Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wereldbericht

Wereldbericht

Wereldbericht

Afrika

Ongeacht hun culturele en religieuze achtergrond moeten mensen de gelegenheid krijgen om het goede nieuws van Gods koninkrijk te horen. Het is Gods wil dat „alle soorten van mensen worden gered en tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen” (1 Tim. 2:3, 4). Jehovah’s Getuigen in Afrika werken in overeenstemming met die uiting van de goddelijke wil.

Het Besturende Lichaam heeft toestemming gegeven om per 1 september 1995 in Malawi een bijkantoor te vestigen, in gehuurde gebouwen. Er worden plannen getekend voor geschikte faciliteiten zodat er met nieuwbouw begonnen kan worden. Er is in dit land nog veel werk te doen. Vooral in de steden, waar veel mensen kunnen lezen, wordt grote belangstelling voor onze publikaties getoond. Malawiërs houden van de bijbel en zijn over het algemeen nederige, vredelievende mensen. Omdat er zo veel belangstelling voor onze lectuur bestaat, zijn „gepolijste” aanbiedingen momenteel niet nodig. De Getuigen stellen zich eenvoudig aan de huisbewoner voor, en na de formele begroetingen laten zij zien welke boeken of tijdschriften zij bij zich hebben. Vaak kijkt de huisbewoner de hele stapel tijdschriften door die de verkondiger bij zich heeft en zal hij zelfs willen zien wat er nog meer in zijn tas zit. Sommige verkondigers hebben hun eigen onderstreepte exemplaren van oudere tijdschriften aangeboden, en de huisbewoners namen ze graag. Ook al geven mensen over het algemeen blijk van liefde voor de bijbel, dit betekent nog niet dat iedereen de waarheid wil leren kennen. Er zijn hier vele zogenaamd christelijke denominaties. Sommige ervan staan heel vijandig tegenover Jehovah’s Getuigen en zeggen dat de Getuigen de vervolging die zij hebben ondergaan, verdienden en dat zij zouden willen dat de Getuigen nog steeds verboden waren. De meeste mensen zeggen echter: „Wij zijn blij dat jullie nu vrijheid van aanbidding hebben, en wij heten jullie welkom in onze huizen.”

In Benin, alsook in veel andere Afrikaanse landen, wordt polygamie algemeen aanvaard. Hoe is dit van invloed op oprechte waarheidszoekers? Een vrouw die de tweede echtgenote van een man was, begon de bijbel met Jehovah’s Getuigen te bestuderen. Zij vernam al gauw dat Jehovah slechts één vrouw aan Adam gaf, en dat dit de maatstaf zou vormen voor alle toekomstige huwelijken (Matth. 19:4-6). Haar huwelijk kon niet door God erkend worden, dus wat moest zij doen? Moest zij haar polygame man verlaten? Waar moest zij naar toe? Er bestaat geen bijstandsregeling in Benin, en zij had vijf kinderen bij deze man. Zij stelde haar vertrouwen op Jehovah en ging moedig bij hem weg (Hebr. 13:4-6). Dit was een strijd, want hij liet zowel de financiële als de geestelijke zorg voor hun vijf kinderen aan haar over.

Haar vastberaden standpunt had een heilzame uitwerking op andere leden van het gezin. Gelukkig begon de echtgenoot de bijbel met Jehovah’s Getuigen te bestuderen. Zijn eerste vrouw deed mee met de studie en werd later gedoopt. De echtgenoot bezoekt nu alle vergaderingen en heeft besloten voor de kinderen te helpen zorgen die hij bij zijn tweede vrouw heeft. De tweede vrouw werd onlangs gedoopt en zei kort daarna: „Ik ben vastbesloten Jehovah voor eeuwig te dienen.”

Elke, een zendelinge in Boerkina Faso, had vriendschap gesloten met Djara, een tienjarig meisje in de Koninkrijkszaal. Djara bezocht met haar moeder alle vergaderingen. Na verloop van tijd verliet de moeder echter de waarheid, en een paar maanden had Elke geen contact met Djara. Toen, op het districtscongres, was Djara aanwezig en zij vond Elke. Wat een verrassing haar te zien! Zij en haar broer hadden hun ouders net zo lang gesmeekt tot zij toestemming kregen om naar het congres te gaan. Beide kinderen luisterden aandachtig en maakten aantekeningen. Het was echter heel verleidelijk om op 25 december, terwijl het congres nog aan de gang was, naar een plaatselijk radiostation te gaan om „Papa Noël” (de kerstman) te ontmoeten. Zij vroegen Elke om haar mening. Zij vertelde hun dat zij zelf moesten beslissen maar dat zij, als zij naar het congres kwamen, Jehovah God heel blij zouden maken, en dat hij hun eeuwig leven in het Paradijs kon geven. Zij waren op 25 december op het congres.

Er werd een studie begonnen met Djara, en er werden regelingen getroffen dat zij de vergaderingen kon bezoeken. Na de tweede vergadering zei ze dat zij commentaar wilde geven. Op een van de vergaderingen had zij toevallig 50 franc (10 dollarcent) zakgeld bij zich. Zij gebruikte 20 franc om iets te eten te kopen en deed uit zichzelf de andere 30 franc in de bijdragenbus in de Koninkrijkszaal. Djara heeft geleerd om zelfs voor de kleine hartewensen die zij heeft, tot Jehovah te bidden. Tijdens een periode waarin het gezin moeilijkheden had, ondervond zij ook de waarheid van Psalm 27:10 en bemerkte dat zij vele moeders, broers en zussen in de gemeente had.

