Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wereldbericht

Wereldbericht

Wereldbericht

Bouwen om een grote schare te herbergen

In 1935 leerden Jehovah’s Getuigen uit de Schrift over Gods voornemen om nu, tijdens het huidige samenstel van dingen, een grote schare bijeen te brengen die Jehovah eeuwig op een paradijsaarde zal dienen (Openb. 7:9, 10). In datzelfde jaar werd een van hun vergaderplaatsen in Hawaii voor het eerst Koninkrijkszaal genoemd. Nu zijn duizenden van zulke Koninkrijkszalen overvol met mensen die de hartverwarmende bijbelse beloften hebben aangenomen en de rechtvaardige maatstaven van de bijbel erkennen.

Het geregelde bezoekersaantal op vergaderingen in Koninkrijkszalen loopt in de miljoenen. Daar er elk jaar honderdduizenden mensen gedoopt worden, is er grote behoefte aan meer Koninkrijkszalen. Uit een in 1998 ingesteld onderzoek bleek dat er in veertig ontwikkelingslanden dringend behoefte bestond aan nog zo’n 8000 Koninkrijkszalen. Wat is er het afgelopen jaar tot stand gebracht om aan die behoefte tegemoet te komen?

Op strategische plaatsen zoals in Zuid-Afrika, Australië en Duitsland zijn Regionale Koninkrijkszalenbureaus gevestigd. Vanuit deze centra maken projectopzieners er een begin mee hulp te verlenen bij het organiseren van Koninkrijkszalenbouwprogramma’s in respectievelijk Oost- en West-Afrika, Azië en het Pacifische gebied, en Oost-Europa. Tot dusver helpen 77 internationale dienaren met dit werk in 21 landen van Afrika, 7 in Oost-Europa en 4 in Azië en het Pacifische gebied. Twee landen in Latijns-Amerika worden eveneens geholpen. Waar mogelijk wordt er moeite gedaan om volletijd-Koninkrijkszalenbouwploegen te vormen. Voor zover mogelijk worden er plaatselijke bouwmethoden en materialen gebruikt en worden plaatselijke broeders aangemoedigd een aandeel te hebben aan de bouwwerkzaamheden. Aanvankelijk kan het echter zijn dat een of twee internationale dienaren de leiding nemen in deze groepen om de noodzakelijke opleiding te verschaffen. Waar dringend vergaderplaatsen nodig zijn maar de economie het de plaatselijke broeders nagenoeg onmogelijk maakt bouwmaterialen te kopen, tracht de internationale broederschap ook hierin bij te springen.

Nadat de broeders in Ghana hulp hadden gekregen om hun bouwprogramma voor Koninkrijkszalen te stroomlijnen, konden zij het afgelopen jaar dertien Koninkrijkszalen bouwen in plaats van vier, zoals de laatste jaren gemiddeld het geval was geweest. In Boeroendi werden, met internationale hulp, in slechts enkele maanden elf Koninkrijkszalen gebouwd. Toevallig was de Koninkrijkszaal in Gitega het eerste gebouw dat op de heuvel waar het staat werd opgetrokken. Volgens plaatselijk gebruik duiden veel burgers in dat gebied die heuvel nu aan als de Berg van Jehovah.

Liberia beleefde in 1998 een toename in verkondigers van veertig procent en in 1999 van negentien procent. Na jaren van burgeroorlog in het land hebben de meeste gemeenten Koninkrijkszalen nodig. Maar de meerderheid van onze broeders daar heeft te maken met ernstige economische problemen, waaronder werkloosheid. Wat zijn zij dankbaar voor de financiële hulp die door hun broeders in andere landen wordt geboden om het hun mogelijk te maken de benodigde Koninkrijkszalen te bouwen! Zij zijn ook dankbaar voor de hulp van vijf internationale dienaren die bij het organiseren van de bouw kwamen helpen.

In Nigeria zijn nog meer dan 1800 Koninkrijkszalen nodig. In Abeokuta bewoog de eenheid en ijver onder de plaatselijke Getuigen die aan de bouwwerkzaamheden deelnamen, zelfs een leidster van een naburige kerk ertoe haar hulp als vrijwilligster aan te bieden. Nu dient zij Jehovah samen met de gemeente waarvan zij de Koninkrijkszaal heeft helpen bouwen. In Togo was in één dorp de tegenstand tegen de bouw van een Koninkrijkszaal zo hevig dat de broeders het project naar een andere locatie verplaatsten. Maar toen de tegenstanders zagen wat een mooie Koninkrijkszaal er werd gebouwd, vroegen zij of er op het omstreden terrein nog een zaal gebouwd kon worden.

