeerd in België toegelaten te worden. Dit heeft voor de Belgische broeders nieuwe velden van activiteit opgeleverd. Gedurende de afgelopen drie jaar hebben de broeders in een centrum dat 480 vluchtelingen herbergt 160 bijbelstudies geleid met mensen uit 43 landen. Groepen van wel tien personen wonen soms de studies bij. Er was zoveel belangstelling dat de directeur van het centrum een speciaal kantoor inruimde waar de broeders hun bijbelstudies konden houden.

Een jonge katholieke vluchteling uit Slowakije vroeg om tweemaal per week bijbelstudie. Toen hij aan zijn moeder schreef en haar getuigenis gaf, bezocht zij de plaatselijke gemeente in Slowakije om te weten te komen met wat voor mensen haar zoon omging. Blij verrast aanvaardde zij een bijbelstudie, en dat deed haar dochter ook. De jonge man schreef ook aan zijn verloofde. Haar oudere zus probeerde haar te ontmoedigen, maar al spoedig studeerden zij allebei. Toen die jonge man in het vluchtelingencentrum naar zijn familie bleef schrijven, werden zijn brieven door alle leden van zijn familie gelezen. Nu worden er tien bijbelstudies gehouden met verwanten in Slowakije.

Geduld wordt beloond — dat is de conclusie van een pionierster in Tsjechië. Zij vertelt: „Een jaar geleden begon ik een studie met een jonge dame. Haar belangstelling en aandacht voor het beschouwen van bijbelse gedachten reikten de eerste twee maanden niet verder dan tien tot vijftien minuten. Herhaaldelijk veranderde zij de dag en het tijdstip van onze studie. Maar nooit zei ik tegen haar: ’Ik heb geen tijd’, of ’Deze studie duurt te kort’, hoewel de tijd voor mij erg kostbaar is en ik in één week vaak wel twee avonden kwijt was om uiteindelijk slechts tien minuten die studie te kunnen leiden. Maar het geduld werd beloond. Na twee maanden stelde deze jonge dame voor onze studies een half uur te laten duren, en later zelfs een heel uur. Nu bezoekt zij alle vergaderingen, bereidt ze voor, en geeft antwoorden. Zij heeft de valse religie vaarwelgezegd en werkt naar haar doop toe.”

De video van het Genootschap Jehovah’s Getuigen De organisatie achter de naam wordt goed benut. Een pioniersechtpaar op de Faeröer tussen IJsland en Noorwegen heeft twee videocassettes die zij uitlenen. Op een gegeven moment hadden zij een wachtlijst van veertien personen voor de video. Sommigen die hem lenen, laten hem weer aan anderen zien. Een gepensioneerde onderwijzer die al vele jaren geabonneerd is op De Wachttoren en Ontwaakt! leende de video. Toen de broeder terugkwam om hem op te halen, was de man heel enthousiast en zei dat hij hem aan veertien mensen in het dorp had laten zien. Maar de broeder kon de video niet terugkrijgen want hij was uitgeleend aan een vrouw in een naburig dorp. Later kreeg de broeder te horen dat deze vrouw hem aan vijftien mensen in haar dorp had laten zien. Met Pasen liet de onderwijzer hem aan nog eens zes mensen zien. Het laatste nieuws was dat de video aan een visser was uitgeleend. De voormalige onderwijzer gaf hem aan de visser mee op voorwaarde dat hij voor alle elf opvarenden vertoond zou worden.

