Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Jehovah’s Getuigen — Jaarboekbericht 1997

Jehovah’s Getuigen — Jaarboekbericht 1997

Jehovah’s Getuigen — Jaarboekbericht 1997

JEZUS CHRISTUS had zijn aardse bediening voltooid. Hij had zijn volgelingen opgeleid voor een werk dat heel anders was dan alles wat zij voordien gedaan hadden. Zij hadden gadegeslagen hoe hij overal waar hij mensen trof — aan de zeekust, op een berghelling, langs de weg, op plaatsen waar commerciële bedrijvigheid was, op het tempelterrein en in particuliere huizen — getuigenis gaf over God en Zijn voornemen. Hij was met recht Jehovah’s „getrouwe en waarachtige getuige” (Openb. 3:14). Ook had hij zijn discipelen twee aan twee uitgezonden om ervaring op te doen met dit getuigeniswerk.

Vervolgens zei Jezus voordat hij naar de hemel opsteeg tot hen: „Gij zult kracht ontvangen wanneer de heilige geest op u gekomen is, en gij zult getuigen van mij zijn zowel in Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). Wat een reusachtige toewijzing! Hoe zouden zij dat ooit kunnen? Zoals Jezus verklaarde, zou Jehovah’s geest een cruciale factor zijn.

Gesteund door heilige geest bereikte hun getuigenis in korte tijd mensen in Mesopotamië, Zuid-Europa en Noord-Afrika. Maar er zou nog meer komen — veel meer! Jezus had voorzegd dat in het besluit van het samenstel van dingen, als het Messiaanse koninkrijk van God in de hemel was opgericht, ’dit goede nieuws van het koninkrijk op de gehele bewoonde aarde zou worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën’ (Matth. 24:14). De feiten tonen aan dat dit precies is wat er gebeurt.

Het afgelopen dienstjaar is er een Koninkrijksgetuigenis gegeven in 233 landen, eilandengroepen en gebieden. Uit het bericht blijkt dat er 1.140.621.714 uur aan deze activiteit is besteed. Dit is het vijfde achtereenvolgende jaar waarin aan deze uiterst belangrijke activiteit meer dan een miljard uur is besteed.

Gemiddeld hadden er iedere maand 5.167.258 verkondigers een aandeel aan het openbare getuigenis omtrent Gods koninkrijk, terwijl het hoogtepunt dat jaar 5.413.769 bedroeg. Maandelijks konden gemiddeld 645.509 verkondigers als pionier aan de velddienst deelnemen. Zoals uit de tabel op blz. 34-41 blijkt, blijft de bijeenvergadering van met schapen te vergelijken mensen voortgaan. Hoewel de groei in sommige landen minder was dan in voorgaande jaren, was er elders een opmerkelijke toename. Rwanda berichtte 61 procent; Albanië 52 procent. Bosnië-Hercegovina, Letland, Litouwen, Macedonië, Moldova en Rusland gaven een toename van meer dan 20 procent te zien.

Uitrusting voor de bediening

Het voornaamste instrument dat door Jehovah’s Getuigen in hun bediening wordt gebruikt, is de bijbel. Zij gebruiken veel verschillende bijbelvertalingen. Maar met het doel mensen te helpen nauwkeurige kennis van Gods Woord te verkrijgen, leggen zij in het bijzonder de nadruk op verspreiding van de Nieuwe-Wereldvertaling. Van jaar tot jaar komt die vertaling in meer talen beschikbaar. Op het ogenblik is deze vertaling (hetzij de christelijke Griekse Geschriften of de hele bijbel) in 27 talen verkrijgbaar (en daarnaast nog in Engels braille en Portugees braille).

Het afgelopen jaar is de complete Nieuwe-Wereldvertaling in het Noors vrijgegeven. De aankondiging hiervan op de districtscongressen in Noorwegen werd met donderend applaus en vreugdetranen begroet. Voor de Noorse Getuigen was dit het hoogtepunt van het jaar. Ook werd er een herziene uitgave gepubliceerd van de Franse vertaling, waarin alle facetten van de Studiebijbel zijn opgenomen. En in plaats van hun vroegere Franse uitgave in de kast te zetten, stuurden tienduizenden Getuigen in Frankrijk deze bijbels als geschenk aan hun broeders en zusters in tien andere landen (Haïti en landen in Afrika) waar voornamelijk Frans gesproken wordt. Bovendien werd de Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften in het Sesotho en in het Xhosa vrijgegeven en is de vertaling in nog twee Afrikaanse talen gereedgekomen. Tot op heden zijn er 91.403.319 exemplaren van de Nieuwe-Wereldvertaling in verschillende talen gedrukt.

Zowel voor gebruik in de bediening als voor persoonlijke studie worden ook andere waardevolle publikaties verschaft. In 1996 werden het boek Het geheim van gezinsgeluk en de brochure Wat verlangt God van ons? vrijgegeven. Het samenstellen van zulke publikaties is echter slechts een begin. Om het wereldwijde veld te bereiken, zijn er vertalingen nodig. In de loop van het dienstjaar werd het vertaalwerk aan 206 boeken en 226 brochures voltooid en daarbij waren in totaal 164 talen betrokken. Het boek Kennis die tot eeuwig leven leidt (vrijgegeven in 1995) is er nu in 119 talen. Het Gezinsgeluk-boek is al in 86 talen verkrijgbaar. De brochure Geniet voor eeuwig van het leven op aarde! (in 1982 vrijgegeven) is in 237 talen gedrukt; en de nieuwe brochure, Wat verlangt God van ons?, wordt al in 113 talen verspreid, terwijl er nog 99 vertalingen in de maak zijn.

In de loop van het jaar zijn er 18 nieuwe talen toegevoegd aan de lijst van talen waarin het Genootschap bijbelse lectuur uitgeeft. De traktaten en brochures die al in deze talen gedrukt zijn, helpen de Koninkrijksboodschap toegankelijk te maken voor sommige van de kleinere taalgroepen in het gebied van de voormalige Sovjet-Unie, vele in Zuidoost-Azië, nog meer in Afrika, enkele in Amerika — in totaal gesproken door meer dan 25.000.000 mensen. De uitwerking die het op veel van deze mensen heeft als zij lectuur in hun moedertaal krijgen, is schitterend om te zien.

Ook video’s worden in onze hedendaagse bediening gebruikt, en hier dient melding te worden gemaakt van wat er gedaan is om deze beschikbaar te stellen. Ze worden gebruikt om het geloof in de bijbel te versterken, om fundamentele bijbelse waarheden te onderwijzen en om mensen kennis te laten maken met de organisatie achter de naam Jehovah’s Getuigen. Tot op heden zijn er zo’n 7.000.000 exemplaren in 35 talen vervaardigd. Naast de studio’s in de Verenigde Staten en de soortgelijke faciliteiten die reeds in Denemarken en Nederland in gebruik zijn, is er het afgelopen jaar ook een audio- en video-opnamestudio in Japan geïnstalleerd, die zich over de Aziatische talen ontfermt.

De tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! worden uiteraard geregeld gepubliceerd. Het nazoekwerk, het schrijven, het opmaken en illustreren, dan het vertalen en drukken om De Wachttoren simultaan in 113 talen (plus 12 andere talen met een latere verschijningsdatum) en Ontwaakt! in 55 talen (plus wat later verschijnend nog 25) beschikbaar te stellen, vertegenwoordigt een gigantische, nooit eindigende inspanning. Die inspanning is alleszins de moeite waard, want het voornaamste doel van deze tijdschriften is mensen te wijzen op de enige zekere hoop voor de toekomst — Gods koninkrijk. Het afgelopen jaar werden er veel meer van deze tijdschriften gedrukt en verspreid dan ooit tevoren.