Op Sri Lanka vergaderen gemeenten in particuliere huizen, in tijdelijke optrekjes gemaakt van gevlochten bladeren van de kokospalm en onder luifels in achtertuinen. Wat zijn zij dankbaar beter geschikte, waardige plaatsen van aanbidding te krijgen! Er zijn op Sri Lanka nu dertien Koninkrijkszaalprojecten gaande, nog twintig zijn er in voorbereiding en voor de komende vijf jaar staan er vijftig op het programma.

Wanneer er een passende Koninkrijkszaal is, komen mensen sneller bijeen om voordeel te trekken van het onderricht dat Jehovah verschaft. Zo nam toen er in een voorstad van Lima in Peru een grote nieuwe Koninkrijkszaal was gebouwd, het bezoek in elk van de drie gemeenten die deze zaal gebruiken toe, en binnen een jaar begonnen 75 nieuwe verkondigers aan de velddienst deel te nemen.

In grotere steden waar veel gemeenten zijn, wordt goed gebruikgemaakt van de grond door gebouwen neer te zetten die meer dan één Koninkrijkszaal bevatten. In het weekend van 29 en 30 mei werden er in Roemenië drie van dergelijke Koninkrijkszalencomplexen ingewijd. Een daarvan, in Cluj-Napoca, telde vier Koninkrijkszalen; een ander had er twee. De volgende dag werd in Tîrgu-Mureş een complex met zeven Koninkrijkszalen ingewijd.

Congreshallen

Voor grotere vergaderingen worden er in veel landen congreshallen gebouwd. In Estland werden in de loop van het jaar twee Koninkrijkszalen/congreshalcomplexen ingewijd. Elk complex bevat drie afzonderlijke Koninkrijkszalen die aaneengevoegd één grote congreshal vormen. Een in het oog springende gebeurtenis voor Polen in de loop van dit dienstjaar was de inwijding van drie congreshallen in één weekend. Twee leden van het Besturende Lichaam, Theodore Jaracz en Daniel Sydlik, waren bij deze bijzondere gelegenheid aanwezig en hielden in elk van de hallen aanmoedigende lezingen. Aan de grootste hal, in de stad Sosnowiec, was een amfitheater met 6400 zitplaatsen aangebouwd en de faciliteiten werden in juli voor vijf districtscongressen gebruikt.

In de Verenigde Staten, waar nu 980.419 Koninkrijksverkondigers zijn, werden het afgelopen jaar nog vier congreshallen ingewijd, wat het totaal op veertig brengt. In Brazilië, met 528.034 verkondigers, werd hun zeventiende congreshal ingewijd. Dit is een faciliteit met twee zalen en zitplaatsen voor 10.000 personen, ongeveer een uur rijden van São Paulo. In Nigeria werden in de loop van het jaar nog twee congreshallen met open wanden gebouwd — een in Ota en de andere in Ibadan, met zitgelegenheid voor respectievelijk 10.000 en 5000 personen.

Er wordt ook voorzien in andere faciliteiten ter ondersteuning van het wereldomvattende bijbelse onderwijzingsprogramma.

Wachttoren-Onderwijscentrum

In 1986 werden enkele van de eerste noodzakelijke wettelijke stappen gedaan met het oog op de bouw van wat thans het 28 gebouwen tellende Wachttoren-Onderwijscentrum te Patterson (New York) in de Verenigde Staten is. In 1989 kon eindelijk met de bouw begonnen worden. In 1994 namen verschillende afdelingen die te maken hebben met de onderwijsactiviteiten van Jehovah’s Getuigen de gebouwen in gebruik. In 1995 werd de Gileadschool naar de faciliteiten overgebracht. Ook cursussen voor bijkantoorcomitéleden en voor reizende opzieners worden daar gehouden. Ten slotte vond in 1999 het inwijdingsprogramma plaats. (Een verslag hierover is gepubliceerd in De Wachttoren van 15 november 1999.) Tienduizenden Getuigen en andere geïnteresseerden krijgen jaarlijks een rondleiding door de faciliteiten, en zij zijn verheugd als zij zien wat er met hun eigen vrijwillige bijdragen, de verenigde krachtsinspanningen van bereidwillige broeders en zusters en bovenal Jehovah’s zegen tot stand is gebracht.

