Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Brazilië

Brazilië

Brazilië

In het jaar 1500 schreef Pero Vaz de Caminha aan de koning van Portugal over Brazilië, waar Portugese ontdekkingsreizigers zojuist aan land waren gegaan. Hij verklaarde: „De beste opbrengst die er te halen is . . . zal het redden van de bevolking [Indianen] zijn.” Deze woorden onthullen een van de voornaamste redenen voor de Portugese overzeese expansie in de vijftiende en zestiende eeuw. Dat was het verbreiden van de religieuze leringen van de christenheid naar andere landen.

Pas veel later echter werd Gods Woord, de bijbel, voor de inwoners van Brazilië beschikbaar gesteld, zodat zij zelf konden zien wat deze leert. De gehele Portugese bijbel was voor het eerst verkrijgbaar in 1751 (een deel in Europa en een deel in Zuid-India). Er ging nog eens 125 jaar voorbij voordat een gedeelte ervan in het Braziliaanse Portugees werd gedrukt. En het duurde tot ver in de twintigste eeuw voordat er zelfs maar een gedeelte van de bijbel in een van de talen van de Indianenstammen in Brazilië werd uitgegeven.

Brazilië is een van de weinige landen in Zuid-Amerika waar niet het Spaans de voornaamste taal is, maar het Portugees. Brazilië, dat ongeveer de helft van Zuid-Amerika beslaat en grenst aan alle andere Zuidamerikaanse landen behalve Chili en Ecuador, is een land van grote verscheidenheid. De bevolking is levendig en vriendelijk en heeft belangstelling voor geestelijke aangelegenheden. De meerderheid (85 procent van de 161 miljoen inwoners) belijdt het katholicisme, en een hoog percentage daarvan vertoont een neiging tot spiritisme. De laatste jaren hebben ook een opmerkelijke toename in het aantal aanhangers van evangelische religies te zien gegeven.

Het ware bijbelse onderricht komt op gang

Het is Gods wil dat „alle soorten van mensen worden gered en tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen” (1 Tim. 2:3, 4). De verbreiding van die soort van kennis begon in Brazilië tegen het einde van de negentiende eeuw. In 1899 ontving Sarah Bellona Ferguson uit São Paulo per post voor het eerst enkele publikaties van het Wachttorengenootschap uit de Verenigde Staten. Naarmate zij kostbare bijbelse waarheden leerde kennen, deed zij wat zij kon om ze met anderen te delen. Toen ongeveer 25 jaar later de gelegenheid daartoe zich voordeed, werd zij gedoopt.

Intussen gingen acht jonge Braziliaanse zeelui, met walverlof in de stad New York, de vergaderingen bezoeken van de Bijbelonderzoekers (zoals Jehovah’s Getuigen toen bekendstonden). Daar kregen zij een Portugese bijbel. Zij werden ook geholpen die te begrijpen. Toen zij in maart 1920, na verscheidene maanden van omgang met de Bijbelonderzoekers in New York, naar Brazilië terugkeerden, gingen zij ermee door samen te komen en met anderen te spreken over de dingen die zij hadden geleerd. Aanvankelijk gebruikten zij Wachttoren-publikaties in het Spaans als studiehulpmiddelen, want in het Portugees was er niets. Maar een paar jaar later werd George Young naar Brazilië gestuurd en werden er regelingen getroffen om lectuur in het Portugees te vertalen en uit te geven. In 1923 werd in Rio de Janeiro een bijkantoor van de Watch Tower Bible and Tract Society gevestigd om het bijbelonderricht in dit uitgestrekte land te bevorderen.

Er komt meer hulp

Ondanks dit goede begin verliep de vooruitgang traag. Daarom kwam op uitnodiging van J. F. Rutherford, die toen president van het Wachttorengenootschap was, Alston Yuille in 1936 naar Brazilië om de Getuigen daar te helpen vollediger te profiteren van de geestelijke voorzieningen die Jehovah door middel van zijn zichtbare organisatie trof. Samen met hem kwamen zijn vrouw Maude en Antonio Pires de Andrade, een medewerker die, in het begin tenminste, ook als zijn tolk fungeerde. Drie jaar later werden Otto Estelmann en Erich Kattner uit Europa gestuurd om als pioniers te dienen en zich toe te leggen op het bezoeken van mensen thuis om hun te laten zien hoe zij voordeel konden trekken van de bijbelse waarheid. Vervolgens kwamen er in 1945 twee zendelingen van de eerste klas van de Gileadschool: Charles D. Leathco en Harry Black.

Jehovah zegende het werk van deze en vele andere ijverige verkondigers van het Koninkrijk, en in 1948 waren er in Brazilië 1000 getuigen van Jehovah die de kostbare waarheden uit Gods Woord met anderen deelden. De groep groeide snel: 10.000 in 1957 en 50.000 in 1968. Intussen moesten het Bethelhuis en de drukkerij vergroot worden, en in 1968 werd het bijkantoor overgeplaatst van Rio de Janeiro naar grotere faciliteiten in São Paulo. (Zie voor meer inlichtingen over het werk in Brazilië van 1920–1972 het Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1974, blz. 33-86.)

Gods eigen Woord beschikbaar stellen

Zo’n vijftig jaar geleden ging de gemiddelde rooms-katholiek in Brazilië altijd naar de mis, bad altijd tot Maria, gehoorzaamde altijd de priester en las nooit de bijbel. Waarom? Om te beginnen verboden de priesters hun kudden een bijbel in bezit te hebben waar het imprimatur van de Rooms-Katholieke Kerk niet in stond. Verder hingen aan al zulke door de kerk goedgekeurde bijbels onbetaalbare prijskaartjes — ver boven het budget van de gemiddelde kerkganger. Geen wonder dat de Getuigen destijds dikwijls katholieken troffen die nog nooit een bijbel hadden gezien!

„Zulke mensen las ik altijd het Onze Vader voor”, memoreert Fern, een zendelinge met een lange staat van dienst. „Katholieken kenden dat gebed uit het hoofd, maar waren verrast het in de bijbel te zien.” In veel gevallen leidde die verrassing tot belangstelling en de belangstelling tot het verzoek: „Zou u mij aan een bijbel kunnen helpen?” Met genoegen haalden de Getuigen dan een betaalbare vertaling bij het Braziliaanse Bijbelgenootschap.

De tien zendelingen die zich toen in São Paulo bevonden, waren frequente bezoekers van het depot van het Bijbelgenootschap in die stad. Maar de protestantse verkopers van dat depot waren er niet blij mee dat de hele voorraad van de Tradução Brasileira — een bijbelvertaling waarin de naam Jehovah stond — van hun boekenplanken in de boekentassen van de zendelingen verdween. Op een dag gaf de verkoopster de zendelingen te verstaan dat zij geen exemplaren van die bijbel meer voor hen had. Kort daarop was de Tradução Brasileira uitverkocht. Het hoeft geen betoog dat de Getuigen maar al te graag verandering in die situatie zouden zien. In 1963 waren er 57 afgevaardigden uit Brazilië op de internationale congressen in de Verenigde Staten toen de Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften in het Portugees werd vrijgegeven. Vier jaar later, toen de complete Nieuwe-Wereldvertaling in het Portugees beschikbaar kwam, was het eindelijk afgelopen met de druppelsgewijze bijbelverspreiding.

De laatste dertig jaar zijn miljoenen exemplaren van de Nieuwe-Wereldvertaling vanaf de persen van het Genootschap het land in gestroomd en onder de aandacht van het publiek gekomen. In 1987 beschreef Veja, het voornaamste weekblad van Brazilië, de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift met studieverwijzingen als de „meest complete vertaling van de Schrift” in het land. Jehovah’s Getuigen in Brazilië (nu meer dan 430.000 in getal) zijn het daarmee eens en zijn er opgetogen over dat als gevolg van hun campagne om de bijbel te verspreiden nu veel Brazilianen in grote en kleine steden en dorpen eindelijk dankbaar de bladzijden van hun persoonlijke exemplaar van Gods Woord omslaan.

Persoonlijk onderricht in bijbelse waarheid

De bijbel lezen is één ding, maar het gelezene begrijpen en weten toe te passen is nog wel even iets anders. Dat vraagt een programma van persoonlijk bijbels onderricht. In 1968 — een jaar na de vrijgave van de complete Portugese Nieuwe-Wereldvertaling — ontvingen de 50.000 Getuigen in Brazilië De waarheid die tot eeuwig leven leidt, een boek dat hen zou helpen bij het bestuderen van de bijbel.

Na het boek gelezen te hebben, riep een ervaren pionierster uit: „Met behulp van dit boek gaan miljoenen mensen de waarheid aanvaarden!” En zij kreeg gelijk. De jaarlijkse verspreiding van boeken werd meer dan verdrievoudigd. Het aantal bijbelstudies ging met sprongen vooruit. Rute, uit het zuiden van Brazilië, spreekt namens velen als zij zegt: „Toen ik het Waarheid-boek bestudeerde, voelde ik mij dankbaar en woedend. Dankbaar omdat ik de waarheid omtrent de toestand van de doden en de hoop op het Paradijs leerde, en kwaad omdat de Katholieke Kerk mij mijn leven lang had misleid.”

Later, in 1983, werd een nieuw hulpmiddel voor bijbels onderricht — de Portugese uitgave van het boek U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven — door de Getuigen gretig ontvangen. Ook dat boek heeft het hart van vele mensen van alle rangen en standen bereikt. Begin 1996 profiteerden meer dan 500.000 personen van bijbels onderricht, de meeste daarvan door een studie aan de hand van dit doeltreffende onderwijsinstrument.

Terwijl de tekst van het Eeuwig leven-​boek weerklank vond bij lezend Brazilië, leerden de plaatjes in de brochure Geniet voor eeuwig van het leven op aarde! bijbelse waarheden aan velen van Braziliës 28 miljoen inwoners die niet konden lezen. De afgelopen dertien jaar zijn meer dan zes miljoen van deze brochures in het Portugees gedrukt. Begrijpen ongeletterde mensen de leringen van de bijbel? Wis en zeker! Neem bijvoorbeeld Maria, een bejaarde vrouw. Geholpen door de brochure leerde zij dat Gods naam Jehovah is, en niet Senhor, net zoals haar naam Maria is, en niet Senhora. Hoewel zij Gods naam nooit eerder had gehoord, nam zij deze nieuwe waarheid tijdens haar eerste bijbelstudie dankbaar aan. Toen de Getuige die haar onderwees vertrok, riep Maria: „Jehovah zij met je!” Maria’s oprechte wens is beslist vervuld. Met Jehovah’s zegen maakt het bijbelse onderwijs in Brazilië goede vorderingen.

Opnieuw ruimte maken om te drukken

In 1971, drie jaar nadat het bijkantoor naar São Paulo was verhuisd, overschreed het aantal actieve Getuigen de 70.000. Dat jaar waren er in het hele land 1202 gemeenten, besteedden Jehovah’s Getuigen meer dan 11.000.000 uur aan hun openbare bediening en leidden zij gemiddeld 58.902 huisbijbelstudies. Het was duidelijk dat de bijkantoorfaciliteiten weer uitgebreid zouden moeten worden om te voorzien in de benodigde leiding en uitrusting voor dit onderwijsprogramma. Naar Jehovah opziend voor leiding schonken de broeders aandacht aan deze behoefte.

Vele jaren lang was de Portugese uitgave van De Wachttoren in Brazilië gedrukt op een oude vlakdrukpers. Maar in 1957 was wegens de toegenomen vraag, problemen met de pers (die in 1918 was gebouwd) en een ontoereikende papierleverantie besloten het drukken in New York te laten plaatsvinden. Nu er oplossingen waren gevonden voor de pers- en papierproblemen, waren de broeders in staat het drukken in Brazilië te hervatten.

Om te voorzien in de benodigde ruimte voor de drukkerijwerkzaamheden, werd aan de bouw van een uitbreiding van de bijkantoorfaciliteiten begonnen. Gelijktijdig werden er regelingen getroffen om een snelle hoogdruk-rotatiepers in te voeren. Wegens het onderwijzende karakter van onze tijdschriften werd een poging gedaan om vrijstelling van invoerbelasting op de pers te krijgen. Maar soms hadden religieuze organisaties die belastingvrijstelling voor goederen hadden verkregen, deze later met grote winst verkocht. Begrijpelijkerwijs voelden sommige autoriteiten er niet zoveel meer voor om religieuze groeperingen vrijstellingen te verlenen. Er kwam echter hulp uit een onverwachte hoek — van een regeringsambtenaar die een agnosticus was. Hij toonde belangstelling voor ons verzoek om vrijstelling en gaf aanwijzingen hoe wij dienden te handelen. In november 1972, na slechts vier maanden, werd de verlangde belastingvrijstelling verleend. Augusto Machado, die op het kantoor van het Genootschap werkte, vertelde terugkijkend: „Wij begonnen met niets, en wisten vrijwel niets; maar met vertrouwen in Jehovah en door ons huiswerk te maken, kregen wij wat wij nodig hadden. Het is echt waar dat Jehovah zijn dienstknechten leidt.”

Er viel heel wat te leren

Het vooruitzicht om met een rollen-rotatiepers te gaan drukken, leverde nieuwe uitdagingen op. De geheel ontmantelde pers arriveerde in december 1972, verpakt in 47 grote kisten, waarvan sommige wel zes ton wogen. Om erop toe te zien dat hij goed werd opgezet, werd Milan Miller van het internationale hoofdbureau gestuurd. Hij coördineerde het werk van een groep van negen broeders om de pers te installeren en leerde hun vervolgens hoe zij die moesten bedienen. Doordat zij meegewerkt hadden aan de installatie van de pers, begrepen zij beter hoe zij ervoor moesten zorgen. De meesten waren jonge broeders die tot dan toe weinig of geen ervaring met drukken hadden. Karl Rietz, een van de medewerkers aan dat installatieproject, was de drukkerijopziener en in die hoedanigheid dient hij tot op de dag van vandaag.

Omstreeks dezelfde tijd arriveerde het papier dat voor het drukken van de tijdschriften werd geïmporteerd. „De eerste zending bedroeg 150 ton”, wist Euclides Justino, die van Bethel naar de haven werd gestuurd om het op te halen, nog te vertellen. „Wij regelden dat vrachtwagens het papier van de haven in Santos naar Bethel in São Paulo zouden vervoeren. Maar wij hadden ons er geen rekenschap van gegeven dat wij, omdat de vorkheftruck aan de haven de rollen papier alleen maar op de vrachtwagens tilde, sterke kerels nodig zouden hebben om die zware rollen netjes op de vrachtwagens te rangschikken. En dus klommen broeder Machado en ik boven op een van de vrachtwagens en begonnen de rollen — die elk 400 kilo wogen — te kantelen en op hun plaats te rollen. De stuwadoors lachten zich een ongeluk toen zij twee mannen met stropdassen met de rollen zagen worstelen. Gelukkig was het bijna lunchtijd, dus hielden wij er al gauw mee op. Tijdens de middagpauze huurden wij mannen om het karwei af te maken.” Maar geleidelijk aan leerden de broeders heel wat over het werk dat komt kijken bij het drukken met een rollen-rotatiepers.

In 1973 arriveerde een tweede rollen-rotatiepers met een vergelijkbare drukcapaciteit: 12.500 tijdschriften per uur. Sedertdien zijn er meer persen — met vierkleurencapaciteit — geïnstalleerd. Zo hebben wij door de jaren heen de vraag naar bijbelse lectuur kunnen bijbenen.

Inwijding van de nieuwe Bethel-bijbouw

Ongeveer vier maanden voordat die tweede pers arriveerde, zou volgens de planning de nieuwe Bethel-bijbouw worden ingewijd. Sommigen uitten twijfel of de bouwwerkzaamheden wel op tijd klaar zouden zijn. Maar het antwoord van Fred Wilson, de bijkantooropziener, luidde: „Jullie kennen onze broeders nog niet.” Met hart en ziel stortten zij zich op het werk en gingen tot laat in de avond door, ook op zaterdag en zondag. Op 17 maart 1973, de dag vóór de inwijding, waren zij nog bezig hier en daar de laatste hand aan te leggen. Rond het middaguur was alles klaar! De laatste vrachtwagen met rommel reed de achterpoort uit terwijl de eerste bezoekers de lobby betraden!

Nathan H. Knorr, in die tijd president van het Wachttorengenootschap, en Max Larson, de drukkerijopziener van Brooklyn, waren voor de gelegenheid aanwezig. Broeder Knorr hield de inwijdingstoespraak. De volgende dag was er een drie uur durend speciaal programma dat werd bijgewoond door een menigte van meer dan 28.000 aanwezigen in een bomvolle sporthal in het Ibirapuerapark. Bij die gelegenheid gaf broeder Knorr, na gesproken te hebben over de belangrijkheid van een geregelde beschouwing van de dagtekst, het Jaarboek 1973 vrij, dat voor het eerst in het Portugees werd uitgegeven. (Voordien was de stof die als basis diende voor dagtekstbesprekingen in het Portugees in De Wachttoren verschenen.) Op die manier dagelijks een gedeelte van Gods Woord lezen en bespreken, is belangrijk in het leven van Jehovah’s volk, in overeenstemming met wat Jezus Christus zelf heeft gezegd: „De mens moet niet van brood alleen leven, doch van elke uitspraak die uit Jehovah’s mond voortkomt.” — Matth. 4:4.

Internationaal „Goddelijke zegepraal”-congres

Het jaar 1973 besloot met het grootste congres dat ooit door Jehovah’s volk in Brazilië was gehouden, in het Estádio Pacaembú in São Paulo, en wel van 26 tot 30 december. Een enorme ballon met een aankondiging van het thema „Goddelijke zegepraal” zweefde boven het stadion. Het programma sterkte de aanwezigen in de overtuiging dat goddelijke zegepraal door Gods koninkrijk werkelijk de grootste zegeningen voor de mensheid zal brengen. Gedurende het congres zelf zagen zij de bewijzen dat het onderwijs omtrent Gods wil zoals deze in de bijbel opgetekend staat, het leven van tienduizenden mensen in Brazilië reeds had veranderd. Achtentwintig jaar eerder had broeder Knorr een gehoor van 765 personen toegesproken in een sporthal in de buurt. Bij die gelegenheid had hij, toen hij naar het reusachtige stadion in de verte keek, zich hardop afgevraagd of Jehovah’s Getuigen die faciliteiten ooit zouden vullen. Die gedachte werd in 1973 werkelijkheid, toen broeder Knorr in een overvol stadion een gehoor toesprak van 94.586 personen! De vorige dag waren 3187 nieuwe bedienaren gedoopt. Dat vijfdaagse congres was op zich al een bewijs van goddelijke zegepraal!

Er waren afgevaardigden uit alle delen van het land aanwezig. Uit de stad Manaus, de hoofdstad van de staat Amazonas — ongeveer 4000 kilometer ver weg — kwamen drie bussen en vier auto’s met afgevaardigden, de eerste groep die ooit over de hachelijke Trans-Amazon Highway was komen reizen. Een andere groep maakte een reis van meer dan 3000 kilometer vanuit Belém, aan de noordkust, en een speciale trein en meer dan 180 bussen brachten vreugdevolle afgevaardigden uit Rio de Janeiro. Er was zo veel publiciteit dat de gouverneur van de staat São Paulo en de burgemeester van de stad een bezoek brachten aan het congresterrein.