Toen een ouderling in Finland op een ochtend de velddienstbijeenkomst leidde, zei hij: „Wij weten niet waarheen Jehovah ons vandaag in de dienst zal leiden, maar het is van groot belang dat wij in de dienst zijn, want dan kan Jehovah ons gebruiken zoals hij wil.” Later, in het gebied, had de ouderling sterk het gevoel dat hij een bepaald huis waar zij langskwamen moest bezoeken. Zijn partner zei dat daar niemand woonde, maar de ouderling wilde er toch heen. Zij troffen een dame die zei dat zij en haar man er slechts kort tevoren waren komen wonen. Toen de broeders haar vertelden dat zij Jehovah’s Getuigen waren, nodigde zij hen binnen en vertelde dat haar man elk ogenblik thuis kon komen. Terwijl zij naar binnen gingen, zei ze: „Ik bad net tot God of hij een van Jehovah’s Getuigen naar ons toe wilde sturen, omdat wij pas naar deze stad zijn verhuisd. Maar hoe kon u zo snel komen? Dat gebed was pas tien minuten geleden.” Toen haar man binnenkwam, bleek ook hij belangstelling te hebben en er werd meteen een studie opgericht. Zij maakten snel vorderingen. In mei 1994 zijn zij gedoopt.

Het vaste besluit nemen om geestelijke belangen boven materiële zorgen te laten gaan, is een belangrijke stap in de groei naar christelijke rijpheid. Dat ging op in het geval van Jacques, een visser in Frankrijk, die vanuit een haven aan de Middellandse Zee opereert. Jacques bestudeerde nog maar sinds kort de bijbel met Jehovah’s Getuigen. Hij wilde het districtscongres in de zomer bijwonen, maar dat viel precies midden in de allerbeste visperiode van het jaar, de tijd dat de meeste vissers dag en nacht werken om de vangst van het seizoen binnen te halen. Bovendien had Jacques twaalf werknemers op zijn schuit. Hoe ter wereld moest hij verklaren dat zij in het topseizoen verscheidene dagen niet zouden gaan vissen? Hoewel men Jacques een dwaas noemde en hij veel spot te verduren kreeg, stelde hij vastberaden de geestelijke dingen op de eerste plaats en woonde met zijn vrouw en hun twee zoontjes het congres bij.

De maandag na het congres ging Jacques weer met zijn boot en bemanning op visvangst. Toen zij hun netten binnenhaalden, bleken zij tot hun verbazing in plaats van de gebruikelijke vangst van zo’n 300 kilo sardientjes, bijna een ton zeebrasem te hebben opgehaald, een dure vis, en een vangst die wel vijfmaal zoveel waard was als wat zij vermoedelijk zouden hebben gevangen op de dagen die zij tijdens het congres hadden gemist! Geen van de vissers uit het dorp kon zich herinneren dat iemand ooit zo’n vangst had binnengehaald!

Een jonge man kreeg in de winter tijdens een skivakantie getuigenis. Hoewel hij eigenlijk geen belangstelling had, besloot hij in zijn woonplaats in Nederland een vergadering te bezoeken, gewoon om eens te kijken wat het allemaal inhield. Nadat hij verscheidene weken de gemeenteboekstudie had bijgewoond, stemde hij toe in een bijbelstudie aan de hand van het Eeuwig leven-​boek. Na een aantal maanden bezocht hij ook de vergaderingen op zondag, maar tot een echte doorbraak in de vorm van een besluit om Jehovah te dienen kwam het niet. De jonge man was zonder geloof in God grootgebracht. Toen hij echter de video De bijbel Nauwkeurige geschiedenis, betrouwbare profetieën had gezien, had dit een diepgaande uitwerking. Hij vroeg of hij de video nog een week mocht houden. Ten slotte zei hij: „God bestaat echt, en de bijbel is zijn Woord.” Van toen af aan maakte hij snel vorderingen, en hij is nu een ijverige Getuige van Jehovah.

Midden- en Zuid-Amerika

Wat een vruchtbaar veld voor het maken van discipelen is dit deel van de wereld geworden! Gedurende het afgelopen jaar werden in deze landen 1.613.268 huisbijbelstudies gehouden, en hebben 91.126 studenten het tot de waterdoop gebracht.