De verbreiding van aids heeft een verwoestende uitwerking op de bevolking van Midden-Afrika gehad. De ziekte heeft vooral ontwikkelde mensen getroffen die op het toppunt van hun produktiviteit staan. Jaren geleden werd de gedachte van „één man/één vrouw” en van trouw aan de huwelijkspartner door velen bespot. Nu is de boodschap die — in een poging de plaag een halt toe te roepen — via radio en televisie, op aanplakbiljetten en op buurtvergaderingen wordt gepropageerd, dezelfde maatstaf die eens werd bespot. Velen die wisten dat Jehovah’s Getuigen getrouw de bijbel onderwijzen, hadden geen vorderingen gemaakt; zij vonden dat er te veel beperkingen waren. Maar wat zijn onze broeders en zusters nu dankbaar dat Jehovah en zijn organisatie aan hoge morele maatstaven vasthouden! Een van de ouderlingen in de Centraalafrikaanse Republiek zei het volgende: „Dank zij de waarheid ben ik erin geslaagd een gezin te stichten dat goddelijke zegeningen geniet. De waarheid heeft mij bevrijd van de strikken van demonisme, waardoor ik geestelijk gestoord had kunnen worden. De waarheid heeft mij ook geholpen het te vermijden voortijdig te sterven aan aids, de tragedie die de meeste van mijn vroegere metgezellen hebben ondervonden. Uit dankbaarheid voor alles wat Jehovah voor mij heeft gedaan, heb ik ondanks mijn gezinsverantwoordelijkheden plaats gemaakt voor de pioniersdienst.” — Ps. 116:12-14.

De leden van een gezin in de hoofdstad van Ethiopië werden rijkelijk beloond voor hun gastvrijheid (Hebr. 13:1, 2). Vaak doen familieleden van het platteland zaken in de stad en hebben dan een verblijfplaats nodig. Velen van hen hebben het verkozen bij dit bijzonder hartelijke Getuigen-gezin te verblijven, waar de zeldzame sfeer van godvruchtige toewijding hen aantrekt. Het gezin heeft geschikte gelegenheden gebruikt om het goede nieuws van Gods Woord met de bezoekende familieleden te delen. Als gevolg daarvan waren tegen de tijd dat het „Godvruchtige vrees”-congres werd gehouden, 22 van deze familieleden gedoopte Getuigen geworden, nog eens 28 familieleden waren niet-gedoopte verkondigers, en 6 andere familieleden waren met studie begonnen. Meer dan 50 leden van deze familie waren op het congres, en samen leiden zij meer dan 50 huisbijbelstudies!

Azië en eilanden in de Grote Oceaan

Door middel van de gedrukte bladzijde had het goede nieuws de Oriënt al bereikt voordat de twintigste eeuw begon. Nog steeds worden gedrukte publikaties gebruikt om mensen te zoeken die het waard zijn. Als gevolg hiervan ondervinden vele duizenden persoonlijk wat Jezus heeft gezegd, namelijk dat de waarheid iemand vrij kan maken. — Joh. 8:32.

Een ijverige zuster in Hong Kong schrijft: „Ziekenhuizen, straten, parken, stations, bushaltes, markten, parkeerterreinen en liften zijn mijn gebied voor informeel getuigenis. Wanneer ik van huis ga, bid ik altijd tot Jehovah, en ik zorg ervoor dat ik veel verschillende boeken, tijdschriften en traktaten bij me heb.”

Aangemoedigd door de kringopziener maakte een Getuige in Japan het tot haar doel om 130 tijdschriften per week te verspreiden, en dit in vaak bewerkt gebied. Zij neemt nieuwe exemplaren van de tijdschriften zodra ze arriveren onder de loep om artikelen of uitspraken te zoeken die verschillende soorten mensen zouden kunnen aanspreken. Zij heeft ook geleerd nauwkeurig bericht bij te houden van degenen die tot haar tijdschriftenroute behoren. Het resultaat? Zij heeft 220 adressen op haar route. Toen het er echter op leek dat een vrouw op haar route de tijdschriften niet las, bad zij tot Jehovah of hij, omdat de tijdschriften kostbaar zijn, de produktie ervan geld kost en ze gedrukt worden door broeders op Bethel die dag en nacht werken, alstublieft duidelijk wilde maken of de huisbewoonster de tijdschriften las. ’Zo niet, laat zij ze dan weigeren’, vroeg zij. Toen belde zij bij het huis aan. Deze keer kwam de echtgenoot van de vrouw naar de deur, nam de tijdschriften en zei: „Dank u wel dat u deze tijdschriften geregeld brengt. Ik lees ze en vind ze werkelijk mooi.” Meer dan 206.000 personen in Japan die voordeel hebben getrokken van deze tijdschriften, delen nu de kostbare bijbelse waarheden enthousiast met anderen.

Een zuster in Quezon-Stad op de Filippijnen vertelt dat zij zeven nieuwe bijbelstudies heeft kunnen oprichten door gebruik te maken van traktaten. Zij legde uit hoe dit ging en schreef: „Op een ochtend om elf uur trof ik een moeder die bezig was de lunch voor haar gezin te bereiden. Ik zei dat ik haar situatie begreep en daarom kort zou zijn. Ik vertelde haar dat ons voornaamste doel is werkelijke troost te brengen aan alle gezinnen die zich neerslachtig voelen, dat deze troost afkomstig is uit Gods Woord, en dat dit wordt uitgelegd in dit kosteloze bijbelse traktaat Troost voor de neerslachtigen.” Na deze eenvoudige uitleg werd onze zuster binnengenodigd en kon een studie oprichten.

Het aantal verkondigers in Australië is de afgelopen zestien jaar verdubbeld. De instrumenten die door Jehovah’s organisatie worden verschaft, zijn een hulp geweest om de harten van veel mensen te openen. Toen de zoon van een van onze broeders bij een ongeluk om het leven kwam, besloot de familie de brochure Wanneer iemand die u dierbaar is, sterft te geven aan iedereen die de begrafenis bijwoonde. Zij deelden op deze manier 189 brochures uit, en vervolgens werden er nog eens 46 naar ongelovige familieleden gestuurd. Als gevolg daarvan is de houding van velen van hen wat milder geworden tegenover de Getuigen. Een van degenen die de brochure op de begrafenis ontvingen, was het hoofd van de Katholieke Scholengemeenschap. Hij stond bekend als een van de beste fondsenwervers die zij ooit hadden gehad. Hij en zijn vrouw bestudeerden de hele brochure samen, waarbij zij de schriftplaatsen in hun katholieke bijbel opzochten. Zij beseften al gauw dat wat zij lazen de waarheid was, dus nam de man prompt ontslag bij de Katholieke Scholengemeenschap en weigerde nog langer geld in te zamelen. In weerwil van pogingen om hem van gedachten te laten veranderen, hield hij voet bij stuk. Hij nam ook een tiental brochures om die aan andere leden van de Katholieke Kerk uit te delen.