Het was een uitdaging onderdak te vinden voor deze duizenden afgevaardigden, aangezien velen van hen niet over de middelen beschikten om hotelaccommodatie te betalen. Door de afdeling Huisvesting werden zo’n 21.000 huisvestingsaanvragen behandeld. In overeenstemming met de bijbelse raad om ’de weg der gastvrijheid te bewandelen’, stelden Getuigen en anderen kamers in hun huis beschikbaar (Rom. 12:13). Meer dan 6000 afgevaardigden werden ondergebracht in Koninkrijkszalen. De afgevaardigden uit Amazonia werden allen gehuisvest in een fabriek die door de man van een zuster werd aangeboden. De matrassen werden uitgeleend door Getuigen en geïnteresseerden.

Twee maanden later werd hetzelfde congresprogramma in Salvador (Bahia) herhaald voor 32.348 aanwezigen.

„Gij dient u heilig te betonen”

Hoewel Jehovah’s Getuigen altijd afkeurend tegenover het gebruik van tabak hadden gestaan, werd de ernst van de kwestie pas in 1973 volledig onderscheiden. Zo waren sommige Getuigen blijven roken hoewel zij gedoopt waren. Maar op zijn bestemde tijd hielp Jehovah zijn dienstknechten bijbelse beginselen te onderscheiden die van invloed dienden te zijn op hun houding ten aanzien van die gewoonte (2 Kor. 7:1; Gal. 5:19-21, voetnoot). In De Wachttoren van 1 december 1973 (in het Portugees) werd erop gewezen dat in het vervolg niemand die gedoopt wenste te worden nog een tabaksgebruiker zou mogen zijn. Wie al gedoopt was en nog rookte, kreeg zes maanden om met de gewoonte te breken als hij deel wilde blijven uitmaken van de gemeente.

De meesten zagen, omdat zij goed gemotiveerd waren, wel kans met de smerige gewoonte te breken. Een broeder die toentertijd nog rookte, hoewel hij in 1964 gedoopt was, redeneerde dat als anderen om gezondheidsredenen konden stoppen, hij dan toch beslist moest kunnen stoppen om Jehovah te mogen blijven dienen. Het is waar dat sommigen uitgesloten werden, maar een aantal van hen kwam uiteindelijk tot andere gedachten en gevoelens, hield op met roken en werd hersteld. Op die manier bleef Jehovah’s volk zich aanpassen aan Gods hoge maatstaf van heiligheid. — Lev. 19:2; 1 Petr. 1:16.

Loopt de tijd ten einde?

Met het doel mensen te helpen inzien dat de tijd drong en dat zij Jehovah’s zijde moesten kiezen in de strijdvraag betreffende soevereiniteit, werden in de jaren ’70 activiteiten ondernomen om een grote verspreiding te geven aan Koninkrijksnieuws-traktaten. Loopt de tijd voor de mensheid ten einde? was de titel van Koninkrijksnieuws nr. 16. Amaro Santos, die al 25 jaar op Bethel dient, zette uiteen: „Het Genootschap stuurde elke gemeente het equivalent van 100 traktaten per verkondiger, die in slechts tien dagen, van 22 tot 31 maart 1974, gratis verspreid moesten worden. Het traktaat was gedrukt in een aantrekkelijke stijl, die zelfs de aandacht trok van mensen die normaal gesproken onverschillig stonden tegenover de Koninkrijksboodschap. Meer dan 7000 nieuwe verkondigers sloten zich bij de andere Getuigen aan om acht miljoen traktaten te verspreiden.”

Sommigen die het traktaat ontvingen, handelden prompt naar hetgeen zij leerden. Dat was het geval met een 22-jarige student in São Paulo. Onder de indruk van de dringendheid van de situatie stemde hij erin toe de bijbel te bestuderen met behulp van het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt. Al spoedig begon hij met anderen op de universiteit te praten over de dingen die hij leerde, en drie maanden later nam hij deel aan de speciale verspreiding van nog een traktaat.

Er werd ernstig moeite gedaan om zelfs mensen in afgelegen gebieden te bereiken. Jonge verkondigers deden van harte mee. Over wat twee van die jongeren in de staat Rio Grande do Sul deden, schreef Belarmino Colla, die destijds vijftien was: „Wij gingen ’s ochtends om zes uur van huis en doordat de huizen ver uiteen lagen, kwamen wij pas om tien uur in de ochtend met iemand in contact. Soms moesten wij lopen omdat de paden te paard onbegaanbaar waren. Wij werkten tot ’s avonds half negen en bleven toen bij een geïnteresseerde logeren. Om zeven uur de volgende ochtend begonnen wij weer, en werkten tot drie uur in de middag, waarna wij ons huiswaarts begaven en ten slotte om middernacht thuiskwamen. In die twee dagen hadden wij negentig kilometer gelopen en maar dertig traktaten verspreid.” Deze verkondigers van het Koninkrijk zagen in dat de boodschap die zij brachten, mensen een gelegenheid bood die eeuwig leven kon betekenen en dat miljoenen mensen in Brazilië de gelegenheid moesten krijgen om ervan te profiteren. Zij voelden de dringendheid die sprak uit de titel van dat traktaat, nr. 16.

’Onmogelijk de Getuigen te ontlopen’

In 1974 troffen Edivaldo Gil da Silva en zijn vrouw Marli, die toentertijd speciale pioniers waren, regelingen om tweemaal per maand de bijbel te bestuderen met een dame die op een afgelegen boerderij bij Ribeirão Prêto in de staat São Paulo woonde. Om daar te komen, reden zij altijd ’s ochtends om vier uur mee met een melkwagen en liepen dan nog eens tien kilometer. Enkele maanden verliep de studie goed, totdat de echtgenoot tegenstand begon te bieden. Hij verhuisde zelfs met zijn gezin zonder hun nieuwe adres achter te laten.

Op een districtscongres acht jaar later kwam er een echtpaar naar Edivaldo en Marli toe en vroeg: „Kennen jullie ons nog? Wij zijn het echtpaar dat jullie op de boerderij bezochten.” De man legde uit dat hij verhuisd was om Jehovah’s Getuigen te ontlopen. Maar toen zij bij hun nieuwe huis aankwamen, en nog voordat zij hun meubels uit de vrachtwagen hadden geladen, kwamen er twee Getuigen aan en spraken hen aan over Gods voornemen met de mensheid. Dit zette de man aan het denken. Hij aanvaardde een bijbelstudie en maakte goede vorderingen; enkele maanden later werden hij en zijn vrouw gedoopt.

Een geestelijk verkwikkend bezoek

In september 1974 genoten de broeders in São Paulo van een bijzondere traktatie. Wat was dat? Een bezoek van Frederick W. Franz, destijds vice-president van het Wachttorengenootschap. Dit was niet zijn eerste bezoek aan Brazilië. Met broeder Knorr had ook hij in 1945 een aandeel behartigd op een congres in São Paulo. Maar ditmaal werd hij vergezeld door Karl Klein, die kort daarop samen met hem in het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen ging dienen. Zij brachten drie vakantiedagen door in São Paulo, maar zij vonden het ook prettig hun christelijke broeders „enige geestelijke gave” mee te delen (Rom. 1:11, 12). Wat kon er plezieriger zijn dan een bespreking over geestelijke aangelegenheden? Snel werden er regelingen getroffen voor een speciale vergadering in een theater. Er waren in totaal 2000 aanwezigen.

Massasue Kikuta, die sinds 1967 op het bijkantoor werkt, vertelt hierover: „Broeder Franz verraste iedereen door zijn toespraak in vloeiend Portugees te houden. Zonder een bijbel of aantekeningen te gebruiken (zijn gezichtsvermogen ging al achteruit) citeerde en verklaarde hij heel Psalm 91, vers voor vers, meer dan twee uur lang, hoewel hij al tachtig was.” Later werd bekend dat hij voor de broeders in Paraguay hetzelfde in het Spaans gedaan had!

Elf weeskinderen leren de waarheid kennen

Omstreeks die tijd had een gezin in de staat Goiás dringend hulp nodig om de reden voor het menselijke lijden en het werkelijke doel van het leven te gaan begrijpen. De vader, gedeprimeerd door ernstige financiële problemen, had zelfmoord gepleegd en enkele maanden later was de moeder aan een hartaanval gestorven. De overgebleven leden van het gezin Vinhal waren nu wees — elf in totaal. Toen hun gezin in 1974 door deze rampen werd getroffen, was de oudste zeventien jaar en de jongste pas veertig dagen oud. Door vastberadenheid en hard werken konden vijf van hen bij elkaar blijven, maar de zes jongste kinderen moesten bij familie gaan wonen. In een poging hen te troosten, zeiden sommige mensen dat hun tragedie Gods wil was. Daar werden zij natuurlijk alleen maar nog verdrietiger van.

De oudste, Maria Lucia, had ernstige vragen over God en over de Katholieke Kerk. Toen zij hoorde hoe een Getuige een van haar collega’s een gratis bijbelstudie aanbood, werd haar belangstelling gewekt. Een ander, die haar belangstelling opmerkte, gaf haar het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt cadeau. Toen Maria Lucia een paar dagen later de Getuige weer zag, vroeg zij dringend om de gratis bijbelcursus die haar collega was aangeboden. De belofte van de opstanding, vervat in de woorden van Jezus zoals ze in Johannes 5:28, 29 opgetekend staan, vervulden haar met hoop. Toen zij leerde wat de bijbel zegt over de reden waarom God het kwaad toelaat, hielp dat haar te beseffen dat hij hen niet vergeten was. Na verloop van tijd woonden allen behalve de jongste weer als gezin samen. Zij moedigden elkaar geestelijk aan. Alle elf kinderen bestudeerden de bijbel en werden gedoopt. Uit de bijbel leerden zij beginselen van christelijk gedrag. In geestelijke zin waren zij geen wezen meer; zij kregen honderdvoudig „broers en zusters en moeders” (Mark. 10:29, 30). Op het ogenblik is een van de zusjes speciale pionierster, een ander is zendelinge in Paraguay, en Paulo dient met zijn vrouw op het Braziliaanse bijkantoor.

100.000 verkondigers!

Door de jaren heen is er een gestadige toename in het aantal Koninkrijksverkondigers geweest. Het dienstjaar 1959 gaf een toename van 23 procent ten opzichte van het jaar ervoor te zien. Gedurende het daaropvolgende decennium liepen de groeicijfers terug tot percentages tussen de 9 en 14. Vervolgens steeg in 1975 het aantal dopelingen tot 16.789 en overschreed het aantal verkondigers voor het eerst de mijlpaal van 100.000, een toename van 17 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Ook passeerde het aantal speciale pioniers in het veld voor het eerst de mijlpaal van 1000, nu er meer nadruk werd gelegd op het bewerken van geïsoleerd en zelden bewerkt gebied. Hoewel de toename in het daaropvolgende decennium procentueel afnam, vorderde het predikingswerk wel degelijk. En er zou meer toename volgen.

In die tijd had Brazilië meer dan 100 miljoen inwoners, en ongeveer 20 procent van hen werd niet geregeld met het goede nieuws bereikt. Velen van hen woonden in kleine stadjes die vrij ver van grote steden af lagen. In een poging deze mensen te bereiken en regelingen voor vergaderingen te treffen waar er voldoende belangstelling was, gaf het Besturende Lichaam goedkeuring voor de aanstelling van tijdelijke speciale pioniers, naast de 1000 die al als speciale pionier dienden. Aanvankelijk werden er enigen voor drie maanden aangesteld; later werd die periode verlengd. De eersten van deze tijdelijke speciale pioniers kregen hun toewijzing in november 1985, toen er 128 naar 113 verschillende stadjes werden uitgezonden. De resultaten waren heel bemoedigend.

In een stadje in Goiás troffen de pioniers toen zij een nabezoek brachten bij een dame die om een Nieuwe-Wereldvertaling had gevraagd, haar in tranen aan. Waarom? Er was tegen haar gezegd dat zij die bijbel niet moest lezen, aangezien er een andere naam voor God in stond — Jehovah. Maar toen zij werd geholpen de kwestie te onderzoeken, leerden zij en haar vriendinnen dat de naam Jehovah ook op bepaalde plaatsen in hun eigen bijbel stond. Zij was woedend op de geestelijke van haar kerk. Het gevolg was dat er 45 nieuwe bijbelstudies werden opgericht!

In de staat Piauí werd een man gevonden die dorstte naar het waarheidswater. Voordat de pioniers met hem in contact kwamen, had hij gedeelten gelezen van een geleend exemplaar van het boek U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven. Hij werd zo enthousiast over wat hij las, dat hij besloot het boek met de hand over te schrijven. Toen de pioniers met hem in contact kwamen, had hij al 21 hoofdstukken overgeschreven. Wat was hij blij zijn eigen gedrukte exemplaar van het boek te ontvangen en er geregeld bijbelstudie uit te krijgen!

Twee pioniersters die in de staat Sergipe dienden, stuitten op heftige tegenstand van een diaken die als plaatsvervanger voor de priester dienst deed. Wat was de afloop? De diaken deelde het publiek via een luidspreker mee dat Jehovah niet de naam van God is maar dat deze naam door een Amerikaanse sekte was verzonnen. Dit wekte alleen maar de belangstelling van veel leden van de kerk, en binnen de kortste keren leidden de pioniersters 67 huisbijbelstudies!

In Rio Grande do Norte begonnen de pioniers een studie met een dame die zo van haar eerste studie genoot dat zij haar buren uitnodigde om bij de tweede te komen meedoen. Zij trof haar voorbereidingen en leende vijf banken van de school. Er waren dertig aanwezigen, maar er wilden er nog meer bij zijn, en daarom werden de studies voortgezet op de patio van de school.

In een stadje in Mato Grosso do Sul bestudeerden een arts en zijn vrouw de bijbel en gingen na verloop van tijd mee in de velddienst. Het schouwspel van de dokter die van huis tot huis ging om over de bijbel te praten, veroorzaakte een hele opwinding in dit stadje. Toen de pioniers die met dit echtpaar gestudeerd hadden zich genoodzaakt zagen te vertrekken, waren de dokter en zijn vrouw de enige actieve Getuigen die daar achterbleven. Zij dienden als hulppionier en later als gewone pionier. Aanvankelijk hielden zij de vergaderingen helemaal alleen, maar na verloop van tijd werd er een gemeente met tien verkondigers gevormd. Dat echtpaar dient nu op Bethel.

De eerste congreshallen

Naarmate het aantal Jehovah’s Getuigen in het hele land toenam, werd het steeds moeilijker geschikte plaatsen te vinden waar wij grote vergaderingen konden houden. De eerste poging die wij deden om een eigen accommodatie te hebben, was in Salvador (Bahia), dat zich het hele jaar door koestert in een zacht, tropisch klimaat. In 1975 werd op de helling van een vallei een gedeeltelijk overdekt amfitheater gebouwd met voldoende rijen betonnen banken voor 4000 personen. Dit werd het Congrespark genoemd. Later datzelfde jaar begon de bouw aan een congreshal in een prachtig bosgebied in Ribeirão Pires (São Paulo), ongeveer veertig kilometer van de stad São Paulo. Jaren later werd naast deze eerste zaal een tweede gebouwd en met de eerste verbonden door een gesloten televisiecircuit. De twee zalen hebben gezamenlijk een capaciteit van 3300 zitplaatsen. In 1979 werd begonnen met de bouw van een tweede congreshal, in Duque de Caxias, bij Rio de Janeiro.

Degenen die aan de bouw van deze congreshallen werkten, legden een enthousiaste geest aan de dag. Deze voortreffelijke geest compenseerde het gebrek aan ervaring van velen en het tekort aan geschikte machines en gereedschappen. In Ribeirão Pires bijvoorbeeld moest tot zeven meter diep gegraven worden om vaste grond te bereiken voor het leggen van de funderingen. Zij hadden er een trekschop voor maar die kon maar tot de helft van de benodigde diepte worden gebruikt. De rest moest met houweel en spade worden gedaan. Er moesten meer dan twintig van die gaten worden gegraven.

En hoe ging het met het mengen en storten van het beton? Er waren geen betoncentrales of betonmixers beschikbaar voor het project in Ribeirão Pires. Natal Batulevicins, een lid van de Bethelfamilie, vertelde: „Het beton werd gemengd in twee oude, handmatig te vullen cementmolens en in kruiwagens naar de plek gebracht waar het beton gestort moest worden. Er liepen rijen van twintig tot dertig vrijwilligers kruiwagens te duwen. Voor de hooggelegen en moeilijk te bereiken stukken hielp een tweede persoon door de kruiwagens met haken te trekken. Om het beton voor de vloergedeelten te storten, hielpen alle vrijwilligers — met inbegrip van de administratieve medewerkers — mee met het werk, dat soms wel 24 uur duurde.”

Een nieuw bestuur

Voor Jehovah’s Getuigen in de hele wereld bracht het jaar 1976 een belangrijke wijziging in de structuur van de bijkantoororganisatie mee. Op 1 februari van dat jaar trad de regeling van de bijkantoorcomités in werking. In plaats van één opziener werd in elk land een comité van geestelijk rijpe broeders als vertegenwoordigers van het Besturende Lichaam aangewezen om het opzicht over het werk te voeren. Dit waren allen geestelijk oudere mannen, herders van de kudde Gods.

In Brazilië bestond het comité aanvankelijk uit zeven leden: Massasue Kikuta, John Kushnir, Augusto Machado, Karl Rietz, Amaro Santos, Heinrich Selbert en Fred Wilson. In de jaren daarna moest broeder Selbert wegens gezinsverantwoordelijkheden Brazilië verlaten en broeder Kushnir is in 1988 overleden. De anderen dienen nog steeds in het comité, en in 1995 werd Östen Gustavsson als zesde comitélid aangesteld. Tegen eind 1976 namen enkele leden van het bijkantoorcomité van Brazilië, alsmede andere bijkantoorvertegenwoordigers uit de hele wereld, deel aan vergaderingen die door het Besturende Lichaam in New York werden gehouden. De vergaderingen dienden om de comitéleden nader vertrouwd te maken met hun verantwoordelijkheden, met de leden van het Besturende Lichaam en met het internationale hoofdbureau.

Meer profijt trekken van congressen

Eveneens in 1976 werd ertoe overgegaan aandacht te schenken aan de noodzakelijke verbetering van de geluidsinstallaties die op de congressen werden gebruikt. Voordien was gebruik gemaakt van versterkers, luidsprekers en megafoons die bedoeld waren voor een klein bereik. Soms waren er bij een bepaalde gelegenheid verschillende systemen tegelijk in gebruik, waarvan sommige behoorlijk oud. Het gevolg? Een slechte geluidsweergave en herhaaldelijke onderbrekingen van het programma.

Er was jaren werk en heel wat nieuwe apparatuur nodig om deze situatie te verbeteren. Nu kunnen op de meeste congressen alle aanwezigen het geestelijke programma duidelijk horen en ervan genieten. Dat is belangrijk als wij ons er rekenschap van geven dat er in 1995 in 82 verschillende steden 158 districtscongressen zijn gehouden en dat de 724.849 aanwezigen er veel tijd, energie en middelen aan hadden besteed om aanwezig te kunnen zijn. Zij hadden recht op een optimale geluidskwaliteit om ten volle profijt van het programma te kunnen trekken. Een kringopziener in Rio Grande do Norte, die blij was met de resultaten, schreef in 1994: „Met genoegen laat ik jullie weten dat het geluid op ons congres uitstekend was en de broeders en zusters bijgevolg heel aandachtig luisterden en veel aantekeningen maakten.”

Maar hoe stond het met de kwaliteit van het geluid in de Koninkrijkszalen overal in het land? In 1993 werden er door het hele land meer dan 100 speciale bijeenkomsten belegd om praktische suggesties te geven voor verbetering van de geluidskwaliteit op gemeentevergaderingen. Meer dan 9000 broeders hebben deze toespraken bijgewoond, en één instructeur vertelde: „In Floriano (Piauí) viel de bespreking in een periode van extreme droogte en de broeders waren heel krap bij kas. Niettemin waren alle genodigden aanwezig! Sommigen hadden meer dan twaalf uur gereisd om aanwezig te kunnen zijn.”