De prediking in de buurt van het Titicacameer, hoog in de Andes in Bolivia, heeft onze broeders schitterende ervaringen opgeleverd. Toen zij zich in een plattelandsgemeenschap die Atahuallpani heet als Jehovah’s Getuigen bekendmaakten, kregen zij van heel wat mensen te horen dat zij Jezus Christus’ Getuigen waren. Op de vraag waarom zij die naam hadden aangenomen, antwoordden zij met een verwijzing naar Handelingen 1:8. Na een in positieve sfeer gehouden bespreking van veel vragen in het bijzijn van de voorgangers van de groep, waarbij ook de schriftuurlijke basis voor de naam Jehovah’s Getuigen aan de orde kwam, nodigden de verkondigers de groep uit naar de Koninkrijkszaal in Corpa te komen.

Verscheidene weken later kwamen inderdaad drie van de voorgangers van de groep naar de Koninkrijkszaal. Na de vergadering spraken zij uitvoerig met de ouderlingen en nodigden hen uit om in hun vergaderplaats meer over onze bijbelse leringen te komen uitleggen. De ouderlingen bereidden een symposium voor over ’Armageddon’, ’Wie er naar de hemel gaan’ en ’Het Paradijs op aarde’. Er waren ongeveer vijftig van hun leden aanwezig. Na de toespraken nam de voorzitter van hun groep het woord om alle aanwezigen mee te delen dat zij ’misleid waren en valse religie beoefenden’. Na afloop werden de broeders door de voorgangers en verscheidene anderen hartelijk omarmd. Er werden veel bijbelstudies met leden van die groep opgericht. Op het moment dat dit geschreven wordt, zijn 25 van hen gedoopte Getuigen geworden en maken er nog 10 goede vorderingen met hun bijbelstudie. Stel u de vreugde van deze groep oprechte personen voor toen zij beseften dat zij eindelijk de nauwkeurige kennis van Gods leven schenkende waarheid hadden gevonden!

In het oostelijke deel van El Salvador troffen de broeders regelingen voor een bezoek aan de verste uithoeken van hun plattelandsgebied om het goede nieuws te prediken. Na verscheidene uren langs smalle paadjes heuvelop, heuvelaf te hebben gelopen, kwamen de broeders bij een kleine nederzetting die zij nog niet eerder hadden bezocht. Bij één huis kwam een elfjarige blinde jongen aan de deur die even luisterde. Toen verklaarde de jongen tot verrassing van de broeder: „Ik ben een van Jehovah’s Getuigen.” Was hij dat werkelijk? Wat was de verkondiger verbaasd toen de jongen lied 32, „Van huis tot huis”, begon te zingen! Hij kende het van begin tot eind. Hij zei dat hij ook andere liederen kon zingen en begon prompt aan nummer 105, „Loof Jehovah’s Eerstgeborene!” Vervolgens vertelde hij de broeder hoe het met de Paradijsaarde zat. Hoe had deze jongen, zo ver van de bewoonde wereld, dit allemaal geleerd? Van een ander jongetje, dat niet eens kon lezen. De moeder van die jongen werkte voor een Getuigen-gezin in een grote stad, en het ventje was met zijn moeder mee geweest naar de vergaderingen in de Koninkrijkszaal. Toen zij terugkeerden naar het dorpje waar zij woonden, vertelde hij zijn blinde vriendje alles wat hij had gehoord. De blinde jongen is nu naar een grotere stad verhuisd, waar de broeders druk bezig zijn hem te helpen verdere vorderingen in de waarheid te maken.

Een speciale pionier in het noorden van Brazilië schrijft dat zij, toen zij in hun toewijzing kwamen, vernamen dat er vier verkondigers waren die altijd tien kilometer moesten lopen om de vergaderingen te bezoeken, aangezien er in de weekends geen bus ging. De pioniers besloten vergaderingen te gaan houden in de stad waar die verkondigers woonden. De eerste zondag waren er veertig aanwezigen. Op de tweede vergadering was het aantal in het huis hetzelfde, maar buiten stond de predikant van een kerk, de Assembly of God, met vijftien leden van zijn groep. Zij werden binnen genodigd, maar zij wilden liever buiten luisteren. De pionier vertelt: „Aan het eind van de vergadering ging ik naar buiten om met hen te praten en hun vragen te beantwoorden. Ik vertelde de predikant dat ik ook predikant was geweest, net als hij. Hij vroeg: ’Hoe kunt u nu dan een van Jehovah’s Getuigen zijn?’ Om zijn vraag te beantwoorden, nodigde ik hem bij ons thuis uit, en daar ging hij op in. Binnen enkele weken zeiden hij en enkele leden van zijn groep hun kerk vaarwel en begonnen de bijbel met ons te bestuderen.”