Een jonge man in Thailand had een zendelinge getuigenis horen geven aan zijn oudere zus, maar hij had geen belangstelling getoond. Hij hield zich met spiritisme bezig. Toen pakte hij op een dag een bijbel op, opende hem op goed geluk en las 1 Petrus 2:9, waar staat dat God zijn volk „uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht”. Hij begreep niets van deze schriftplaats, en hij begon aan de zendelinge te denken. Meteen de volgende dag stond zij bij hem voor de deur. Toen hij haar vertelde dat hij had gewild dat zij hem bezocht, antwoordde zij dat de engelen haar waarschijnlijk hadden gestuurd. Toen opende zij haar bijbel en las tot zijn stomme verbazing, voordat hij ook maar iets had gezegd over de schriftplaats die hij had gelezen, diezelfde tekst voor. Hij was zo verrast dat hij huilde. Hij stemde toe in een bijbelstudie, die de zuster overdroeg aan een ouderling.

Het feit dat de jonge man zich met de demonen inliet, maakte het echter moeilijk voor hem. Overladen met financiële en andere problemen had hij een „contract” gesloten met een geest, dat erop neerkwam dat als hij die geest toestond in hem te wonen, deze hem zou helpen en voor hem zou zorgen. Als gevolg daarvan was hij in staat geweest zonder veel moeite een bedrijf op te zetten en was hij eigenaar geworden van een fabriek waarin hij veel werknemers in dienst had. Hij erkende grif dat er goddeloze geesten bestaan en besefte dat deze geesten machtig zijn, maar hij was de geest die hij als „welwillend” beschouwde, dankbaar. Hij bezocht enkele vergaderingen, maar de demonen verhinderden dat hij begreep en onthield wat hij daar hoorde. Toen maakte hij op de avond voor een grote vergadering iets mee wat hij beschreef als een gevecht op leven en dood met de demon voor wie hij een medium was geweest. De jonge man won, maar daarna raakte hij langzaam maar zeker alle materiële voordelen kwijt die hij van de demon had ontvangen. Omdat hij echter zijn vertrouwen op Jehovah stelde, zorgde God voor hem — hij was niet zo buitensporig rijk als voorheen, maar bezat alles wat hij werkelijk nodig had (1 Tim. 6:8, 9). Hij dient nu als hulppionier en is gelukkig.

Op de Solomoneilanden hebben sommige gemeenschappen onze pogingen om het goede nieuws te prediken tegengewerkt, en daarom besloot het bijkantoor vier pioniers voor enkele weken naar een van die dichtbevolkte gebieden op het eiland Santa Isabel te sturen om Koninkrijksnieuws no. 34 te verspreiden. Het leek ongunstig dat de motor van hun kano het al na één dag begaf en de pioniers naar Honiara terug moesten keren. Er was echter een ander eiland, N’Gela, onlangs per veerboot vanuit Honiara bereikbaar geworden, dus werden de pioniers daarheen gestuurd om te prediken. Was deze regeling gewoon tweede keus, of leidde het hemelse Hoofd van de gemeente de aangelegenheden door bemiddeling van de heilige geest? (Vergelijk Handelingen 16:6-8.) Enkele dagen later kwam er bericht via de mobilofoon: „Stuur alsjeblieft meer lectuur. Wij hadden zeventien aanwezigen op onze eerste vergadering op vrijdag.” Na nog een paar dagen werd er weer om lectuur gevraagd, en de pioniers berichtten dat er op zondag dertig aanwezigen op de vergadering waren geweest. Toen de pioniers in staat waren om naar het eiland Santa Isabel te gaan, ontdekten zij dat als zij de voorgaande weken in dat gebied hadden geprobeerd te prediken, het erg moeilijk zou zijn geweest omdat de gouverneur-generaal er een bezoek bracht ter gelegenheid van een eeuwfeest en praktisch het hele gebied aan het feestvieren was. Tot de belangstellenden die zij nu aantroffen, behoorde echter een plaatselijk stamhoofd. Deze man was zeer teleurgesteld door de huichelarij in de Anglicaanse Kerk en vroeg om bijbelstudie. Sindsdien heeft hij een kringvergadering bijgewoond, en hij heeft Jehovah’s Getuigen uitgenodigd naar zijn gebied te komen om de mensen te onderwijzen.

Europa

Enorme hoeveelheden van de lectuur die wordt gebruikt voor de verbreiding van het goede nieuws, worden in Europa gedrukt. En wat een jaar is het geweest voor de Bethelfamilies die een aandeel hebben aan dit werk!

Nooit tevoren zijn er in Duitsland in één jaar zo veel boeken, brochures en tijdschriften vervaardigd als in het dienstjaar 1995. Om een voorbeeld te noemen: alleen al in de maand juni werden er in de drukkerij daar 10.835.200 tijdschriften en 7.984.359 brochures gedrukt, en elke dag produceert de binderij ongeveer 100.000 boeken. Momenteel verpakt het Duitse bijkantoor tijdschriften, andere lectuur en formulieren voor 7600 gemeenten in 30 landen met in totaal zo’n 625.000 verkondigers. Een groot deel van de lectuur die nu wordt vervaardigd, is bestemd voor de landen in het voormalige Oostblok, waar jarenlang heel weinig bijbelse lectuur kon binnenkomen. Engeland, Italië, Frankrijk, Spanje, Finland en Zweden hebben eveneens een aandeel aan het voldoen aan de internationale vraag naar bijbelse lectuur.