Vrijheid opgeschort in Cachoeiras de Macacu

Soms zijn er hindernissen gerezen als gevolg van misverstanden bij ambtenaren. Op zondag 13 juni 1976 verzegelde de politie de Koninkrijkszaal in Cachoeiras de Macacu, in de staat Rio de Janeiro, op grond van een door de rechter aldaar uitgevaardigd bevel. Ook werd alle Koninkrijksprediking in die plaats verboden. Waarom?

Twee dagen tevoren had een zeventienjarige jongen zich per ongeluk met een jachtgeweer verwond. Hij werd met interne bloedingen en acute bloedarmoede naar het ziekenhuis gebracht. Zijn vader vroeg de arts te doen wat hij kon om zijn zoon te redden maar zonder zijn toevlucht te nemen tot bloedtransfusies. Helaas stierf de jongen tijdens de operatie, ook al had hij in strijd met de uitdrukkelijke wil van zijn vader een bloedtransfusie gekregen. Er werd een gerechtelijk onderzoek ingesteld om te bepalen wie verantwoordelijk was. Verdraaide nieuwsberichten beïnvloedden de uitspraak en het gevolg was een bevel om de Koninkrijkszaal te sluiten. Bijgestaan door vier advocaten diende de plaatselijke gemeenteopziener, Ladislau Lehký, een verzoek om opheffing van het bevel in. De zaak kwam uiteindelijk op 26 oktober voor de rechter. Broeder Orlando do N. Paula, een van de advocaten, maakte van de geboden gelegenheid gebruik om een snelle mondelinge uiteenzetting van de kwestie te geven. De rechters willigden het verzoek eenstemmig in, waarmee het oorspronkelijke bevel tenietgedaan werd en het mogelijk werd gemaakt de Koninkrijkszaal weer te gebruiken en de prediking van het Koninkrijk voort te zetten. De vrijheid van religie was bevestigd!

Het jaar daarop werd op de „Vreugdevolle werkers”-districtscongressen een lezing gehouden waarin nogmaals de nadruk werd gelegd op Jehovah’s vereiste om bloed als iets heiligs te beschouwen (Lev. 17:10, 11; Hand. 15:28, 29). Bij die gelegenheid werd de brochure Jehovah’s Getuigen en de bloedkwestie vrijgegeven, en gedurende de maanden april en mei 1978 werd er een veldtocht gehouden om deze aan rechters, advocaten, artsen, verplegend personeel en ziekenhuisdirecties te doen toekomen, in een poging hen te helpen het door Jehovah’s Getuigen ingenomen standpunt te begrijpen en te eerbiedigen. De broeders en zusters werden aangemoedigd hun huisarts een exemplaar van de brochure te geven. Maar bovendien werden er broeders aangewezen om de brochure met een begeleidende brief te bezorgen bij artsen en andere beoefenaars van vrije beroepen die misschien niet door individuele verkondigers bereikt zouden worden. Er waren meer dan 70.000 artsen in Brazilië. Het was een enorm project, en het werd met succes volbracht; maar er moest meer worden gedaan. Op een later tijdstip zou deze aangelegenheid opnieuw de aandacht krijgen.

Voorbereiding op meer toename

Er lag nog meer toename in het verschiet, zowel in het aantal Koninkrijksverkondigers alsook in de omvang van hun getuigeniswerk, en daarvoor moesten voorbereidingen worden getroffen. (Vergelijk Jesaja 54:1-3.) Om de benodigde lectuur te produceren, werd het nodig de hoogdruk-rotatiepersen te vervangen door modernere, snellere offsetpersen. Er was een grotere vloeroppervlakte nodig. Als een soort tussenoplossing werd in 1975 een bijbouw aan de congreshal in Ribeirão Pires gebouwd. Deze bood opslagruimte voor een deel van ons papier. Maar het was overduidelijk dat wij meer grond zouden moeten zoeken waarop zowel het Bethelhuis als het bijkantoor en de drukkerij konden worden uitgebreid.

De mogelijkheid werd overwogen in de buurt van de bestaande faciliteiten in São Paulo meer grond te kopen, maar bestemmingsplannen en de hoge kosten van de grond maakten dit onpraktisch. Het alternatief was het bijkantoor naar een geheel nieuwe locatie te verhuizen. Het Besturende Lichaam deed de aanbeveling te zoeken naar grond buiten de stad São Paulo. Nadat verschillende mogelijkheden bekeken waren, werd in augustus 1977 in de gemeente Cesário Lange (São Paulo), ongeveer 150 kilometer van de stad São Paulo, een terrein van 115 hectare aangekocht.

’Jullie denken te klein!’

Direct nadat wij het terrein hadden gekocht, werd er een oproep gedaan voor vrijwilligers om te helpen bij het bouwrijp maken van de grond. Ook werden er bouwvoorstellen voorgelegd aan het Besturende Lichaam. Wij vonden dat onze plannen volop ruimte boden om nog tot ver in de toekomst de expansie aan te kunnen. Wij vonden zelfs dat wij onze plannen misschien wel te groot opzetten. Maar het antwoord van het Besturende Lichaam deed ons allen versteld staan: ’Jullie denken te klein! Jullie zouden ongeveer tweemaal zo groot moeten bouwen als jullie van plan zijn!’

Het resultaat was een ontwerp dat voorzag in woonruimte en drukkerij- plus kantoorruimte die vijfmaal zo groot waren als wat wij in São Paulo hadden. Was dat nodig? Welnu, sinds 1977 is het aantal Getuigen in Brazilië verviervoudigd, en het aantal uren dat jaarlijks aan de bediening wordt besteed, is ongeveer zesmaal zo groot als toen.

Er werden regelingen getroffen om een bouwbedrijf de nieuwe bijkantoorfaciliteiten te laten bouwen. Maar onze broeders behartigden ook de nodige aspecten van het werk. Paulo Tinoco Carneiro, een Getuige en ervaren civiel ingenieur, verhuisde met zijn gezin uit de stad Salvador naar een plaats bij het bouwterrein. Ongeveer 150 andere Getuigen, onder wie enkele leden van de Bethelfamilie, verleenden ondersteunende diensten, zoals het vervaardigen van aluminium raamkozijnen en de bereiding van maaltijden voor de werkers, alsmede de zorg voor onderhoud en reiniging. Op het hoogtepunt van de bouwwerkzaamheden werden er drie maaltijden per dag geserveerd aan meer dan 1000 werkers. Geen geringe opgave!

Het grote aantal mannen dat door het bouwbedrijf werd ingezet, vormde een uitstekend gebied voor het predikingswerk in de avonden en weekends. In één maand verspreidde een broeder meer dan tachtig exemplaren van Mijn boek met bijbelverhalen onder de bouwvakkers. Er werden bijbelstudies opgericht, en zes arbeiders maakten zoveel vorderingen dat zij gedoopt konden worden. Een van hen dient nu als lid van de Braziliaanse Bethelfamilie.

De schouders onder nog meer verantwoordelijkheden

De bouw van de nieuwe bijkantoorfaciliteiten bracht nog meer verantwoordelijkheid met zich mee. Daarover sprak Max Larson van het internationale hoofdbureau tijdens een bezoek aan Brazilië in 1980. In een stimulerende lezing, die in het Estádio Pacaembú in São Paulo werd gehouden, beklemtoonde hij de noodzaak dat in ieder land de broeders het predikingswerk en de bouw van drukkerijen en Bethelhuizen in hun respectieve gebieden zelf financieren. Zouden de broeders in Brazilië die verantwoordelijkheid op zich kunnen nemen? Brazilië had te kampen met een ernstige economische crisis, met hoge inflatie- en werkloosheidscijfers. Desondanks was de reactie uitstekend. Gemeenten en afzonderlijke personen gaven vrijwillig en geregeld bijdragen, zodat de bouw werd voltooid en de benodigde uitrusting geïnstalleerd. De betoonde edelmoedigheid deed denken aan de geest die in het oude Israël in de tijd van koning David tentoongespreid werd toen er plannen werden gemaakt voor de bouw van de tempel in Jeruzalem. — 1 Kron. 29:3-9.

De verhuizing van de 225 leden van de Bethelfamilie en de hele drukkerijuitrusting uit São Paulo naar Cesário Lange begon in augustus 1980. Met die verhuizing waren meer dan 160 vrachtwagenladingen gemoeid. Toen kwam de installatie van de uitrusting en de periode van aanpassing aan de nieuwe omgeving.

Op 21 maart 1981 werd het inwijdingsprogramma gehouden. Lloyd Barry, een lid van het Besturende Lichaam, was aanwezig om de inwijdingstoespraak te houden. Broeder Barry haalde de prachtige woorden van koning Salomo ten tijde van de inwijding van de tempel in Jeruzalem aan en maakte duidelijk dat alle eer en heerlijkheid voor de voortreffelijke Bethelgebouwen Jehovah God toekomen. Toen besloot hij met de woorden: ’Met het oog op de toename in het predikingswerk zijn deze faciliteiten gebouwd. Het predikingswerk verdient dus de onverdeelde aandacht van jullie allemaal.’

Gedurende de volgende maanden kwamen groepen Getuigen uit alle delen van het land Bethel bezoeken. Op slechts één vrije dag kwamen er 12.000 bezoekers, in 300 bussen en tientallen auto’s.

Zij zagen dat er op het bijkantoor meer gebeurde dan nieuwe gebouwen in gebruik nemen. Er werden belangrijke stappen vooruit gedaan op het gebied van het drukken van bijbelse lectuur. In 1981 werd begonnen met het drukken van de Spaanse uitgaven van De Wachttoren en Ontwaakt! ter verzending naar naburige Spaanssprekende landen — Bolivia, Paraguay en Uruguay. Naast de tijdschriften ging het Braziliaanse bijkantoor ook boeken voor bijbelstudie drukken en binden. Daarvoor was veel nieuwe uitrusting nodig en moesten nieuwe vaardigheden worden aangeleerd. In 1981 begon de nieuwe bindstraat van de drukkerij te functioneren, en de eerste produktie was het Portugese Jaarboek voor 1982. Kort daarop werd het eerste van vier delen van Hulp tot begrip van de bijbel gedrukt en gebonden. En met ingang van 1987 doorliep het allerbelangrijkste boek de binderij — de bijbel, de Portugese uitgave van de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift.

Bezorging met de vrachtwagens van het Genootschap

Om de verzendkosten voor publikaties te verlagen en de zekerheid te hebben dat ze bij de gemeenten aankwamen, werd het bezorgingssysteem met gebruikmaking van voertuigen van het Genootschap in 1982 uitgebreid. De regeling liep al vanaf 1974, maar zou nu ook gemeenten in het noordoosten gaan omvatten — sommige wel 3000 kilometer ver weg.

Op het ogenblik bezorgen de vrachtwagens van het Genootschap iedere drie weken 463 zendingen, en leggen daarbij zo’n 32.000 kilometer af. Onder deze regeling worden meer dan 4600 gemeenten op geregelde basis bediend. De vrachtwagens rijden twaalf routes, waarvan de langste vijftien dagen duurt en ruim 6400 kilometer lang is. De chauffeurs zijn leden van de Bethelfamilie. Getuigen in verschillende gemeenten langs de route bieden de chauffeurs gastvrij onderdak, en de chauffeurs bezoeken daar waar ze overnachten gemeentevergaderingen met de plaatselijke broeders.

Op naar geïsoleerd gebied

De prediking van het goede nieuws bleef zich uitbreiden naar gebieden waar nog weinig of geen getuigenis was gegeven. In 1976 dienden Francisco Albuquerque en zijn vrouw als speciale pionier in Tefé, in het Amazonegebied. Als op feestdagen veel mensen per boot naar de stad kwamen, benutten zij die gelegenheden om te prediken. Op een dag verspreidde Francisco een exemplaar van het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt aan een jonge vertegenwoordiger en legde uit hoe hij het moest bestuderen. Toen zij elkaar na twee jaar eindelijk weer ontmoetten, zag Francisco dat de jongeman het boek bestudeerd en de antwoorden met begrip onderstreept had. Er werd een wekelijkse bijbelstudie met hem begonnen. Aangezien het twee uur varen was, reisde Francisco telkens twee keer naar het huis van de jongeman en dan kwam de volgende twee weken de jongeman naar het huis van Francisco. Binnen korte tijd werden de jongeman en vier andere mannen gedoopt. De jongeman richtte een kamer van zijn huis in als Koninkrijkszaal en kort daarop werd er een gemeente gevormd.

In 1977 gebruikten enkele speciale pioniers die getuigenis gaven in kleine steden en plattelandsgebieden in het midden van het land een caravan als huisvesting. Een van die pioniers, Jair Paiva Ferreira, die nu tot onze Bethelfamilie behoort, vertelde: „Wij parkeerden de caravan altijd in een van de grotere centraal gelegen steden en trokken vandaar per auto uit om te prediken. Wij stonden vroeg op en waren na een stevig ontbijt om acht uur ’s ochtends in het gebied. Na een hele dag werken zochten wij een plekje bij een rivier, namen een bad en gebruikten vervolgens de avondmaaltijd. Wij sliepen in de auto, waar de stilte alleen werd verbroken door het geluid van de wind en de krekels. Het was heel plezierig wakker te worden en naar de ara’s en andere papegaaien te kijken die vlakbij langsvlogen. Wat de mensen in het gebied betreft, het was hartverwarmend hun dorst naar de waarheid op te merken. Sommigen namen een exemplaar van elk van de boeken die wij bij ons hadden. Op één dag verspreidde ik 48 boeken en in één maand bracht ik 109 nabezoeken, en toen had ik nog geen kans gezien alle geïnteresseerden opnieuw te bereiken. Er werden heel wat studies opgericht en hoewel veel mensen moeite hadden met lezen, is een flink aantal in de waarheid gekomen.”

Het huwelijk — Eerbaar voor God en de mensen

Behalve het gebrek aan elementair onderwijs in lezen en schrijven, was een andere hindernis die velen belette zich de waarheid eigen te maken hun huwelijkse staat. Sommigen hadden niet zowel een burgerlijke als een religieuze huwelijkssluiting kunnen bekostigen, en hadden daarom voor de laatste gekozen — die geen wettelijke waarde had. Natuurlijk leren zulke mensen, als zij de bijbel bestuderen, dat zij hun huwelijksverbintenis moeten legaliseren. — Hebr. 13:4, 18.

In Uberlândia (Minas Gerais) was een dame die zich in deze situatie bevond. Zij was zeven jaar eerder door middel van een katholieke ceremonie „getrouwd”, en haar man zag er de noodzaak niet van in hun verbintenis te laten wettigen. Wat zou zij doen? Toen zij vorderingen maakte in haar begrip van de bijbel, gaf zij hem te verstaan dat zij, als hij hun verbintenis niet liet wettigen, hem zou moeten verlaten, hoewel zij dat niet wilde. Toen hij besefte dat het haar ernst was, stemde hij ten slotte toe. Na hun huwelijk werd zij prompt gedoopt.

Tot 1977 was echtscheiding in Brazilië niet mogelijk. Dus iemand die getrouwd was en vervolgens zijn of haar partner had verlaten en een verhouding met een andere partner was begonnen, kon de huidige verbintenis op geen enkele manier laten wettigen. Sommigen hadden zelfs kleinkinderen uit hun tweede verbintenis. In overeenstemming met Jehovah’s eigen voorbeeld van vergeving van zonden die in het verleden uit onwetendheid waren begaan, werd door het Besturende Lichaam een concessie gedaan zodat bijbelstudenten in die situatie gedoopt mochten worden indien zij een verklaring tekenden waarin zij trouw beloofden aan hun partner en beloofden hun verbintenis te legaliseren zodra dat mogelijk werd (Hand. 17:30; Rom. 3:25). Op een gegeven ogenblik lagen er heel wat van zulke verklaringen in de archieven van het Genootschap.

Eén geval betrof een moeder van dertien kinderen. Zij had acht jaar lang de bijbel bestudeerd maar had haar huwelijkse staat niet kunnen wettigen. Toen tekende zij een verklaring en werd aanvaard voor de doop. Toen haar kinderen vernamen wat erbij betrokken was geweest voordat zij voor de doop in aanmerking kwam, gingen acht van hen ook de bijbel bestuderen, en later zijn vijf van hen gedoopt en de anderen begonnen vergaderingen te bezoeken.

Uiteindelijk werd er een echtscheidingswet aangenomen, en hoewel daarin een wachttijd van drie jaar vanaf het wettelijke uiteengaan tot aan de echtscheiding werd gestipuleerd, konden de meeste gevallen van degenen die verklaringen hadden getekend, opgelost worden. In 1988 bracht de regering de wachttijd tot één jaar terug.

Speciale scholing voor de bediening

In 1978 werd er nog meer aandacht geschonken aan het opleiden van gemeenteouderlingen. Sinds 1959 had de Koninkrijksbedieningsschool in een speciale opleiding voorzien voor degenen die tot opzieners waren aangesteld. Maar in 1978 werden alle ouderlingen in Brazilië, of zij de school nu al eerder hadden bezocht of niet, uitgenodigd hun voordeel te doen met een speciaal tweedaags programma. In die periode bespraken zij aan de hand van de bijbel hoe zij betere herders en leraren van de kudde konden zijn, manieren waarop zij de leiding dienden te nemen in het evangelisatiewerk, hoe de gemeenten geestelijk en moreel rein te houden en ook hoe als lichamen van ouderlingen samen te werken. De school werd door bijna 7000 ouderlingen bezocht. Sedertdien zijn er via de Koninkrijksbedieningsschool periodiek opfrissingscursussen gegeven.

De dienaren in de bediening werden evenmin vergeten. Ook voor hen werden in Brazilië vanaf 1985 klassen van de Koninkrijksbedieningsschool georganiseerd. En sinds 1988 kunnen behalve Koninkrijkszalen ook congreshallen voor de school worden gebruikt, waardoor grote aantallen ouderlingen en dienaren in de bediening de cursus samen kunnen bijwonen. De jongste cursus, in 1995, werd bijgewoond door 22.092 ouderlingen en 27.544 dienaren in de bediening. Wat een voortreffelijke groep mannen, die bereid en schriftuurlijk bekwaam zijn om verantwoordelijkheid in de gemeenten toevertrouwd te krijgen!

In 1978 ging er nog een school van start in Brazilië — de Pioniersschool. De eerste klas van twee weken werd gehouden in Fortaleza (Ceará). Het doel van deze school is de verhouding van de pioniers met Jehovah te versterken, hen te helpen vollediger in de voetstappen van Jezus Christus te wandelen en hun doeltreffendheid in de bediening te verbeteren.

De archieven van het Genootschap laten zien dat in de afgelopen achttien jaar in Brazilië 1650 klassen zijn gehouden en dat 39.649 gewone pioniers van deze schitterende voorziening hebben geprofiteerd. In 1994 alleen al werden in een poging om pioniers in het hele land bij te staan in 107 verschillende grote en kleine steden in totaal 187 klassen onderwezen.

Opmerkenswaard is de moeite die sommige pioniers zich hebben getroost om de school te bezoeken. Een zuster met een ongelovige echtgenoot stond elke ochtend om vijf uur op om zich eerst van haar huishoudelijke taken te kwijten, en dan ging zij direct na de lessen weg om haar kinderen van school te halen. Een andere zuster wilde haar vakantiedatum veranderen om de school te kunnen bijwonen. Haar werkgever wilde hiervoor geen toestemming geven, maar zij bleef proberen hem te overtuigen. Het antwoord was steevast: „Onmogelijk!” Ten slotte zei ze, na tot Jehovah gebeden te hebben, tegen haar werkgever dat zij ontslag nam. Waarom? Zij moest die school eenvoudig bezoeken. Onder de indruk van haar oprechtheid stemde hij er ten slotte in toe haar vakantiedatum te veranderen.

