Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wereldbericht

Wereldbericht

Wereldbericht

Het licht laten schijnen

Een van de zeven wonderen van de antieke wereld, de vuurtoren van Alexandrië, stond duidelijk zichtbaar op het eiland Pharos in de haven van Alexandrië in Egypte. Zo’n 1500 jaar lang heeft deze lichtbron zeereizigers veilig de weg gewezen.

Maar een veel belangrijker lichtbron werd geïdentificeerd toen Jezus Christus zei: „Ik ben het licht der wereld” (Joh. 8:12). Door geestelijke verlichting aangaande Gods voornemens te verschaffen, leerde hij mensen hoe te leven en hoe eeuwig leven te verwerven, en wat hij onderwees is zelfs in onze tijd nog steeds een krachtige invloed ten goede. Verder wees hij zijn discipelen op hun verantwoordelijkheid door te zeggen: „Gij zijt het licht der wereld.” Moesten zij alleen door met anderen te praten geestelijk licht verspreiden? Jezus voegde eraan toe: „Laat . . . uw licht voor de mensen schijnen, opdat zij uw voortreffelijke werken mogen zien en uw Vader, die in de hemelen is, heerlijkheid geven.” — Matth. 5:14-16.

Velen in de wereld erkennen dat Jehovah’s Getuigen de wet respecterende, op het gezinsleven gerichte mensen zijn, die er hoge morele en ethische maatstaven op na houden en actief de boodschap van Gods Woord prediken. Er zijn echter ook mensen die ons werk tegenstaan en voor niets terugdeinzen om de reputatie van Jehovah’s volk te bekladden en onze inspanningen om het licht te laten schijnen, te belemmeren. Zij doen dit door regeringsfunctionarissen en de media onnauwkeurige, leugenachtige en in diskrediet brengende inlichtingen over Jehovah’s Getuigen te verstrekken. In een poging om zo’n verkeerde voorstelling van zaken te corrigeren, heeft het Besturende Lichaam in 1997 zijn goedkeuring gehecht aan de oprichting van een „Public Affairs Office”, dat onder het opzicht van het Schrijverscomité staat. In samenhang daarmee functioneren op de bijkantoren van het Genootschap algemene-informatieafdelingen.

Voortreffelijke werken openbaar gemaakt

De bedoeling van deze regeling is problemen vóór te zijn door de media, academici en regeringsfunctionarissen alsmede het grote publiek een nauwkeurig beeld van onze geloofsovertuigingen en activiteiten te verschaffen. Dit is niet een regeling die Jehovah’s Getuigen gebruiken om over zichzelf op te scheppen. Zij eren Jehovah; en zij doen dit onder andere door mensen hun voortreffelijke werken, die Jehovah’s hoge maatstaven weerspiegelen, te laten zien. — 1 Kor. 1:31.

Omdat Jehovah’s dienstknechten zich individueel en collectief aan bijbelse beginselen houden, vormen zij een waardevol element in de gemeenschappen waar zij wonen. De openbare activiteiten van Jehovah’s Getuigen houden meer in dan onze welbekende van-huis-tot-huisprediking. Wanneer personen in hogere beroepen en professionele organisaties onze voortreffelijke werken leren kennen, wordt de kans groter dat zij een positieve houding hebben wanneer er in de velddienst contact met hen wordt gelegd.

Hulpverlening bij rampen

Eén manier waarop wij in het openbaar onze goede wil jegens onze naasten tonen, is door onze actieve betrokkenheid bij hulpverlening in tijden van rampspoed. Voor mensen in de Democratische Republiek Congo (voorheen Zaïre) bijvoorbeeld heeft een geheel uit getuigen van Jehovah bestaand team in 1997 humanitaire hulp georganiseerd. Met de hulp van duizenden getuigen van Jehovah in België, Frankrijk en Zwitserland werden vluchtelingen voorzien van tonnen voedsel, kleding, vitaminepreparaten en medicijnen, alsmede 18.500 paar schoenen en 1000 dekens, die allemaal naar Afrika werden gevlogen. De waarde van de verstrekte goederen bedroeg in totaal bijna $1 miljoen. Deze goederen werden in de eerste plaats als geschenk aan Jehovah’s Getuigen gestuurd, maar ze werden ook met anderen gedeeld. — Gal. 6:10.

Het bijkantoor in Frankrijk kreeg hulp bij de voorbereiding van een brochure met bijzonderheden over deze activiteit. De brochure werd verspreid aan regeringsfunctionarissen en de nieuwsmedia, om hen in kennis te stellen van voorbeelden van wat Jehovah’s Getuigen op positieve en praktische wijze aan het doen waren om mensen in nood hulp te verlenen. Een aantal functionarissen heeft oprechte waardering voor deze inlichtingen geuit. In het bijzonder waren zij onder de indruk van wat er werd gedaan om te zorgen dat de goederen terecht zouden komen bij degenen die ze nodig hadden, en dat ze eerlijk zouden worden verdeeld.

Het gezinsleven verbeteren

De ineenstorting van het gezinsleven legt regeringsinstanties een zware last op en is voor openbare functionarissen een reden tot zorg. Voordat het boek Het geheim van gezinsgeluk op grote schaal zou worden verspreid, hebben Jehovah’s Getuigen in Finland vereende krachtsinspanningen in het werk gesteld om persoonlijk contact te leggen met gouverneurs van provincies, burgemeesters, plaatselijke bestuurders, maatschappelijk werkers en krantenredacteuren om uit te leggen waar Jehovah’s Getuigen mee bezig zijn en hoe het boek Het geheim van gezinsgeluk gezinnen zou kunnen helpen. Het gevolg was dat zo’n 120 kranten positieve artikelen over de kwestie geschreven hebben. Bijna alle burgemeesters en andere functionarissen aanvaardden een exemplaar van het boek en beloofden er kennis van te nemen.