Naar landen waar een grote behoefte bestaat wordt meer dan alleen lectuur gezonden. Bekwame Getuigen uit andere landen zijn ook uitgenodigd om naar deze gebieden te verhuizen en te helpen bij het maken van discipelen. Er zijn bijvoorbeeld veertien speciale pioniers uit Polen naar Vilnius, de hoofdstad van Litouwen, verhuisd om met het werk te helpen. Binnen twee maanden leidden zij al meer dan honderd bijbelstudies.

Gedurende tien maanden van het afgelopen dienstjaar waren er in Rusland (samen met negen van de veertien andere voormalige sovjetrepublieken) nieuwe hoogtepunten in het aantal verkondigers. De toename bedroeg vijftig procent! Er was een hoogtepunt van 77.985 verkondigers die bericht inleverden. De verkondigers legden in mei een bijzondere ijver aan de dag: zij werkten gemiddeld 17,6 uur in de velddienst. Zowel in mei als in juni verspreidden zij meer dan een miljoen tijdschriften en brachten meer dan een miljoen nabezoeken. (Een zelfde groei was te zien in Estland, Letland, Litouwen, Moldavië en Oekraïne.)

Zes jaar geleden was er slechts één gemeente in Moskou. Nu zijn er zo’n veertig, en die zouden bijna allemaal in twee of drie gemeenten gesplitst kunnen worden als er meer ouderlingen waren. In Moermansk, in het noorden van Rusland, is momenteel slechts één gemeente. Er zijn vele uitstekende jonge dienaren in de bediening, maar de gemeente kan niet worden gesplitst omdat er slechts één ouderling is. Deze gemeente heeft ongeveer 800 verkondigers. Ryazan en Oeljanovsk zijn steden die elk meer dan 500.000 inwoners hebben, maar geen gemeente. In mei zijn daar echter acht speciale pioniers met het werk begonnen, en die maand richtten zij 51 bijbelstudies in hun nieuwe gebied op. Wat een vreugde om deze naar waarheid hongerende mensen te helpen!

Een ervaring die in Ontwaakt! werd verteld, bracht de vrouw van een reizende opziener in Oostenrijk ertoe de mogelijkheid te overdenken om personen in overheidsfuncties te bereiken. Zij zegt: „Ik zocht in het telefoonboek en ander gedrukt materiaal naar adressen van instellingen voor sociale dienstverlening. Vervolgens keek ik in Ontwaakt! naar artikelen die geschikt waren voor mensen die op die terreinen werkzaam zijn. Ik ging op pad met bonzend hart, bevend en biddend. Wij bemerkten dat als wij eenmaal voorbij de secretaresse waren gekomen, de mannen in verantwoordelijke posities over het algemeen heel vriendelijk zijn. Wanneer wij onze dankbaarheid uitten voor de diensten die zij verleenden — aangezien Jehovah’s Getuigen daar ook voordeel van trekken — reageerden zij meestal verrast. Dan vertelde ik de reden van mijn bezoek: ’Ik heb artikelen in onze tijdschriften uitgezocht die speciaal betrekking hebben op het werk dat u doet. Neemt u alstublieft de tijd om deze artikelen wanneer het u schikt, te lezen.’ Op deze manier heb ik in de eerste zes maanden ongeveer 1800 tijdschriften kunnen verspreiden.” Nu zegt onze zuster dat zij veel vreugde uit deze speciale activiteit put. Zij bezoekt schoolhoofden, districtscommissarissen, de politie, instellingen voor sociale dienstverlening en rechterlijke autoriteiten.

Een jonge man in Kroatië was geboren met een hartafwijking die hem zeer in zijn activiteiten beperkte. Op de leeftijd van zeventien jaar kwam hij via een van de buren in contact met het goede nieuws, en hij begon alle vergaderingen te bezoeken. Hoewel zijn ouders hem niet aanmoedigden, raakte hij ervan overtuigd dat hij de waarheid had gevonden. Hij had nog maar een deel van het Eeuwig leven-​boek bestudeerd toen zijn lichamelijke toestand verslechterde, en het werd duidelijk dat zijn dood nabij was. Terwijl zijn moeder aan zijn bed zat te huilen omdat zij besefte dat hij weldra zou sterven, sprak hij ernstig met haar over de opstandingshoop (Hand. 24:15). Hij zei dat hij ervan overtuigd was dat hij weer tot leven opgewekt zou worden, maar voegde eraan toe dat het van haar en van zijn vader zou afhangen of zij elkaar in het nieuwe samenstel zouden zien. Zijn moeder was diep geroerd. Twee weken na zijn dood vroegen zijn ouders om een huisbijbelstudie, en zij maken nog steeds goede vorderingen.

In IJsland vonden twee van onze christelijke zusters manieren om hun collega’s te helpen beter bekend te raken met Jehovah’s Getuigen en het goede nieuws van het Koninkrijk. Hoewel hun collega’s verjaardagen en Kerstmis vierden, deden onze twee zusters niet mee. Maar op een dag brachten de zusters een heerlijke cake en wat zelfgebakken brood mee om dat in de koffiepauze met hun collega’s te delen. De collega’s wilden weten ter gelegenheid waarvan zij dit deden. De zusters legden uit dat zij, omdat hun collega’s zo attent waren en rekening hielden met hun overtuiging, hun nu iets lekkers bij de koffie wilden aanbieden. Dit opende de weg voor een fijn gesprek, er werden veel vragen beantwoord en iedereen luisterde met grote belangstelling. Later gaven zij al hun collega’s een speciale uitgave van Ontwaakt!, met op elk exemplaar de naam van de betreffende persoon. Opnieuw werden er vragen gesteld, en er werd een goed getuigenis gegeven. Toen de zusters opstonden om weg te gaan, nam één vrouw hen van top tot teen op en zei: „Ondanks alles zien jullie er heel normaal uit.” Ja, deze collega’s kregen een positievere kijk op Jehovah’s Getuigen en de boodschap die zij verkondigen.