Paulo Azevedo, leraar van de eerste klas, verklaarde in een interview: „De Pioniersschool helpt pioniers hun gebied in een nieuw licht te bezien door de nadruk te leggen op de noodzaak persoonlijke belangstelling voor de huisbewoner te tonen door rekening te houden met zijn of haar problemen, omstandigheden, ideeën en geloofsovertuigingen. Pioniers die dit in gedachte houden, zijn het erover eens dat het is alsof zij nieuw gebied hebben om te bewerken.”

Zendelingen voor Brazilië

Zendelingen hebben diensten van onschatbare waarde verricht bij het tot stand brengen van een gedegen organisatiestructuur. De eerste twee zendelingen, afgestudeerden van de eerste klas van de Gileadschool, kwamen in 1945 in Brazilië aan. In 1967 was het aantal gegradueerden van Gilead gestegen tot 76, en in 1974 werd een hoogtepunt van 117 bereikt. Sommigen hebben tientallen jaren in het kring- en districtswerk gediend, zoals Richard en Ruth Wuttke en Eric en Christina Britten. Door de jaren heen hebben hier zo’n 250 zendelingen uit elf landen gediend.

Over het algemeen gesproken tonen de mensen in Brazilië respect voor buitenlanders. Niettemin vereist de aanpassing aan een nieuw land met een ander klimaat, ander voedsel, een andere taal en andere gewoonten vastberadenheid en een behoorlijk ontwikkeld gevoel voor humor. Sylvia Gustavsson, een zendelinge uit Zweden, vertelt over die tijd: „Het eerste nabezoek dat mijn man, Östen, en ik in Brazilië brachten, was bij een echtpaar in Belo Horizonte (Minas Gerais). Na ongeveer een uur lang met hen gesproken te hebben, zeiden wij dat wij moesten opstappen. ’Het is nog te vroeg. Blijf nog een poosje!’, was het antwoord. Denkend dat zij echt belangstelling hadden, gingen wij weer zitten en zetten het bezoek voort. Een half uur later zeiden wij nogmaals dat wij weg moesten. ’Het is nog te vroeg. Blijf nog een poosje!’, herhaalden zij. Dit gebeurde tot driemaal toe, en tenslotte vertrokken wij pas tegen middernacht! Dit tafereel herhaalde zich bij volgende bezoeken, totdat wij erachter kwamen dat de uitdrukking ’Het is nog te vroeg. Blijf nog een poosje!’ alleen maar een beleefdheidsfrase was om waardering voor het bezoek te uiten, zonder dat het hoefde betekenen dat iemand langer moest blijven. Gelukkig was de belangstelling van het echtpaar voor de waarheid echt!”

Zendelingen uit Brazilië voor andere landen

Gezien de voortreffelijke hulp die wij ontvangen hadden van zendelingen die naar Brazilië waren gekomen, waren wij verschrikkelijk blij toen wij in 1982 te horen kregen dat er broeders uit Brazilië zouden worden uitgenodigd om als zendeling in andere landen te dienen! Aan het eind van het jaar waren er drie echtparen toegewezen aan Bolivia, en sedertdien hebben negentig Braziliaanse broeders en zusters de uitnodiging gekregen als zendeling te dienen in Angola, Bolivia, Mozambique en Paraguay.

Sommigen van deze Braziliaanse zendelingen hadden zelf door andere zendelingen de waarheid leren kennen. Dit was het geval met Átila Carneiro uit Belém. Hij was teleurgesteld geraakt in de religie. Toen hij in contact kwam met zendelinge Delfina Munguia, toonde hij belangstelling voor de waarheid en kreeg van toen af geregeld de tijdschriften van haar. Na een poosje trof zij er regelingen voor dat hij driemaal per week de bijbel kon bestuderen met een broeder die zendeling was. Na zijn tweede studie begon Átila met anderen te praten over wat hij leerde, en nog voor zijn doop leidde hij drie bijbelstudies! Na zijn doop diende hij als gewone en vervolgens als speciale pionier. Nu zijn hij en zijn vrouw zendelingen in Mozambique.

Benjamim Silva en zijn vrouw Iolanda behoren eveneens tot de Braziliaanse zendelingen die in Mozambique dienen. Vele jaren lang hadden zij in het noorden van Brazilië gepionierd. Zij slaagden erin twee grote verantwoordelijkheden te combineren — als pionier dienen en een kind grootbrengen. Toen hun dochter Martha trouwde, stelden de ouders zich beschikbaar om als zendeling te dienen. Martha pioniert nog steeds en Jehovah’s zegen rust duidelijk op alle drie.

Overstromingen in het zuiden

Vanaf de eerste eeuw hebben christenen in tijden van grote moeilijkheden materiële hulp verschaft aan hun broeders (Hand. 11:29, 30). De zuidelijke staten Paraná, Santa Catarina en Rio Grande do Sul werden in 1983 door zware overstromingen geteisterd. In Blumenau (Santa Catarina) steeg het water van de rivier de Itajaí-Açu tot zestien meter boven het normale peil en overstroomde vrijwel de hele stad. In overeenstemming met het voorbeeld van de eerste-eeuwse christenen droegen de Getuigen in andere plaatsen hulpgoederen bij — 43 ton voedsel en 41 ton kleding.

Een mooi voorbeeld van het verlangen om te helpen was João Vicentim Carrer, een ouderling in Campo Grande in de staat Mato Grosso do Sul, 1400 kilometer ervandaan. Toen hij een televisieverslag over de overstroming zag, belde hij het kantoor van het Genootschap en vroeg hoe hij kon helpen. Samen met andere ouderlingen verzamelde hij drie ton voedsel, kleding, schoenen en medicijnen die door de gemeenten in de stad werden geschonken. Diezelfde dag nog waren hij en zijn zoon met de hulpgoederen op weg naar Blumenau.

Luiz Bognar, een ouderling in Blumenau die betrokken was bij de verdeling van het materiaal dat hun gezonden was, schreef: „Met de hulp van de broeders verbouwden wij een boot door er wielen onder te zetten zodat wij ons ermee in het water konden verplaatsen maar ook over de kleine stukken grond die boven de rivier uitstaken. Vervolgens gingen wij op zoek naar de geïsoleerde broeders. Op sommige plaatsen moesten wij vanwege de hoogte van het water elektriciteitsdraden doorsnijden om verder te kunnen. Mijn twee zoons, tien en twaalf jaar oud, gingen met mij mee. Het waren goede zwemmers. Ik wist ook dat boten met kinderen meer respect genoten dan andere.”

In een van de huizen troffen zij 16 personen aan die daar al tien dagen vastzaten en die geen voedsel meer hadden. Vlak voor de komst van de boot, toen zij de dagtekst hadden besproken, had een van de broeders opgemerkt dat Jehovah op Zijn tijd in hun behoeften zou voorzien. En dat is precies wat er gebeurde. In een ander huis zaten 22 personen al een week vast op de bovenverdieping en de zolder. Toen zij het geluid van een naderende boot hoorden, dachten zij eerst dat het wel eens dieven konden zijn; maar toen hoorden zij iemand roepen: „Broeder Walter Germer!” Dit waren broeders, die hen kwamen helpen. „Dat was een mooi getuigenis voor de buren die geen Getuigen waren”, memoreert Janis Duwe, een van degenen die in dat huis waren en die nu lid is van de Braziliaanse Bethelfamilie. Wat er verschaft werd, was veel meer dan hun behoeften voor een dag of twee. „Wij hebben maandenlang geen houdbare levensmiddelen meer hoeven kopen”, zei ze.

De aanstekelijke pioniersgeest

Hoewel Jehovah’s Getuigen elkaar in materieel opzicht helpen als zich noodsituaties voordoen, is hun voornaamste activiteit de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk. Zij weten dat alleen dat de talloze problemen van de mensheid voor eeuwig zal oplossen. Om dit werk te benadrukken, stuurde het bijkantoor iedere gedoopte verkondiger in Brazilië in 1984 een brief. Deze begon met: „Wij schrijven je op dit tijdstip om je uit te nodigen in april een aandeel te hebben aan de hulppioniersdienst.” Dat zou betekenen in de loop van de maand ten minste zestig uur met hun naasten over de bijbelse waarheid te spreken. Werd de uitnodiging aanvaard? Het vorige hoogtepunt in hulppioniers was 8000 geweest, in april 1983, maar in antwoord op deze uitnodiging namen er meer dan 33.000 aan deel — 21 procent van het totale aantal verkondigers! En wat een heerlijke maand van theocratische dienst is dat geweest!

Er waren ijverige krachtsinspanningen voor nodig. Een Getuige die vrachtwagenchauffeur was en een andere die metselaar was, troffen regelingen om geregeld van half zeven tot half negen ’s avonds in de velddienst te staan, na afloop van hun werelds werk. Een zuster die als thuisnaaister werkte, stond vroeg op om haar werk af te maken voordat zij in de velddienst ging. Een moeder van acht kinderen — de oudste twaalf jaar en de jongste vijf maanden oud — kreeg hulp van haar gezin, doordat de oudere kinderen hielpen voor de jongere te zorgen en haar man het eten klaarmaakte. Van de twaalf verkondigers in een bepaalde gemeente dienden er vijf als hulppionier. Daarbij waren twee gezinshoofden, de ene met tien kinderen en de andere met veertien. Beiden woonden zo’n vijftien kilometer buiten de stad. Zij reisden tweemaal per week naar de stad om negen uur per dag aan de velddienst deel te nemen. Een andere zuster, die niet kon lopen, ging in een stoel op de stoep voor haar huis zitten, waar zij voorbijgangers aansprak.

Verschillenden die gedurende die maand als hulppionier hadden gediend en de vreugde van deze dienst hadden gesmaakt, dienden een aanvraag in voor de gewone pioniersdienst (Ps. 34:8). In april 1984 stonden er 3500 gewone pioniers op de lijst. Zes maanden later waren dat er 4200 en een jaar later bedroeg het aantal 5400. Nu zijn er meer dan 22.500 gewone pioniers in het land. En wat een vreugde smaken zij nu zij zo’n volledig aandeel hebben aan het belangrijkste werk dat er in deze tijd op aarde wordt gedaan!

Simultane publikatie

Vóór 1984 lag de publikatie van materiaal in onze Portugese tijdschriften zes maanden achter op de Engelse verschijningsdatum. In dat jaar echter werden er in Brazilië niet alleen twee rotatie-offsetpersen geïnstalleerd, maar ook MEPS (Multilanguage Electronic Phototypesetting System, ontwikkeld door de broeders op het internationale hoofdbureau in New York). Het vertaalde materiaal werd rechtstreeks in de computer ingevoerd en het MEPS-programma zorgde voor een enorme versnelling in de procedure van de pagina-opmaak. Paul Bauer, Erich Kattner en Franz Schredl kregen in New York een opleiding in bediening en onderhoud van MEPS. Zo werd vanaf 1984 het in het Engels gepubliceerde materiaal gelijktijdig in het Portugees gedrukt.

De rotatie-offsetpersen, die elk 32.000 tijdschriften per uur konden drukken, werden geschonken door de broeders in de Verenigde Staten. Harry Johnson van de Bethelfamilie in Brooklyn voerde het opzicht over de installatie. Eerst kwam simultaanpublikatie. Kort daarop volgde drukken in vier kleuren en op beter papier. De resultaten waren uitstekend! Nooit tevoren waren er in één maand zoveel abonnementen op de tijdschriften binnengekomen — 50.000 in juni 1987. Het aantal abonnementen bleef gestadig groeien tot een hoogtepunt van 87.238 in april 1994. Iedere maand drukken wij nu gemiddeld 3.500.000 tijdschriften in het Portugees en in het Spaans.

Rechtschapenheidbewaarders in recordaantallen bijeen

Een andere gedenkwaardige gebeurtenis in 1985 was het gelijktijdige gebruik van de twee grootste stadions in Brazilië — het Morumbistadion in São Paulo en het Maracanãstadion in Rio de Janeiro — voor onze „Rechtschapenheidbewaarders”-districtscongressen. Deze congressen, die van 23 tot 25 augustus 1985 werden gehouden, werden bijgewoond door afgevaardigden uit elf landen. Ook waren er twee leden van het Besturende Lichaam aanwezig, namelijk John Barr en Lyman Swingle.

De openbare toespraak „Gods tijden en tijdperken — Waarop wijzen ze?” werd door John Kushnir uitgesproken voor een gehoor van 162.941 personen in São Paulo en door Augusto Machado voor 86.410 aanwezigen in Rio de Janeiro — in totaal bijna 250.000 personen! Dat is bijna evenveel als er in 1958 in New York aanwezig waren toen daar afgevaardigden uit 123 landen gelijktijdig in twee stadions bijeenkwamen. Toch was dat nog niet de volle omvang van de congressen in Brazilië in 1985.

Behalve deze twee internationale congressen werden er in verschillende delen van het land nog 23 andere gehouden, met in totaal 144.000 aanwezigen en 1192 dopelingen. Onder die dopelingen was een dame uit São Leopoldo (Rio Grande do Sul) die kort tevoren bij een ongeluk een kind verloren had en zich als gevolg daarvan tot het spiritisme had gewend. Maar zij las de brochure Onzichtbare geesten helpen ze ons? of berokkenen ze ons kwaad? en was zo onder de indruk van de dingen die zij las dat zij op zoek ging naar de plaatselijke Koninkrijkszaal. Daar aanvaardde zij het aanbod van een bijbelstudie en maakte snel vorderingen tot het punt dat zij gedoopt kon worden. Nu dienen zij, haar man en een kleindochter Jehovah.

„Onderling vergaderen” ondanks grote afstand

Onze christelijke broeders en zusters in Brazilië hebben werkelijk waardering voor de bijbelse raad het onderling vergaderen niet na te laten, en dat te meer naarmate zij Jehovah’s dag zien naderen (Hebr. 10:24, 25). Soms vereist dit aanzienlijke inspanning van hun kant. Een broeder in de gemeente in Fazenda Taquari (Bahia) loopt, hoewel hij kreupel is en zeventig jaar oud, acht kilometer om naar de Koninkrijkszaal te komen. Broeders in de gemeente Olindina (Bahia) lopen zestien kilometer met een plastic tas met kleren zodat zij, als zij de rivier zijn overgestoken, hun natte plunje kunnen verwisselen. In Pará lopen verschillende gezinnen zes kilometer door een bos waar zij dikwijls het spoor van een jaguar zien. Ook van de gemeente Repouso do Amatari (Amazonas) lopen twee gezinnen, een groep van vijftien personen, door het oerwoud, met één volwassene voorop om met een stok tegen de bomen en op de grond te slaan om de slangen weg te jagen.

Een zwangere zuster liep altijd zestien kilometer met een kind op haar arm naar de Koninkrijkszaal in het stadje Axixá (Tocantins) als zij niet met een vrachtwagen mee kon rijden. Een zuster in Bahia hangt haar kleine kinderen, om ze mee te kunnen nemen naar de Koninkrijkszaal, in twee grote manden aan weerskanten van een ezel die zij aan de hand meevoert.

Op een kringvergadering in Cruzeiro do Sul (Acre) waren 37 personen uit de gemeente in Rio Badejo (Amazonas) aanwezig, hoewel de gemeente slechts negen verkondigers telde. Die groep liep acht uur om aanwezig te kunnen zijn. Onder hen was een zuster met acht kinderen, waarvan de jongste vijf jaar was. Ook fietsten tien broeders 100 kilometer om hun grote vergadering in Floriano (Piauí) te kunnen bijwonen. Zij zijn werkelijk dankbaar voor de geestelijke voorzieningen die Jehovah treft.

Zelfopofferende herders van de kudde

De snelle toename in het aantal verkondigers heeft een behoefte doen ontstaan aan meer geestelijke herders om voor de kudde Gods te zorgen (Hand. 20:28; 1 Petr. 5:2). Er is niet alleen behoefte aan ouderlingen die de zorg voor afzonderlijke gemeenten op zich nemen, maar ook aan bekwame opzieners die hun leven zo kunnen inrichten dat zij kunnen rondreizen om liefdevol opzicht over kringen en districten te verschaffen. Een aantal van de broeders getroost zich al meer dan dertig jaar opofferingen als reizende opzieners. Elk jaar worden er gemiddeld twaalf nieuwe kringen gevormd en er zijn nu 326 kringopzieners en 21 districtsopzieners in het Braziliaanse veld. Deze broeders leggen een voortreffelijke geest aan de dag en zijn bereid overal te dienen, ongeacht de omstandigheden.

Wat zou dat zoal kunnen inhouden? Sommigen hebben een gerieflijk huis achtergelaten en aanvaarden nu blijmoedig onderdak in de uiteenlopende omstandigheden waaronder onze broeders leven. Aangezien het klimaat tropisch is, hebben zij te maken met muskieten en andere insekten. Vanwege de hitte slapen sommigen in hangmatten in plaats van in bedden. Er zijn huizen die wel een dak maar geen muren hebben. In afgelegen gebieden kan het vervoer plaatsvinden per boot, te paard, in aftandse bussen of eenvoudig te voet.

José Vertematti, die in de jaren ’70 in Maranhão als kringopziener diende, schreef: „Om de gemeenten in Sítio Ceará en Guimarães te bereiken, moesten mijn vrouw Mazolina en ik twee uur per boot reizen en dan wachten tot er een of andere vervoermogelijkheid kwam, want een busdienst was er niet. Verschillende keren zijn wij per vrachtwagen gegaan, Mazolina in de cabine en ik boven op de lading, waaronder varkens, kippen en geiten of zakken meel, rijst en bonen. Als de vrachtwagen in de modder vast kwam te zitten, moesten wij uitstappen en duwen. Als alles goed ging, nam dit deel van de tocht ongeveer vijf uur in beslag. Daarna liepen wij dan nog eens vier uur om de Koninkrijkszaal te bereiken.” De plaatselijke Getuigen stelden deze bezoeken heel erg op prijs.

Om de vergaderingen in de Koninkrijkszaal in Guimarães bij te wonen, moesten enkele broeders wekelijks ongeveer dertig kilometer lopen, waarmee vijf tot zes uur gemoeid waren. Tijdens het bezoek van de kringopziener logeerden zij altijd de hele week in de stad om volledig van zijn bezoek te kunnen profiteren.

Er zijn kringen die enorme, dunbevolkte gebieden bestrijken. In de jaren ’80 bijvoorbeeld omvatte één kring de staten Acre, Rondônia en delen van Mato Grosso en Amazonas, een gebied ter grootte van Spanje. Terwijl Adenir Almeida in die kring diende, bezocht hij de gemeente in Lábrea (Amazonas), een stad waar veel mensen aan de ziekte van Hansen ofte wel lepra leden. Om daar te komen, reisde hij vier uur per bus, overnachtte in een pension en vertrok in de ochtend met acht andere passagiers achter op een vrachtwagen met flessen alcoholische drank. Na ettelijke uren reizen in de hitte hadden zij allemaal verschrikkelijke dorst. Het enige vocht dat voorhanden was, zat in die flessen. Broeder Almeida bekent dat het onder de omstandigheden moeilijk was het aanbod van de anderen af te slaan om mee te drinken uit de flessen die zij van de lading pikten. Na tien uur reizen onder een brandende zon, rijkelijk bestoven met stof en vervolgens besproeid met regen, arriveerden zij ten slotte in Lábrea. Daar was de hele gemeente present om hem te begroeten — twee speciale pioniers en twee niet-gedoopte verkondigers! Op zondag smaakte hij het genoegen de twee verkondigers te dopen.