Noodzakelijke bijkantoorfaciliteiten

De toename in het aantal lofprijzers van Jehovah in veel landen heeft ook de bouw van nieuwe bijkantoren nodig gemaakt. Zulke bijkantoren worden, evenals het internationale hoofdbureau, bemand door leden van de Bethelfamilie, die opgenomen zijn in de Orde van speciale volletijddienaren.

BOLIVIA: De in het oog springende theocratische expansie heeft geleid tot de inwijding van nieuwe bijkantoorfaciliteiten in Santa Cruz op 20 maart 1999. Het aantal Koninkrijksverkondigers in Bolivia is gegroeid van 714 ten tijde van de inwijding van het vorige bijkantoor in 1968 tot een absoluut hoogtepunt van 15.388, en het bezoekersaantal op de Gedachtenisviering in 1999 bedroeg in totaal 53.312.

Het nieuwe bijkantoor, gelegen in Bolivia’s tropische laagland, is geheel door plaatselijke arbeid — waarvan een groot deel vrijwillig door de Getuigen werd geleverd — en met een smaakvol gebruik van plaatselijke materialen gebouwd. Het resultaat is een constructie die zonder airconditioning voor een redelijk koele atmosfeer zorgt en die fraai harmonieert met het beboste terrein. Tijdens een bezoek door Gerrit Lösch van het Besturende Lichaam werden deze faciliteiten, samen met de eerste congreshal in het land, aan Jehovah opgedragen. Voor deze heuglijke gebeurtenis waren zowel duizenden Boliviaanse Getuigen als bezoekers uit elf andere landen aanwezig, onder wie ex-zendelingen die te eniger tijd gedurende de 54-jarige geschiedenis van de zendingsdienst in Bolivia daar hadden gediend.

MOZAMBIQUE: „Jehovah is groot en zeer te loven” (Ps. 48:1). Dat is een favoriete uitdrukking onder Jehovah’s Getuigen in Mozambique, en ze was veelvuldig te horen toen er op 19 december 1998 nieuwe bijkantoorfaciliteiten werden ingewijd in Maputo, dicht bij de Indische Oceaan. Enkele jaren geleden zou dit wellicht onmogelijk hebben geleken. Jehovah’s Getuigen waren meer dan twee decennia, tot 1991, van regeringswege verboden geweest. In dat jaar bedroeg hun aantal slechts iets meer dan 6000. Tegen het einde van 1998 leverde een hoogtepunt van 29.514 verkondigers bericht in. Er waren nieuwe bijkantoorfaciliteiten nodig.

Hoe werd het bijkantoor gebouwd, aangezien de meerderheid van de Mozambiquaanse broeders geen ervaring had in dit soort werk? Er kwam hulp van vele internationale dienaren en vrijwilligers, en zij leidden tijdens het werk de plaatselijke Getuigen op. Voor de inwijding waren gasten uit vijftien landen aanwezig, en datzelfde weekend werd in Matola, 26 kilometer verderop, ook de eerste congreshal in Mozambique ingewijd. Ja, Jehovah is groot! Zonder zijn liefdevolle zorg zouden zijn dienstknechten in Mozambique nooit getuige zijn geweest van deze historische gebeurtenissen.

NIEUW-CALEDONIË: Op 24 oktober 1998 werden in Nieuw-Caledonië een nieuw bijkantoor en een congreshal ingewijd. Met deze faciliteiten is de omvang van het bijkantoor meer dan verdrievoudigd. Drie vertaalteams zijn hier aan het werk om in de behoeften van Nieuw-Caledonië en onderhorige gebieden te voorzien.

De inwijding was een vreugdevolle en kleurrijke gebeurtenis. Een onderdeel van het programma behelsde een audiovisuele presentatie met hoogtepunten uit het bouwproject. Het was een bijzondere vreugde voor Jehovah’s Getuigen in Nieuw-Caledonië bij die gelegenheid Lloyd Barry van het Besturende Lichaam in hun midden te hebben om de inwijdingstoespraak te houden.

SENEGAL: Sedert de eerste getuige van Jehovah in 1951 in Senegal arriveerde, is er veel moeite gedaan om de miljoenen mensen die in dit bijkantoorgebied wonen te bereiken. Wel 194 zendelingen uit achttien landen hebben hier gediend. Honderden in dit gebied, waar meer dan negentig procent van de bevolking niet-christelijk is, zijn door hen geholpen Jehovah eveneens te gaan dienen.