In een stad in Litouwen waar slechts een groepje verkondigers is, brachten zij ook een bezoek aan de burgemeester van de stad om hem een exemplaar van het boek aan te bieden en ons werk uit te leggen. De burgemeester was onder de indruk en vroeg de broeders of zij geregelde bijeenkomsten in de stad hadden, omdat hij van mening was dat dergelijke inlichtingen belangrijk voor de mensen zijn. Toen zij uitlegden dat zij maar met weinigen waren en geen zaal hadden, moedigde hij hen aan om toch maar met vergaderingen te beginnen. Dank zij die aanmoediging van de kant van de burgemeester begonnen de Getuigen in Skuodas geregelde vergaderingen te organiseren.

Feiten omtrent de Holocaust

De afgelopen jaren hebben de gebeurtenissen die verband houden met het nazi-tijdperk en de Holocaust opnieuw de aandacht van openbare functionarissen, geschiedkundigen en leerkrachten getrokken. Jehovah’s Getuigen waren een van de weinige groepen die consequent hun stem hebben laten horen tegen de gruweldaden die door Hitlers regime werden bedreven. De geschiedenis van deze stellingname is bij de universitaire gemeenschap in de belangstelling gekomen. Er zijn een studiegids en een 28 minuten durende schooluitgave van de video Jehovah’s Getuigen — Standvastig onder nazi-terreur vervaardigd om leerkrachten te helpen bij hun onderwijs over de gebeurtenissen rond de Holocaust. Deze instrumenten stellen de ethische en morele vragen die door zo’n tragedie worden opgeworpen centraal. Ze zullen leerkrachten in staat stellen hun leerlingen een positief voorbeeld te laten zien van een groep die rechtstreeks geconfronteerd werd met kwesties als druk vanuit hun omgeving, onverdraagzaamheid en het geweten. Leerkrachten die klassen onderwijzen vanaf middelbare-school- tot en met universiteitsniveau hebben laten weten heel graag de beschikking over dergelijk materiaal te willen hebben.

De Standvastig-video ging in première in het Herinneringscentrum Ravensbrück, zestig kilometer ten noorden van Berlijn in Duitsland. Er waren regeringsfunctionarissen en hoogwaardigheidsbekleders aanwezig, evenals geschiedkundigen en overlevenden van de nazi-vervolging. De première oogstte positieve publiciteit. Negenennegentig kranten alsook twee grote radiostations brachten het verhaal. De Standvastig-video wordt in meer dan 150 steden in Duitsland vertoond, en er wordt veel publieke belangstelling aan de dag gelegd.

In mei 1997 namen in Moskou in Rusland twee broeders deel aan een internationaal symposium van wetenschappers over het onderwerp onderwijs over de Holocaust. Zij spraken over de geschiedenis van Jehovah’s Getuigen in het nazi-tijdperk en beklemtoonden dat de Getuigen geleerd was alle mensen onpartijdig te bezien. — Hand. 10:34, 35.

Bij een andere gelegenheid woonden tien Getuige-overlevenden uit Rusland, Oekraïne en Duitsland in Moskou een persconferentie en een première van de Russisch-talige Standvastig-video bij. Twee overlevenden van het kamp Stutthof, één uit Duitsland en de andere uit Oekraïne, hadden sinds hun vrijlating in mei 1945 schriftelijk contact gehouden. In Moskou werden zij na 52 jaar herenigd! Na de persconferentie mengden de verslaggevers zich onder de broeders, maakten foto’s en namen interviews op. De Standvastig-video werd met tranen en aanhoudend applaus ontvangen. De gebeurtenis trok de aandacht van de nieuwsmedia en de onderwijswereld. Russische journalisten, die in het verleden over het algemeen negatief tegenover Jehovah’s Getuigen hadden gestaan, zeiden positieve dingen over zowel onze geschiedenis als ons werk. Eén krant zei: „Velen werden gearresteerd, naar concentratiekampen gestuurd en terechtgesteld. Maar menselijke moed, gesteund door een geloof in God, bleek niettemin sterker te zijn. Het is een goed ding dat er mensen gevonden zijn om deze film te maken en daarmee de wereld inzicht te verlenen in een weinig bekende bladzijde uit de geschiedenis van het verzet tegen het nazisme. Wij danken hen.”

Het initiatief nemen

Journalisten met verantwoordelijkheidsbesef zullen vaak eerlijk en nauwkeurig zijn in hun berichtgeving als zij medewerking en inlichtingen krijgen. Toen een religieus gepeupel in Israël een Koninkrijkszaal aanviel, werd er dan ook een gecoördineerde poging gedaan om de media van het incident op de hoogte te stellen. Kranten en een televisiestation brachten verslag uit over de herstelwerkzaamheden die werden verricht door vijftien getuigen van Jehovah die per cruiseschip op bezoek waren. Deze berichtgeving liet het schrille contrast zien tussen mensen die alleen maar beweren in God te geloven en mensen die werkelijk overeenkomstig Gods leringen leven.

In Zambia schreef een journalist een kranteartikel dat Jehovah’s Getuigen in verband bracht met satanisme. Het bijkantoor werd geholpen met richtlijnen over de wijze waarop contact gezocht kon worden met de redacteur van de krant, en er werd een model van een „brief aan de redactie” verschaft. De redacteur ontving een exemplaar van het Kennis-boek en de Geesten van de doden-​brochure. Hij beloofde de zaak in behandeling te nemen. De volgende ochtend al werd onder de kop „Jehovah’s Getuigen tegen satanisme” de brief aan de redactie ongewijzigd afgedrukt.