Voor Wladimir Aleksandruk, een ongehuwde broeder die al bijna dertig jaar als reizend opziener dient, heeft de plaatselijke gevangenis eens als slaapplaats gediend. Dat was in 1972, toen hij op bezoek ging bij een geïsoleerde verkondigster met een ongelovige man. Het stadje was maar klein, en er was geen hotel, en daarom trof de kringopziener regelingen om in het huis van bewaring te slapen. Lachend vertelt hij: „Iedereen zag mij voor het nieuwe hoofd van politie aan, omdat zij mij vrijelijk de gevangenis in en uit zagen gaan en ik een colbert en stropdas droeg. Eerst was ik de enige bewoner, maar op de tweede dag kreeg ik gezelschap van een man die een varken gestolen had. Dus kon ik hem getuigenis geven.”

Deze zelfopofferende opzieners geven grif toe dat alle ongemakken of gebrek aan privacy ruimschoots worden vergoed door de hartelijke liefde en de oprechte ijver die door de broeders wordt getoond.

Westwaarts

In de loop van de jaren ’80 verhuisden veel gezinnen uit het zuiden naar het westen van Brazilië, vooral naar Rondônia, op zoek naar geschikt land om te bebouwen. De regering bood de grond gratis aan. In het woud werden straten van zo’n 35 kilometer lengte aangelegd, die banen werden genoemd, en het land aan weerszijden van deze „banen” werd ontgonnen voor kolonisten. Dit bleek een uitstekend gebied voor de prediking!

In Pimenta Bueno (Rondônia) bouwde een kapper die tot een evangelische religie behoorde een kerk. Maar hij raakte van streek toen hij de twistgesprekken tussen de herders van zijn eigen religie waarnam, die elk naar een kerk wilden waar meer geld werd gecollecteerd. Hij had nooit naar de Getuigen geluisterd. Maar op een dag, toen hij de speciale pioniers, die kennelijk heel gelukkig waren, in de straat zag werken, vroeg hij zich af: ’Als ik de waarheid heb, waarom ben ik dan zo van streek? En als zij de „valse profeten” zijn, waarom zijn zij dan zo gelukkig?’ Hij ging bij de pioniers op bezoek — laat in de avond, om niet door anderen gezien te worden — en aanvaardde een bijbelstudie. Onder de indruk van de dingen die hij leerde, nodigde hij de pioniers, Jonas en Robson Barbosa de Souza, uit om tot de dertig leden van zijn kerk te prediken. Verscheidenen namen de waarheid aan en na verloop van tijd werd de kerk gesloten. Kort daarop ging de katholieke kerk in dat gebied ook dicht, omdat de man die de diensten leidde, en zijn gezin eveneens Jehovah’s Getuigen werden.

Ten tijde van het eerste bezoek van de kringopziener aan die gemeente waren er al 49 verkondigers, en 280 personen woonden de openbare toespraak bij. Het gebied was klein en in korte tijd waren alle inwoners Getuigen of studeerden met hen. De verkondigers moesten daarom per vrachtwagen naar naburige nederzettingen uittrekken om te prediken. Zij gebruikten de vrachtwagen (met canvas overkapping) ook om naar congressen in de dichtstbijzijnde stad, Pôrto Velho, te reizen, die 600 kilometer van hen vandaan lag.

Het Amazonegebied

Getuigenis geven in het Amazonegebied levert bijzondere uitdagingen op, maar de geestelijke behoeften van de mensen die daar wonen, worden niet verwaarloosd. Dit is een gebied met een oppervlakte groter dan West-Europa. Het Braziliaanse deel van het woud bestrijkt bijna de helft van het hele land, maar het heeft slechts 9.000.000 inwoners — ongeveer zes procent van de bevolking van Brazilië. Sommige gedeelten van de rivieren in dit gebied lijken werkelijk wel zeeën. De Rio Negro bijvoorbeeld, een van de grote zijarmen van de Amazone, is bij Manaus, de hoofdstad van de staat, achttien kilometer breed en de monding van de hoofdstroom van de Amazonedelta meet overdwars vijftig kilometer. In de meeste opzichten wordt de Amazone als de koning der rivieren van de wereld beschouwd.

In dit gebied is het niet ongewoon ettelijke dagen per boot te reizen om van de ene stad naar de andere te komen. Twee speciale pioniers, die toegewezen waren aan Eirunepé (Amazonas), een stad van 20.000 inwoners, schreven: „De tocht naar onze toewijzing duurde per boot dertien dagen. Wij beschouwden de boot als een deel van ons gebied. Aan boord hebben wij verscheidene publikaties verspreid en acht bijbelstudies opgericht, die wij tweemaal per dag hielden.” In Amazonia zijn 213 speciale pioniers druk in de weer om mensen te helpen hun voordeel te doen met Gods Woord.

Aan boord van de boten van het Genootschap

Sinds 1991 gebruiken sommige van onze speciale pioniers boten als onderdeel van hun vaste uitrusting in de bediening. In dat jaar verschafte het Genootschap twee boten voor dat gebruik. De ene is de Boas Novas (Goed nieuws), die de Rio Negro, de Purus, de Madeira en de Solimões bevaart. In de monding van de Amazone ligt het eiland Marajó — ter grootte van Nederland — en dat krijgt aandacht van de Proclamador das Boas Novas (Verkondiger van het goede nieuws).

Aan elk van de boten zijn vijf speciale pioniers toegewezen. Terwijl twee paar pioniers in de dienst staan, blijft er één pionier aan boord om de maaltijden te bereiden, de boel schoon te houden en tegen eventuele piraten te waken. Het voornaamste doel is de inwoners van de dorpjes langs de rivieroevers en anderen die in op palen gebouwde hutten of in drijvende huizen wonen, te bereiken.

„Entre!” (Kom binnen!) is het welkom dat de pioniers vrijwel onveranderlijk tegemoet klinkt als zij bij de huizen komen. Dat wordt gevolgd door een getuigenis van veertig minuten of meer. De pioniers blijven bijna twee maanden in de grotere nederzettingen om bijbelstudies met geïnteresseerden te houden, dikwijls meermalen per week. De openbare toespraken en de Wachttoren-studie worden over het algemeen in een school of in een particuliere woning gehouden. De andere vergaderingen worden op de boot gehouden. Als mensen blijk geven van een oprecht verlangen om Jehovah te dienen, krijgen speciale pioniers de toewijzing te blijven en de belangstelling verder te ontwikkelen.

Ongeveer drie uur per boot van Manaus, in de buurt van Janauacá, staat een unieke congreshal die door de plaatselijke broeders is gebouwd. Hier doet zich niet het probleem voor om kamers te vinden voor degenen die van ver naar grote vergaderingen komen. Velen wonen in drijvende huizen, en dus slepen zij gewoon hun huis per boot naar de congreshal, die op een eiland gebouwd is, „parkeren” hun huis en gaan aan land voor de vergaderingen. Hoewel de naburige gemeenten minder dan 100 verkondigers hebben, komen er naar de grote vergaderingen zo’n 250 personen.

Indianen geholpen de waarheid te leren kennen

De Indianen, die door de mensen in het algemeen maar al te dikwijls met weinig respect worden bejegend, raken onder de indruk als Jehovah’s Getuigen hen wel met respect bejegenen. Een aantal van hen heeft zoveel geestelijke vorderingen gemaakt dat zij gedoopt zijn. — Hand. 10:34, 35.

Hamilton Vieira, die als kringopziener diende in een gebied waar Indianen wonen, herinnert zich een ervaring met hen. In een toespraak haalde hij Lukas 21:34-36 aan, waar gewaarschuwd wordt tegen „overmatig eten en overmatig drinken”. Eerst besprak hij „overmatig eten”. Toen zijn gehoor er moeite mee had te begrijpen wat dat betekende, legde hij het uit. De Indianen waren verbaasd en begonnen toen te lachen. Het idee van overmatig eten was voor hen iets volslagen absurds dat niet in hun levenswijze paste. De Indianen zullen soms aan één kant van de rivier een aantal vissen insluiten, maar dan vangen zij hooguit genoeg om in hun onmiddellijke behoeften te voorzien en niet meer. Maar hoe stond het met „overmatig drinken”?

Helaas is buitensporig gebruik van alcoholische dranken onder de Indianenbevolking heel gewoon. Het alcoholmisbruik wordt in de hand gewerkt door mensen die drank voor hen kopen en het vermakelijk vinden om te zien hoe belachelijk zij zich gedragen als zij dronken zijn. Broeder Vieira kon uitleggen dat net zoals het dwaas is te veel te eten, het even dwaas is te veel te drinken.

In dit gebied moet een bezoeker soms over smalle paadjes door het woud lopen en leren zich in evenwicht te houden wanneer hij over boomstronken loopt die bij wijze van brug over een smalle rivierbedding zijn gelegd. Deze boomstammen zijn gewoonlijk vochtig en glibberig. „Het viel mij niet mee eroverheen te lopen”, weet broeder Vieira te vertellen. „De plaatselijke broeders hadden er geen problemen mee, en ook de zusters niet, die zelfs kinderen op de arm droegen en die tot mijn verlegenheid mijn tassen droegen, terwijl ik moeizaam probeerde mijn evenwicht te bewaren.”

Onverwachte hulp

In de jaren ’70 en ’80 speelden dialezingen een belangrijke rol in de prediking van het goede nieuws. Pataíba (Bahia) had maar 1500 inwoners en een kleine gemeente, maar bij de diavertoning waren 1572 aanwezigen. Hoe kwam dat zo? Moacyr Soares, de kringopziener, legde uit: „Aangezien de Koninkrijkszaal klein was, stelde ik de ouderlingen voor de burgemeester toestemming te vragen het marktterrein te gebruiken dat op het grote plein tegenover de katholieke kerk lag. Met zijn toestemming verwijderden wij de kraampjes en maakten ruimte voor de toeschouwers. Het was toevallig net ’Stille Week’ en op het programma stond een grote processie, die om zes uur ’s avonds, het tijdstip waarop onze openbare toespraak zou beginnen, vanaf de kerk zou vertrekken. Mensen uit naburige steden waren uitgenodigd en omdat er geen priester in de stad woonde, zou er een van buiten komen om de processie te leiden. Maar de auto van de priester had een lekke band en hij kwam niet op tijd. Het gevolg was dat de meeste mensen die voor de processie kwamen, in plaats daarvan onze lezing bijwoonden. De titel van de lezing was heel toepasselijk ’De velen tot rechtvaardigheid brengen in de tijd van het einde’.”

200.000 verkondigers!

In januari 1987 overschreed het aantal Koninkrijksverkondigers in Brazilië de 200.000, en de toename ging in hoog tempo voort. In 1988 werden er 367 nieuwe gemeenten gevormd; in 1989 nog eens 370 — een gemiddelde van meer dan één per dag! Meer werkers — meer publikaties! Dus werd er een derde rotatiepers, met een capaciteit van 38.000 tijdschriften per uur, gestuurd om ons uit de brand te helpen. Ook was het nodig dat de verzendafdeling werd gemoderniseerd om de duizenden lectuurbestellingen van de gemeenten te kunnen verwerken.

Er werden plannen gemaakt voor een bijbouw aan de bestaande drukkerij, waardoor het werkoppervlak van 27.000 m2 zou worden vergroot tot 42.000 m2. De bouw begon in december 1988 en werd uitgevoerd door een Bethel-bouwploeg onder de deskundige leiding van verscheidene internationale dienaren — allen vrijwilligers.

Hulp van internationale dienaren

Wij waren blij 35 bekwame broeders uit andere landen bij ons te hebben die meehielpen aan dit uitbreidingsproject voor de drukkerij en later bij de bouw van meer woongebouwen. Sommigen van de broeders en zusters dienden enkele weken, anderen maanden en enkelen meer dan zes jaar. Hun aanwezigheid was aanmoedigend, opbouwend en dank zij hun deskundigheid heel produktief.

Sommigen van deze internationale dienaren waren jong; anderen waren grootouders. Keith Colwell en zijn vrouw Rae Etta waren de eersten die aankwamen, in maart 1989, en behoorden tot de laatstgenoemde categorie. Zij waren over de vijftig. Keith zegt: „Ver weg zijn van onze twee dochters en schoonzoons, vier kleinkinderen en Moeder en Vader is niet gemakkelijk geweest. Soms denken wij erover naar huis te gaan en gewoon ’grootouders’ te zijn, maar zolang wij gebruikt kunnen worden en de kracht hebben, zullen wij blijmoedig zeggen: ’Hier ben ik! Zend mij.’ — Jesaja 6:8.”

Darwin Harley en zijn vrouw Shirley hebben ook bijna zes jaar in Brazilië gediend. Ook zij dachten met heimwee aan hun vier kinderen en acht kleinkinderen. Niettemin waren zij vastbesloten Jehovah op de eerste plaats in hun leven te stellen en in dat opzicht hun kinderen een goed voorbeeld te geven. Dus nadat de jongste van hen getrouwd was, bestond er bij Darwin en Shirley geen twijfel wat zij zouden doen. Zij dienden een aanvraag in om permanent als internationale dienaren te dienen. Nu zeggen zij, hoewel zij over de zestig zijn, met warmte: „Wij zijn het Besturende Lichaam dankbaar voor de gelegenheid Jehovah op deze bijzondere manier te dienen.” Er stonden heel wat ogen vol tranen toen de Braziliaanse Bethelfamilie afscheid moest nemen van al deze getrouwe dienstknechten uit andere landen. Sommigen keerden terug naar huis, terwijl anderen naar nieuwe toewijzingen vertrokken.

Een priester leert de waarheid kennen

Het allerbelangrijkste van de grootse dingen die Jehovah in Brazilië heeft gedaan, is het bevrijden van mensen die diep in de valse religie verwikkeld waren. Op een dag zat een van Jehovah’s Getuigen in een bus naast Ademir de Oliveira, die al tien jaar als priester in de Braziliaanse Katholieke Kerk diende. Er ontspon zich een gesprek over de betekenis van het woord „hel”. Later dacht Ademir over dat gesprek na, en toen hij onze tijdschriften las, werd in zijn geest het beeld van de waarheid duidelijk.

In zijn kerk begon hij te onderwijzen dat Jehovah God is en dat het gebruik van beelden verkeerd is. Maar hij besefte dat hij niet in praktijk bracht wat hij predikte — tenslotte stonden er nog steeds beelden in zijn kerk. Intussen begon hij, toen zijn vader en zijn moeder in een tijd van nog geen tien maanden na elkaar overleden, het gevoel te krijgen dat God hem strafte omdat hij erover dacht de Katholieke Kerk te verlaten. Maar bij de gelegenheid van zijn moeders begrafenis besefte hij dat het Jehovah was die haar weer tot leven kon wekken. In 1989 ging hij naar zijn eerste vergadering in een Koninkrijkszaal en daarna kwam hij geregeld. Hij trad uit de Katholieke Kerk en in zijn eerste maand als Koninkrijksverkondiger leverde hij een bericht in van zestig uur en verspreidde hij twaalf exemplaren van het boek U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven. Na zijn doop werd hij gewone pionier en nu dient hij tevens als ouderling in Jundiaí (São Paulo).

Antwoorden op vragen van jonge mensen

Jonge mensen hebben hulp nodig om Jehovah op een aanvaardbare wijze te dienen (Pred. 12:1). De serie „Godvruchtige toewijding”-districtscongressen die in 1989 werden gehouden, verschaften voor dat doel een nuttig hulpmiddel. Een vijftienjarig meisje schreef: „Aan het begin van het programma werd bekendgemaakt dat alle jonge mensen van tien tot negentien jaar voorin bij elkaar moesten gaan zitten. Wij waren allemaal erg opgewonden en benieuwd wat er zou gebeuren. Aan het eind van het programma, na een enthousiaste lezing, kondigde de spreker aan dat iedere jongere een boek cadeau zou krijgen met de titel Wat jonge mensen vragen Praktische antwoorden. Het was heel, heel aangrijpend! Ik kon wel huilen, zo gelukkig was ik. Het was precies wat wij nodig hadden. Sindsdien heb ik het boek heel vaak geraadpleegd. Met dit waardevolle geschenk van Jehovah zijn wij goed toegerust om het hoofd te bieden aan de druk van dit samenstel.” Op de 108 congressen die in het land werden gehouden, werden meer dan 70.000 boeken aan de jonge broeders en zusters uitgereikt.

Naar schatting 35 procent van degenen die in Brazilië de gemeentevergaderingen bezoeken, zijn jonge mensen. Dagelijks worden zij geconfronteerd met de verderfelijke invloed van de materialistische, immorele wereld. Zij staan voor de uitdaging voldoende werelds onderwijs te krijgen om hen voor te bereiden op het leven als volwassene, terwijl zij terzelfder tijd het levensbelangrijke onderwijs uit Gods Woord in zich moeten opnemen, dat hen kan voorbereiden op overleving om zijn nieuwe wereld van rechtvaardigheid te kunnen binnengaan. De meesten van hen weten aan deze uitdaging wel het hoofd te bieden. Velen dienen als hulppionier, zelfs terwijl zij nog naar school gaan, en geven zich vervolgens als gewone pionier op zodra zij eindexamen hebben gedaan. Anderen beschouwen de school als hun persoonlijke gebied en maken gebruik van alle gelegenheden om daar getuigenis te geven.

Toen een Getuige in Minas Gerais bij een school aanging en een gesprek met een van de leerkrachten had, legde deze onderwijzeres uit: „Ik had twee meisjes in mijn klas, negen en elf jaar oud. Ik merkte op dat zij anders waren dan alle andere leerlingen. Het viel mij op dat zij tijdens onze gebeden stil met de anderen bleven staan, maar de gebeden niet opzegden. Toen ik hun vroeg of zij niet wisten hoe zij moesten bidden, of dat zij het vervelend vonden om te bidden, vertelden zij mij dat Jehovah God geen uit het hoofd geleerde gebeden verhoort en dat zij, terwijl wij aan het bidden waren, in stilte baden. Ik vroeg hun: ’Hoe bidden jullie?’ De oudste zei tegen mij: ’Wilt u alstublieft uw hoofd buigen?’, en toen bad zij. Zij dankte Jehovah voor hun ouders, hun voedsel, hun onderwijzeres en zij baden zelfs voor de gezondheid van hun moeder, die hun de waarheid uit de bijbel leerde. Ik kon mijn tranen niet inhouden en moest ijlings naar de toiletgroep om ze daar de vrije loop te laten.” Bij het nabezoek vernam de verkondiger dat het gezin van de meisjes verhuisd was omdat er geen Koninkrijkszaal in de stad was waar de onderwijzeres les gaf. „Ik mis hen heel erg”, besloot de onderwijzeres.