Aan de bouw van het nieuwe bijkantoor in Cape Almadies, aan de rand van Dakar, kwamen methoden te pas die nieuw waren voor de meeste mensen in die omgeving. Terwijl een kraan elk grote geprefabriceerde paneel op zijn plaats tilde, applaudisseerden en juichten de toeschouwers. Alles was rechttoe rechtaan en klopte precies. Aan het einde van het inwijdingsprogramma daar op de uiterste westpunt van het Afrikaanse continent, zongen op 19 juni 1999 alle aanwezigen uit de grond van hun hart mee „Heb dank, o Jehovah”!

Afrika

De hedendaagse geschiedenis van Jehovah’s Getuigen in Afrika gaat terug tot het begin van de jaren tachtig van de negentiende eeuw. In de jaren twintig van de twintigste eeuw kwam in dat werelddeel de intensieve openbare prediking op gang. Het afgelopen jaar heeft een hoogtepunt van meer dan 830.000 Getuigen in heel Afrika er een aandeel aan gehad hun naasten en anderen over „de grote daden van God” te vertellen. — Hand. 2:11.

Het is een grote aanmoediging geweest te zien dat veel jongeren de school tot hun predikingsgebied maken. Dorcas, een jonge zuster in Mozambique, heeft zich persoonlijk ten doel gesteld het hoofd en alle leraren op haar school alsook haar klasgenoten getuigenis te geven. Op het ogenblik leidt zij acht bijbelstudies, en zes van haar bijbelstudenten bezoeken geregeld vergaderingen. Drie anderen zijn tot de doop gevorderd en vervolgens in aanmerking gekomen voor de gewone pioniersdienst. Vier van Dorcas’ docenten zijn op verschillende tijdstippen ingegaan op haar uitnodiging om gemeentevergaderingen te bezoeken. Dorcas’ vader studeert nu met een van hen. Nog een lerares, aan wie Dorcas vijf jaar geleden voor het eerst getuigenis gaf toen zij naar een andere school ging, reageerde uiteindelijk gunstig op haar volharding en stemde erin toe de bijbel met haar te bestuderen teneinde een aandeel te hebben aan de ware aanbidding.

Sinds 1995 is er extra aandacht geschonken aan de naar schatting vijf miljoen doven in Nigeria. Veel horende verkondigers wilden, toen zij op een districtscongres zagen dat er lezingen in gebarentaal werden vertaald, leren in deze taal te communiceren. In iets meer dan een jaar hebben 216 verkondigers en pioniers uit 61 gemeenten voldoende gebarentaal geleerd om bijbelstudies te leiden en vergaderingen te vertalen. Meer dan tachtig gemeenten hebben nu vergaderingen die ten behoeve van de doven worden vertaald.

Als jonge vrouw in Ivoorkust besloot Florence non te worden. Maar zij werd ontmoedigd door leringen waarvan gezegd werd dat ze een mysterie waren waarvoor geen verklaring was gegeven, en zij was ontdaan over herhaalde immorele voorstellen van een priester. Zij verliet het klooster. Later, in Boerkina Faso, ontmoetten Jehovah’s Getuigen haar in hun van-huis-tot-huisbediening. Een studie van de Wat verlangt God-​brochure en het Kennis-boek leidde er al snel toe dat zij een gelukkige dienstknecht van Jehovah werd.

Tweemaal in de loop van het jaar werden Koninkrijkszalen en particuliere huizen in Bangui, in de Centraal-Afrikaanse Republiek, opengesteld voor Getuigen die zich genoodzaakt hadden gezien de rivier over te steken om de door oorlog verscheurde Democratische Republiek Congo te ontvluchten. In juli moesten meer dan 200 broeders, zusters en hun gezinnen alsook andere mensen oversteken naar Bangui. Terwijl de meeste vluchtelingen aan de haven opeengepropt zaten in de open lucht, werden onze broeders zowel fysiek als geestelijk verzorgd. Er werden vergaderingen in het Lingala voor hen georganiseerd in twee Koninkrijkszalen, en alle vijf de wekelijkse vergaderingen werden gehouden. Een plaatselijke autoriteit die dit alles waarnam, zei: „Het is schitterend wat jullie gedaan hebben door jullie zaal open te stellen om deze arme mensen te huisvesten. Daar moeten jullie voor geprezen worden.” Een andere man die langs de zaal kwam, hield een zendeling staande en verklaarde: „Jullie leven naar wat jullie prediken. Mijn beste wensen. God zal jullie hiervoor zegenen.”