In een gemeente in Denemarken deed een pionier speciaal moeite om ongelovige huwelijkspartners te helpen. Hij begon een bijbelstudie met Klaus, die enkele vergaderingen bezocht met zijn vrouw, die een Getuige is. Klaus stelde de studie op prijs en maakte goede vorderingen. De pionier wilde ook een andere ongelovige echtgenoot helpen, dus nodigde hij Klaus en zijn vrouw samen met dit echtpaar uit voor een maaltijd. Het was de bedoeling van de broeder om bij deze man een bijbelstudie op te richten. Tijdens een wandeling na de maaltijd probeerde hij met de man alleen te spreken, maar dat was onmogelijk omdat Klaus de hele tijd tot de man aan het prediken was. Tegen de tijd dat de broeder eindelijk de gelegenheid kreeg om met hem te spreken, had Klaus de studie al opgericht. Onlangs, tijdens het bezoek van de kringopziener, was Klaus, nu een niet-gedoopte verkondiger, op de velddienstbijeenkomsten aanwezig — op alle tien. Zijn studie met de echtgenoot die geen Getuige is, gaat ook goed.

Degenen die met godvruchtige toewijding in vereniging met Christus Jezus leven, zullen vervolgd worden (2 Tim. 3:12). Die vervolging kan van familieleden afkomstig zijn en kan zelfs over jongeren komen. Monika, die nu verbonden is met de Gemeente Miechów in Polen, leerde toen zij twaalf jaar was breien van een van Jehovah’s Getuigen. Die Getuige wekte bij haar ook het verlangen om de bijbel te bestuderen. Maar Monika’s grootmoeder bood tegenstand. Om Monika te ontmoedigen, kookte zij niet meer voor haar en wilde geen kleren meer voor haar kopen. Zij sloeg Monika wanneer het meisje over de bijbel sprak, en zij volgde haar voortdurend om te voorkomen dat zij met de Getuigen studeerde. Maar Monika studeerde in haar eentje in de schuur en op weg naar school.

Toen zij van de middelbare school kwam, maakte zij plannen om te gaan pionieren en uitte de wens om te dienen waar de behoefte groter was. Zij wilde weg uit haar woonplaats en zo ver mogelijk weg van haar tegenstand biedende grootmoeder. Wat was zij teleurgesteld toen de kringopziener zei dat haar woonplaats hoogstwaarschijnlijk haar gebied zou zijn! Zij vertelt: „Ik probeerde hem niet te laten merken hoe ik me voelde, maar ik liep met gebogen hoofd weg om alles nog eens te overdenken. Ik zei tegen mijn toekomstige pionierspartner: ’Weet je, ik denk dat ik me net als Jona gedraag. Maar Jona ging uiteindelijk toch naar Nineve. Daarom ga ik ook naar de plaats waaraan ik ben toegewezen, als dit Jehovah’s wil is.’” Er zijn vier jaar verstreken, en nu zegt zij: „Ik begrijp nu dat het verstandig was om Jehovah’s leiding te volgen. Mijn negatieve houding was het voornaamste probleem. Nu ervaar ik veel vreugde omdat ik in één maand 24 bijbelstudies heb kunnen leiden. Dank zij Jehovah heb ik zelfs regelingen getroffen voor een studie met mijn grootmoeder, die eens zo tegen de waarheid was.”

De Amerika’s

In Mexico vindt een grootschalige uittocht uit Babylon de Grote plaats. Vele duizenden mensen van alle rangen en standen geven gehoor aan de dringende oproep uit de bijbel: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen” (Openb. 18:4). De meeste van deze mensen zijn katholieken die hun Kerk verlaten. In 1995 was er in Mexico een hoogtepunt van 443.640 verkondigers die Jehovah ijverig dienen. Nog meer mensen willen zich heel graag bij hen voegen, wat blijkt uit de 569.842 huisbijbelstudies die werden geleid en de 33.077 personen die zich dat dienstjaar aanboden voor de waterdoop.

Sommigen van degenen die niet langer met Babylon de Grote vereenzelvigd willen worden, zijn nog jong. Getuigen in Chili gingen naar Requinoa, een afgelegen gedeelte van hun gebied dat zij alleen konden bereiken na een lange wandeling over een stoffige weg. Toen zij een huis naderden, kwam een oudere vrouw hun al tegemoet. „Wat aardig dat u naar buiten komt om ons te begroeten!”, zeiden de Getuigen. Zij antwoordde: „Dat is om een belofte na te komen aan mijn kleinzoon, die kortgeleden gestorven is.” Altijd wanneer haar kleinzoon, die nog maar twaalf jaar was, de Getuigen aan zag komen, rende hij naar haar toe en zei: „Oma, daar komen los de la Biblia [de bijbelmensen].” En dan vroeg hij geld om de tijdschriften te kopen. „Hij las ze altijd,” vertelde zij, „maar het meest hield hij van een rood boek dat over een paradijs gaat [U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven]. Hij las het altijd aan mij voor en onderwees mij, want ik kan niet lezen. Drie weken geleden werd hij door de een of andere onbekende oorzaak ziek. Er werd al het mogelijke gedaan om hem te helpen, maar de artsen stuurden hem naar huis om zijn laatste uren met ons door te brengen. Hij was stervende.”

Met de familie rond zijn bed sloot hij zijn ogen. Zij vervolgde: „Wij dachten dat hij dood was en huilden van verdriet, toen hij plotseling zijn ogen opendeed en tegen ons zei: ’Mammie, Oma, zeg me dat ik geen katholiek ben. Dat ben ik toch niet, hè?’ ’Nee, je bent niet katholiek’, zeiden wij. ’Nee,’ ging hij verder, ’want ik ben een van die mensen die de weg opkomen, los de la Biblia, en ik zal in het Paradijs leven.’ Toen haalde hij zijn rode boek te voorschijn en liet ons plaatjes zien. Hij keerde zich naar mij toe en zei: ’Oma, beloof me dat u elke keer als u los de la Biblia de weg op ziet komen, naar buiten zult gaan om hen voor mij te begroeten.’ Ik zei dat ik dat zou doen. Toen zei hij: ’Ik ben niet katholiek, ik ben een van los de la Biblia, en ik zal in het Paradijs leven’, en daarop stierf hij. Daarom ben ik naar buiten gekomen om u te begroeten toen ik u de weg op zag komen.” De broeder vertroostte haar met schriftplaatsen over de opstanding. Hopelijk kan die familie worden geholpen een krachtig geloof te ontwikkelen zodat, indien het Jehovah goeddunkt, zij met hun kleinzoon in het Paradijs kunnen leven.