Vanwege een verkeerde voorstelling van zaken en onjuiste voorlichting legde de publieke opinie in enkele Europese landen ten onrechte verband tussen Jehovah’s Getuigen en gevaarlijke sekten. Bijkantoren hebben hulp gekregen met het opstellen van reacties die opheldering verschaffen over onze activiteiten als organisatie en eventuele in regeringskringen over ons bestaande ongerustheid moeten wegnemen.

In tegenstelling tot de geestelijke duisternis in de wereld blijft het waarheidslicht helder schijnen. Hoe toepasselijk zijn de woorden van de apostel Paulus in Filippenzen 2:15: „Gij schijnt als lichtgevers in de wereld”! Wij bidden om Jehovah’s leiding en zegen bij de inspanningen die worden gedaan om misvattingen en vooroordelen omtrent de organisatie en activiteiten van Jehovah’s Getuigen uit de weg te ruimen. Wij hopen dat er, door op deze wijze aanhoudend ’ons licht te laten schijnen’, nog meer lof zal worden gegeven aan Jehovah, wiens licht ons pad beschijnt. — Ps. 36:9.

Afrika

Afrika is een werelddeel waar veel talen worden gesproken — niet alleen de uit Europa ingevoerde maar ook nog zo’n 750 andere. Het is Jehovah’s liefdevolle voornemen dat er „uit alle natiën en stammen en volken en talen” mannen, vrouwen en kinderen door de „grote verdrukking” heen gered zullen worden (Openb. 7:9, 14). Dit betekent dat zij de gelegenheid moeten krijgen over Jehovah te leren. Opdat zij niet alleen zullen horen maar ook een nauwkeurige kennis van zijn wegen zullen verkrijgen, publiceert het Genootschap lectuur in 127 van die talen die hoofdzakelijk door Afrikanen worden gesproken (1 Tim. 2:3, 4). Het afgelopen dienstjaar zijn er negen van die talen bijgekomen, en er wordt gewerkt aan publikaties in nog eens elf talen. Dit jaar werd in Tanzania en in Kenia de Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften in het Swahili vrijgegeven. In Botswana en Zuid-Afrika werd deze ook vrijgegeven in het Tswana.

In Angola was een van de hoogtepunten van het jaar de ontvangst en verspreiding van het Kennis-boek en de Wat verlangt God-​brochure in drie van de inheemse talen — het Kimbundu, het Kikongo en het Umbundu. Zulke instrumenten stellen de verkondigers in staat eenvoudige, rechtstreekse toespraakjes te houden en bij het eerste bezoek bijbelstudies op te richten. Het aantal huisbijbelstudies in Angola bereikte een nieuw hoogtepunt van 71.000, wat meer dan twee per verkondiger is. Ook de toename in het aantal bekendmakers van het Koninkrijk is opmerkelijk, maar liefst 16 procent! In en rond Luanda, de hoofdstad, zijn nu zo’n 350 gemeenten, verdeeld in 17 kringen.

Een zuster in Ethiopië gaf getuigenis aan andere reizigers die daar op de weg liepen, maar zij wist niet dat iemand achter haar meeluisterde. Nadat de anderen de spot hadden gedreven met de boodschap, kwam die nederige man naar haar toe en vroeg om een bijbelstudie. Voor elke studie moest hij negen uur heen en negen uur terug lopen. Toen hij verkondiger wilde worden, werd de kringopziener uitgenodigd om hem een bezoek te brengen. Wat een verrassing voor de kringopziener toen hij daar door dertig personen werd opgewacht! Die bijbelstudent had met anderen gedeeld wat hij leerde. Zij hadden heel wat vragen en de bespreking met hen duurde tot drie uur in de ochtend. Maar de kringopziener had met de bijbelstudent nog niet de vereisten voor nieuwe verkondigers besproken. Om een andere afspraak na te komen, moest de kringopziener die ochtend weg. De bijbelstudent liep met hem mee en onderweg stelde de kringopziener vragen. Ten slotte deelde de kringopziener de bijbelstudent mee dat hij in aanmerking kwam om verkondiger te worden. Zij baden en gingen toen uit elkaar. Die nederige man is in januari 1997 gedoopt. Hij loopt nog steeds grote afstanden — heen en terug twaalf uur — om de vergaderingen te bezoeken.

De afgelopen jaren heeft het veld in Boerkina Faso een grote toestroom van zendelingen gehad; er dienen er nu 42 in dit land ten zuiden van de Sahara. Sommigen van hen hebben voordat zij deze toewijzing op zich namen, geprofiteerd van de Gileadschool of de Bedienarenopleidingsschool. Anderen hadden als pioniers eenvoudig de opleiding gehad die al Jehovah’s dienstknechten in hun Koninkrijkszalen krijgen. Ten koste van grote persoonlijke offers maar met vertrouwen in Jehovah zijn andere pioniers uit Frankrijk op eigen initiatief hierheen verhuisd om te dienen waar de behoefte groter is. Jehovah zegent de krachtsinspanningen van deze ijverige bekendmakers van zijn koninkrijk beslist.