De produktie van de persen in de Verenigde Staten steeg in het dienstjaar met 7,1 procent tot 235.981.300 tijdschriften. Groot-Brittannië bericht dat in haar drukkerij de afgelopen twee jaar de produktiecijfers voor de tijdschriften met 34 procent zijn gestegen. Nu er meer nadruk wordt gelegd op uitbreiding van het predikingswerk naar zakengebieden en straatgetuigenis, ondervinden ijverige Koninkrijksverkondigers grote vreugde over de gunstige reacties die zij krijgen van velen aan wie zij getuigenis geven.

Het bijkantoor in Duitsland had nog nooit zo veel boeken en tijdschriften gedrukt als het afgelopen dienstjaar. Er rolden in totaal bijna 18.500.000 boeken van de persen — een toename van 46 procent ten opzichte van 1995. De tijdschriftenproduktie bedroeg meer dan 169.500.000 — een toename van 35 procent. Van de 3,7 miljoen exemplaren van elke uitgave die in Duitsland worden gedrukt, zijn bij benadering 1,3 miljoen exemplaren van De Wachttoren en Ontwaakt! in het Russisch, om bij te dragen tot het intensieve getuigenis dat in dat deel van het wereldwijde veld wordt gegeven.

In Oekraïne werden in april 2.073.011 tijdschriften in de handen van naar waarheid hongerende mensen gelegd. Daarmee werd in slechts drie maanden tijd een toename in tijdschriftenverspreiding van 68 procent genoteerd. Op het eiland Malta was de tijdschriftenverspreiding in mei twee en een half maal zo groot als in de meimaand daarvoor. In veel delen van de aarde reserveerden de broeders een datum als zeer speciale tijdschriftendag. Sommigen van hen hadden die dag drie of vier velddienstacties. Zij waren opgewonden over de resultaten.

Een heel belangrijk deel van de bediening betreft het nagaan van gevonden belangstelling. Dit wordt weerspiegeld in het feit dat er vorig jaar 421.827.954 nabezoeken werden gebracht en er iedere maand gemiddeld 4.855.030 huisbijbelstudies werden geleid. Sommige van deze studies, aan de hand van het boek Kennis die tot eeuwig leven leidt, worden verscheidene malen per week gehouden. Een verpleegster in Tanzania (Oost-Afrika) kreeg, hoewel zij niet bij elke studie een heel hoofdstuk kon doornemen, toch iedere dag studie totdat zij het boek uit had en voor de doop in aanmerking kwam. Uit Siberië, waarheen ooit onze broeders in Rusland verbannen werden wegens hun geloof, komt het volgende bericht: „Er is zo’n grote vraag naar bijbelstudies dat de broeders ze niet allemaal kunnen behartigen. Daarom moeten zij geïnteresseerden op een wachtlijst plaatsen en zij vragen hun intussen de gemeentevergaderingen te bezoeken.”

Een avond om te gedenken

De opmerkelijkste gebeurtenis van de christelijke kalender is ieder jaar de Gedachtenisviering van Christus’ dood. In 1996 viel deze op 2 april na zonsondergang. De Gedachtenisviering is in de allereerste plaats de gelegenheid waarbij de „kleine kudde”, degenen die met de geest gezalfde volgelingen van Christus zijn, van het symbolische brood en de symbolische wijn gebruikt, in gehoorzaamheid aan het gebod dat de Heer op de laatste avond van zijn leven als mens heeft gegeven (Luk. 12:32; 1 Kor. 11:23-25). Maar de „andere schapen” zijn als toeschouwers eveneens aanwezig (Joh. 10:16). Zij hebben diepe waardering voor Christus’ loskoopoffer en het feit dat dit voor hen het vooruitzicht van eeuwig leven op aarde als onderdanen van Gods koninkrijk mogelijk maakt. Zij sporen anderen aan samen met hen aanwezig te zijn om over deze schitterende voorziening te leren of hun waardering ervoor te verdiepen. Als gevolg hiervan waren er dit jaar 12.921.933 aanwezigen op de Gedachtenisviering, van wie er slechts 8757 van de symbolen gebruikten.

In de 10.643 gemeenten in Mexico bedroeg het totale aantal aanwezigen 1.518.156. In de 6526 gemeenten in Brazilië waren 1.075.039 personen aanwezig. In de Verenigde Staten liep het aantal aanwezigen op tot 2.024.476. In Cuba waren het er 145.337 en in Malawi 105.630.

Begin maart werd er in Albanië een speciale veldtocht georganiseerd om geïnteresseerden op te sporen en vervolgens regelingen te treffen om het programma van de Gedachtenisviering te houden op plaatsen waar zij aanwezig zouden kunnen zijn. Hoewel er slechts 15 gemeenten en 14 geïsoleerde groepen in het land waren, werd de Gedachtenisviering op 50 plaatsen gehouden. Een gemeente van 45 verkondigers had op één plaats 400 aanwezigen en op het boekstudieadres nog eens 110. Zo waren er in dit land, waar toen 773 verkondigers bericht inleverden, 6523 personen op de Gedachtenisviering — meer dan acht keer het aantal verkondigers!

„Boodschappers van goddelijke vrede” houden congressen

In alle delen van de wereld verheugen Jehovah’s dienstknechten zich op hun jaarlijkse districtscongressen. Als zij in hun eigen land geen congres kunnen houden, doen zij moeite om dit jaarlijkse geestelijke feestmaal over de grens te kunnen meemaken. De reeks congressen die het afgelopen jaar begonnen is, had als thema „Boodschappers van goddelijke vrede”. Hoe waar zijn de woorden: „Overvloedige vrede behoort hun toe die uw wet liefhebben”! — Ps. 119:165.

In veel landen waren twee of drie congressen voldoende om iedereen onder te brengen. Zowel in de Verenigde Staten als in Brazilië waren er meer dan 190 congressen nodig om allen die ze wilden bijwonen, plaats te bieden. Mexico organiseerde er 181.

In juli werd in Praag (Tsjechië) een internationaal congres gehouden. Er waren drie leden van het Besturende Lichaam aanwezig om te spreken tot de meer dan 21.000 personen die bijeengekomen waren — de meesten van hen uit Tsjechië, maar ook ettelijke duizenden uit Canada, Duitsland, Japan, Oostenrijk, Polen, Slowakije, Zwitserland en de Verenigde Staten. In Polen werden nog twee internationale congressen gehouden — het ene in Lódź en het andere in Warschau — en de aanwezigen merkten heel duidelijk dat Jehovah’s geest daar was. Nog twee internationale congressen werden in augustus gehouden in Tallin (Estland). Deze werden bijgewoond door Esten, Letten, Litouwers en Russen, samen met anderen — in totaal uit vijftien landen. Een plaatselijke krant merkte op: „Tallin is letterlijk vol van de aanbidding van Jehovah’s Getuigen.” En een van de congresafgevaardigden voegde eraan toe: „Dit was een klein voorproefje van wat de nieuwe wereld zal brengen.”

In de plannen voor Oosteuropese congressen was ook een internationaal congres in Boekarest (Roemenië) opgenomen. Maar de Roemeens-Orthodoxe Kerk verzette zich daar fel tegen. In heel Boekarest verschenen opruiende aanplakbiljetten. Kranten, tv en radio werden gebruikt om het vuur aan te wakkeren. Hoteldirecties werden ertoe aangezet contracten te verbreken. De regering en het bestuur van het stadion zwichtten, en het contract met het stadion werd ontbonden. Onder dit alles werden de broeders staande gehouden door geïnspireerde beloften zoals die welke te vinden zijn in Jesaja 51:7 en Jeremia 50:34. Maar zouden zij voordeel kunnen trekken van het congresprogramma?