De hervormende kracht van de waarheid

Gods Woord kan een krachtige, hervormende uitwerking op het leven van mensen hebben. Personen bijvoorbeeld die een slaaf van de demonen zijn, worden vrijgemaakt. Dat gebeurde met een jongeman in São Paulo wiens familie aan spiritisme deed. Vanaf zijn dertiende jaar droeg hij zorg voor een spiritistisch macumbacentrum waar velen naar toe gingen om hulp te zoeken bij het oplossen van allerlei problemen op het gebied van gezin, gezondheid, werkgelegenheid en verkering. Behalve het gebruik van kruidenmengsels behoorden tot de rituelen ook het ’s nachts offeren van dieren — kikkers, kippen en geiten — op het kerkhof. Soms werden van begraafplaatsen gestolen menselijke beenderen gebruikt. In 1990, toen hij negentien was, kwam hij voor het eerst met Jehovah’s Getuigen in aanraking. Toen hij besefte dat wat hij van hen leerde de waarheid was, riep hij de elf geestenmediums die onder hem werkten bij elkaar en legde uit dat de bijbel spiritistische praktijken afkeurt. Om zich van demonische aanvallen te bevrijden, verbrandde hij alle spiritistische voorwerpen die hij had. Na vijf maanden bijbelstudie werd hij een verkondiger en in de eerste maand dat hij predikte, leverde hij bericht in van twaalf bijbelstudies (Hand. 19:19, 20). De meeste waren met mensen bij hem in de buurt die hem als macumbeiro (een aanhanger van macumba) kenden. Na zijn doop diende hij als hulppionier, vervolgens als gewone pionier en later als lid van de Bethelfamilie in Brazilië.

Het leven van een man die al twintig jaar lang ieder jaar actief had deelgenomen aan het carnaval, werd ook diepgaand beïnvloed. Hij had prijzen gewonnen met zijn aandeel in beroemde carnavalsbals in Rio de Janeiro. Zijn levensstijl werd gekenmerkt door onder meer buitensporig drinken, gokken en omgang met mensen die allerlei vormen van immoraliteit bedreven. Toen hij de waarheid leerde kennen, veranderde hij zijn hele levenswijze. Hij is nu dienaar in de bediening en gebruikt zijn talenten om bij congressen het podium te decoreren.

Een andere jongeman in Rio de Janeiro was een voetbalfanaat. Hij maakte deel uit van een door een club georganiseerde supportersgroep die de supporters van de tegenpartij altijd met grof geweld bejegende. Als hij naar het voetbalstadion ging, had hij altijd wel een revolver of een zelfgemaakte bom bij zich. Bij vrijwel iedere wedstrijd raakte hij slaags met de groep van de tegenstanders en met de politie. Maar een ex-schoolgenoot, een Getuige, begon een bijbelstudie met hem. Hij begon te begrijpen wie zijn ware vrienden waren en wie zijn grootste vijand was. Hij liet zijn persoonlijkheid door de bijbel hervormen en vervolgens werd hij gedoopt.

Pedro, een jonge man die in São Paulo woont, was ook in een gewelddadige levenswijze verzeild geraakt. Hij beoefende een vechtkunst die capoeira heet (een gewelddadige aanvalstechniek) en droeg graag vuurwapens. Met zijn lengte van bijna twee meter en een lichaam in topconditie was hij voortdurend bij vechtpartijen betrokken. Op een dag stemde hij echter toe in een bijbelstudie. Na een bijbelse toespraak in de Koninkrijkszaal te hebben gehoord, besefte hij dat hij grote veranderingen in zijn leven zou moeten aanbrengen. Hij vernietigde zijn wapens en maakte vorderingen zodat hij gedoopt kon worden. Sindsdien heeft hij tien van zijn familieleden geholpen zich bij hem aan te sluiten in het dienen van Jehovah.

Kan de waarheid iemand helpen verlegenheid te overwinnen? Bij een dame in São Paulo bleek dat inderdaad het geval. Toen zij de bijbelse boodschap voor het eerst hoorde, was zij verrukt over de dingen die zij leerde. Maar vergaderingen bezoeken en deelnemen aan de openbare prediking van het goede nieuws vormden enorme hindernissen voor haar. Waarom? Wegens haar verlegen aard en haar vrees om tegen haar man in te gaan. Zij hield echter schriftplaatsen zoals Mattheüs 10:37 in gedachte en vond uiteindelijk de moed om aan de velddienst deel te nemen. Zij wilde Jehovah behagen, maar heel wat keren moest zij huilen, en vechten tegen de aandrang om ermee op te houden en naar huis te gaan. Ten slotte echter werd de prediking gemakkelijker en zelfs plezierig voor haar. Als gevolg van haar doorzettingsvermogen hebben haar moeder, vijf broers en echtgenoot allemaal de waarheid leren kennen.

Leven met hoge inflatie

Een van de grootste problemen van de jaren ’80 was een ernstige inflatie. Ondanks verscheidene economische plannen bleef de inflatie toenemen tot ze voor de periode van mei 1989 tot en met april 1990 6584 procent bedroeg. In sommige maanden stegen de prijzen met bijna 3 procent per dag! Aan het einde van de maand was er bijna tweemaal zoveel geld nodig als aan het begin van de maand om hetzelfde voorwerp te kopen. In een poging de situatie aan te pakken, bevroor de regering gedurende achttien maanden alle bankrekeningen, te beginnen in maart 1990. Meer dan eens moest de regering ook enkele nullen van het geld afhalen en nieuwe bankbiljetten drukken.

Het inflatieprobleem was natuurlijk niet nieuw, maar wat er in 1990 gebeurde, was buitensporig. Gelukkig hadden wij op het bijkantoor een goede voorraad papier en andere benodigdheden om te drukken. Wij kochten alleen maar wat absoluut onmisbaar was en stelden andere aankopen uit. De Bethelfamilie van 800 leden stemde erin toe het een poosje zonder hun maandelijkse toelage te stellen. Ook was het aanmoedigend dat het kantoor van het Genootschap telefoontjes en brieven van broeders kreeg die schenkingen en leningen aanboden om de zaak draaiende te houden. Na enige maanden stond de regering organisaties zonder winstoogmerk, zoals de onze, toe weer op de normale manier te werken. Voor het Genootschap was de crisis voorbij.

Gedurende deze moeilijke periode bleven de Getuigen actief in de bediening. Zij gebruikten hun tijd, geld en energie verstandig. Velen legden echte waardering aan de dag voor de goddelijke raad om eerst het Koninkrijk te zoeken (Matth. 6:33). Het gevolg was dat er in 1990 nieuwe hoogtepunten waren in verkondigers, pioniers en lectuurverspreiding. De elf procent toename in verkondigers dat jaar is sindsdien nog niet overtroffen.

Toen de bankrekeningen bevroren werden, had de gemeente Floresta in Joinvile (Santa Catarina) de tegenwaarde van $100.000 in deposito staan om te gebruiken voor de bouw van een Koninkrijkszaal. Zij stelden het project uit, maar dank zij bijdragen die zij ontvingen konden zij de nieuwe zaal bouwen zonder het geld dat op de bank stond. Toen de banktegoeden ten slotte vrijgegeven werden, kon de gemeente een perceel naast de Koninkrijkszaal als parkeerterrein kopen en een andere gemeente helpen een Koninkrijkszaal te bouwen.

De bijbel met begrip leren lezen

De psalmist beschreef een gelukkig mens met de woorden: „Zijn lust is in de wet van Jehovah, en in diens wet leest hij dag en nacht met gedempte stem” (Ps. 1:2). Maar er zijn veel mensen die nooit de kans hebben gehad naar school te gaan om te leren lezen. Zouden zij geholpen kunnen worden de vreugde te ondervinden waar de psalmist op doelde? Met ingang van 1958 werden er in Koninkrijkszalen speciale klassen gehouden om degenen te helpen die niet konden lezen of schrijven. In 1970 werd er een nieuwe stap gezet in dit onderwijsprogramma, toen de brochure Learn to Read and Write in het Portugees werd vrijgegeven. Tot op heden zijn meer dan 20.000 personen, onder wie velen die geen Getuigen waren, geholpen te leren lezen.

Zelfs sommigen die geen Jehovah’s Getuigen zijn, hebben de voordelen van de lessen opgemerkt en weten te waarderen. In São Paulo bedankte een ongelovige echtgenoot de plaatselijke gemeente voor wat er gedaan was om zijn vrouw te helpen leren lezen. Het hoofd van politie in Ferros (Minas Gerais) stuurde een lovende brief naar het Genootschap wegens het werk dat werd gedaan om gevangenen in de gevangenis daar te onderwijzen en schreef: „Of het nu vanuit een geestelijk gezichtspunt of van de materiële kant wordt bezien, Jehovah’s Getuigen hebben met dit hoofd van politie samengewerkt om gevangenen te leren lezen. Als fijne regen die stilletjes valt maar die rivieren kan doen overstromen, hebben zij veel gedaan om de gevangenen in de maatschappij te integreren.”

Natuurlijk heeft lezen zijn grootste waarde als iemand behagen vindt in Gods Woord en het met anderen deelt. Dat doet een 74-jarige Getuige in Rio de Janeiro die geprofiteerd heeft van de leescursus, en zij heeft nu de waarheid aan veel mensen in haar gebied kunnen onderwijzen.

Toen de brochure Learn to Read and Write werd vrijgegeven, werden de verkondigers aangemoedigd deze te gebruiken om studies te leiden bij geïnteresseerden die dergelijke hulp nodig hadden. Op een dag vroeg Sonia Springate, die als zendelinge in Curitiba (Paraná) diende, een dame aan wie zij getuigenis gaf om Openbaring 21:4 voor te lezen. De vrouw aarzelde en zei toen: „Nee, doet u het maar.” Toen Sonia bij die persoon een nabezoek bracht, ontdekte zij dat de vrouw niet kon lezen. Hoewel de vrouw het druk had met de zorg voor vier kinderen, werd er een studie met haar gehouden met behulp van de brochure Learn to Read and Write. Aanvankelijk voelde zij zich ontmoedigd, maar met enige aanmoediging zette zij door en binnen een jaar kon zij lezen. Nu zijn zij en haar man gedoopte Getuigen, en de kinderen maken vorderingen in de waarheid.

Sommigen die konden lezen, hadden hulp nodig om hun begripsvermogen te verbeteren. Om daar iets aan te doen, werden er in 1990 in sommige gemeenten groepen georganiseerd die op gevorderd niveau hulp kregen bij lezen en conversatie. Die hulp wordt nu aan bijna 6000 Getuigen verleend en de resultaten zijn gunstig. Toen de cursus begon, had een zuster in Rio de Janeiro ongeveer twee uur nodig om de stof voor de gemeenteboekstudie te lezen en te begrijpen. Na twee maanden cursus deed zij het in twintig minuten.

Speciale tijdschriftenverspreiding

Boven aan de lijst van lectuur voor Jehovah’s Getuigen staat De Wachttoren, die bedoeld is om mensen die de waarheid liefhebben te helpen de bijbel te begrijpen. Het tijdschrift verheerlijkt Jehovah God als de Soevereine Heer van het universum en laat zien hoe Gods koninkrijk de problemen van de mensheid zal oplossen. Het zustertijdschrift Ontwaakt! wijst op de werkelijke betekenis van actuele gebeurtenissen en bouwt vertrouwen op in de belofte van de Schepper dat er een vredige en veilige nieuwe wereld ophanden is. Jehovah’s Getuigen willen deze waardevolle inlichtingen heel graag met anderen delen. Om de verspreiding van deze tijdschriften te vergroten en nieuwelingen die ervoor in aanmerking komen aan te moedigen aan de bediening deel te nemen, werd er voor 1 mei 1990, een vrije dag, een speciale tijdschriftenverspreiding op touw gezet. De gemeenten werd aanbevolen velddienst te organiseren voor de ochtend, de middag en de avond en die dag met hele gezinnen aan de velddienst deel te nemen.

De reactie was voortreffelijk! Om een voorbeeld te geven: In Rio de Janeiro waren er in een gemeente van 125 verkondigers ’s ochtends 121 en ’s middags 118 in de dienst. Er werd die maand een nieuw hoogtepunt van 288.107 verkondigers in het land bereikt, en volgens de berichten werden er op die ene dag meer dan 500.000 tijdschriften verspreid. Sindsdien zijn er met succes nog meer speciale tijdschriftendagen georganiseerd.

„Zuivere taal”-districtscongressen

Congressen zijn mijlpalen in het leven van Jehovah’s Getuigen, en aan sommige daarvan blijven de aanwezigen nog lang terugdenken. Zo’n congres werd in augustus 1990 in São Paulo gehouden. Op de slotdag luisterden meer dan 134.000 personen — 86.186 in het Morumbistadion en 48.220 in het Pacaembústadion — naar een openbare toespraak die door twee sprekers op het „Zuivere taal”-districtscongres gelijktijdig werd uitgesproken. Onder de aanwezigen waren C. W. Barber en A. D. Schroeder, leden van het Besturende Lichaam, alsook 2350 buitenlandse afgevaardigden uit veertien landen.

Aan het einde van de slotlezing in beide stadions begonnen de afgevaardigden met zakdoeken en sjaals te wuiven. Diepgeroerd door hetgeen zij meemaakten, vergoten velen tranen van vreugde. Wat waren de Braziliaanse Getuigen dankbaar dat hun christelijke broeders en zusters uit andere landen waren gekomen om zich voor deze grootse gelegenheid bij hen te voegen!

De in het oog springende liefde die onder Jehovah’s dienstknechten aan de dag treedt, is een belangrijke factor om oprechte mensen te helpen de waarheid te identificeren (Joh. 13:35). Dat was het geval bij een jongeman en zijn zuster, die zich verzetten tegen de bijbelstudie die hun moeder, een weduwe, met Jehovah’s Getuigen had. Een ouderling bezocht het gezin en nodigde hen uit op zondagmiddag dat congres in São Paulo te bezoeken. Hij haalde hen vroeg op, omdat hij taken als vrijwilliger in het stadion te behartigen had. De twee waren diep onder de indruk. Zij maakten opmerkingen over de orde en reinheid in het stadion, de manier waarop dingen waren georganiseerd en, ja inderdaad, de stroom van liefde die aan het slot naar de bezoekende afgevaardigden uitging. Zij aanvaardden een bijbelstudie, maakten goede vorderingen en werden samen met hun moeder gedoopt. De jongeman is nu dienaar in de bediening.

Ziekenhuiscontactcomités

Alle Jehovah’s Getuigen, of zij nu pasgedoopt of meer ervaren zijn, weten dat het een belangrijk christelijk vereiste is zich te onthouden van alle soorten van bloed (Gen. 9:3, 4; Hand. 21:25). In 1984 werd een aantal comités van ervaren ouderlingen gevormd om gesprekken met artsen te voeren en te noteren wie van hen de beslissing van een patiënt om bloedtransfusies te weigeren, zou respecteren. Deze regeling won in 1991 aan kracht toen in São Paulo een internationaal seminar van Ziekenhuiscontactcomités (ZCC’s) werd gehouden. Eugene Rosam en Fred Rusk van de Ziekenhuisinformatiedienst in Brooklyn (N.Y., VS) waren daar aanwezig. Ook woonden meer dan 700 andere broeders het seminar bij, onder wie enkelen die zowel arts of jurist als lid van een ZCC zijn.

Het seminar maakte duidelijk dat er heel wat werk in het verschiet lag. De comités zouden worden gereorganiseerd en hun leden zouden presentaties gaan geven voor artsen en medisch personeel om ons standpunt inzake het gebruik van bloed toe te lichten en hun wetenschappelijke artikelen over bloedvrije behandeling aan te bieden. Het doel dat de comitéleden in hun relaties met de artsen werd voorgehouden, was „communicatie en samenwerking, geen confrontatie”. Na de reorganisatie werd het aantal comités teruggebracht van 200 met 1200 leden tot 64 met ongeveer 350 leden. Dit had tot gevolg dat er minder maar beter toegeruste comités waren in grote steden met grote centra voor medische behandeling.

In oktober 1992 was er tijdens het XXII-ste Internationale Congres over Bloedtransfusie in São Paulo gelegenheid een presentatie te geven voor 1300 artsen uit meer dan 100 landen. De organisatoren van het evenement gaven zuster Zelita da Silva Souza, een hematologe, toestemming een poster op te hangen waarop 65 medische alternatieven voor bloedtransfusie vermeld stonden. Pedro Catardo en Sergio Antão van Bethel berichtten: „In het begin waren wij een tikje benauwd voor de ontvangst die ons zou wachten, maar de reactie van de meer dan 500 artsen met wie wij persoonlijk contact hadden, was bijzonder gunstig. Een van de voornaamste sprekers op het congres bekeek de poster en de tentoongestelde tijdschriftenartikelen aandachtig. Later gaf hij in een toespraak die hij in de hoofdzaal hield, uiting aan bewondering voor de waardevolle inlichtingen die hij had ontvangen ’uit een onverwachte bron — Jehovah’s Getuigen’.”

De volgende maanden werden er presentaties gegeven voor twintig Regionale Medische Raden, en verscheidene daarvan kwamen tot de aanbeveling aan artsen om zich in geval van problemen in verband met bloed te wenden tot het plaatselijke ZCC. In de afgelopen vier jaar zijn er meer dan 600 van zulke presentaties gegeven, en er staan nu ruim 1900 artsen geregistreerd die bereid zijn mee te werken.

Het is interessant dat een aantal artsen die de voordelen van alternatieve bloedvrije medische behandelingen inzien, zich hebben ingezet voor seminars in Brazilië om de kwestie met andere medische beroepsbeoefenaars te bespreken. Sommigen van onze broeders die arts zijn of als ZCC-lid dienen, zijn daarvoor uitgenodigd. Een eerste seminar vond in Rio de Janeiro plaats en daarna zijn ze ook in andere steden gehouden. Later gaf de Regionale Medische Raad in Rio de Janeiro een verklaring uit waarin het gebruik van alternatieve behandelingen werd aangemoedigd.

„Nooit zal ik dat gebed vergeten”

De ZCC’s hebben veel steun verleend aan zieke broeders en hun gezinnen. Alaide Defendi, een speciale pionierster, vertelde daarover: „Mijn zusje raakte in februari 1992 bij een auto-ongeluk in Curitiba (Paraná) gewond. De arts verklaarde dat haar leven afhing van een bloedtransfusie. Ik belde naar het ZCC en binnen vijftien minuten arriveerden drie broeders in colbert en das en met een aktentas in de hand bij het ziekenhuis en overhandigden de arts hun visitekaartjes.”

Er werden regelingen getroffen om de patiënte over te brengen naar een ander ziekenhuis, veertig kilometer verderop. Een produkt dat door sommigen die bloedtransfusie weigeren wel wordt aanvaard, is erytropoëtine, een synthetisch hormoon dat het beenmerg stimuleert de aanmaak van rode bloedlichaampjes te vergroten, maar de arts zei dat dit geneesmiddel in Brazilië niet te krijgen was. De broeders namen echter contact op met een lid van het ZCC in São Paulo, die het middel nog diezelfde dag per vliegtuig overstuurde. Zuster Defendi besloot met te zeggen: „Toen mijn zus er ernstig aan toe was, is een lid van het ZCC de hele dag in het ziekenhuis gebleven en op een kritiek ogenblik nam hij mij apart en zei: ’Laten wij tot Jehovah bidden.’ Nooit zal ik dat gebed vergeten.”

Een bezoek aan de heuvels en sloppen van Rio

De reputatie die de Getuigen genieten als mensen die God werkelijk zijn toegewijd, heeft het de Getuigen die in Rio de Janeiro in door de drugshandel beheerste gebieden wonen, mogelijk gemaakt hun bediening in deze wijken voort te zetten. Er zijn verscheidene gemeenten in deze plaatsen en zoals een ouderling uitlegde, hoe meer de broeders prediken, des te beter is het. De broeders raken bekend bij de drugshandelaars en worden niet door hen lastig gevallen. Er zijn heuvels met meer dan 200.000 inwoners die in krotten leven. De overgrote meerderheid van deze mensen heeft niets met drugs te maken, maar hun financiële omstandigheden staan hun niet toe ergens anders te wonen.