Net zoals ouderen hun loyaliteit jegens Jehovah moeten bewijzen, wordt ook van jongeren vaak gevraagd hun geloof te bewijzen wanneer zij met tegenstand worden geconfronteerd. De veertienjarige Michael in Costa Rica had slechts een paar maanden de bijbel bestudeerd toen er op de middelbare school van hem werd verlangd dat hij deelnam aan ceremoniën waarvan hij vond dat ze in strijd waren met wat hij uit de bijbel had geleerd. Hoewel hij nog niet gedoopt was, nam hij een vastberaden standpunt in, en hij en zes klasgenoten die Getuigen waren, werden van school gestuurd. Er wachtten Michael nog meer beproevingen. Zijn vader stelde hem een ultimatum: „Verwerp die religie of ik verstoot je als mijn zoon.” Bij een andere gelegenheid reed zijn vader met hem naar de stad, parkeerde de auto, liet hem een aktentas zien en zei: „Kijk, zoon, in deze aktentas zit 8500 dollar. Het is allemaal van jou als je naar onze religie terugkeert en hun geloof verlaat.” Toen Michael weigerde, gaf zijn vader hem een klap in het gezicht. Vervolgens nam hij hem mee naar een katholieke kerk en schreeuwde dat hij moest knielen en een kruis moest slaan voor de Maagd Maria, anders zou er wat voor hem zwaaien. De jongen antwoordde dat hoewel hij verplicht was zijn ouders te respecteren, zijn exclusieve toewijding voor Jehovah was. Zijn vader antwoordde dat hij Jehovah niet kende, en bovendien, dat Jehovah hem niet interesseerde. Daarna heeft Michaels vader twee jaar lang geweigerd hem te zien! Jaren later echter, kort voordat zijn vader stierf, zocht hij contact met Michael en vroeg hem of hij hem uit de bijbel wilde voorlezen. Hij vroeg Michael of hij hem wilde vergeven, moedigde hem aan Jehovah te blijven dienen, en verzocht om een bijbelstudie.

Een vrouw in Panama-Stad (Panama) luisterde toen de Getuigen bij haar aan de deur kwamen. Zij nam een tijdschrift en nodigde hen uit terug te komen. Waarom? Zij was nooit vergeten dat toen zij in een bergachtig gedeelte van het land als onderwijzeres werkte, zij enkele Getuigen-kinderen in haar klas had. Zij namen nooit deel aan patriottische ceremoniën, ondanks de druk die zij op hen uitoefende. Toen de kinderen op een dag macaroni voorgezet kregen die vermengd was met een saus waarin niet-uitgebloede kip was verwerkt, weigerden deze kinderen dit te eten, ook al drong zij er bij hen op aan gewoon de macaroni eruit te halen en de saus te laten staan. Zij legden uit dat de bijbel het eten van bloed verbiedt (Hand. 15:28, 29). Zij deelde hun zienswijze niet, maar was toch onder de indruk. Zij had nog nooit iemand gekend die zo’n rechtschapenheid toonde in verband met een religieuze overtuiging. Dus toen de Getuigen jaren later bij haar aan de deur kwamen, nodigde zij hen uit om terug te komen zodat zij meer te weten kon komen over datgene waarop hun geloof gebaseerd was. Er werd een bijbelstudie opgericht en zij begon alle vergaderingen te bezoeken. Nu dient zij Jehovah, samen met haar man en drie kinderen, dank zij het uitstekende voorbeeld van de jonge Getuigen op haar school.

Een vrouw in El Salvador die Jehovah’s Getuigen bewonderde, vroeg Omar of hij met haar zesjarige zoontje wilde studeren. Omar stemde daarmee in. Toen hij erheen ging om studie te geven, was hij verrast. Het jongetje, Mario, was vroeg opgestaan, had zich gewassen en aangekleed en zat te wachten tot de broeder kwam. Zij begonnen de studie uit Mijn boek met bijbelverhalen. De moeder van de jongen luisterde terwijl zij haar naaiwerk deed. Ze zei dat zij er alleen maar in geïnteresseerd was dat haar zoon hetzelfde onderwijs kreeg als de kinderen van Jehovah’s Getuigen. De broeder vroeg haar toestemming om de kleine Mario mee te nemen naar de gemeentevergaderingen en later naar grotere vergaderingen. De jongen maakte vorderingen, en Omar hielp hem zich de volle-tijddienst ten doel te stellen. Na verloop van tijd aanvaardde de moeder eveneens een studie en werd gedoopt, Mario’s jongere broer werd een verkondiger, en zijn vader bezoekt nu enkele vergaderingen. En Mario? Hij is een gewone pionier. Wat is Omar blij dat hij ermee instemde om met dat zesjarige jongetje te studeren!