Toen een niet-gedoopte verkondigster in Ghana enkele jaren geleden in het ziekenhuis was opgenomen, gaf zij, hoewel zij heel ziek was, getuigenis van ziekenhuisbed tot ziekenhuisbed. Sommigen waardeerden wat zij hun vertelde; anderen versmaadden het; één vrouw luisterde, maar ogenschijnlijk zonder reactie. Jaren later, toen die verkondigster, nu speciale pionierster, een van de „Gods weg ten leven”-districtscongressen in Ghana bezocht, ontmoette zij een vrouw die zij herkende. „Wat brengt u hier?”, vroeg de pionierster. „Jehovah is groot”, zei de dame. „Ik heb mij altijd afgevraagd of ik je ooit nog eens zou zien om je te bedanken voor de Koninkrijkswaarheid die je in het ziekenhuis in mijn hart hebt geplant. Ik was toen te ziek om te reageren, maar ik kon niet anders dan nadenken en mediteren over wat je gezegd had over het leven in het Paradijs onder Gods koninkrijk, waar ’geen inwoner zal zeggen: „Ik ben ziek.”’ Zodra ik uit het ziekenhuis kwam, ben ik naar Jehovah’s Getuigen op zoek gegaan, en zij begonnen mij meer te leren. Kort daarop werd ik overgeplaatst. Op mijn nieuwe standplaats heb ik Jehovah’s Getuigen opgezocht en mijn bijbelstudie voortgezet. Het resultaat is dat ik morgen op dit congres word gedoopt.” De twee vrouwen omhelsden elkaar en huilden van vreugde. Dat ziekenhuisgetuigenis had werkelijk goede vruchten voortgebracht!

In Mali kwam een vrouw die ten gevolge van toverij al dertien jaar fysiek gehandicapt was, in aanraking met Jehovah’s Getuigen. Zij kon zich alleen maar op handen en knieën voortbewegen. Er werd een bijbelstudie begonnen. Er werd haar over onze gemeentevergaderingen verteld, maar gezien de ernstige handicap van de vrouw koesterde onze zuster weinig hoop dat zij naar de Koninkrijkszaal zou komen. De waarheid had echter haar hart geraakt. Stel je voor hoe verbaasd de broeders en zusters waren de vrouw voor de Koninkrijkszaal aan te treffen, wachtend tot de vergadering begon. Een broeder die een auto heeft, trof regelingen om haar na afloop thuis te brengen. Naarmate haar studie vorderde en haar geloof in Jehovah groeide, werd zij bevrijd van slavernij aan de goddeloze geesten. Langzaam begon zij het gebruik van haar benen terug te krijgen, en na zes maanden kon zij weer lopen! Zij is nu een gedoopte dienstknecht van Jehovah.

Tijdens de lunchpauze op de tweede dag in zijn nieuwe baan begon een gewone pionier in Oeganda als volgt een gesprek met een collega: „Hallo, ik vind het een hele uitdaging de namen van al mijn collega’s te leren.” „O, maak je maar geen zorgen,” antwoordde zijn collega, „dat komt gauw genoeg. Ik heet William.” „Dank je dat je je hebt voorgesteld”, antwoordde de pionier. „Dat was aardig van je. Maar ik weet dat namen van anderen kennen een wereldwijd probleem is.” „Wat bedoel je?”, vroeg William. De pionier vervolgde: „Als jou bijvoorbeeld gevraagd zou worden naar de naam van de Schepper van het universum en van al wat leeft, zou je die dan vlot kunnen noemen?” Het gesprek over Gods naam leidde ertoe dat er de volgende dag met een bijbelstudie werd begonnen. William nodigde de pionier bij zich thuis uit om met zijn gezin te praten. Nu zijn vijf leden van dat gezin gedoopte Getuigen. Vóór de Gedachtenisviering ging de pionier van kantoor naar kantoor om collega’s voor deze belangrijke gebeurtenis uit te nodigen. Wat een vreugde te zien dat er veertig van hen aanwezig waren!

Veel mensen in Afrika hebben te lijden gehad van oorlogen die in hun land worden gevoerd. Dikwijls hebben zij hun huis moeten verlaten. Maar als de vluchtelingen Jehovah’s Getuigen zijn, blijven zij het goede nieuws prediken. Veel broeders en zusters uit de hoofdstad van Guinee-Bissau, in West-Afrika, vluchtten 240 kilometer naar de stad Buba. Daar wonen een broeder en zijn vrouw, maar er was geen gemeente. Kort nadat de Getuigen uit de hoofdstad waren gearriveerd, werden er echter vergaderingen georganiseerd, en er kwam schot in het predikingswerk. Het duurde niet lang of veertig personen bezochten de vergaderingen, en er werden zeventig bijbelstudies geleid.