Een ouderling die in een ander deel van de stad woonde, reed een sloppengebied in om in een van de gemeenten een openbare lezing te houden. Toen hij zijn auto voor de Koninkrijkszaal parkeerde, kwamen er twee gewapende jongeren op hem af en vroegen wie hij was. Toen hij zich als een van Jehovah’s Getuigen identificeerde en zei dat hij een openbare bijbelse lezing kwam houden, zeiden de jongeren dat hij zijn gang kon gaan en zich geen zorgen hoefde te maken over zijn auto, want daar zou niemand aankomen.

„Bij één gelegenheid”, vertelde Francisco Duarte, een kringopziener, „kwamen de handelaars aan het eind van een vergadering naar de Koninkrijkszaal om de broeders te waarschuwen dat er een vuurgevecht ophanden was. Mijn vrouw en ik waren een tikje angstig, maar de verkondigers bleven gewoon doorpraten, ondanks het geluid van de schoten. Na een poosje kwamen de handelaars terug om te zeggen dat wij konden vertrekken, aangezien de schietpartij afgelopen was.”

Het is voor iemand van buiten het gebied niet verstandig rond te lopen zonder gezelschap van iemand die in die plaats woont. Ook is het nodig zich zo te kleden dat niet de aandacht van dieven wordt getrokken. Hoewel broeder Duarte in gezelschap was van een plaatselijke verkondiger, werd hij aangehouden door een man die om zijn horloge vroeg. „Eerst dacht ik dat het een overval was,” vertelde broeder Duarte, „maar vervolgens zei de man: ’Ik weet dat je de nieuwe kringopziener bent, maar als je dat vergulde horloge blijft gebruiken, zal iemand het stelen, denkend dat het van goud is. Gebruik mijn horloge maar en houd het jouwe in je zak.’ Het was een broeder. Dat heeft me geleerd voorzichtiger te zijn.”

Een jongere die bij een bende drugshandelaars behoorde en die de bijbel ging bestuderen, zag in dat hij van beroep zou moeten veranderen. Maar hoe? Hij wist dat als iemand uit een bende treedt, hij gewoonlijk door zijn collega’s bij wijze van veiligheidsmaatregel wordt vermoord — opdat de bendegeheimen niet aan anderen verraden zullen worden. Desondanks raapte de jongeman al zijn moed bij elkaar, bad tot Jehovah en ging met de bendeleider praten. De jongeman legde uit dat hij met Jehovah’s Getuigen de bijbel bestudeerde, las een paar schriftplaatsen voor en zei dat hij niet bij de bende kon blijven. Hij ontdekte dat de bendeleider in het verleden zelf de bijbel had bestudeerd. De jongeman mocht gaan zonder dat er wraak genomen werd en is nu een actieve verkondiger in de gemeente.

300.000 verkondigers!

Naarmate er nieuwelingen in de gemeenten kwamen, was er meer lectuur nodig voor gebruik in het bijbels onderwijsprogramma. Onze drukkerij was al uitgebreid, maar wij hadden meer ruimte nodig om de Bethelfamilie, de vrijwilligers die op het bijkantoor werken, te huisvesten. Sommige jonge broeders waren ondergebracht in slaapzalen met elk meer dan twintig bedden. Daarom begonnen wij in 1990 aan een dienstgebouw en nog eens acht woonblokken met in totaal 384 kamers. Ook werd de eetzaal vergroot zodat er nu plaats is voor 1500 mensen.

Voor dit bouwproject kwamen er meer dan 1000 vrijwilligers uit alle delen van het land. Sommigen kwamen voor enkele weken; anderen voor maanden. Velen van hen waren vaklieden. (Ongeveer 130 van hen zijn later vaste leden van de Bethelfamilie geworden.) Uit Feira de Santana (Bahia) — meer dan 2000 kilometer ver weg — kwam een groep van 23 broeders uit twaalf verschillende gemeenten. Zij hadden een bus gehuurd en veertig uur gereisd om één week met het werk te kunnen helpen. Ook kwamen 35 ervaren broeders uit andere landen met het werk helpen. Heel waardevol was ook de hulp van honderden broeders en zusters uit gemeenten in de buurt van Bethel, die in de weekends kwamen helpen.

In 1991 overschreed het aantal verkondigers de 300.000. Een toename van 100.000 in slechts vier jaar! De vergrote bijkantoorfaciliteiten waren werkelijk hard nodig.

„Jullie zijn echt snel”

De vooruitgang in het maken van discipelen bracht ook de noodzaak van meer plaatsen van aanbidding mee. In voorgaande jaren waren er congreshallen gebouwd in Salvador (Bahia), Duque de Caxias (Rio de Janeiro), Ribeirão Pires, Cosmópolis en Sertãozinho (São Paulo), en in Betim (Minas Gerais). De grootste congreshal in het land ligt bij Vargem Grande Paulista (São Paulo); de bouw ervan werd in oktober 1992 voltooid. Kort daarop kwam er nog een zaal, met 4000 zitplaatsen, klaar in Queimados (Rio de Janeiro). In september 1993 werden er nog eens vijf congreshallen tegelijk ingewijd in Fortaleza (Ceará), Itaboraí (Rio de Janeiro), Quatro Barras (Paraná), Recife (Pernambuco) en Sapucaia do Sul (Rio Grande do Sul). Op het ogenblik zijn er zestien congreshallen in gebruik en staan er nog vijf op stapel.

In overeenstemming met het bijbelse gebod het onderling vergaderen niet na te laten, zijn er ook meer Koninkrijkszalen nodig om de grote toevloed van ’schapen’ op te vangen (Hebr. 10:23-25). Slechts een derde van de gemeenten in Brazilië heeft eigen vergaderplaatsen, en de snelheid waarmee nieuwe gemeenten worden gevormd, ligt veel hoger dan het tempo waarin er zalen kunnen worden gebouwd. Bovendien duurde het gemiddeld drie jaar om een nieuwe Koninkrijkszaal te voltooien. Daarom begonnen wij in 1987 met de oprichting van Regionale bouwcomités bestaande uit ouderlingen die ervaring in de bouw hadden en die de lichamen van ouderlingen in de gemeenten konden bijstaan. De bouwafdeling van Bethel leverde eveneens praktische suggesties.

Een andere belangrijke stap werd in 1992 gezet, toen met een programma van snelbouw-Koninkrijkszalen werd begonnen. De eerste snelbouw vond plaats in Agudos (São Paulo) met 200 vrijwilligers en een ploeg van 25 Bethelieten. Het project kostte drie weken, maar sindsdien is de tijd die voor zo’n gebouw nodig is, teruggebracht tot zestien dagen. In het dienstjaar 1995 zijn in totaal 129 nieuwe Koninkrijkszalen voltooid en aan Jehovah’s dienst opgedragen.

Waarnemers zijn altijd verbaasd over de snelheid waarmee de bouw tot stand komt. Aan het einde van de eerste bouwweek aan een Koninkrijkszaal was een medewerker van de firma die gecontracteerd was om het glas voor de ramen te leveren, verbaasd toen de broeders erop stonden dat hij het de volgende woensdag zou komen plaatsen. „Jullie moeten je vergissen”, zei hij. „Volgende week hebben jullie de muren nog niet eens overeind, laat staan dat je dan al aan de ramen toe bent.” Hij kwam die woensdag terug, maar zonder glas. Toen hij de muren zag staan, gepleisterd en wel en met de kozijnen erin en het dak erop — allemaal in minder dan een week — had hij ongeveer vijf minuten nodig om uit zijn vrachtwagen te komen. „Jullie zijn echt snel!”, gaf hij toe. Daarop vertrok hij weer, om het glas te halen.

Verbaasd over het bouwtempo vroeg een man die bij de plek woonde waar een Koninkrijkszaal werd gebouwd: „Wat moet ik doen om jullie te helpen?” „Eerst moet u de bijbel met ons bestuderen”, was het antwoord. De volgende dag al werd er een bijbelstudie met hem begonnen.

De boodschap bekendmaken met gebarende handen

De zorg voor doven en blinden heeft onder de snelle groei niet geleden. De aandacht voor hun behoeften heeft uitstekende resultaten voortgebracht. In 1992 werd er een boek van 336 bladzijden in het Portugees uitgegeven om de doven gebarentaal te leren. Het boek heeft eenheid gebracht in de gebaren die onder Jehovah’s Getuigen in Brazilië worden gebruikt en is er ook op gericht gebaren te verwijderen die op Babylonische ideeën gebaseerd zijn. Eén daarvan was een handbeweging die sprenkelen nabootst — wat natuurlijk niet de juiste manier is om het idee van de christelijke waterdoop over te dragen.

De eerste gemeente voor doven en hardhorenden werd in 1982 opgericht in Rio de Janeiro. Nu zijn er zes van zulke gemeenten en vijftig kleinere groepen in verschillende steden. In 1994 waren er achttien congressen met gebarentaal-groepen. In sommige daarvan namen de tolken de dramarollen voor hun rekening. In 1996 ontvingen de Braziliaanse Getuigen die doof zijn, met blijdschap en vreugdetranen een door het Genootschap geproduceerde video met daarop in gebarentaal de hele brochure Wat verlangt God van ons? Hoe nuttig, aangezien veel doven niet lezen maar wel gebarentaal begrijpen!

Prijzenswaardig is de bereidwillige instelling van de broeders die als ouderlingen, dienaren in de bediening en pioniers in deze gemeenten dienen. Het vergt tijd, inspanning en volharding om gebarentaal te leren, maar de resultaten zijn lonend geweest.

„Zij moedigde mij aan zonder mij te zien of te horen of tegen mij te praten.” Zulke bewoordingen worden dikwijls gebruikt door degenen die Rosemary Varella kennen, een blinde en dove zuster, die al drie jaar als hulppionierster dient. Zij werd doof geboren en heeft daardoor niet leren spreken. Geleidelijk verloor zij haar gezichtsvermogen en nu is zij vrijwel blind. Zij uit zich door middel van gebarentaal en neemt de gebaren van anderen waar door hun handen aan te raken.

Rosemary had haar gezichtsvermogen verloren voordat zij de waarheid leerde kennen, en dit was van grote invloed op de communicatie met haar man. Zij was zo gedeprimeerd dat zij zelfmoord overwoog. In die tijd kwam zij in contact met Nilza Carvalho, een jonge pionierster die gebarentaal kende. Toen zij hoorde van Gods belofte om mensen met allerlei gebreken te genezen, aanvaardde zij een bijbelstudie (Jes. 35:5). Al spoedig ging zij de vergaderingen van de gemeente voor doven in São Paulo bezoeken. Er werden regelingen getroffen om tijdens de vergadering een tolk naast haar te laten zitten die kon overbrengen wat op het podium werd gepresenteerd. Later aanvaardde ook haar man een bijbelstudie; hij hield op met roken en beiden werden in februari 1992 gedoopt. Kort na hun doop werden zij vaste hulppioniers. Rosemary heeft wel twintig bijbelstudies met andere doven geleid, terwijl zij zich tevens van haar huishoudelijke taken kwijt.

Om mensen met een gebrekkig gezichtsvermogen te helpen, ging het Genootschap er in 1980 toe over publikaties in Portugees braille (eerstegraads) te produceren. Thans zijn veel van de publikaties van het Genootschap, met inbegrip van de bijbel en De Wachttoren, in braille verkrijgbaar. De volledige bijbel in Portugees braille beslaat 84 delen — niet bepaald een zakuitgaafje! Ook is er een handboek geproduceerd als hulpmiddel voor personen die braille zouden willen leren. Volgens de statistieken zijn er in Brazilië meer dan een miljoen mensen met een gebrekkig gezichtsvermogen.

Droogte in het noordoosten

Hoewel droogte in het noordoostelijke deel van Brazilië een chronisch probleem is, was de situatie in 1993 wel bijzonder ernstig. In sommige streken had het twee jaar niet geregend. Het zwaarst getroffen waren mensen die in plattelandsgebieden woonden en van hun oogsten afhankelijk waren. In Mumbaba (Ceará) stonden de mensen dag en nacht in de rij om water te halen uit de enige bron die er nog over was. Als gevolg van de droogte werden markten en supermarkten in verscheidene steden geplunderd. Om de broeders in dat gebied te helpen, stuurden de gemeenten in São Paulo, Rio de Janeiro en Curitiba, in een soortgelijk betoon van edelmoedigheid als dat van hun eerste-eeuwse christelijke broeders in Filippi, vier grote vrachtwagens met tachtig ton voedsel, kleding en schoenen. In totaal werd aan broeders in 65 steden in vijf staten hulp verleend. — Fil. 4:14-17.

Bij één controlepost vroeg de bewaker aan de vrachtwagenchauffeur hoeveel hij verdiende met het maken van zo’n gevaarlijke reis. Het was gevaarlijk met het oog op de plunderingen. Toen de bewaker vernam dat de chauffeur een van Jehovah’s Getuigen was, zei hij: „Alleen een van Jehovah’s Getuigen zou dit voor niets doen!” Bij een andere controlepost op de snelweg vroeg de bewaker, toen de chauffeur zei dat hij een van Jehovah’s Getuigen was, hem zowel zijn eigen Vooraf opgestelde medische richtlijn/ontheffing als die van zijn bijrijder te laten zien. Na de kaarten gecontroleerd te hebben, zei hij tegen de andere bewaker: „Ja hoor, dat zijn Jehovah’s Getuigen. Laat ze maar door.”

In de staat Paraíba merkte een man op toen hij de hulp zag die geboden werd: „Andere religies praten alleen maar, terwijl jullie echt iets voor jullie naaste doen.” Hoewel de situatie moeilijk was, werden de broeders niet tot wanhoop gedreven, want zij vertrouwden erop dat Jehovah in hun fundamentele behoeften zou voorzien. Een zuster schreef: „Jullie kunnen ons verlangen naar regen niet bevredigen, en ook ons probleem van watergebrek kunnen jullie niet oplossen, maar door de hulp die jullie ons gestuurd hebben, hebben jullie ons wel gesterkt in ons geloof en ook in het vertrouwen dat wij niet alleen zijn in deze wereld en dat er mensen zijn die aan ons denken.” — Jak. 2:14-17.

„Applaus voor Jehovah’s Getuigen!”

Congressen zijn voor Jehovah’s Getuigen bijzonder verheugende gelegenheden. Maar er kunnen zich onverwachte problemen voordoen wanneer congressen worden gehouden in faciliteiten die voor sportevenementen worden gebruikt. In 1992, bij het „Lichtdragers”-districtscongres in het Pacaembústadion in São Paulo, ontstond een netelige situatie. Volgens ons contract zouden wij het stadion drie dagen kunnen gebruiken, maar in sommige plaatsen worden sportevenementen beschouwd als belangrijker dan al het andere. Zo kon het gebeuren dat de broeders op donderdagmiddag — de dag voor het begin van ons congres — te horen kregen dat er zondagavond om zes uur een voetbalwedstrijd tussen de twee beste elftallen van het land zou zijn. Wij zouden daarom het stadion om vier uur ’s middags ontruimd moeten hebben.

João Fernandes, de congresopziener, vertelde hierover: „Wij hadden geen keus, ook al was er een contract getekend. Op vrijdagavond hadden wij een vergadering met drie broeders van elke afdeling — 110 broeders in totaal — om plannen te maken voor een bliksemsnelle ontmanteling van het congres. Dat zou de nauwe samenwerking van alle betrokkenen vereisen, niet alleen om de installaties af te breken maar ook om ze te vervoeren zonder het vertrek van 30.000 mensen uit het stadion te belemmeren. Het podium en de geluidsinstallatie werden in enkele minuten ontmanteld. Andere uitrusting werd naar het oude Bethelgebouw in São Paulo gebracht, waar het werd gereinigd en opgeslagen. Om kwart voor vier — iets meer dan een uur na afloop van het programma — was alles klaar.”

In de week van het congres hadden enkele tv-commentators gezegd dat Jehovah’s Getuigen het stadion niet op tijd voor de aankomst van de voetbalsupporters zouden kunnen overdragen. In een sportprogramma op zondag vroeg een commentator in een ander stadion aan zijn collega in het Pacaembústadion: „Hoe is het met het stadion? Zijn die religieuze mensen hun beloften nagekomen en hebben ze het stadion op tijd ontruimd?” Het antwoord luidde: „Ja, inderdaad! Niet alleen hebben zij het stadion op tijd ontruimd, maar alles was nog schoon ook. Het was een genoegen te zien dat niet alleen de toiletten gereinigd waren maar ook de tribunes waren geveegd. Applaus voor Jehovah’s Getuigen!”

Minicongressen op afgelegen plaatsen

In het Amazonegebied zijn enkele geïsoleerde groepen en afzonderlijke families voor wie de afstand naar congressteden enorm is. Hun enig mogelijke vervoermiddel is het vliegtuig, dat heel erg duur is, of de boot, die heel erg traag is. Daarom kunnen deze verkondigers over het algemeen niet naar districtscongressen of andere grote vergaderingen komen. Dit is het geval met de broeders in Tabatinga (Amazone), ongeveer 1600 kilometer van de dichtstbijzijnde congresstad, Manaus.

Met het oog op dit probleem werden er in 1990 regelingen getroffen om verkorte gedeelten van het congresprogramma tijdens het bezoek van de kringopziener te laten presenteren. Deze regeling is er voor de broeders in vijf steden in drie verschillende kringen nog steeds. Er komen groepen van misschien 50 of mogelijk wel 180 bijeen in de Koninkrijkszaal, als de groep er een heeft, of in een andere zaal.

Nu kan ik toch pionier worden, hè?”

De waardering voor geestelijke zaken die wordt getoond door sommigen die zich aanbieden voor de doop, is werkelijk hartverwarmend. In 1993 zag Públio Cavalcante, een kringopziener, op een kleine kringvergadering in Tefé in het Amazonegebied, in het voor doopkandidaten gereserveerde gedeelte een jongeman zitten die hij nog nooit eerder gezien had. Aangezien er in dat gebied zo weinig broeders zijn, kent de kringopziener hen over het algemeen allemaal persoonlijk. Hij vroeg de ouderlingen of de jongeman daar bij vergissing was gaan zitten. Zij legden uit: ’Nee. Hij woont hier 35 tot 40 uur varen vandaan. Hij heeft de waarheid via een briefwisseling leren kennen. Iedere zes maanden ging er een speciale pionier bij hem op bezoek — in Juruá — en bleef daar dan ongeveer een maand.’

Later maakte de kringopziener een praatje met de jongeman en vroeg hem in de loop van het gesprek of hij wel eens een bijbelstudie had geleid. ’Ja. Ik heb elf studies. Daar zit een van mijn bijbelstudenten’, antwoordde hij terwijl hij op een andere jongeman wees die in de zaal zat. Terwijl zij verder praatten, wees hij nog twee andere jongeren aan met wie hij studeerde. De studenten hadden hun eigen reis betaald en meer dan 35 uur gereisd om het congres te bezoeken en bij de doop van hun vriend aanwezig te zijn. Na zijn doop die dag vroeg de jongeman aan de speciale pionier: „Nu kan ik toch pionier worden, hè?” Tot nu toe worden er in dat gebied nog geen vergaderingen gehouden, maar nu deze verkondiger gedoopt is, is de speciale pionier van plan hem op te leiden zodat hij vergaderingen kan gaan leiden.