Een bekwaam gebruik van de bijbel kan een gunstige reactie van oprechte mensen teweegbrengen, zoals de volgende ervaring van Jamaica laat zien: „Een jonge vrouw die aan mij werd voorgesteld, zei dat zij heel veel vragen had waarop zij een antwoord wilde hebben. Er werden regelingen getroffen voor een gesprek. De eerste keer dat wij bij elkaar kwamen, zei ze dat zij geen publikatie van ons wilde bestuderen en ook niet voor vergaderingen uitgenodigd wilde worden. Zij wilde haar vragen beantwoord krijgen uit de bijbel. De meeste van haar vragen gingen over de sabbat en de geloofsovertuigingen van Jehovah’s Getuigen. Alleen de bijbel werd gebruikt — de King James Version. Elke keer dat zij in antwoord op haar vragen schriftplaatsen las, verbaasde zij zich over de duidelijkheid en de redelijkheid van de bijbelse antwoorden. Dit ging drie weken zo door. Bij het volgende bezoek had zij geen vragen meer, dus vroeg ik haar: ’Wat nu?’ Ze zei dat zij ’in het rode boek wilde beginnen’, dat wil zeggen, het Eeuwig leven-​boek. Hoofdstuk 22 werd uitgekozen, ’De ware religie identificeren’. Na dat hoofdstuk begonnen wij bij hoofdstuk 1. Daarna vroeg zij naar onze vergadertijden. Zij begon alle vergaderingen te bezoeken; toen haar baan haar dat verhinderde, nam zij ontslag. Na slechts een paar maanden studie liet zij zich op de theocratische bedieningsschool inschrijven en werd een niet-gedoopte verkondigster.”

Een kringopziener in Bolivia had een dag vrij tussen twee bezoeken aan kleine geïsoleerde groepen, en hij gebruikte die om in de velddienst te gaan met de gemeente in het gebied waar hij woonde. Hij vroeg zich af wie de velddienstbijeenkomst zou leiden. De gids arriveerde samen met een andere broeder. Hij had een sprekend horloge, en toen dit aankondigde dat het 8.15 uur was, vroeg hij iemand om de dagtekst te lezen, verzocht om vrijwillige commentaren en besloot vervolgens met zijn eigen korte commentaar. Na het gebed deelde hij alle aanwezigen twee aan twee in, en hij deelde zelfs een zuster in die er niet was. „Wat vreemd!”, dacht de kringopziener. Even later waren zij in het gebied, en de gids vroeg: „Waar zijn wij precies, en welke kant kijk ik op?” Toen besefte de kringopziener dat de broeder blind was. Nadat hij zich had georiënteerd, deelde de gids de gebiedstoewijzingen uit. En halverwege de ochtend regelde hij zelfs dat elke verkondiger met een ander ging werken. Wat een voortreffelijk voorbeeld van bereidheid om door Jehovah gebruikt te worden en van vertrouwen in hem dat hij elk eventuele gebrek zal compenseren! Toen de kringopziener tegen de plaatselijke ouderlingen zei hoe aanmoedigend het was om de broeder op die manier dienst te zien verrichten, antwoordden zij: „Ja, en die broeder laat ons of zijn groep nooit in de steek.”

Er is nog steeds niet-toegewezen gebied in Nicaragua, en Jehovah verschaft bereidwillige werkers om zorg te dragen voor de geestelijke oogst. Tijdens een vier maanden durende veldtocht werden honderd tijdelijke speciale pioniers, zelfopofferende jonge broeders en zusters, naar in totaal 22 plaatsen uitgezonden. Behaalden zij resultaten? Voor de Gedachtenisviering rapporteerden zij in totaal 2674 aanwezigen. Als gevolg van hun inspanningen werden er vijf nieuwe geïsoleerde groepen opgericht. Bovendien zijn er uit Canada, Costa Rica, Duitsland, Engeland, Guatemala, Porto Rico, Spanje en de Verenigde Staten alleenstaande en gehuwde broeders en zusters gekomen om als pioniers in Nicaragua te dienen. Zij doen samen met de zendelingen die hier in de loop van het jaar werden toegewezen uitstekend werk.

Het is in Nicaragua niet moeilijk studies op te richten. Een zendeling werd op weg naar de vergadering benaderd door een man die eerst vroeg of hij een van Jehovah’s Getuigen was. Toen zei hij dat hij graag de bijbel wilde bestuderen. Toen zij hem bezochten, vertelde hij zijn ervaringen tijdens de oorlog in Nicaragua. Bij één gelegenheid, toen hij bevel had gekregen om enkele Getuigen te arresteren, hadden zij hem zo gastvrij ontvangen dat hij zijn orders niet kon uitvoeren. Maar nu was hij diep verontrust. Hij had tijdens de oorlog veel mensen gedood. Zou God hem vergeven? Zijn vraag werd beantwoord aan de hand van Jesaja 1:15-18, waarna de man van dankbaarheid en opluchting in tranen uitbarstte. Er werd prompt een studie opgericht. Toen hij besefte dat hij, om God te behagen, bij zijn vriendin weg moest gaan en naar zijn vrouw moest terugkeren, antwoordde hij onmiddellijk: „Ik wil Jehovah voor honderd procent dienen, niet voor tachtig procent.”

Gehaat door de wereld, maar bekend om hun liefde

Op de laatste avond voor zijn dood zei Jezus Christus tot zijn apostelen: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” Hij voegde eraan toe: „Als gij een deel van de wereld zoudt zijn, zou de wereld ten zeerste gesteld zijn op wat haar toebehoort. Omdat gij nu geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u” (Joh. 13:35; 15:19). Net als Jezus worden Jehovah’s hedendaagse Getuigen gehaat door de wereld maar staan zij bekend om hun liefde.

Toch blijkt deze behandeling dikwijls een uitwerking ter bevordering van het goede nieuws te hebben in plaats van andersom. Onbevooroordeelde mensen worden er soms toe bewogen de Getuigen te verdedigen. Sommigen sluiten zich zelfs bij hen aan in de aanbidding van Jehovah.

Toen een ouderling een groep verkondigers in de Kaukasus bezocht, werd het huis waarin zij bijeenkwamen twee uur lang omsingeld door een vijandige menigte, die eiste dat de ouderling en andere broeders in de groep aan hen overgeleverd zouden worden. De politie kwam echter tussenbeide. Op het politiebureau grepen de broeders de gelegenheid aan om getuigenis te geven. De commandant van politie kreeg belangstelling. Hij en zijn gezin bestuderen nu geregeld de bijbel met Jehovah’s Getuigen.