Voor de eerste Gedachtenisviering in die stad kwamen een half uur van tevoren 140 personen opdagen. Helaas was er geen geluidsinstallatie beschikbaar. Een katholieke dame bood aan te proberen of zij de installatie van haar kerk mocht lenen. Toen zij de priester ernaar vroeg, zei hij: „Is dat voor Jehovah’s Getuigen?” Zij antwoordde: „Nee. Er zijn maar acht Getuigen. De geluidsinstallatie is nodig voor de meer dan honderd katholieken daar!” Dat argument mocht niet baten. Een protestantse dame stelde iets dergelijks voor, maar de dominee zei: „Niet voor Jehovah’s Getuigen!” De dame redeneerde: „Ik en de overige lidmaten van de kerk hebben eraan meebetaald, en dus hebben wij er in zekere zin recht op er gebruik van te maken!” Met dat argument liet hij hen de installatie lenen. Er werden na die Gedachtenisviering veel nieuwe bijbelstudies opgericht. Iedereen in de stad sprak erover hoe Jehovah’s Getuigen afgelegen wonende mensen werkelijk helpen.

Op een middag zon in Caracas (Venezuela) een Getuige in de metro op een manier om getuigenis te geven aan een vrouw die naast haar zat. De Getuige begon een gesprek over de veranderingen die zich in de menselijke samenleving voordoen en de aanpassingen die dat ook van ons vereist.

De vrouw stemde ermee in, maar zei: „Dat zeg ik ook tegen mijn man, maar die is zo dom. Hij wil onze kinderen op de ouderwetse manier opvoeden. Hij is een van Jehovah’s Getuigen.”

De verkondigster besloot zich niet als Getuige bekend te maken. In plaats daarvan zei ze: „Degenen die ik ken, zijn voortreffelijke mensen. Is hij misschien een drinker?” Toen de vrouw antwoordde: „O nee hoor!” noemde onze zuster vervolgens een hele reeks punten op: „Hm; is hij dan verslaafd aan drugs?” „Dan is hij vast en zeker een rokkenjager en komt altijd laat thuis.” „Leert hij de kinderen soms lelijke woorden?” „Ik weet het. U moet werken en hem onderhouden, terwijl hij thuis zit.” Op al die punten was het antwoord een krachtig „Nee!”, vaak vergezeld van commentaar over zijn voortreffelijke eigenschappen. Dus zei de Getuige: „Nou, dan snap ik het niet. Wat is er nu eigenlijk mis met hem?”

De vrouw dacht even na en zei toen: „Ach, het is dat hij de kinderen meeneemt naar die vergaderingen in de zaal, twee uur lang. Maar ik heb tegen hem gezegd dat hij ze daar niet meer mee naar toe mag nemen.”