Prediken in zelden bewerkte gebieden

Jehovah’s Getuigen vinden niet dat zolang zij maar iets aan de velddienst doen, de kous daarmee af is. Zij beseffen dat iedereen een gelegenheid moet hebben om het goede nieuws te horen. Er zijn veel steden in Brazilië die niet aan een gemeente zijn toegewezen en andere die zelden bewerkt worden. Over het algemeen zijn dit kleine, geïsoleerde of moeilijk te bereiken steden. Een in 1990 uitgevoerd onderzoek toonde aan dat er 4.000.000 mensen in niet-toegewezen gebied woonden en 9.000.000 in ander gebied dat zelden werd bewerkt. Dat jaar werd er een speciale veldtocht ondernomen om sommigen van deze mensen te bereiken. Er deden meer dan 2000 verkondigers aan mee en zij werkten in 177 voordien niet toegewezen steden. Later zijn er zo’n dertig gezinnen naar enkele van deze steden verhuisd om de kern voor nieuwe gemeenten te vormen.

Beperkte financiële middelen zijn voor de Getuigen geen onoverkomelijke hindernis als het erom gaat aan dergelijke activiteiten mee te doen. De ouderlingen van de vier gemeenten in Sobral (Ceará), in een van de droogste en armste gebieden van Brazilië, kwamen in september 1993 bij elkaar om te bepalen hoe zij bepaalde steden op geregelde basis zouden gaan bewerken. Er waren hun tien steden toegewezen die tot dan toe slechts sporadisch waren bewerkt. De dienstregelingen van de bussen naar die plaatsen maakten het de verkondigers vrijwel onmogelijk erheen te reizen.

De steden lagen in een straal van zo’n 130 kilometer rond Sobral en daarom besloten de ouderlingen een tweedehands bestelbusje te kopen zodat de verkondigers iedere dag naar het gebied konden reizen. Zij konden dan ’s morgens vertrekken en ’s avonds terugkomen. Toen de gemeenten van het besluit op de hoogte werden gesteld, stuurden ze vrijwillige bijdragen voor de bestelbus. „De aankoop van het voertuig was niet het resultaat van een grote plaatselijke schenking maar was te danken aan de inspanningen van allen”, schreef Wilson P. Dias, een van de betrokken ouderlingen. Een andere broeder schreef: „De gemeenten schonken $2000, een broeder uit Engeland gaf hetzelfde bedrag, en de rest werd in termijnen afbetaald.”

Meer dan vijftig verkondigers en pioniers hebben een aandeel aan de regeling, en ieder reist op een bepaalde dag van de week. Op deze manier bereiken zij een bevolking van ongeveer 110.000 mensen. Zij hebben een aantal personen kunnen helpen Koninkrijksverkondigers te worden en anderen geholpen weer actief te worden. Er worden nu in vier van de steden geregeld vergaderingen gehouden.

Begin 1995 werd er een andere regeling voorgesteld — gecoördineerd door het Braziliaanse bijkantoor — als middel om mensen in niet-toegewezen of afgelegen gebieden te bereiken en te bedienen. Bepaalde gemeenten troffen regelingen om de onkosten van gewone pioniers te betalen die bereid zouden zijn zes maanden in zulke gebieden te dienen. Andere gemeenten hebben hun voorbeeld gevolgd en de resultaten zijn erg aanmoedigend. Tot op heden zijn er meer dan 340 gewone pioniers toegewezen om in 350 steden te dienen, waar zij inmiddels meer dan 300 personen hebben geholpen om verkondigers te worden.

Gelijktijdig wordt er door de 1400 vaste en tijdelijke speciale pioniers veel goed werk gedaan. Velen van hen hebben de toewijzing samen te werken met gemeenten waar een tekort aan ervaren broeders is. In Rio Branco (Acre) bijvoorbeeld, heeft een van de gemeenten, buiten de speciale pionier, slechts één plaatselijke ouderling om te zorgen voor de behoeften van negentig verkondigers. De meeste speciale pioniers dienen echter in stadjes waar geen gemeenten zijn, en het is voldoening schenkend te zien wat een voortreffelijk werk daar wordt gedaan.

De broeders uit de grotere steden doen ook het hunne om afgelegen en zelden bewerkt gebied te bewerken. Negen jaar achtereen hebben de broeders in Rio de Janeiro groepen georganiseerd om enkele weken in zulk gebied te werken. Onlangs heeft een groep van 68 broeders en zusters in twintig steden in Paraná gewerkt, en zij hebben tijdens die zeventiendaagse krachttoer meer dan 2500 kilometer gereisd. Het enige wat hun spijt, zegt Georges Ghazi, een van de organisatoren van de groep, is dat deze predikingsexcursies niet eerder begonnen zijn.

Exclusieve appartementsgebouwen

Mensen die in niet-toegewezen gebied wonen, zijn niet de enigen die moeilijk te bereiken zijn. Veel mensen in grotere steden geven de voorkeur aan wonen in afgeschermde wooncomplexen en flats die bescherming tegen misdaad bieden. Deze mensen zijn moeilijk te bereiken maar het is niet onmogelijk. Een echtpaar dat in de loop van de jaren ’80 een poosje in de volle-tijddienst was geweest, verhuisde naar een van deze gebouwen bij São Paulo. Zij beschouwden het als hun persoonlijke gebied. „Als ik boodschappen ging doen of naar de bank ging of de kinderen van school moest halen,” vertelt de moeder, „was ik er altijd op voorbereid contact met onze buren te hebben.” Later bezocht zij hen met de nodige behoedzaamheid stelselmatig allemaal.

Op een ouderavond van school vertelde een moeder onze zuster dat haar zoon zich zo moeilijk kon concentreren. De zuster bracht haar een kopie van een artikel in het tijdschrift Ontwaakt! waarin dat probleem werd behandeld, en dit leidde tot een bijbelstudie. Uiteindelijk zijn de dame en haar twee dochters gedoopt. Een andere buurvrouw vroeg onze zuster of zij met haar zou willen samenwerken om voedsel voor behoeftigen in te zamelen. De zuster zei tegen haar dat zij al betrokken was bij het helpen van mensen in haar buurt, en zij legde de regeling voor huisbijbelstudies uit. De dame, haar man en hun achttienjarige zoon begonnen te studeren en zijn uiteindelijk gedoopt.

Een andere dame en haar drie opgroeiende dochters aanvaardden een bijbelstudie. De echtgenoot maakte bezwaar, hoewel hij zichzelf als een godsdienstig mens beschouwde. Een van de dochters stelde hem voor een vergadering te bezoeken om de kwestie zelf te onderzoeken, en daar stemde hij in toe. Enkele dagen later nodigde onze zuster het gezin uit om bij haar thuis te komen lunchen, en dat deden zij. Tot ieders verrassing maakte de man opmerkingen over de vergadering die hij had bezocht. Later stemde hij toe in een bijbelstudie. Nu dienen allen in dat gezin Jehovah.

Ook anderen zijn gaan studeren. Als gevolg daarvan werd in november 1991 een gemeente opgericht die volledig bestond uit mensen die in dat ene wooncomplex woonden. Er zijn 46 verkondigers, en 80 personen woonden in 1995 de Gedachtenisviering bij. De waarheid van Gods Woord weet dus zelfs door te dringen in gebieden die moeilijker te bereiken zijn.

400.000 verkondigers en nog meer in het verschiet!

Bijna een eeuw geleden bereikten de bijbelse waarheidszaden Brazilië voor het eerst per post. Ongeveer 25 jaar later werden er regelingen getroffen om op geregelde basis Wachttoren-publikaties in het Portugees te vertalen en ze in Rio de Janeiro te drukken. In de volgende 25 jaar werden ongeveer 1000 mensen in Brazilië Jehovah’s Getuigen en gingen geregeld deelnemen aan het verbreiden van het goede nieuws van Gods koninkrijk tot anderen. Maar in april 1995 was dat aantal aangegroeid tot meer dan 400.000 Koninkrijksverkondigers! Moest er nog meer gedaan worden?

Jezus Christus voorzei dat de Koninkrijksboodschap „op de gehele bewoonde aarde” gepredikt zou worden voordat het einde komt (Matth. 24:14). In hoeverre is dat in Brazilië tot stand gebracht? Tot de eerste vergaderingen die door Jehovah’s Getuigen (die toen als Bijbelonderzoekers bekendstonden) werden gehouden, behoorden die in São Paulo en Rio de Janeiro. In die gebieden zijn thans veel gemeenten vol mensen die Jehovah liefhebben en dienen. In de wereldstad São Paulo zijn nu 837 gemeenten; in Rio de Janeiro 539; en Salvador heeft er 276. In het hele land zijn meer dan 6650 gemeenten, bestaande uit ijverige getuigen van Jehovah. De mensen in veel van deze steden hebben de gelegenheid de Koninkrijksboodschap veelvuldig te horen — in sommige gebieden zelfs iedere week.

In kleine steden en plattelandsgebieden wordt niet iedereen zo dikwijls bezocht. Er zijn ongeveer 350 stadjes (met naar schatting een bevolking van in totaal 1.500.000), alsook uitgestrekte plattelandsgebieden die aan geen enkele gemeente zijn toegewezen. Er wordt in deze gebieden niet geregeld gepredikt, hoewel er pogingen worden gedaan ze ongeveer eens in de zes maanden te bereiken.

Zouden er meer mensen — hetzij in de grotere steden of in afgelegen gebieden — geholpen kunnen worden de waarde van de bijbelse boodschap in te zien? In een poging hun hart te bereiken, werd in april en mei 1995 een speciale krachtsinspanning gedaan om met zoveel mogelijk mensen persoonlijk in contact te komen en hun het traktaat Waarom is het leven zo vol problemen? te overhandigen. Er waren meer dan 34.000.000 exemplaren gedrukt en ter verspreiding naar de gemeenten gestuurd. Een man zei toen hij een exemplaar kreeg: ’Diezelfde vraag heb ik mij vanmorgen nog gesteld en ik had het er met anderen over.’ Een dame zei: ’Dat vraag ik mij al jaren af, maar ik had nooit gedacht dat er een antwoord op zou zijn.’ Een ander schreef aan het Genootschap: „Ik was zo blij met het traktaat dat ik u om een bijbelstudie vraag. Hartelijk dank.”

Jehovah’s Getuigen in Brazilië vinden niet dat hun werk af is en dat er niets meer te doen valt om te gehoorzamen aan Jezus’ profetische gebod om getuigenis af te leggen van het Koninkrijk. Zij weten maar al te goed dat zelfs in gebieden waar de Getuigen dikwijls aan de deur komen, veel mensen niet thuis zijn. De mensen zijn misschien aan het werk, aan het boodschappen doen of ergens op bezoek, of misschien slapen zij uit om nieuwe energie voor de volgende week op te doen. De Getuigen bekommeren zich om deze mensen. Om iets aan deze situatie te doen, ging een reizende opziener in Pôrto Alegre (Rio Grande do Sul) tot de volgende strategie over: Hij besefte dat op koude winterdagen veel mensen graag uitsliepen omdat het bed het warmste plekje was. De opziener en zijn partner gingen dan een blok rond en klopten alleen bij die deuren aan waar de huizen tekenen van leven vertoonden. Eén blok gingen zij negen keer rond, en telkens troffen zij meer mensen op. In elk huis konden zij lectuur achterlaten en daarmee de weg openen voor nabezoeken.

Er zijn in Brazilië veel mensen die belangstelling tonen voor Gods Woord, en Jehovah’s Getuigen willen hen graag helpen het te begrijpen en te leren hoe zij het in het dagelijks leven kunnen toepassen. Op het ogenblik leiden de Getuigen geregeld meer dan 500.000 huisbijbelstudies bij afzonderlijke personen en gezinsgroepen. En met ingang van 1995 hebben Jehovah’s Getuigen met gebruikmaking van het boek Kennis die tot eeuwig leven leidt een programma gelanceerd dat erop gericht is rechtgeaarde mensen nog sneller dan in het verleden de elementaire bijbelse leringen bij te brengen. Behalve degenen die dergelijke hulp aanvaarden, zijn er in het hele land nog miljoenen anderen die graag de bijbelse lectuur aanvaarden die door de Getuigen wordt verspreid, zoals blijkt uit het feit dat er in het dienstjaar 1996 2.334.630 boeken, 21.168.979 tijdschriften en 2.787.032 brochures zijn verspreid.

Het terrein van theocratische interesse strekt zich voor onze Braziliaanse broeders en zusters tot ver buiten de grenzen van Brazilië uit. Veel pioniers van hier zijn verhuisd om te gaan dienen waar de behoefte groter is, in landen waar het getuigenis nog niet zo uitvoerig is geweest. Behalve voor Brazilië verschaft het bijkantoor in Cesário Lange ook bijbelse lectuur om in Angola, Argentinië, Bolivia, Duitsland, Mozambique, Paraguay, Portugal en Uruguay bij de prediking van het goede nieuws te gebruiken. Ongeacht het werk dat in het verleden is gedaan, schijnt het tempo van jaar tot jaar alleen maar hoger te worden.

Het is een bron van vreugde geweest!

Ja, er is veel werk gaan zitten in het geven van een getuigenis in heel Brazilië. Maar het is een vreugdevol werk! O ja, behalve de goede tijden zijn er ook moeilijke tijden geweest. Maar het heeft ons hart verwarmd met eigen ogen de bewijzen van Jehovah’s zegen op de activiteit van zijn loyale dienstknechten te zien.

Erich Kattner herinnert zich nog altijd dat hij destijds, in 1939 en 1940, als hij in de plattelandsgebieden van Brazilië predikte, dikwijls in de open lucht sliep met zijn lectuurtas als kussen. Er waren toen in het hele land slechts enkele honderden Getuigen. Slechts heel weinigen van degenen bij wie hij aan de deur kwam, hadden een bijbel. Om bijbels te krijgen voor verspreiding aan geïnteresseerden ging hij altijd naar de boekwinkel van het plaatselijke Bijbelgenootschap, maar na een poosje wilden zij hem geen bijbels meer verkopen. Hij verklaart echter: „Ik heb het bezielende voorrecht gehad in 1963 het „Eeuwig goed nieuws”-congres in New York bij te wonen, toen de Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften werd vrijgegeven in zes talen, waaronder het Portugees. Ik was Jehovah in het bijzonder dankbaar voor de uitgave in het Portugees, omdat ik die in mijn toewijzing in Brazilië zou kunnen gebruiken.” Sinds 1967 is de complete Nieuwe-Wereldvertaling, van Genesis tot en met Openbaring, in het Portugees beschikbaar. Wat een stimulans is dit geweest voor het bijbelse onderwijzingswerk in Brazilië! Het aantal actieve lofprijzers van Jehovah in Brazilië is gegroeid van 30.118 in 1963 tot meer dan 436.000 in 1996.

Augusto Machado is dankbaar voor de hulp die hem gegeven is door een van de vroege zendelingen die naar Brazilië gezonden waren. Hij herinnert zich ook nog het eerste congres van Jehovah’s Getuigen dat hij bijwoonde. Dat was in Rio de Janeiro. N. H. Knorr en M. G. Henschel uit New York waren daar. Er waren slechts 1064 aanwezigen. Een van de lezingen heette „De uitnemender weg van de liefde”. „Vervolgens”, aldus broeder Machado, „kreeg ik in 1958 het voorrecht te behoren tot de menigte van 253.922 mensen die het achtdaagse internationale congres in New York bijwoonden. Beide congressen ademden dezelfde geest van liefde. . . . Ik keerde uit New York terug met de nog vastere overtuiging dat Jehovah’s volk, vrij van tribale en raciale verdeeldheid, een wereldomvattend bijbels onderwijzingswerk doet dat zijn weerga in de geschiedenis niet kent.”

In 1985 zag hij treffende bewijzen van wat dat bijbelse onderwijzingswerk in Brazilië tot stand brengt. Hij had het voorrecht te spreken op een internationaal congres dat gelijktijdig in São Paulo en Rio de Janeiro werd gehouden. Het totale aantal aanwezigen beliep bijna 250.000, van wie de meesten uit Brazilië. En tien jaar later, toen gemeenten van Jehovah’s Getuigen overal in Brazilië bijeenkwamen om de Gedachtenisviering van Christus’ dood te houden, waren er meer dan 1.144.000 mensen aanwezig.

Al Jehovah’s opgedragen dienstknechten in deze tijd hebben vele redenen tot verheuging, ondanks de moeilijke tijden waarin wij leven. Ons hart is diepgeroerd als wij mediteren over wat God al heeft gedaan en wat hij voor de toekomst heeft beloofd. Uit alle natiën, met inbegrip van Brazilië, worden „de begeerlijke dingen” in zijn geestelijke huis van aanbidding bijeengebracht (Hag. 2:7). Zoals Psalm 144:15 naar waarheid verklaart: „Gelukkig het volk dat Jehovah tot God heeft!”

[Kaart/Illustraties op blz. 167]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Amazone

Manaus

AMAZONAS

MATO GROSSO

Cesário Lange

RIO GRANDE DO SUL

Belém

Fortaleza

Recife

Salvador

Rio de Janeiro

São Paulo

[Illustraties]

1. Strand bij Recife

2. Rio de Janeiro

3. Amazoneregenwoud

4. Getuigenis op de Amazone

5. Bijkantoor, Cesário Lange

[Paginagrote illustratie op blz. 124]

[Illustratie op blz. 126]

Alston en Maude Yuille begonnen in 1936 met de dienst in Brazilië

[Illustratie op blz. 126]

Charles Leathco, van de eerste klas van Gilead, dient nog steeds op Bethel

[Illustraties op blz. 133]

De rotatiepers die in 1973 in São Paulo in gebruik genomen werd

[Illustraties op blz. 134]

Op het „Goddelijke zegepraal”-congres in São Paulo zagen de afgevaardigden de hartverwarmende vruchten van hun verenigde getuigeniswerk

[Illustratie op blz. 142]

Een gedeeltelijk overdekt „congrespark” in Salvador

[Illustratie op blz. 145]

Bijkantoorcomité (v.l.n.r.): Massasue Kikuta, Karl Rietz, Amaro Santos, Östen Gustavsson, Augusto Machado en Fred Wilson

[Illustraties op blz. 150]

Bij de bijkantoorinwijding in 1981 spoorde Lloyd Barry aan: ’Geef de prediking van het goede nieuws je onverdeelde aandacht’

[Illustratie op blz. 156]

Meer dan 39.000 pioniers hebben een opleiding gekregen op de Pioniersschool. Hier de klas in Sorocaba (São Paulo)

[Illustratie op blz. 158]

Zendelingen en andere afgestudeerden van Gilead in de volle-tijddienst, met hun huwelijkspartners, tijdens bezoek van zoneopziener in 1996

[Illustraties op blz. 162]

Rotatie-offsetpersen en MEPS waren belangrijke instrumenten om tot simultane publikatie te komen

[Illustratie op blz. 170]

Boot gebruikt aan de monding van de Amazone om het goede nieuws te prediken

[Illustraties op blz. 175]

Vrijwilligers uit andere landen hielpen plaatselijke Getuigen bijkantoorfaciliteiten te bouwen; hier zijn de Harleys (boven) en de Colwells te zien

[Illustraties op blz. 176, 177]

Bijkantoorfaciliteiten die thans in gebruik zijn om de activiteit van meer dan 430.000 Getuigen in Brazilië te coördineren

[Illustraties op blz. 192]

Zestien congreshallen voorzien nu in de behoeften van Jehovah’s Getuigen in Brazilië

[Illustraties op blz. 193]

Er zijn meer Koninkrijkszalen nodig. Snelbouwmethoden helpen aan die behoefte tegemoet te komen

[Illustratie op blz. 194]

Sommige gemeenten voorzien in speciale hulp voor doof-blinden

[Illustraties op blz. 205]

Erich Kattner was verheugd te zien dat de „Nieuwe-Wereldvertaling” in het Portugees verkrijgbaar werd gesteld

[Illustratie op blz. 207]

Augusto Machado heeft treffende bewijzen van de resultaten van het bijbels onderwijs in Brazilië gezien