Welnu, maanden van tevoren, toen er regelingen werden getroffen voor een districtscongres in Boedapest (Hongarije), waren de broeders niet van plan geweest het enorme stadion te huren dat zij in 1991 hadden gebruikt, toen er afgevaardigden uit 35 landen kwamen. Zij meenden dat ditmaal het stadion veel te groot zou zijn. De directeur bood het echter tegen zo’n aantrekkelijke prijs aan dat de broeders het toch maar huurden, met het idee er slechts een gedeelte van te gebruiken. Maar toen de moeilijkheden in Roemenië escaleerden, kreeg het bijkantoor in Hongarije opdracht plannen te maken voor een internationaal congres in Boedapest. Wat kwam het wonderbaarlijk goed uit dat zij al een stadion hadden dat zo’n grote menigte kon bevatten! Een kop in de grootste avondkrant in Boedapest verklaarde: „BOEKAREST: Nee — BOEDAPEST: JA. Jehovah’s Getuigen in het Népstadion”. In Boedapest waren 23.893 aanwezigen uit twaalf landen. Met nog twee andere congressen in Hongarije kwam het totale aantal aanwezigen op 36.326.

Intussen waren er nieuwe ontwikkelingen in Roemenië. Theodore Jaracz, een lid van het Besturende Lichaam, vertelde in de volgende bewoordingen wat er gebeurde: „Wij kunnen alleen maar zeggen dat Jehovah’s hemelse wagen in beweging was. Die kan zijn snelheid aanpassen; ook kan die zijn beweging aanpassen, van richting veranderen, en dat op elk moment. Het probleem voor de aardse organisatie is, er gelijke tred mee te houden!” (Ezech. 1:4-28) Slechts één week voordat volgens de plannen het congres zou beginnen, konden de broeders een contract tekenen voor een stadion in Cluj-Napoca, in het noordwestelijke deel van Roemenië. De reisplannen voor duizenden afgevaardigden moesten worden gewijzigd. Er moest onderdak voor 6000 personen worden gevonden. Al het voorbereidende werk moest in een paar dagen worden gecomprimeerd. En toen, terwijl er nog twee dagen te gaan waren, werd een tweede congreslocatie gevonden, in Braşov, in het midden van het land. De voorbereidingen die getroffen werden zouden alleen met Jehovah’s geest tot een goed einde kunnen worden gebracht. Het resultaat? Op het congres in Cluj-Napoca was een hoogtepunt van 22.004 aanwezigen; in Braşov waren er 12.862, onder wie 1056 uit Bulgarije. Het totale aantal dopelingen bedroeg 1631.

Intussen riep de kerk in Boekarest op tot een massale protestbijeenkomst op de openingsdag van het congres, maar alleen de politie en één bejaarde man kwamen opdagen — en onze broeders gaven hun lectuur en een goed getuigenis. Zoals in Jeremia 1:19 wordt gezegd: „Zij zullen stellig tegen u strijden, maar zij zullen u niet overmeesteren, want ’ik ben met u’, is de uitspraak van Jehovah, ’om u te bevrijden’.”

Een niet-aflatende vrijheidsstrijd

In de eerste eeuw stuitten de apostelen en andere discipelen dikwijls op hevige tegenstand. Toen dit in Filippi, in het huidige Griekenland, gebeurde, pakten de apostel Paulus en zijn metgezellen de kwestie zo aan dat zij ’het goede nieuws wettelijk bevestigden’ (Fil. 1:7). In navolging van dat precedent vestigde het Genootschap in 1936 een juridische afdeling op het internationale hoofdbureau. Onder leiding van het Uitgeverscomité van het Besturende Lichaam blijft de juridische afdeling van het Genootschap, die thans gehuisvest is in het Wachttoren-Onderwijscentrum in Patterson (New York), en bijgestaan wordt door juridische afdelingen op een aantal andere bijkantoren, Jehovah’s volk steunen in een hedendaagse religieuze vrijheidsstrijd.

De juridische gevechten om religieuze vrijheid zijn het antwoord op Satans pogingen om, hetzij door openlijke frontale aanvallen of door subtielere inbreuken op het persoonlijke leven van hen die een aandeel hebben aan de verbreiding van het goede nieuws, een halt toe te roepen aan dit werk (Openb. 12:17). De vrijheid om Gods Woord te gehoorzamen door ons van bloed te onthouden, kinderen groot te brengen in het strenge onderricht en de ernstige vermaning van Jehovah en neutraal te blijven ten aanzien van de politieke aangelegenheden van de wereld, is van invloed op onze mogelijkheden om aan het getuigeniswerk deel te nemen. Al deze aangelegenheden zijn het onderwerp van juridische gevechten geweest. In de loop van het dienstjaar 1996 hebben wij overvloedige bewijzen te zien gekregen van Jehovah’s zegen op onze strijd voor deze vrijheden.

Zo wees na bijna vijf jaar procederen voor lagere rechtbanken het opperste gerechtshof van Japan zijn eerste arrest in de kwestie van vrijheid van aanbidding in verband met openbaar onderwijs. Deze eenstemmige uitspraak, waarover verslag werd uitgebracht in De Wachttoren van 1 november 1996, zal van nut zijn voor alle getuigen van Jehovah in Japan.

De Verenigde Staten vormden het toneel van betekenisvolle juridische gevechten in beroepscolleges van verschillende staten. In augustus 1994 verkreeg een ziekenhuis in Connecticut, aanvoerend dat men bezorgd was dat een kind zonder moeder zou moeten worden grootgebracht, om half vier ’s ochtends een gerechtelijk bevel om Nelly Vega een gedwongen bloedtransfusie toe te dienen. De redenering van haar man en van haar advocaat dat haar bloeding was opgehouden, en dat zij duidelijk verklaard had bloed te weigeren, werd terzijde geschoven. Maar op 16 april 1996 oordeelde het Hooggerechtshof van Connecticut eenstemmig dat met het transfusiebevel zuster „Vega’s recht op lichamelijke zelfbeschikking geschonden was”. Die uitspraak kwam niet op tijd om de transfusie te verhinderen, maar anderen zullen er voordeel van trekken. In Florida kregen in een rechtszaak waarbij Tina Harrell betrokken was, zowel een ziekenhuis als een lagere rechtbank een berisping omdat zij haar weigering van bloedtransfusies hadden aangevochten.

Het eiland Porto Rico vormde het toneel van een andere overwinning in hoger beroep voor Jehovah’s volk. Luz Quiles, opgenomen voor een facultatieve operatie, werd met geweld in bedwang gehouden door twee verpleegsters en een arts, die haar tegen haar wil een bloedtransfusie gaven. Er werd in haar naam een rechtsgeding aangespannen. Op 1 april 1996 bevestigde het plaatselijke beroepscollege in San Juan dat haar grondwettelijke recht op vrijheid van aanbidding en privacy, gewaarborgd bij de Bill of Rights van het gemenebest van Porto Rico, inderdaad was geschonden.