„Wat zeggen ze dan op die vergaderingen?”, vroeg de Getuige. En toen: „Wat doen uw kinderen als zij niet naar die vergaderingen gaan?” Nogmaals probeerde de Getuige de vrouw te helpen redeneren: „Vindt u het beter dat zij televisie kijken, met al dat geweld en al die oorlogen, moorden, en immorele soap-series, dan dat zij over God leren? Ik zal u eens eerlijk wat zeggen”, vervolgde de Getuige. „Er lopen heel wat knappe vrouwen rond, carrièrevrouwen, die op een man uit zijn. Zij moeten de mannen nemen zoals ze zijn, met alle mogelijke fouten. Dan blijken het dronkaards te zijn, drugsverslaafden, schuinsmarcheerders; ze houden er aids en andere ziekten aan over, en de vrouwen zien er beroerd uit. Wat u hebt, is gewoon een heilige; hebt u geen waardering voor hem? Eerlijk, ik begrijp u niet. Als u hem niet wilt hebben, wil ik hem wel! Hij is de soort man dat ik zoek. Als iemand zoals hij tegen mij zei: ’Laten wij naar de [Koninkrijks]zaal gaan’, zou ik zeggen: ’Prima!’, en als hij zei: ’We moeten de kinderen meenemen’, zou ik dolblij zijn. Waardeer toch wat u hebt.” Toen de vrouw bij haar halte uitstapte, glimlachte zij, en zij bedankte de Getuige. Wij hopen dat zij ook de suggestie heeft opgevolgd om te weten te komen wat de vergaderingen nu eigenlijk inhouden.

De ervaring van een zuster in Paraguay illustreert dat het verstandig is met vertrouwen in Jehovah te handelen als wij plannen maken om grote vergaderingen te bezoeken. De vergadering zou in de hoofdstad, 580 kilometer ver weg, worden gehouden. Onze zuster had vijf jonge kinderen, haar man had haar een paar jaar geleden in de steek gelaten en zij had maar heel weinig geld. Niettemin begon zij zoveel mogelijk te sparen zodat zij er met al haar kinderen heen zou kunnen. Maar toen de dag van vertrek aanbrak, had zij nog steeds niet genoeg om het vervoer te betalen. Wat nu? Aangezien het een klein stadje was, en de dingen daar in een gemoedelijke sfeer worden geregeld, ging zij met haar vijf kinderen naar het busstation. Zij legde degene die over de kaartjes ging uit dat zij en haar kinderen naar de hoofdstad moesten reizen maar dat zij maar geld voor twee kaartjes had. Tot haar vreugde zei de kaartjesverkoper dat zij met haar gezin maar in moest stappen. Toen hij vervolgens na het begin van de rit het geld voor de kaartjes kwam ophalen, rekende hij maar één kaartje, het hare. Het was een eerste klas bus, de duurste in hun stad. Wat was dat gezin dankbaar dat zij het geestelijke voedsel op de kringvergadering niet hoefden te missen!

Noord-Amerika en de Caribische eilanden

In dit deel van de wereld is meer dan 110 jaar geleden de ontwikkeling van Jehovah’s hedendaagse aardse organisatie begonnen. Het goede nieuws is hier uitgebreid gepredikt, maar de Meester van de oogst heeft niet gezegd dat het werk klaar is. Er zijn het afgelopen jaar in deze landen zelfs tienduizenden personen gedoopt.

Een pionierster in Grenada zegt dat zij zich nogal ontmoedigd voelde toen zij voor de zoveelste keer naar gebied moest gaan dat de afgelopen maand al ettelijke keren was bewerkt. Maar wat gebeurde er? Zij schrijft: „Toen ik die ochtend bij Rossell (een zestienjarige jongen) aan de deur kwam, had hij een vreemde uitdrukking op zijn gezicht. Op het moment zelf vroeg ik me af of alles wel in orde was met hem. Later legde hij uit dat die ’vreemde’ uitdrukking kwam omdat hij niet verwacht had dat zijn gebed zo snel zou worden verhoord. Een week voordien had hij namelijk oprecht gebeden of God hem de juiste manier van aanbidden wilde tonen, en daar stond ik tegen hem over Jehovah te praten.

Binnen een maand begon hij alle vergaderingen in de Koninkrijkszaal te bezoeken. Hij houdt van lezen, en na verloop van twee maanden was hij klaar met ’Uw wil geschiede op aarde’, ’De natiën zullen weten dat ik Jehovah ben’ Hoe?, De OpenbaringHaar grootse climax is nabij!, De mens op zoek naar God, het Redeneren-boek, De grootste mens die ooit heeft geleefd, de Jaarboeken 1991 en 1992, de meeste verkrijgbare brochures plus de lopende uitgaven van de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! . . . Afgelopen juli is hij op het districtscongres gedoopt. Hij heeft werkelijk beseft hoe waar de woorden van de psalmist in Psalm 145:18 zijn: ’Jehovah is nabij allen die hem aanroepen, allen die hem aanroepen in waarachtigheid.’”