Een vrouw in Harare in Zimbabwe begon de bijbel met Jehovah’s Getuigen te bestuderen aan de hand van het Eeuwig leven-​boek. Maar haar man verweet haar dat zij het geld van het gezin verkwistte door boeken te kopen die waardeloos waren. Hij verzocht haar dringend naar een andere religie te gaan. Na verloop van tijd vertrokken zij uit de stad om in hun landelijke woning in Chendambuya te gaan wonen. Daar liep het gezin malaria op. Terwijl de man in bed lag, pakte hij op een dag een oud exemplaar van De Wachttoren op dat zijn vrouw had bewaard. Vervolgens las hij het Eeuwig leven-​boek. Hij vond het geweldig. Zijn vrouw vroeg of zij samen met hem mocht lezen. Dus studeerden zij samen. „Leren ze dit in die andere kerk waar jij heen gaat?”, vroeg hij haar. „Nee”, antwoordde zij. „Daar ga je dan niet meer heen”, zei hij. „Wij moeten de kerk vinden die deze boeken uitbrengt.” „Maar dat is de kerk waar ik van jou niet naar toe mocht”, gaf zij hem te bedenken. „Dat weet ik. Maar laten wij die mensen toch maar gaan zoeken.” Op hun verzoek bracht een Getuige hun een bezoek en richtte onmiddellijk een studie op uit het Kennis-boek. Binnen een maand hadden zij het boek uit. In augustus zijn zij op het districtscongres gedoopt.

Plaatselijke begrafenisgewoonten behoren tot de „sterk verschanste dingen” waaraan onze broeders in Senegal het hoofd moeten bieden (2 Kor. 10:4, 5). Begrafenisrituelen gaan dikwijls vergezeld van gebruiken die verband houden met de geloofsovertuiging dat de ziel onsterfelijk is. Toen onlangs een 89-jarige Getuige in een dorp bij Dakar overleed, verbood haar zoon voor de begrafenis alle riten die in strijd waren met de bijbel. De stamgewoonte schrijft voor dat door de familie van de vader een wit kleed moet worden geleverd om het lichaam vóór de begrafenis te bedekken. Maar voordat het kleed gebruikt wordt, moet er een stuk worden afgescheurd en in repen worden geknipt, die vervolgens om de pols en nek van naaste familieleden worden bevestigd. Niet alleen worden zij hierdoor geïdentificeerd als familieleden, maar volgens het bijgeloof van de mensen behoedt het hen ervoor de overledene te mishagen. De familieleden van onze broeder waren de eersten die dit gebruik niet in acht namen, tot verbazing van het hele dorp. Een rooms-katholieke raadsman merkte op: „Wat wij al vijftien jaar proberen, hebben Jehovah’s Getuigen in één dag klaargespeeld. Ik denk dat hun kracht van een andere soort is.” Meer dan 400 personen uit dit eilanddorp woonden de begrafenis van de bejaarde moeder bij. Velen daar stellen nu vragen over de bijbel en ontvangen bevredigende antwoorden.

Onze broeders in Zaïre (thans de Democratische Republiek Congo) zijn zeer vertroost door Psalm 112:7, waar staat: „Zelfs voor slecht nieuws zal hij niet bevreesd zijn. Zijn hart is standvastig, ertoe gebracht zich op Jehovah te verlaten.” Het jaar begon goed met een nieuw hoogtepunt van 104.134 verkondigers. Toen brak in het oostelijke deel van het land oorlog uit en verbreidde zich naar het westen. De broeders op het bijkantoor in Kinshasa zagen geen kans meer contact te houden met degenen die zich in de bezette gebieden bevonden. Er waren echter in het hele land 180 kringopzieners en 11 districtsopzieners, en zij sterkten de broeders en moedigden hen aan. Hakizimana Musa, een van de kringopzieners, schreef: „Ik denk vaak aan Psalm 46:1 als ik op mijn fiets de broeders ga bezoeken. Ik weet dat zij in deze kritieke tijden aanmoediging nodig hebben. Soms zie ik uitgebrande huizen en is iedereen gevlucht — zelfs de vogels zijn verdwenen! Ik ben aangehouden door soldaten en gewaarschuwd niet verder te gaan vanwege het gevaar. Hoewel ik bang was en mijn hart bonkte, zond ik een gebed op en reed door om bij de volgende gemeente te komen.”

Het bijkantoor kon geen hulpgoederen naar de bezette gebieden sturen, maar wat waren de broeders daar dankbaar toen er een team van Getuigen uit Europa als hulpverleners met de benodigde goederen naar toe kwam. In mei 1997 viel de hoofdstad Kinshasa. Terwijl tv-kijkers in de hele wereld niets verhullende en gruwelijke beelden van berooide, uitgehongerde oorlogsvluchtelingen zagen, bleef Jehovah’s volk neutraal in het conflict. Ondanks honger, ziekte en de noodzaak hun huis te ontvluchten, bleven zij vreedzaam het goede nieuws van Gods koninkrijk bekendmaken. Misschien leek in andere delen van de wereld de vrijgave van de Wat verlangt God-​brochure in het Oeroendi niet zo belangrijk. Maar door die daar te gebruiken, richtte een gemeente van 56 verkondigers 150 bijbelstudies op om mensen te helpen die de steun die alleen God kan geven, heel hard nodig hadden.

Een pionier in Nigeria gebruikte de Wat verlangt God-​brochure om getuigenis te geven aan een medepassagier in een intercitytaxi. Zij spraken samen over enkele punten uit de les met de titel „Praktijken die God haat”. De man luisterde aandachtig, stelde vragen en nam een brochure. Toen zij stopten voor wat verfrissingen en in het restaurant waren, wendde de man zich tot de pionier en liet hem een pakje zien. „Wat zit erin?”, vroeg de pionier. „Het is geld. Maar ik weet niet hoeveel erin zit, want het geld is niet van mij. Ik heb het uit een van de reistassen achter in de taxi weggenomen.” Wegens de dingen die de Getuige hem in de brochure had laten zien, zei de man nu dat hij het geld graag aan de eigenaar wilde teruggeven. De eigenaar, een jonge koopman, herkende het meteen. Het pakje bevatte 150.000 naira (ongeveer $1700). De man die het geld had weggenomen, was zijn slachtoffer 500 kilometer gevolgd. Hij zei tegen de koopman dat hij de pionier moest bedanken, omdat de brochure hem op andere gedachten had gebracht. Verbaasd wilden de chauffeur en de andere passagiers ook een exemplaar van de brochure hebben. Nooit eerder had de koopman de Getuigen de kans willen geven met hem te praten, maar nu wilde hij een bijbelstudie.