Dertig verkondigers van de gemeente Giteranyi in Boeroendi liepen ongeveer 160 kilometer om hun kringvergadering in Kayanza mee te maken. De tocht duurde drie dagen. Wie een fiets had, liet anderen een eind meerijden, ging dan terug naar degenen die achteraan liepen, bracht hen een eind verder naar voren, enzovoort. Het hele gezin Nzeyimana Jean — vrouw, schoonmoeder en zeven kinderen, van wie er één polio heeft en met een stok loopt — maakte de reis. Groot was hun vreugde toen allen op de vergaderplaats aankwamen.

Amerika

Bij het aanbreken van de achttiende eeuw was de complete bijbel verkrijgbaar in het Engels, Frans, Spaans en Portugees, wat de meest gesproken talen in heel Amerika werden. In de tweede helft van de negentiende eeuw ondernamen Jehovah’s Getuigen, zoals zij later bekend kwamen te staan, een bijbels onderwijzingsprogramma dat tegen 1935 tot bijna elk land van het Amerikaanse continent was doorgedrongen. Thans zijn er in deze landen 2.769.625 ijverige Getuigen.

Op sommige plaatsen wordt het erg koud, maar de prediking van het goede nieuws gaat door. Een ouderling van de gemeente North Pole in Alaska deelt ons mee dat het van-huis-tot-huiswerk zelfs bij temperaturen van –37 oC doorgaat, en dat er zelfs wanneer de temperatuur daalt tot –48 oC vergaderingen worden gehouden. Er is doorzettingsvermogen nodig om onder deze omstandigheden te dienen.

In sommige grotestadsgebieden zijn veel gebouwen waar huisbewoners, uit vrees voor misdaad, verkondigers zelden de gelegenheid geven van aangezicht tot aangezicht met hen te spreken. In Argentinië sprak een verkondigster toen zij in zo’n gebouw aan het prediken was, via de intercom met een dame die aandachtig luisterde. Er werd een afspraak gemaakt om het gesprek bij een andere gelegenheid voort te zetten. Er werden vele nabezoeken gebracht zonder visueel contact. Niettemin vonden er interessante gesprekken plaats en werden schriftplaatsen voorgelezen via de intercom. Ten slotte nodigde de dame na vier maanden de verkondigster in haar flat uit en werd er een bijbelstudie opgericht. De geduldige volharding van de zuster werd beloond.

In de Verenigde Staten zijn meer dan 17.000 verpleeghuizen waar honderdduizenden senioren gehuisvest zijn. Hoe kan deze bejaarde populatie met het goede nieuws worden bereikt? Sommige gemeenten hebben veel succes gehad door het hoofd activiteitenbegeleiding van zo’n instelling te benaderen en als vrijwilliger hulp aan te bieden om in de geestelijke behoeften van de bewoners te voorzien. In één geval werd uitgelegd dat vrijwilligers uit de gemeente graag een wekelijkse gratis bijbelstudie zouden houden met iedereen die daarbij aanwezig wilde zijn. Het aanbod werd gretig aanvaard. Dikwijls deden de staf, familieleden en andere bezoekers en vrijwilligers mee aan de studie. Het hoofd activiteitenbegeleiding schreef: „Deze studiegroep verschaft geestelijke steun en heeft een voortdurende goede invloed op het welzijn van onze bewoners. Zij zijn eenvoudig verzot op de bijbelstudie.” Zij zag in hoe mentaal stimulerend het voor de ouderen was. Tot opgetogenheid van de staf begon een bejaarde vrouw die sinds zij in het verpleeghuis was gekomen nog geen woord had gesproken, commentaar te geven tijdens de studie. Een oudere man die nooit had meegedaan aan een van de andere groepsactiviteiten in het tehuis, vond het heerlijk de bijbelstudie bij te wonen.