In een voogdijgeschil in de Verenigde Staten had een rechter ter terechtzitting bepaald dat de drieëneenhalfjarige dochter van Teresa Palmer tot haar zevende jaar geen vergaderingen mocht bezoeken en niet aan de velddienst mocht deelnemen. Maar het Hooggerechtshof van Nebraska heeft die beperkingen op religie nu nietig verklaard. Ook het Hooggerechtshof van Noorwegen heeft het recht in voogdijkwesties van ouders die Getuigen zijn bekrachtigd. Op 29 maart 1996 maakte dat hof duidelijk dat de beslissing welke ouder het voogdijschap toegewezen dient te krijgen, behoort te worden gebaseerd op de beste belangen van het kind, niet op de subjectieve meningen van het hof over de religieuze geloofsovertuigingen van de ouders. Bovendien bepaalde het regionale hof van Mons in België dat een elfjarige het recht had en in staat was haar persoonlijke keuze om het geloof en de gebruiken van Jehovah’s Getuigen aan te hangen, na te komen. In een andere voogdijzaak, in Duitsland, verwierp het hogere regionale gerechtshof in Hamm het argument dat de religieuze leringen van Jehovah’s Getuigen het kind in zijn groei zouden belemmeren. In weer een andere rechtszaak, die zich in Oostenrijk had voorgedaan, werd beroep aangetekend bij het Europese Hof voor de rechten van de mens ten behoeve van Ingrid Hoffmann. Er werd een opmerkelijk juridisch precedent gevestigd, en zuster Hoffmann is nu de enige voogd over haar kinderen.

In Colombia verwierven Jehovah’s Getuigen voor het eerst officiële erkenning als een religie. Dit was belangrijk omdat als die er niet was gekomen recente wetswijzigingen het ons onmogelijk zouden hebben gemaakt visa voor zendelingen of vrijstelling van belasting te krijgen. In een kwestie van soortgelijk belang kreeg het bijkantoor van het Genootschap in Nicaragua in de loop van het dienstjaar de status van Internationale Zending. Ook kwam er goed nieuws uit Tanzania, waar wij op 5 oktober 1995 officieel werden geregistreerd als „De Vereniging van Jehovah’s Getuigen van Tanzania”.

In Brazilië kreeg in de loop van dit dienstjaar een ongewone rechtszaak die zes jaar had geduurd een positief besluit. In november 1990 stelde het Nationale Instituut voor Sociale Verzekering van Brazilië het bijkantoor van het Genootschap ervan in kennis dat de 853 (thans 1150) leden van de Bethelfamilie aldaar in het vervolg niet als religieuze bedienaren zouden worden beschouwd en derhalve onder de arbeidswetgeving van het land zouden vallen. Er ontspon zich een langdurig juridisch gevecht. Gelukkig deed op 7 juni 1996 het gerechtelijke adviesorgaan van het Openbaar Ministerie in Brasília een uitspraak waarin de positie van leden van de Bethelfamilie als religieuze bedienaren die als vrijwilligers in volle-tijddienst werken, werd bekrachtigd.

Regeringsfunctionarissen onderrichten omtrent de ware aard van het werk en de activiteiten van Jehovah’s Getuigen, is een belangrijk aspect van de vrijheidsstrijd in de huidige tijd gebleken. De Wachttoren van 1 mei 1996, waarin een uitleg werd gegeven van Jezus’ bevel om ’caesar terug te betalen wat van caesar is, maar God wat van God is’, is in dit opzicht van betekenis geweest (Luk. 20:25). Regeringsfunctionarissen in Oekraïne zeiden na die uitgave van De Wachttoren te hebben ontvangen tegen de broeders: „Wij hebben heel vaak discussies over dit onderwerp gehad en geprobeerd u te begrijpen. Nu hebben wij uw tijdschrift zorgvuldig gelezen, en uw standpunt met betrekking tot burgerdienst wordt heel duidelijk uiteengezet.”

Soms moeten er corrigerende inlichtingen worden gepubliceerd als antwoord op misleidingscampagnes die door vijanden van Jehovah’s Getuigen worden ondernomen. In Frankrijk werden in mei en juni 1996 in het hele land meer dan 11.000.000 exemplaren verspreid van een traktaat van vier bladzijden, getiteld „Jehovah’s Getuigen — Wat u dient te weten”, met als gevolg veel positieve opmerkingen van het publiek. Het werd ook in Guadeloupe en Martinique op grote schaal verspreid.

De schijnwerpers van de publiciteit zijn dikwijls heel nuttig gebleken in onze hedendaagse vrijheidsstrijd. Na vergeefse pogingen om in Singapore de rechten van onze broeders via de rechter bevestigd te krijgen, gaf het Besturende Lichaam toestemming om een speciaal traktaat van vier pagina’s te verspreiden onder geselecteerde regeringsfunctionarissen in de hele wereld teneinde hen in te lichten over de onrechtvaardige behandeling van onze broeders in Singapore. De omslag van het traktaat, dat de titel droeg „Religieuze vervolging in Singapore”, toonde een afbeelding van een van de zogenaamde „misdadigers” die gearresteerd waren omdat zij Wachttoren-lectuur in hun bezit hadden. Onder de foto van onze getrouwe, glimlachende zuster stond het bijschrift: „Een 71-jarige Getuige zegt tot rechter: ’Ik ben geen bedreiging voor deze regering.’ Toch werd zij tot gevangenisstraf veroordeeld.”

In Eritrea, aan de Rode Zee, zijn onze broeders, hoewel zij niet openlijk hardvochtig behandeld worden, hun baan, huisvesting en overheidsvoorzieningen kwijtgeraakt vanwege hun neutrale standpunt. Nadat The New York Times een artikel had gepubliceerd waarin Eritrea’s economische ontwikkeling werd geroemd als een „Afrikaans succesverhaal”, attendeerde de juridische afdeling van het Genootschap de redactie op het onderkopje in hun artikel dat luidde „Jehovah’s Getuigen het slachtoffer van vergeldingsmaatregelen” en vroeg of het land wel echt een „succesverhaal” kon worden genoemd. In antwoord daarop drukte The New York Times van 7 mei 1996 de brief van het Genootschap af, en de Times zelf zette er de kop boven: „Noem Eritrea een mislukking in het eerbiedigen van rechten”.

Zoals uit dit verslag te zien is, zijn er bewijzen te over dat Satan de Duivel alle denkbare wettige en onwettige middelen te baat neemt om de activiteit van Jehovah’s dienstknechten te hinderen. Mogen wij allen volharden in ’de strijd tegen de goddeloze geestenkrachten’ die proberen te bereiken dat de mensheid verstoken blijft van het goede nieuws over Gods koninkrijk (Ef. 6:10-18). Hoe vertroostend zijn, terwijl wij dat doen, de woorden van de apostel Paulus in Romeinen 8:31: „Indien God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn?” Het antwoord luidt: Niemand die echt iets te betekenen heeft, want niemand kan Jehovah’s voornemen dwarsbomen.

Bereid te dienen waar de behoefte groter is

Gedurende het afgelopen jaar zijn degenen die van de Wachttoren-Bijbelschool Gilead afstudeerden, uitgezonden om te helpen met het geestelijke oogstwerk in tal van vruchtbare velden. Er werden echtparen toegewezen aan twaalf landen in Afrika, acht landen op het westelijk halfrond (merendeels in Midden- en Zuid-Amerika), drie landen in Oost-Europa en drie in Azië.

Andere pioniers stelden zich beschikbaar om te dienen waar zij in hun eigen land maar ook nodig waren. In de Verenigde Staten hebben het afgelopen jaar 1172 bereidwillige pioniers geholpen getuigenis te geven in gebieden die niet aan gemeenten toegewezen zijn. Nog eens 1236 pioniers hebben geholpen bij de prediking in zelden bewerkt gebied in de 294 gemeenten die zich met een speciaal verzoek om hulp tot het Genootschap hadden gewend.

In Groot-Brittannië zijn veel pioniers gaan inzien dat er in hun eigen land vruchtbare zendingsvelden liggen. Daartoe behoren immigranten die de afgelopen jaren uit andere landen zijn gekomen. Pioniers in Groot-Brittannië zijn er druk mee bezig geweest 28 talen te leren om dit werkelijk internationale veld te behartigen.