Azië en eilanden van de Grote Oceaan

Op het vasteland van Azië woont een groot deel van de wereldbevolking. Bovendien liggen er verspreid over de oceanen duizenden eilanden — sommige groot, andere klein. Overal waar mensen zijn, proberen Jehovah’s Getuigen hen met het goede nieuws van Gods koninkrijk te bereiken.

Hoe waardevol het is mensen bijbelse lectuur in handen te geven, wordt geïllustreerd door de volgende ervaring uit een eilandstaat ten zuidoosten van India. In het begin van de jaren ’80 liet een Getuige op Sri Lanka een Eeuwig leven-​boek achter bij een man die in een stad woonde waar geen Getuigen waren. In 1985 begon hij het boek voor zichzelf te lezen en herkende het als de waarheid. Vervolgens las hij het met zijn gezin en ging hij het met zijn beste vrienden lezen en bespreken. Weldra vergaderde er een groep van elf personen in zijn huis om de inlichtingen te bespreken. Zij verbraken hun banden met valse religie en zij wisten dat zij ook tot anderen dienden te prediken. In januari 1997 ontving het bijkantoor een brief waarin zij om hulp vroegen.

Toen een speciale-pioniersechtpaar naar hen toe werd gestuurd, vroegen zij ernstig: „Kunt u ons alstublieft leren bidden?” Na veel vragen en heel wat discussie werden de pioniers uitgenodigd om te blijven logeren. De volgende ochtend om zes uur werden de pioniers gewekt door een opgewonden huisbewoner, die heel graag nog meer vragen beantwoord wilde hebben. Tegen negen uur waren er zestien mensen in het huis gearriveerd. Er werd een geïmproviseerde openbare lezing gehouden, nog meer vragen werden beantwoord en ten slotte begonnen de pioniers om twee uur ’s middags aan hun thuisreis. Er worden nu in dat gebied geregelde vergaderingen gehouden.

Op weg om een andere Getuige te ontmoeten, trof een zuster in Libanon een bejaarde vrouw die zat uit te rusten omdat zij zulke zware dingen te dragen had. Toen de zuster haar hulp aanbood, riep de vrouw uit: „Bestaan er nog zulke mensen?” Zij bedankte de zuster uitvoerig en stond erop haar voor een kop koffie uit te nodigen. De zuster aanvaardde de uitnodiging en greep de gelegenheid aan om haar getuigenis te geven, en beloofde haar het Kennis-boek te brengen. Hoewel de vrouw zei dat zij het niet erg op Jehovah’s Getuigen begrepen had, aanvaardde zij het boek. Bij het nabezoek ontmoette de zuster de dochter van de vrouw, en de dochter was erg ingenomen met wat zij hoorde. Er wordt nu een geregelde bijbelstudie met haar geleid uit het Kennis-boek.

Sommigen die macht hebben in politieke aangelegenheden, waarderen het werk dat door Jehovah’s Getuigen wordt gedaan. Maar anderen leggen, onder zware druk van de geestelijken, de Getuigen beperkingen op. Wij zijn echter dankbaar dat het afgelopen jaar in Pakistan, Maleisië en Kazachstan wettelijke erkenning aan Jehovah’s Getuigen is verleend.

Een plaatselijke ouderling van een kerk in Pakistan zei altijd tegen de mensen dat zij de Getuigen niet binnen moesten laten omdat de Getuigen niet in Jezus geloven en hun leerstellingen niet waar zijn. Een speciale pionier studeerde echter met een gezin dat niet van ophouden wilde horen. Op een dag kwam de ouderling van de kerk bij dat gezin op bezoek terwijl zij hun geregelde bijbelstudie hadden. Hij bleef rustig bij de studie zitten en ontdekte tot zijn verbazing dat de Getuigen werkelijk de bijbel onderwijzen. Als gevolg hiervan werd bij de ouderling van de kerk een studie opgericht. Hij ging de gemeentevergaderingen bezoeken en is nu een gedoopte Getuige. Via die voormalige kerkouderling zijn zes andere personen geregelde bezoekers van de vergaderingen van Jehovah’s Getuigen geworden.

In Maleisië zijn veel plaatsen met meer dan 30.000 inwoners maar zonder één enkele Getuige. Met zo’n grote bevolking die met het goede nieuws bereikt moet worden, hebben de verkondigers daar een grote toewijzing. Sommige gebieden zijn erg vruchtbaar. Aan de hand van een brochure getiteld Everlasting Life in Paradise!, die onlangs in het Kadasan Dusun was vertaald, konden vier tijdelijke speciale pioniers die aan Sabah op Noord-Borneo waren toegewezen, in een periode van drie maanden vijftig huisbijbelstudies oprichten.

Bijbelse lectuur verschaffen in de vele talen van de Oriënt is een enorme opgave. Er is al lectuur beschikbaar in talen die door de meerderheid althans tot op zekere hoogte worden begrepen. Maar wat een verschil maakt het als iets in de eigen taal van de mensen wordt uitgegeven! Een oudere zuster in Kirgizië die geen Russisch kende, had zich in haar bediening behoorlijk beperkt gevoeld. Maar toen het Kennis-boek in het Kirgizisch beschikbaar kwam, maakte zij er ijverig gebruik van. Het gevolg was dat mensen uit andere dorpen erover hoorden en haar kwamen opzoeken — te voet, op de fiets of met een ezelwagentje. De Getuige heeft nu verscheidene bijbelstudies en is heel dankbaar dat zij iets in haar eigen taal heeft waarmee zij het goede nieuws kan verbreiden.