Het interessante is dat Rossell al twee jaar in het souterrain van dat huis woonde. Gedurende al die tijd was noch hij noch zijn tante met de Getuigen in contact gekomen, hoewel het gebied toch vaak bewerkt wordt. Wat is het belangrijk ons gebied grondig te bewerken!

Een vrouw die nog maar kort met ons omgaat, werd op de laatste dag van het „Godvruchtige vrees”-districtscongres op Antigua dicht bij de ingang naar de congreshal uit haar auto gelaten. Later die ochtend ontdekte zij dat zij haar handtasje met meer dan EC $2000 (US $740) kwijt was. Zij herinnerde zich dat zij het vlak voordat zij uit de auto stapte nog gezien had. Zorgvuldig teruggaan langs de weg die zij gelopen had en informeren bij de parkeerwachters leverde niets op. De Getuige die haar had uitgenodigd, verzekerde haar dat „als het op het terrein of in de congreshal was gevonden, de broeders het terug zouden geven, want Jehovah’s Getuigen zijn eerlijk en liefdevol”.

De volgende ochtend belde de vrouw, zich herinnerend dat in het tasje een op haar naam uitgeschreven, ongeïnde cheque zat, het bedrijf dat die had afgegeven. Tot haar grote verrassing riep de vrouw van die zaak uit: „Er heeft net een man van Jehovah’s Getuigen gebeld om te vragen of ik u kende en waar hij u kon vinden. Hij heeft gisteren buiten hun congres uw tasje gevonden.” De vrouw is er meer dan ooit van overtuigd dat Jehovah’s Getuigen werkelijk godvrezend zijn.

De zorg voor zieke familieleden is een verantwoordelijkheid die alle christenen hebben, of zij nu in de volle-tijddienst zijn of niet. Een van onze zusters in Alaska vond er iets op om te blijven pionieren, ook al vereiste de gezondheid van haar dochter haar hulp op onverwachte ogenblikken. Hierdoor werd haar velddienst beperkt tot telefonisch getuigenis geven vanuit haar huis. Vervolgens besloot zij, na gebedsvolle overdenking, een draagbare telefoon mee te nemen in de velddienst. Op die manier kon zij van huis weg en was zij toch „oproepbaar”. Zij heeft 28 jaar vreugdevol gepionierd en wil dat kostbare voorrecht niet licht opgeven.

Een zuster van het eiland Saint Croix (Amerikaanse Virgin Islands) zag zich genoodzaakt met haar pasgeboren baby naar Porto Rico te gaan omdat het meisje medische hulp nodig had. Op een dag nam de hoofdzuster haar mee naar haar kantoor en zei: „Hoe komt het toch dat u elke dag hier kunt komen om uw baby te bezoeken, en dat drie maanden lang? U moet wel een heel hoge hotelrekening hebben. Alle andere moeders komen over van de eilanden en laten hun baby dan hier en moeten terug naar huis.” De zuster vertelde haar over het Ziekenhuiscontactcomité en legde uit dat een echtpaar haar in huis had genomen, voor haar en voor vervoer naar het ziekenhuis zorgde, enzovoort. De verpleegster vroeg of zij die mensen al eerder kende. Toen de zuster zei: „Nee, maar het zijn mijn broeders”, stond de verpleegster versteld. Ja, de hele staf was onder de indruk. De hoofdverpleegster zei: „Dit is de religie waar de wereld in deze tijd behoefte aan heeft.”