School voor bijkantoorcomitéleden ingewijd

Toen het Wachttoren-Onderwijscentrum in Patterson (New York) werd ontworpen, omvatten de plannen ook faciliteiten waar bijkantoorcomitéleden zouden worden opgeleid. Voor deze broeders werd een speciaal leerplan opgesteld. De eerste klas van 24 leerlingen werd op vrijdag 24 november 1995 ingeschreven. De maandag daarop begonnen de klassikale lessen.

In het afgelopen dienstjaar heeft deze school drie klassen gehouden, elk van acht weken. Broeders afkomstig van zestig van de bijkantoren van het Genootschap kregen een opleiding. Deze bijkantoren voeren het opzicht over de bediening van meer dan 2.825.000 getuigen van Jehovah en hebben in het hun toegewezen gebied meer dan 45 procent van de wereldbevolking. De uitwerking van de school drong dus snel tot vele delen van de aarde door.

Zware verantwoordelijkheden rusten op de schouders van bijkantoorcomitéleden. Overeenkomstig het door Jezus uitgesproken en in Lukas 12:48b opgetekende beginsel wordt er van door de geest aangestelde mannen aan wie het toezicht over veel is gegeven, meer dan gebruikelijk is geëist. Om die reden zijn periodieke cursussen heel nuttig voor hen.

Wat zijn enkele van de verantwoordelijkheden die onder het toezicht van deze broeders vallen? De zorg voor leden van de Bethelfamilies en Bethelhuizen. Het opzicht over het kantoorwerk, waaronder het behandelen van correspondentie, lectuurbestellingen, dienstaangelegenheden en vertaling van de publikaties van het Genootschap. Drukkerijwerkzaamheden — sommige op kleine en sommige op grote schaal. Verzending van lectuur, tijdschriften en andere goederen naar de gemeenten. Het werk dat door gemeenteverkondigers, pioniers en zendelingen wordt verricht in de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen. Het treffen van regelingen voor reizende opzieners om op geregelde basis zowel gemeenten als geïsoleerde groepen te bezoeken. Het organiseren van kringvergaderingen en districtscongressen.

Tijdens de cursus wordt dit alles en nog veel meer, zowel op het gebied van bijkantoorprocedures als de organisatie van het veld, grondig besproken. Bijbelse leringen vormen een aanzienlijk deel van de cursus. Gods wet en schriftuurlijke beginselen die alle aspecten van het leven van een christen regeren, worden beschouwd. Iedere zaterdagochtend krijgen de broeders hulp om hun bekwaamheid als openbaar spreker te verbeteren. De docentenstaf bestaat zowel uit ervaren broeders van het hoofdbureau en uit het veld als uit leden van het Besturende Lichaam. De avonden zijn gewijd aan huiswerk en voorbereiding van toewijzingen voor klassepresentaties.

De echtgenotes die met hun man meekomen naar Patterson profiteren van de omgang en het hun toegewezen werk dat zij doen in het Bethelhuis en op andere afdelingen. Zij krijgen te zien hoe de dingen op het hoofdbureau van het Genootschap gedaan worden. Eenmaal per week, tegen het einde van de vrijdagmiddag, voegen zij zich bij hun echtgenoot in de collegezaal van de school om een lezing te horen, die gewoonlijk wordt gehouden door een lid van het Besturende Lichaam. Deze geestelijk georiënteerde toespraken zijn hoogst aanmoedigend en praktisch gebleken en zijn echt gewaardeerd.

De bijkantoorcomitéleden hebben de cursus ervaren als verkwikkend, stimulerend en heilzaam. Eén klas bracht hun waardering voor het geleerde aldus onder woorden: „Het volgen van deze cursus op het Wachttoren-Onderwijscentrum heeft ons doordrongen van de schitterende vooruitgang van Jehovah’s organisatie en heeft ons een bredere kijk gegeven op het wereldwijde predikings- en onderwijzingswerk dat gaande is.” Betreffende hoogtepunten van de cursus merkte een aantal studenten op dat ’een bijzonder aspect de speciale moeite is geweest die de leden van het Besturende Lichaam zich hebben getroost om uit Brooklyn te komen en ons in klassikale lessen en door middel van speciale lezingen te onderwijzen. Deze aandacht is hartverwarmend. Ze bewijst hun diepe belangstelling voor het welzijn van Gods volk over de hele wereld.’

De tweede klas van de school bracht hun voornemen als volgt tot uitdrukking: „Wij zijn vastbesloten om wat wij door woord en door voorbeeld hebben geleerd, toe te passen teneinde een soepel functionerende internationale theocratische organisatie te onderhouden, geheel tot lof van Jehovah God en de geestelijke vooruitgang van zijn volk.” Toen de derde klas het einde van de cursus had bereikt, zeiden de leerlingen in een terugblik op wat de twee maanden voor hen hadden gedaan: „De school heeft ons in geestelijk opzicht zeer verrijkt en ons terzelfder tijd gemotiveerd om ons de verantwoordelijkheid die ons is toevertrouwd altijd waardig te betonen.”

Bijkantoorcomitéleden van elke klas gaven voor de Bethelfamilie op het hoofdbureau een kort verslag over de vorderingen van het Koninkrijkswerk in hun respectieve gebieden. De Bethelcomplexen in Brooklyn, Patterson en Wallkill (en ook Georgetown in het Canadese Ontario), waren voor deze programma’s per telefoon met elkaar verbonden. De inlichtingen en ervaringen uit verschillende delen van de wereld boden treffende bewijzen van Jehovah’s zegen op de getrouwe en ijverige krachtsinspanningen van zijn volk. De berichten illustreerden ook de zelfopofferende liefde en de eenheid van denken en handelen in de hele gemeenschap van onze broeders. — 1 Petr. 2:17; 5:9.

Toen het dienstjaar eindigde, was er nog een klas aan de gang. Hiertoe behoorden afgevaardigden van 47 bijkantoren van het Genootschap.

Voordelen van de Bedienarenopleidingsschool

Het afgelopen dienstjaar zijn er ook grote stappen voorwaarts gezet in verband met de Bedienarenopleidingsschool. Er werden in 30 verschillende landen 85 klassen gehouden, waarin leerlingen uit 62 landen waren ingeschreven. De leergang werd met de jongste gegevens bijgewerkt en meer docenten werden opgeleid om in de toekomst toewijzingen te behartigen.

Naarmate de Koninkrijksactiviteit van jaar tot jaar toeneemt, worden er meer gemeenten gevormd. Om daarvoor zorg te dragen, is er behoefte aan bekwame ouderlingen en dienaren in de bediening die bereid zijn zich daar te laten gebruiken waar zij in het bijzonder nodig zijn, alsook aan meer reizende opzieners om de gemeenten te bezoeken. De Bedienarenopleidingsschool is een hulp om broeders toe te rusten zodat zij aan deze behoeften tegemoet kunnen komen.

Het bijkantoor in Ecuador bericht dat sommigen van degenen die in dat land zijn opgeleid, ’dienen waar behoefte is aan rijpe broeders, en anderen worden toegewezen aan geïsoleerde gebieden waar nieuwe gemeenten zijn opgericht’. In Costa Rica „zijn de gemeenten geestelijk sterker geworden doordat deze broeders de leiding nemen in alle takken van het predikingswerk”. Afgestudeerden in El Salvador „dienen als voorbeeld voor anderen”, en hun opleiding heeft „hen in staat gesteld betere onderwijzers te zijn”. Uit Mexico, waar het afgelopen dienstjaar 466 gemeenten werden opgericht, meldt een bericht dat „afgestudeerden een heel nuttige hulp zijn om het werk in gemeenten te organiseren en de velddienstactiviteiten te ondersteunen”. Gemeenten in Polen die afgestudeerden toegewezen hebben gekregen, zijn onder de indruk van „hun totale toewijding aan de dienst en de ondersteunende invloed die afgestudeerden op de gemeenten hebben”.