Europa

Al meer dan honderd jaar verkondigen Jehovah’s Getuigen het goede nieuws in Europa. Veel Getuigen uit Europa zijn verhuisd naar andere landen waar grote behoefte aan Koninkrijksverkondigers is. In de loop van de jaren ’90 is bijzondere aandacht geschonken aan het geven van een intensief getuigenis in Oost-Europa. En de laatste jaren zijn grote aantallen immigranten uit landen waar betrekkelijk weinig Getuigen zijn naar Europa verhuisd, waar grote aantallen Getuigen zijn die hen graag verwelkomen en het goede nieuws van Gods koninkrijk met hen delen. Dit alles draagt ertoe bij dat er tot „de verst verwijderde streek der aarde” getuigenis wordt gegeven, in overeenstemming met wat Jezus heeft voorzegd. — Hand. 1:8.

In veel landen reageren immigranten gretig op de Koninkrijksboodschap. Als plaatselijke Getuigen doen wat zij kunnen om bijbelse waarheden met deze mensen te delen, opent Jehovah’s geest hun hart. Dat was het geval met een Latijnsamerikaanse vluchteling in Noorwegen. Hij merkte keurig geklede jonge en oude mensen op die naar een Koninkrijkszaal naast het vluchtelingencentrum gingen. Hij woonde ook enkele vergaderingen in de Koninkrijkszaal bij en was ingenomen met wat hij zag, maar hij verstond geen Noors, en niemand daar sprak Spaans. Toch werd er een bijbelstudie met hem begonnen. De Getuige gebruikte het Kennis-boek en de Nieuwe-Wereldvertaling in het Noors; de geïnteresseerde gebruikte dezelfde publikaties in het Spaans. Door zich strikt aan het studiemateriaal te houden en de schriftplaatsen te beklemtonen, werden er snelle vorderingen gemaakt. De orde, harmonie en hartelijke sfeer die de man in de gemeente aantrof, sterkten hem in zijn overtuiging dat hij Gods volk had gevonden.

Na een paar maanden wilde hij verkondiger worden, maar wegens het taalprobleem konden de ouderlingen niet vaststellen of hij daarvoor in aanmerking kwam. Er zou echter in Oslo, 2400 kilometer daarvandaan, een Spaanse kringvergadering gehouden worden. Enkele van de broeders schonken geld voor de vliegreis zodat hij er naar toe kon. Spaanssprekende ouderlingen op de kringvergadering constateerden dat hij inderdaad aan de vereisten voldeed, en tijdens de kringvergadering ging hij voor het eerst mee in de velddienst. Van meet af aan heeft hij zich buitengewoon ingespannen om andere vluchtelingen in het centrum getuigenis te geven en hen uit te nodigen voor de Koninkrijkszaal. Op die manier zijn er bijbelstudies opgericht met vluchtelingen uit Zuid-Amerika, Afrika en Europa. Een jaar nadat hij zijn eerste vergadering in de Koninkrijkszaal had bezocht, werd hij gedoopt.

Sommige jonge mensen reageren op de waarheid als een spons die in water wordt gedompeld. Dat bleek het geval te zijn met Marko, een student in Finland. Een leraar had hem verteld dat er op het conservatorium een getuige van Jehovah werkte. Marko sprak de Getuige aan om haar zienswijze inzake bepaalde kwesties te vragen, maar zij hadden slechts even tijd om te praten. Die avond belde de Getuige Marko op en zei dat hij wel een paar boeken van haar mocht lenen als hij meer wilde weten. Hij ging prompt naar haar huis, waar zij en haar man enkele van zijn vragen beantwoordden en hem de Wat verlangt God-​brochure, de Organisatie-video en het boek Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping? gaven. Een paar dagen later was hij weer terug om meer lectuur te vragen. Uit zijn conversatie bleek dat hij werkelijk in zich opgenomen had wat hij had gelezen. Ditmaal werd hij voorzien van het Kennis-boek en een bijbel. De regeling voor bijbelstudies met geïnteresseerden werd hem uitgelegd, maar hij wilde het boek eerst zelf lezen. Binnen een week las hij het hele boek uit en zocht de schriftplaatsen op. Vóór zijn eerste bijbelstudie had hij zich uit de kerk laten uitschrijven. Al snel begon hij getuigenis te geven aan verwanten, vrienden en leraren op het conservatorium. Drie en een halve maand nadat hij zijn eerste studie had gehad, werd hij gedoopt.

Een vrouw in Estland, een lerares Russisch, was al twintig jaar diep verwikkeld in spiritisme toen zij Jehovah’s Getuigen ontmoette. Zij had cursussen gevolgd in het gebruik van de pendel om de zieke organen in mensen te ontdekken. (De pendel ging bewegen als er vragen werden gesteld.) Zij had deelgenomen aan een congres waar beoefenaars van buitenzintuiglijke waarneming uit de hele Sovjet-Unie aanwezig waren. Zij had deelgenomen aan New Age-​bijeenkomsten. Waarom? Haar moeder was ernstig ziek en zij zocht naar een manier om haar verlichting te brengen. Zij wist dat Jezus mensen genezen had en geloofde dat gebedsgenezers in deze tijd Gods dienstknechten moesten zijn. Zij wist niet dat de kracht om wonderen te verrichten uit nog een andere bron dan God kon komen (Deut. 18:10-12; Matth. 7:15-23). Maar de demonen begonnen haar te bijten en te wurgen. Zij had wanhopig behoefte aan hulp. Teleurgesteld door andere religieuze groeperingen nam zij contact op met Jehovah’s Getuigen. Er werd onmiddellijk een bijbelstudie met haar begonnen. Zij leerde hoe zij moest bidden en de Duivel moest weerstaan. Toen zij begreep hoe Jehovah spiritisme beziet, verbrandde zij haar spiritistische lectuur en vernietigde haar vijf pendels. Binnen vier maanden ging zij mee in de velddienst om anderen te helpen voordeel te trekken van de waarheden die haar hadden vrijgemaakt. Nu dient zij als permanente hulppionierster, dankbaar dat zij zich tot Jehovah’s gelukkige volk mag rekenen.