Een zuster in Chili sprak toen zij op een begraafplaats predikte, met een vrouw die haar twaalfjarige zoon door een ongeluk verloren had. Deze diepbedroefde moeder bezocht het graf van haar zoon tweemaal per dag. De Getuige vertelde haar over de opstandingshoop en er werd een bijbelstudie opgericht. De vrouw sprak met haar buurvrouw, die ook een zoontje in de dood had verloren en die dagelijks naar het graf van haar zoon ging. Ook zij begon te studeren. De moeder van deze vrouw verzocht tijdens een bezoek aan de begraafplaats haar priester een dienst voor haar overleden kleinzoon te houden. Wegens het onaangename antwoord van de priester staakte zij haar kerkbezoek en begon de bijbel te bestuderen. Nu delen deze drie vrouwen hun pasverworven hoop met anderen op de begraafplaats.

Zou jij je door Jehovah laten gebruiken om iemand te helpen de waarheid te leren kennen ook al waren je persoonlijke mogelijkheden beperkt? Een zendelinge in Costa Rica deed dat. Zij kon nog niet goed in het Spaans communiceren. Niettemin richtte zij een bijbelstudie op bij Ana, een vrome katholieke vrouw. Samen met de bijbel werd de brochure Wat verlangt God van ons? gebruikt. Ana’s gezichtsvermogen is niet goed en daarom luisterde zij eenvoudig terwijl de paragrafen en de schriftplaatsen werden voorgelezen; vervolgens gaf zij er commentaar op. Tijdens een van de wekelijkse studies maakte Ana de volgende aanmoedigende opmerking tegen de zendelingenzuster: „Het hindert mij niet dat wij niet volmaakt kunnen communiceren. Veel van de dingen die wij besproken hebben, zijn anders dan wat de Katholieke Kerk leert. Als ik fraai geformuleerde omstandige verklaringen had gekregen, zou ik ze niet geloofd hebben, maar u vertelt mij deze dingen rechtstreeks uit de bijbel zonder veel omhaal van woorden, en daarom kan ik zien dat het echt is wat de bijbel leert.”

In Nicaragua hebben Getuigen zich bijzondere moeite getroost om bepaalde uitgaven van Ontwaakt! aan leraren aan te bieden. Het onderwerp „Welke hoop is er voor onze jeugd?” is een voorbeeld van het soort uitgave dat onder de aandacht wordt gebracht. De waarde van dergelijke inlichtingen ligt voor de hand. In een bepaalde stad vroeg de directeur van een school, hoewel een van de leraressen bezwaar maakte, de Getuigen een voordracht te houden voor alle leerlingen. Er werd een symposium van anderhalf uur gepresenteerd, en veel leerlingen vroegen om lectuur. Na afloop wilde de lerares die eerst bezwaar had gemaakt nu dat de Getuigen de voordracht herhaalden op de school waar zij directrice was. Dat gebeurde. Er werd een bijbelstudie met haar begonnen, en nu wil zij dat de Getuigen elke maand lezingen voor de leerlingen houden.

Eurazië

De naam Eurazië heeft betrekking op Europa en Azië als één continent. Daar heeft Jehovah voor het eerst het goede nieuws aan Abraham bekendgemaakt (Gal. 3:8). Daar ook heeft Jezus Christus het fundament gelegd voor een evangelisatiewerk dat zich tot in onze dagen uitstrekt (Matth. 28:19, 20). Jehovah’s Getuigen spannen zich in om het goede nieuws te delen met mensen in alle ongeveer tachtig landen in Eurazië. Aan de honderden talen waarin het Wachttorengenootschap al bijbelse lectuur drukte, heeft het er sinds 1995 nog 36 toegevoegd teneinde nog eens 170.000.000 mensen in dit deel van de aarde te bereiken. Tot die talen behoren het Punjabi (Nastaliq), Oezbeeks, Kazachs, Tadzjieks, Azerbajdzjaans en Mongools.

In de loop van 1999 escaleerden de ernstige problemen in Kosovo. Tegen de 800.000 etnische Albanezen uit Kosovo werden vluchtelingen in naburige landen. Bijna 500.000 van hen vluchtten naar Albanië. Onder de vluchtelingen bevonden zich veertien Jehovah’s Getuigen, samen met hun acht kinderen. De Albanese Getuigen stelden hun huizen open en hielpen deze broeders en zusters door een heel moeilijke tijd heen. Toen het etnische conflict verergerde, werden de prioriteiten van de Kosovaarse broeders duidelijker. Zij wilden er zeker van zijn dat hun Servische broeders in veiligheid waren. Op hun beurt deden de Servische Getuigen bijzondere moeite om in contact te komen met hun etnische Albanese broeders teneinde zich van hun veiligheid te vergewissen. Wat een liefde, in tegenstelling tot de etnische haat die om hen heen aan de dag gelegd werd! Na vier maanden wilden de Kosovaarse broeders graag weer naar huis. Hun zorg ging er niet naar uit een massa materiële goederen mee te nemen. Zij vroegen daarentegen om dozen lectuur die zij konden gebruiken om anderen de vertroostende boodschap van Gods koninkrijk te brengen.