In het Verre Oosten gaan degenen die uit Maleisië voor een opleiding naar de Filippijnen waren geweest, in hun eigen land verder en zijn „toegewijd en gewetensvol in het behartigen van hun toewijzing”. Het is opmerkelijk dat hun spreekbekwaamheid vooruitgegaan is. Barbados, de Dominicaanse Republiek, Guadeloupe, Haïti, Martinique, Porto Rico en Trinidad, evenals Guyana en Frans Guyana, trekken allemaal voordeel van de voortreffelijke dienst van afgestudeerden van de Bedienarenopleidingsschool.

In Bolivia bestaat bijna de helft van de reizende opzieners uit afgestudeerden van de school. Toen het Filippijnse bijkantoor meer kringopzieners nodig had, putten zij daarvoor uit de beschikbare bekwame mannen die al in het begin de school hadden doorlopen. Hetzelfde geldt voor andere landen.

Oprechte ontboezemingen van de kant van verschillende klassen van de school weerspiegelen hoezeer deze voorziening wordt gewaardeerd. Afgestudeerden in Peru zeiden dat de cursus ’hen toerustte om heilige dienst van hogere kwaliteit’ te verrichten. Een leerlingenklas in de Verenigde Staten vroeg zich, vrij naar Psalm 116:12, af: ’Wat zullen wij Jehovah vergelden voor al zijn weldaden jegens ons?’ Hun antwoord luidde ten dele: „Het is ons vaste besluit liefdevolle en zorgzame herders te zijn, ijverige evangeliepredikers en bekwame onderwijzers, tot nut van onze broeders.”

Ongehuwde broeders die ten minste twee jaar achtereen als ouderling of dienaar in de bediening hebben gediend, die tussen de 23 en 50 jaar oud zijn, die een goede gezondheid genieten, die werkelijk de Koninkrijksbelangen en hun broeders willen dienen waar zij ook maar nodig zijn, en die er anderszins voor in aanmerking komen, kunnen voor de school worden uitgenodigd. In veel landen stellen meer jonge broeders zich ten doel voor de school in aanmerking te komen. Zij bewijzen dat zij de woorden uit Prediker 12:1 ter harte nemen: „Gedenk nu uw Grootse Schepper in uw jongelingsdagen.”

Bouwen om de ware aanbidding te bevorderen

Bouwen is een voorname activiteit in verband met de ware aanbidding geworden. In 1512 v.G.T. bouwde de natie Israël op aanwijzing van Jehovah een verplaatsbare tabernakel die in verband met hun aanbidding van Jehovah zou worden gebruikt. Maar het was geen vergaderplaats waarin de natie samenkwam voor onderricht. Zij kwamen bijeen in de open lucht. Ongeveer duizend jaar later werden er synagogen gebouwd als vergaderplaatsen. De vroege christenen vergaderden aanvankelijk in particuliere huizen. Maar om de toewijzing om te prediken en te onderwijzen, die Gods Woord voor ware aanbidders in deze tijd aangeeft, te kunnen behartigen, is het nodig gebleken de beschikking te hebben over kantoren en drukkerijen benevens de nodige faciliteiten voor ondersteunende diensten, en tevens te voorzien in grote congreshallen en kleinere Koninkrijkszalen. Daarvoor moet er worden gebouwd, en op dat gebied is er het afgelopen jaar heel wat werk verzet.

In het dienstjaar 1996 was het Genootschap doende nieuwe faciliteiten te bouwen of bestaande te vergroten ten dienste van bijkantoren of bureaus in 37 landen. Enkele van de grotere projecten werden uitgevoerd in Mexico, Brazilië, Rusland, Japan, Frankrijk, Spanje, Zuid-Afrika, de Verenigde Staten, Venezuela en Australië. Voor 22 landen werd het voorbereidende werk aan bouwprojecten verricht. Daarnaast hebben de bouwafdelingen van het Genootschap en diverse bouwploegen geholpen met het werk aan Koninkrijkszalen, congreshallen en zendelingenhuizen in veel delen van de wereld waar daaraan speciaal behoefte bestond.

In de loop van het jaar werd er aan nieuwe congreshallen gebouwd in plaatsen als Santa Cruz in Bolivia, Madrid in Spanje en Dakar in Senegal. In de Verenigde Staten schieten twee congreshalprojecten goed op, en wordt er met de bouw van nog vijf begonnen. Hoewel de nieuwe congreshal in Maputo in Mozambique nog niet klaar was, werd hij in juli al gebruikt voor een districtscongres met 1938 aanwezigen, en in augustus voor nog een congres, dat door 10.040 personen werd bijgewoond. Dit jaar heeft ook de inwijding te zien gegeven van een congreshal in Ouagadougou in Boerkina Faso, in Daloa in Ivoorkust en een tweede hal in Guatemala. De congreshal die gereedgekomen is op Mauritius, een eiland in de Indische Oceaan, heeft mogelijkheden om extra bezoekers op te vangen, waardoor hij geschikt is voor districtscongressen van bescheiden omvang. Tot het praktische ontwerp van de nieuwe congreshal in Nouméa in Nieuw-Caledonië behoren drie Koninkrijkszalen die al op geregelde basis door zes gemeenten worden gebruikt.

In Japan konden Jehovah’s Getuigen, hoewel er sterke antireligieuze gevoelens gerezen waren als gevolg van sektarisch terrorisme, in Tochigi, niet ver van de villa van de keizer, een congreshal bouwen. Nadat het werk voltooid was, kwamen er diverse groepen van plaatselijke overheidsdiensten voor een rondleiding. De functionarissen die hen meebrachten, zeiden dat zij wilden dat ook andere ambtenaren met eigen ogen zagen dat Jehovah’s Getuigen niet zo zijn als de andere religies. Wat maakt hen anders? Een aanwijzing daarvoor is te vinden in de woorden van John Barr, een lid van het Besturende Lichaam, tijdens de inwijding van de congreshallen in Tochigi en Hokkaido in 1996. Hij legde een resolutie ter aanneming voor om die hallen te gebruiken „ter bevordering van bijbels onderricht en onderwijs om in overeenstemming te leven met de goddelijke beginselen die in Gods Woord staan beschreven”.

In veel plaatsen heeft de bouw van bescheiden maar goed ontworpen Koninkrijkszalen het afgelopen jaar een hoge prioriteit gekregen. In wat vroeger Oost-Duitsland was, zijn er 27 bij gekomen. Tot dusver zijn er in Oekraïne 47 gebouwd en wordt er aan 56 nog gewerkt. In Rusland zijn nog veel meer Koninkrijkszalen nodig. De toename in het aantal Getuigen gaat daar erg snel, maar ongeveer 85 procent van de gemeenten onder het bijkantoor van Rusland heeft geen vaste vergaderplaats. In Zimbabwe, waar zo’n 800 gemeenten zijn, hebben vele daarvan zich genoodzaakt gezien in de open lucht te vergaderen. Dit heeft sommige pasgeïnteresseerden ervan weerhouden naar de vergaderingen te komen. Maar met de hulp van drie Regionale bouwcomités is het aantal Koninkrijkszalen in het land tot 37 gestegen. Het gevolg is dat er in plaatsen waar altijd maar één gemeente was, nu drie of vier gemeenten in een zaal vergaderen. Het spreekt vanzelf dat er nog veel meer zalen nodig zijn.