Dámaris, de tienerdochter van een ouderling in Spanje, erkent dat zij er moeite mee heeft gehad haar klasgenoten getuigenis te gaan geven. Maar zij merkte dat de meesten van hen rookten of problemen met drugs hadden. Zij wist dat zij hulp nodig hadden. Ten slotte sprak zij met een klasgenote over de gevolgen van drugs en roken. Dámaris legde uit dat zij een boek had waarin onderwerpen werden besproken die voor alle jonge mensen van belang zijn, met inbegrip van de gevolgen van drugsgebruik. Het meisje vroeg of zij het boek mocht zien en het werd van de ene klasgenoot aan de andere doorgegeven. Ongeveer een derde van de klas wilde een eigen exemplaar hebben van Wat jonge mensen vragen — Praktische antwoorden. Het resultaat: De eerste aan wie Dámaris getuigenis had gegeven, hield op met roken en de weg is geopend voor verdere gesprekken.

Tijdens de oorlog in het voormalige Joegoslavië hebben onze broeders daar heel moeilijke tijden doorgemaakt. In materieel opzicht vervielen zij tot armoede, maar in geestelijk opzicht zijn zij rijk. Op het districtscongres in Zagreb (Kroatië) bijvoorbeeld werden zij ontroerd door hartverwarmende ervaringen uit Vukovar. Dit is een stad in Kroatië die onder Servisch bewind stond, en nu is ze weer onder Kroatisch bestuur. Het is een van de plaatsen waar de oorlog de ergste verwoestingen heeft aangericht, en het merendeel van de bevolking, met inbegrip van onze broeders, moest het gebied ontvluchten om hun leven te redden. Vier jaar lang hebben de broeders in Kroatië niet geweten dat er in die stad een zuster, Maria, was achtergebleven. Zij predikte, eerst helemaal alleen, en kon af en toe naar een buurgemeente in Servië reizen. Haar ijver in oorlogstijd is rijkelijk beloond. Kunt u zich voorstellen hoe verrast de broeders op het districtscongres waren toen zij een groep van ongeveer twintig personen uit Vukovar mochten verwelkomen?

Amerika

Als gevolg van hun ijverige bediening zijn Jehovah’s Getuigen in heel Amerika welbekend. Veel mensen hebben, hoewel zij het persoonlijk niet verkiezen in overeenstemming met bijbelse maatstaven te leven, bewondering voor het werk dat de Getuigen doen. Zij zijn misschien zelfs onder de indruk van sommige van de praktische levensadviezen die de Getuigen hun uit de bijbel laten zien. Jehovah’s Getuigen streven er uiteraard ook naar hen te helpen Jehovah God, de Bron van die raad, en zijn liefdevolle voornemen met de mensheid te leren kennen en waarderen.

Hoewel pioniers hard werken om mensen de Koninkrijksboodschap te brengen, verwachten zij echt niet dat zij een medaille voor hun werk krijgen. Toch is dat nu precies wat een van onze speciale pioniersters in Venezuela overkwam. Carmen Bravo ontving tot haar verrassing op een dag een uitnodiging van het stedelijke „Páez Damescomité” om een plechtigheid bij te wonen waar zij een medaille zou ontvangen voor haar „waardevolle bijdrage op religieus gebied”. Maar waarom? De stad Guasdualito heeft nogal wat guerrilla-activiteiten doorgemaakt, maar de zeventigjarige Carmen heeft een kalmerende uitwerking op de mensen doordat zij hun vragen aan de hand van de bijbel beantwoordt, bijbelstudies leidt en bijbelse lectuur verspreidt. Veel mensen in die stad lezen en waarderen De Wachttoren en Ontwaakt! Ook zijn de autoriteiten onder de indruk van het aantal huwelijken dat men wettelijk heeft laten bevestigen als gevolg van het evangelisatiewerk van Jehovah’s Getuigen. Al met al wordt Carmen als een aanwinst voor de gemeenschap beschouwd. Carmen heeft de medaille blij aanvaard, maar zij is nederig van mening dat zij eenvoudig door Jehovah wordt gebruikt om de mensen zijn boodschap te brengen. — Vergelijk 1 Korinthiërs 3:6, 7.

Op Porto Rico verschenen Jehovah’s Getuigen voor een commissie van overheidsfunctionarissen in verband met het gebruik van een stadion voor een congres. Een man die al vele jaren betrokken was bij het verstrekken van vergunningen voor het gebruik van die faciliteiten, vroeg als eerste in de commissie het woord te mogen voeren. Hij vertelde hun dat eenmaal per jaar, wanneer Jehovah’s Getuigen het stadion gebruikten, het zijn grondigste schoonmaakbeurt kreeg. Het jaar daarvoor had de airconditioning in een bepaald gedeelte het begeven. Na het congres van de Getuigen ontdekte hij dat zij de installatie gratis hadden gerepareerd. Zij hadden ook bepaalde delen van de elektrische installatie en het sanitair gerepareerd. En het parkeerterrein was blinkend schoon gehouden. De commissie besloot de Getuigen het stadion voor hun komende congres kosteloos te laten gebruiken.