Twee weken voordat er in Irkoetsk (Rusland) een congres zou beginnen, brachten twee priesters een bezoek aan de directeur van het stadion en eisten dat het congres geannuleerd zou worden. De directeur vroeg waarom. Hun antwoord: „Jehovah’s Getuigen zijn een valse religie. Zij zijn geen christenen.” De directeur antwoordde: „Het is mijn taak niet om te onderzoeken welke religie waar is en welke niet. Ik beoordeel mensen naar hun daden, niet naar hun geloof. Ik werk al vier jaar met Jehovah’s Getuigen samen, en ik ben ervan overtuigd dat zij de beste mensen zijn. Dank zij hen en hun harde werk is het stadion in uitstekende staat. Als zij er niet waren geweest, zou het stadion waarschijnlijk niet meer functioneren en zou ik hier geen directeur zijn. Wat hun methoden betreft, dat is hun recht, maar wie weerhoudt jullie ervan hetzelfde te doen? Waarom huren jullie geen stadion en waarom trekken jullie mensen niet op dezelfde manier aan?” Dit antwoord maakte de priesters woedend, en zij bedreigden hem. Maar de directeur zei eenvoudig dat het stadion, althans op dit moment, niet door priesters wordt beheerd maar door hem.

Hoewel Jehovah’s Getuigen, zoals Jezus voorzei, ’voorwerpen van haat voor alle natiën’ zijn, staan zij ook bekend om hun in het oog springende liefde (Matth. 24:9). Die liefde is duidelijk merkbaar wanneer Jehovah’s Getuigen aan theocratische bouwprojecten meewerken. Een van die bouwprojecten is dat in Solnechnoye (Rusland), waar kantoren en Bethelfaciliteiten worden gebouwd die zullen worden gebruikt in verband met de prediking van het goede nieuws in Rusland. Er zijn 530 broeders en zusters uit dertig verschillende landen op de bouw. Wat leggen zij een voortreffelijke geest aan de dag! Velen van hen nemen hun vakantie op om te helpen. Anderen hebben hun baan opgegeven of hun huis verkocht om hier langere tijd te werken. Hun intense belangstelling voor de mensen in Rusland wordt ook weerspiegeld in de ijver waarmee velen zich na werktijd toeleggen op het leren van de Russische taal.

Een dergelijke liefdevolle hulp wordt ook in andere landen geboden. Op 8 juni reisden honderd Noorse Getuigen op eigen kosten naar IJsland om hun broeders te helpen bij de gelijktijdige bouw van twee Koninkrijkszalen, een in Keflavik en de andere in Selfoss.

Sommigen die tegenstanders waren, hebben een verandering van hart ondergaan. In Oekraïne bijvoorbeeld was een jonge zuster op een dag van huis tot huis aan het werk toen zij een bejaarde man trof die haar met lichamelijk letsel dreigde als zij nog eens zou komen. Onze zuster vroeg hem een brochure te aanvaarden en beloofde hem niet verder lastig te vallen. Maar zij verloor haar rapportje waarop stond welk huis zij moest overslaan en belde later per ongeluk bij hem aan. Toen zij zag wie de deur opendeed, schrok zij hevig. Zij bad tot Jehovah. Maar de man zei: „Jongedame, ik heb je brochure gelezen en ben van gedachten veranderd. Ik wil graag de bijbel gaan bestuderen.”

Degenen die onze congressen bezoeken, zien duidelijk welke geest er onder Jehovah’s volk heerst. Een functionaris in Swaziland die belast was met de leiding over de plaats waar een congres werd gehouden, keek na het laatste programmaonderdeel verbaasd toe terwijl honderden broeders en zusters hielpen met afbreken en schoonmaken. Hij kreeg een heel andere kijk op ons. Zoals hij zei „werken vrouwen, mannen, blanke mannen, zwarte mannen en jongeren allemaal eensgezind en gelukkig samen om binnen een paar uur een schone faciliteit af te leveren. . . . Jullie zouden van ons elke week dit terrein mogen gebruiken, als jullie dat wilden.”

Liefde zet Jehovah’s volk ook in tijden van economische ontberingen tot handelen aan (1 Joh. 3:17, 18). Dande Valley, in het noordoosten van Zimbabwe, werd dit jaar door hevige droogte geteisterd. Toen andere gemeenten in het land van de situatie op de hoogte werden gesteld, reageerden zij op een geweldige manier. Er waren broeders en zusters die zakken maïs, alsook kleding en geld gaven. Anderen stelden hun vrachtwagen beschikbaar om de hulpgoederen af te leveren. Toen het hulpverleningsteam bij een afgelegen gemeente kwam, troffen zij een echtpaar aan dat twee dagen geleden hun laatste maaltijd had gehad. De vrouw is een Getuige; haar man, die ziek was, is geen gelovige. Hij had alle hoop verloren, maar onze geliefde zuster had gezegd dat zij ervan overtuigd was dat haar God, Jehovah, hun van voedsel zou voorzien. Toen onze broeders arriveerden, huilde zij van vreugde.

Gevaar voor de dijken maakte de evacuatie noodzakelijk van tien van onze gemeenten in Nederland. Nabijgelegen gemeenten reageerden onmiddellijk. Vanuit het hele land kwamen er telefoontjes binnen om huisvesting aan te bieden. Er was meer dan genoeg. Later, toen de broeders en zusters naar hun huis terugkeerden, werden zij door bekwame broeders van onze Regionale bouwcomités en andere vrijwilligers geholpen hun meubels, keukenuitrusting, enzovoort, weer te installeren. Ook werden er dit jaar opnieuw, met medewerking van broeders in een aantal landen, hulpgoederen bij onze broeders en zusters in het door oorlog verscheurde Bosnië afgeleverd.

Dit alles vormt een tastbaar bewijs dat wij ’harmonisch zijn samengevoegd in liefde’ (Kol. 2:2). Wat is het geweldig deel uit te maken van een internationale familie, bestaande uit mensen die elkaar werkelijk liefhebben!