’Ziet! Velden wit om geoogst te worden’

Toen Jezus voor zijn discipelen het belang beklemtoonde van de bediening waarvoor hij hen opleidde, vergeleek hij deze met een oogst, door te zeggen: „Ziet! Ik zeg u: Slaat uw ogen op en ziet de velden, dat ze wit zijn om geoogst te worden” (Joh. 4:35). Later zei hij tegen hen: „De oogst is groot, maar er zijn weinig werkers. Smeekt daarom de Meester van de oogst dat hij werkers in zijn oogst uitzendt” (Matth. 9:37, 38). Hoe passend zijn die woorden thans!

Het bericht over het afgelopen dienstjaar laat zien dat veel landen een overvloedige oogst aan vreugdevolle lofprijzers van Jehovah opleveren. Tot de landen die een toename van twintig procent of meer berichtten, behoorden Albanië, Bulgarije, Oekraïne, Estland, Letland, Litouwen, Angola en Mozambique.

Diverse positieve ontwikkelingen hebben gedurende het dienstjaar 1994 de aanzet gegeven tot een geweldige theocratische expansie in Mozambique. De voornaamste factor daarin is een massale toestroom van terugkerende vluchtelingen uit aangrenzende landen, voornamelijk uit Malawi. In de loop van 1993 zijn vier complete kringen teruggekomen, in een tijd dat heel Mozambique slechts tien kringen had. Een andere factor was de reorganisatie van gemeenten die tengevolge van de oorlogsomstandigheden van communicatie met de organisatie verstoken waren geweest. En nog veel meer geïnteresseerden maken vorderingen in de richting van opdracht en doop.

In de stad Milange in de provincie Zambézia werd in november 1993 een kringvergadering gehouden. Tot opgetogenheid van de 2023 aanwezigen op de zaterdagochtend stond een kwart van hen, 505 doopkandidaten, op om de twee vragen te beantwoorden die hun door de spreker werden gesteld. Vervolgens liep deze grote groep, met uitzicht op de prachtige berg de Mlanje, in meerstemmige harmonie Koninkrijksliederen zingend door het stadscentrum, langs de katholieke kerk, en zes kilometer over de weg naar de dichtstbijzijnde rivier om als Getuigen van Jehovah te worden gedoopt.

Sommige met schapen te vergelijken personen maken zich de waarheid snel eigen. Een zendelinge die onlangs aan Kambodja is toegewezen, bericht: „Toen ik op een zaterdag van huis tot huis aan het prediken was, liet ik bij een jonge vrouw een brochure achter. Ik demonstreerde de bijbelstudieregeling en maakte een afspraak om twee dagen later terug te komen om het gesprek voort te zetten. Op maandag, na afloop van onze studie, vertelde ik over de vergaderingen en gaf haar een strooibiljetje met de wekelijkse vergaderingen. Zij bekeek het en zei: ’Tot morgen dan.’ Dus op dinsdag woonde zij de gemeenteboekstudie bij. Na afloop vroeg ik haar: ’En wanneer zie ik u weer?’ ’Morgen?’, vroeg zij. ’Oké’, antwoordde ik, en dus hadden wij woensdag onze derde studie. Aan het einde van die studie vroeg ik: ’En wanneer zie ik u weer?’ Zij haalde haar strooibiljet te voorschijn en zei: ’Morgen op de vergadering.’ En zo studeerde zij in de eerste week van ons contact driemaal en bezocht alle drie de vergaderingen. Zij is ze geregeld blijven bijwonen.”

Een vergelijking van de berichten uit Rusland over augustus 1993 en juni 1994 laat een toename zien van 49 procent in verkondigers en 87 procent in huisbijbelstudies. De meeste nieuwelingen werden op individuele basis geholpen. Maar in sommige gebieden hebben flinke groepen de waarheid tot de hunne gemaakt. Een man die in een stad bij Sint-Petersburg woont, kreeg van familie in de republiek Georgië een exemplaar van het Eeuwig leven-​boek. Omdat deze jonge man aan anderen vertelde wat hij leerde, begon er een groepje bijeen te komen om met behulp van het boek te studeren. Op grond van de dingen die zij leerden, vernietigden zij hun religieuze beeltenissen en brachten veranderingen in hun wereldse werk. Toen gingen zij op zoek naar Jehovah’s Getuigen om hulp te krijgen bij het organiseren van het predikingswerk in hun gebied. Er kwamen een paar pioniers om te helpen en in slechts vier dagen tijd richtten zij vijftig bijbelstudies op. Er zijn nu 22 verkondigers in de stad, van wie er zeven gedoopt zijn, en elk van hen leidt negen of tien bijbelstudies. Op het eiland Sachalin, ver in het oosten, is de reactie ook buitengewoon gunstig geweest. In januari 1991 waren er slechts acht verkondigers op het eiland. Nu zijn daar meer dan 300 ijverige verkondigers, verbonden met zes gemeenten.