Wegens de intensieve drugshandel in een erg arm gebied op Haïti doorzochten en verwoestten soldaten een aantal huizen. Maar toen zij in het huis van Anna De Wachttoren en andere publikaties van het Genootschap zagen, zeiden zij: „Dit huis moeten wij niet verwoesten. Jehovah’s Getuigen handelen niet in drugs.” Toen een buurvrouw dit opmerkte, holde zij naar haar eigen huis en legde haar protestantse religieuze lectuur zichtbaar neer. Toen de soldaten arriveerden, zei ze tegen hen dat zij haar huis niet hoefden te doorzoeken omdat ook zij religieuze boeken had. Zij bekeken de boeken en zeiden: „Nee, deze zijn niet hetzelfde.” En zij verwoestten dat huis. Anna was nog geen getuige van Jehovah. Maar na die ervaring bad zij tot Jehovah om haar te helpen haar leven in overeenstemming te brengen met zijn rechtvaardige maatstaven. Nu is zij een gedoopte Getuige.

In de gemeente in El Cruce de Cajamarca in Peru ontmoette een speciale pionier Rafael. Er werden regelingen getroffen om het Kennis-boek met hem en zijn gezin te bestuderen. Vanwege de grote afstand naar zijn huis werd de studie in het begin niet elke week gehouden. Bij de eerste studie vernam de broeder tot zijn verrassing dat Rafael niet in de Drieëenheid, het hellevuur of de „heiligen” geloofde. Op de vraag: „Waar heb je dat geleerd?”, antwoordde hij: „Door dit boek te lezen”, en haalde het Eeuwig leven-​boek te voorschijn. „Maar er is meer nodig dan het alleen maar te lezen”, voegde hij eraan toe. „Ik heb iemand nodig om mij te helpen.” (Vergelijk Handelingen 8:31.) Bij de tweede studie zei Rafael dat hij en zijn vrouw hun zondagen besteedden aan het bezoeken van hun buren om hun te onderwijzen wat zij geleerd hadden. Bij het derde bezoek van de pionier ontdekte hij dat Rafael herderlijke bezoeken bracht met behulp van de inlichtingen in De Wachttoren van 15 september 1993, dezelfde die de pionier bij zijn herderlijke bezoeken gebruikte. In korte tijd werden zowel Rafael als zijn vrouw niet-gedoopte verkondigers, en afgelopen augustus zijn zij beiden gedoopt.

Hoewel het aantal Koninkrijksverkondigers in Mexico de laatste jaren in een adembenemend tempo is toegenomen, heeft de juridische afdeling op het bijkantoor ook hard gewerkt opdat de rechten van onze broeders gerespecteerd zouden worden. Eén manier waarop dit is gedaan, is door voortdurend te communiceren met de autoriteiten om hen te verzekeren van onze bereidheid om problemen vreedzaam op te lossen. Toen er bijvoorbeeld in de staat Chiapas een kwestie betreffende het niet deelnemen van de Getuigen aan plaatselijke religieuze feesten voor de rechter moest worden beslecht — en de beslissing is ten gunste van Jehovah’s Getuigen uitgevallen — maakten de Getuigen ook van de gelegenheid gebruik om duidelijk te maken dat zij van harte bereid zijn mee te werken aan gemeenschapsactiviteiten die niet van religieuze of politieke aard zijn. Ambtenaren die de kwestie behandelden, waren onder de indruk van de reinheid, de waardigheid en het respect waarvan deze nederige boeren die Jehovah’s Getuigen zijn blijk gaven.

Een ouderling in Maine in de Verenigde Staten vindt prediken op schepen een van de meest produktieve aspecten van zijn bediening. In één geval predikte hij tot de eerste stuurman op een schip uit de Filippijnen. Op grond van wat deze man had geleerd door zelf in de bijbel te lezen, had hij zich al uit de Katholieke Kerk teruggetrokken. Bij het eerste bezoek besprak de ouderling het traktaat Geniet van het gezinsleven met hem. Daar het schip slechts vier dagen in de haven zou liggen, werd het eerste nabezoek nog diezelfde avond gebracht, en daarna volgden er nog twee. Onze broeder nam zes van de video’s van het Genootschap mee. De gesprekken en de video’s maakten zo’n diepe indruk op deze stuurman dat hij vond dat er grote veranderingen in zijn leven moesten worden aangebracht. Hij uitte een krachtig verlangen om meer uit Gods Woord te leren en het persoonlijk toe te passen.

Van de 37 districtscongressen die het afgelopen jaar in Canada op het programma stonden, werden er negen in de provincie Quebec gehouden. Een daarvan vond plaats in de stad Quebec, met 9213 aanwezigen. Vijf werden er op achtereenvolgende weekends gehouden in Sherbrooke. Het totale aantal aanwezigen voor alle negen congressen in de provincie bedroeg 32.181. Wat een verandering vergeleken met wat Jehovah’s Getuigen daar in de jaren ’40 en ’50 hadden ervaren! Honderden werden er in die tijd gearresteerd. Sommigen werden met gepeupel geconfronteerd. Maar zij bleven God als regeerder gehoorzamen; zij weigerden ermee op te houden mensen over Gods koninkrijk te vertellen. Als gevolg van hun volharding zijn de wetten in Canada gewijzigd en bieden nu grotere bescherming voor de vrijheden van alle Canadezen. Nu zijn er ook twaalf bloeiende gemeenten in de stad Quebec en vier in Sherbrooke. Jehovah heeft de voortdurende loyale dienst van zijn Getuigen gezegend.