Polen bericht de inwijding van 64 Koninkrijkszalen dit jaar! In Slowakije was de bouw of verbouwing van panden om te voorzien in 95 Koninkrijkszalen werkelijk spectaculair! Sommige ambtenaren in Slowakije hebben heel veel medewerking verleend. Maar in één geval verklaarde een burgemeester dat zolang hij burgemeester was Jehovah’s Getuigen in zijn stad nooit een Koninkrijkszaal zouden hebben. Welnu, ongeveer een half jaar later werd hij uit zijn ambt gezet en het nieuwe bestuur herriep zijn beslissing. Ja, onze broeders zijn verheugd over de bewijzen van Jehovah’s zegen! — Zach. 4:6.

Het aantal aanwezigen op de Gedachtenisviering in Togo is ongeveer viermaal zo groot als het aantal verkondigers. Per verkondiger worden er meer dan twee bijbelstudies geleid. En er is een zeer grote behoefte aan Koninkrijkszalen om in te vergaderen. Om aan die behoefte tegemoet te komen met geschikte gebouwen, heeft het Genootschap een vormpers aangeschaft om de broeders in staat te stellen hun eigen gestabiliseerde lemen stenen te produceren, alsmede een pers om dakpannen te maken. De eerste van deze zalen is af, en aan andere wordt gewerkt.

In enkele gevallen scheen internationale samenwerking de enige manier te zijn om op een bepaalde locatie te kunnen bouwen. Dit was het geval in Popondetta in Papoea Nieuw-Guinea, waar zowel een zendelingenhuis als een Koninkrijkszaal nodig waren. Popondetta is uitsluitend per boot of vliegtuig te bereiken; de meeste materialen moesten per schip worden aangevoerd. Uit Australië kwamen internationale vrijwilligers met verstand van bouwen. Plaatselijke verkondigers, met inbegrip van kinderen en zusters, deden volop mee. Onder het samenwerken werden de banden van internationale broederschap versterkt. Zand uit een rivierbedding werd gezeefd om grotere stenen te verwijderen. Dan werd het in emmers afgemeten. Een rij vrijwilligers heeft minstens 27.000 emmers zand, cement en water van hand tot hand staan doorgeven naar de betonmolens. Geleidelijk kregen de gebouwen gestalte. Toen de tijd aanbrak om de nieuwe geluidsinstallatie te testen en de klank van Koninkrijksmelodieën de Koninkrijkszaal met haar open zijden vulde, werden velen door emoties overmand, en diep onder de indruk lieten zij hun tranen de vrije loop. Toen ging de jaartekst omhoog; vervolgens het bord ’Koninkrijkszaal’. In juni kwamen 362 personen in deze zaal bijeen voor een grote vergadering — het bewijs dat er in deze contreien, waar zich op het ogenblik slechts één gemeente bevindt, een groot veld wacht om geoogst te worden.

Sommige van de bouwprojecten aan drukkerijen, kantoren en Bethelhuizen voor gebruik door het Genootschap kwamen in de loop van het jaar gereed en werden ingewijd.

In het begin van het dienstjaar, op 18 september, werd op het internationale hoofdbureau een ongewoon inwijdingsprogramma gehouden, een programma dat de snelle internationale expansie van de hele organisatie weerspiegelt. De tijd was aangebroken voor de inwijding van het nieuwe dertig verdiepingen tellende Bethelwoongebouw in Brooklyn. Er werd besloten dat het passend zou zijn in dit programma de opdracht van 22 andere gebouwen op te nemen. Achttien daarvan waren woongebouwen die gerenoveerd of nieuw gebouwd waren en die werden gebruikt om de Bethelfamilie van het hoofdbureau te huisvesten, twee waren gebouwen die waren opgetrokken voor het onderhoud van vrachtwagens en twee andere waren grote drukkerijen. Het was een heuglijke avond toen de sprekers bewijzen van Jehovah’s leiding en zijn zegen op wat er gedaan was de revue lieten passeren. Degenen die het programma hoorden, waren niet alleen bijeengekomen in Brooklyn, maar ook in de faciliteiten van het Genootschap in Patterson en Wallkill (New York) en in Georgetown (Ontario, Canada). Bijzonderheden zijn te vinden in De Wachttoren van 15 april 1996.

Er zijn 5581 vrijwilligers die op geregelde basis op het internationale hoofdbureau dienen; zij allen zijn lid van de Orde van speciale volle-tijddienaren. In totaal telt de Bethelfamilie in de hele wereld 16.966 leden. Zij worden gehuisvest in de faciliteiten van het Genootschap.

Er werden ook inwijdingsprogramma’s gehouden op enkele bijkantoren van het Genootschap. Het eerste daarvan was in Zuid-Amerika.

PARAGUAY: In de dertig jaar sinds de eerste bijkantoorinwijding in Paraguay was het aantal Getuigen in dat land van ongeveer 500 gegroeid naar meer dan 5000 — ondanks een twaalf jaar durend verbod op hun activiteit. Er waren nieuwe bijkantoorfaciliteiten nodig. Om in die behoefte te voorzien werd op 13 januari 1996 een complex van zeven gebouwen ingewijd op een plek ongeveer tien kilometer van de hoofdstad, Asunción. Tot de aanwezigen behoorden vele dienstknechten van Jehovah met een lange staat van dienst, onder wie zendelingen die vroeger in Paraguay hadden gediend en andere bezoekers uit het buitenland.

In zijn inwijdingstoespraak sprak Lloyd Barry van het Besturende Lichaam over de Meesterbouwer, Jehovah God, en het werk van zijn handen. De mensheid moet over hem leren; het is ons werk hen te helpen. Na erop gewezen te hebben dat het nieuwe gebouwencomplex zou worden gebruikt ter ondersteuning van dat werk, vroeg broeder Barry: „Willen jullie het aan Jehovah geven?” De toehoorders stemden daar van harte mee in.

IERLAND: Het programma voor de inwijding van nieuwe bijkantoorfaciliteiten in Ierland werd op 4 mei 1996 gehouden. Al meer dan honderd jaar zijn er predikers van het goede nieuws in Ierland. Maar vooral het laatste decennium heeft een snelle groei te zien gegeven. Er zijn in Ierland nu zo’n 4400 verkondigers in 114 gemeenten. Om daarvoor zorg te dragen zijn er nieuwe bijkantoorfaciliteiten gebouwd in een prachtige landelijke omgeving, ongeveer dertig kilometer ten zuiden van Dublin aan de rand van het dorp Newcastle in het graafschap Wicklow. Het complex omvat drie aaneengeschakelde gebouwen — een woongebouw van twintig kamers, moderne kantoren met keuken en wasserij, en ruimte voor het onderhoud van motorvoertuigen en voor lectuurverzending.

Enthousiaste vrijwilligers leverden alle bouwkundige vaardigheden die voor het werk nodig waren. Werkers uit het buitenland kregen gezelschap van veel plaatselijke broeders en zusters, die zich gewillig inspanden in wat voor hen een nieuw facet van Koninkrijksdienst was. Iedere gemeente in Ierland heeft een aandeel aan het werk gehad. Getuigen die uit verafgelegen gemeenten kwamen, gingen vroeg in de ochtend van huis om op zaterdag om acht uur ’s ochtends op het werk te zijn, en dan werkten zij een volle dag van acht uur aan de bouw. Niemand klaagde over weersomstandigheden of werktoewijzingen. Zij gingen gewoon bereidwillig aan de slag. — Ps. 110:3.

Gerrit Lösch van het Besturende Lichaam hield de inwijdingstoespraak, waarin hij profetieën van Jesaja besprak die herstel van Gods volk en expansie onder hen voorzeiden. Jehovah’s dienstknechten in Ierland hebben op veel manieren een aandeel gehad aan de vervulling van die profetieën en blijven dat hebben.