Elk jaar houdt het bijkantoor in Colombia een veldtocht om het gebied grondig te bewerken en met tijdelijke speciale pioniers meer steden in afgelegen gebieden te bereiken. Dit jaar werden speciale pioniers toegewezen aan 33 steden in geïsoleerde delen van het land, in het bijzonder in de oostelijke vlakten. Dit is een enorm uitgestrekt gebied, hoofdzakelijk bestaande uit oerwoud, met maar weinig verbindingswegen tussen de geïsoleerde steden. Ondanks de moeilijke omstandigheden hadden hun krachtsinspanningen tot gevolg dat er 22 nieuwe groepen werden gevormd. In één dorp trof een broeder een man aan die zei dat zijn vrouw graag in de bijbel las. Later stelde hij voor dat zij ook zijn buurman zouden bezoeken. De buurman stelde hen op zijn beurt weer voor aan nog een gezin dat studie wilde hebben. In zes maanden zijn vijf leden van deze drie gezinnen gedoopt, en nu zijn twee van hen gewone pionier. Verscheidene andere verwanten en buren zijn ook begonnen te studeren. Waar achttien maanden geleden geen Getuigen waren, zijn nu tachtig aanwezigen op de openbare lezingen in hun eigen Koninkrijkszaal.

Tot voor kort had een geïsoleerde groep in de binnenlanden van Guyana slechts één gedoopte verkondiger, een zuster. Zij heeft heel hard gewerkt onder de lokale bevolking, de Carib-Indianen. Zij hebben een heel mooie Koninkrijkszaal met open zijden gebouwd, met zitplaatsen voor meer dan 500 mensen. Er is een geluidsinstallatie met op batterijen werkende microfoons voor de commentaren vanuit de zaal. ’s Zondags houden zij vanaf half negen ’s ochtends de gemeenteboekstudie en de Wachttoren-studie. ’s Middags hebben zij de theocratische bedieningsschool en de dienstvergadering. Alle onderdelen moeten in het Carib, een ongeschreven taal, worden vertaald. Om naar de vergaderingen te komen, lopen sommigen de dag ervoor veertig kilometer. Iedereen zit voordat de vergaderingen beginnen op zijn plaats, en hoewel de zitplaatsen banken zonder rugleuning zijn, wordt er haast niet bewogen. Op woensdagavond worden er lees- en schrijfklassen in het Engels gehouden voor ongeveer honderd aanwezigen. Op het moment dat dit geschreven wordt, hebben vier paren plannen om vóór het districtscongres wettig te trouwen. Nog eens zestien hebben te kennen gegeven dat zij orde op zaken aan het stellen zijn in hun leven zodat ook zij opgedragen dienstknechten van Jehovah kunnen worden.

Jehovah schenkt zijn volk beslist voorspoed. Zoals in Jesaja 9:3 werd voorzegd: „Gij hebt de natie volkrijk gemaakt; voor haar hebt gij de verheuging groot gemaakt. Zij hebben zich voor uw aangezicht verheugd als met de verheuging in de oogsttijd.” Waar wij ook wonen, wat onze omstandigheden ook zijn, mogen wij allen die dienstknechten zijn van Jehovah, de enige ware God, een zo volledig mogelijk aandeel hebben aan het grootse werk dat thans wordt verricht om het Koninkrijk te verkondigen.