INDONESIË: De inwijding van Bethelfaciliteiten was werkelijk een hoogtepunt in het dienstjaar voor Jehovah’s Getuigen in Indonesië. Gezien de ongunstige wettelijke status van de activiteit van Jehovah’s Getuigen in dit land had iedere hoop op zo’n voorziening lange tijd slechts een droom geleken. Maar sinds 1990 was de noodzaak van zulke faciliteiten dringend geworden.

Met toestemming en de welwillende leiding van het Besturende Lichaam zouden er eindelijk nieuwe faciliteiten worden gebouwd. Maar de plaatselijke broeders hadden geen verstand van het bouwvak; hoe moest het dan gedaan worden? Het antwoord kwam door bemiddeling van onze internationale broederschap. De Bouwafdeling in Brooklyn en het Regionale bouwkantoor in Australië troffen de nodige voorbereidingen. Wel honderd internationale dienaren en vrijwilligers verschaften de nodige vakkundigheid. Zij leidden veertig plaatselijke broeders op en werkten gedurende de twee jaar van de bouw schouder aan schouder met hen samen. Alleen met Jehovah’s geest hebben de broeders de vele en uiteenlopende hindernissen kunnen overwinnen waarop zij tijdens het bouwproject stuitten.

Het was dan ook een bijzonder heuglijke en historische dag voor de broeders toen John Barr op 19 juli de nieuwe faciliteiten opdroeg. Tot de 285 toehoorders behoorden 118 vertegenwoordigers van bijkantoren of ex-zendelingen uit het buitenland. Er waren ook kring- en districtsopzieners en natuurlijk de 59 leden van de Bethelfamilie aanwezig om te delen in de vreugde bij deze gelegenheid.

Met hun nieuwe faciliteiten kunnen de broeders produktiever en doeltreffender werken om de meer dan 12.000 verkondigers in dit deel van het wereldomvattende veld te bedienen. Zij hebben veel te doen, want verspreid over duizenden eilanden in deze uitgestrekte archipel wonen bijna 200 miljoen mensen die verschillende talen spreken en die nog met de Koninkrijksboodschap moeten worden bereikt.

De dag van de inwijding was tevens een dag van vreugdevol weerzien en fijne omgang. In de volgende twee dagen genoten de afgevaardigden samen van het „Boodschappers van goddelijke vrede”-districtscongres. Met een lid van het Besturende Lichaam in hun midden, en met de groeten, bijzondere berichten en ervaringen die de buitenlandse gasten en afgevaardigden meebrachten, was het hele congres doortrokken van de geest van internationale broederschap. Ja, de week van de inwijding was werkelijk bijzonder voor Jehovah’s volk en historisch voor het Koninkrijkswerk in dit land.

ALBANIË: Het predikingswerk van het goede nieuws in Albanië geschiedt onder het algemene toezicht van het bijkantoor van Italië. Maar de behoeften van dat deel van het veld hebben het nuttig gemaakt een bureau in Albanië zelf te hebben. Daarom sprak op 12 mei 1996 Milton Henschel, lid van het Besturende Lichaam, een gehoor van 1543 personen toe die in Tiranë, de hoofdstad, bijeengekomen waren voor de inwijding van de twee gebouwen die nu dienst doen als bureau en Bethelhuis van het Genootschap in Albanië.

Het programma begon met de volgende woorden tot gasten die uit veertien landen waren gekomen: „Wij danken jullie dat jullie gekomen zijn om samen met ons de inwijding van ons nieuwe Bethel te beleven. Jehovah zegene jullie. Welkom in Albanië!” Dit hartelijke welkom werd in de taal van elk van de bezoekende groepen uitgesproken.

Het programma bood de gelegenheid kennis te maken met zowel getrouwe dienstknechten van Jehovah met een lange staat van dienst in Albanië als met nieuwere. Onder degenen die ervaringen vertelden, was Linda DiGregorio. Zij en haar man Michael, die zendelingen waren in de Dominicaanse Republiek, hadden plannen gemaakt om in het voorjaar van 1992 een bezoek te brengen aan zijn familie in Albanië. Maar het Besturende Lichaam deed hun het verzoek hun driedaagse reis naar Albanië tot twee of drie maanden uit te breiden. „Deze driedaagse reis is erop uitgedraaid dat wij nu in een nieuw land wonen!”, zei ze. Nadat het werk in mei 1992 wettelijk was erkend, begonnen zij openlijk van deur tot deur te prediken. „Deuren en harten van vriendelijke, gastvrije mensen gingen open voor de bijbelse boodschap”, zette Linda uiteen. „Wij hadden alleen maar een paar traktaten en tijdschriften, geen bijbels of boeken. Maar de mensen reageerden gunstig op de waarheid. Zij aanvaardden uitnodigingen voor de vergaderingen en sommigen van hen zijn nu gedoopt!”

Vijf maanden later kwamen er speciale pioniers uit Italië. Anderen kwamen uit Griekenland. Het Genootschap organiseerde een taalcursus om hen te helpen. Maar de materiële omstandigheden waren heel moeilijk. Elektriciteit was schaars en water slechts beperkt verkrijgbaar. Het was moeilijk aan voedsel en andere goederen te komen. Voor alles moesten zij uren in de rij staan. De honderd speciale pioniers uit het buitenland hebben sedertdien gezelschap gekregen van vijftien Albanese speciale pioniers. Samen dienen zij nu in meer dan veertig grote en kleine steden in het land. Zij worden goed voorzien van lectuur, met inbegrip van De Wachttoren, halfmaandelijks, in het Albanees. In augustus 1996 bereikte Albanië met 908 verkondigers zijn veertigste achtereenvolgende hoogtepunt — 52 procent meer dan een jaar geleden. Het was bijzonder opwindend voor hen afgelopen april 6523 personen op de Gedachtenisviering te verwelkomen. Er is in dit uitermate produktieve veld nog veel te doen.

Dit is slechts een kleine greep uit wat er in het afgelopen jaar in de hele wereld is gebeurd. Het tempo is adembenemend. Het werk dat Jezus Christus heeft voorzegd, wordt inderdaad tot stand gebracht, en onder zijn leiding zal het met succes worden voltooid voordat het einde komt.

[Illustraties op blz. 4]

Er zijn meer dan 90 miljoen exemplaren gedrukt

[Illustraties op blz. 5]

Vorig jaar werden boeken en brochures in 164 talen vertaald

[Illustraties op blz. 6]

Tijdschriftenoplagen en -verspreiding bereikten recordhoogten

[Illustraties op blz. 7]

Video’s worden thans in 35 talen geproduceerd

[Illustraties op blz. 12]

1. Toehoorders in Cluj-Napoca (Roemenië)

2, 3. Enkele van de 1631 dopelingen in Cluj-Napoca en Braşov (Roemenië)

4. Enthousiaste menigte in het Népstadion (Hongarije)

[Illustraties op blz. 20, 21]

De school voor bijkantoorcomitéleden wordt gehouden in het Wachttoren-Onderwijscentrum

1. Schoolgebouw

2. Docent met leerlingen na de les

3. Klaslokaal

4. Leerlingen gaan naar hun kamer om te studeren

5. Hoofdplein

6. Een woongebouw

7. Leerling vertelt ervaringen tijdens de ochtendaanbidding

[Illustraties op blz. 29]

1. Bijkantoor van Ierland

2, 3. Bijkantoor van Paraguay

[Illustraties op blz. 30]

1. Bijkantoor van Indonesië

2. Bureau in Albanië