Toen een Getuige in België via een intercom met een vrouw sprak, vertelde de vrouw haar openhartig dat zij op dat moment niet in de stemming was om over zulke dingen te praten. Onze zuster bood aan haar later op te bellen. De vrouw was verbaasd toen zij enkele dagen later inderdaad werd gebeld. Zij legde uit dat zij moest verhuizen en dat zij de Sociale Dienst had gevraagd haar te helpen een andere flat te vinden. Na nog een gesprek per telefoon raakten zij het contact kwijt en daarom besloot de Getuige haar een brief te schrijven en die naar de Sociale Dienst te sturen. De brief werd in het dossier van de vrouw opgenomen en toen zij ten slotte de brief enkele weken later ontving, werd het contact hersteld. Net in die tijd verklaarde Onze Koninkrijksdienst: „Als wij er gezamenlijk moeite voor doen studies op te richten en als wij bidden om Jehovah’s zegen op onze inspanningen, zullen wij beslist nieuwe studies vinden!” Na een vurig gebed tot Jehovah te hebben opgezonden, belde onze zuster de vrouw om haar te vertellen dat zij graag de bijbel met haar zou willen bestuderen. De vrouw stemde toe. Nu bezoeken zij en haar man de gemeentevergaderingen, en zij deelt de goede dingen die zij leert met familie en vrienden.

Op een regenachtige dag spraken een tijdelijke speciale pionierster en haar partner met winkeliers in een stad in Maleisië waar nog maar weinig gepredikt was. Een middelbare scholiere, die dichtbij had staan wachten tot de zware regen ophield, sprak hen aan en vroeg om de lectuur die zij aanboden. Haar werd de voorziening van een gratis huisbijbelstudie uitgelegd en de pioniers duidden haar uit waar zij verblijf hielden. Ongeveer een week later belde zij op. Zij had alle lectuur gelezen en wilde nog meer hebben. Er werd een bijbelstudie begonnen. Dit meisje leest heel graag en vroeg na vrijwel elk bezoek om meer publicaties. Soms belde zij ’s avonds laat op en vroeg om lectuur waarnaar in de publicaties werd verwezen. Omdat de pioniers maar tijdelijk in die stad waren, werd de studie deels persoonlijk en deels per brief geleid. Binnen twee maanden had het meisje het Kennis-boek doorgewerkt. Zij predikte tot haar vrienden en ook in de bus. Zij heeft goede vorderingen gemaakt en is nu een niet-gedoopte verkondigster, die heel graag voor de doop in aanmerking wil komen.

Een Getuige in Italië knoopte vriendschap aan met een nieuwe buurvrouw. De buurvrouw was uit Duitsland naar Italië teruggekeerd omdat haar man een baan beloofd was. Maar die baan ging niet door. Daarom ging haar man weer naar het buitenland om werk te zoeken terwijl hij zijn gezin in Italië achterliet. Zo lang hij weg was, hielp het Getuige-echtpaar zijn vrouw met boodschappen doen, bracht haar zoon naar school, nodigde haar en haar kinderen af en toe voor een maaltijd uit en gaf haar de morele steun die zij zo hard nodig had. De vrouw vroeg waarom zij dit allemaal deden. Het antwoord? „Omdat wij als Jehovah’s Getuigen onze naasten liefhebben.” De vrouw zei dat zij nooit tijd had gehad om naar de Getuigen te luisteren, maar nu was zij benieuwd te weten wat zij geloofden. Er werd een geregelde bijbelstudie met haar geleid; zij ging ook gemeentevergaderingen bezoeken. Intussen kwam haar man thuis. De Getuigen boden ook hem een bijbelstudie aan, maar hij weigerde, want hij had geen rust. Hij had er moeite mee weer een baan te vinden. Toen het gezin naar een ander deel van Italië verhuisde, zorgden de Getuigen voor het adres van de Koninkrijkszaal aldaar en moedigden de vrouw aan naar de zaal te gaan. Zij was echter erg verlegen en daarom ging zij niet. Desondanks belde onze zuster haar iedere week op en hield haar belangstelling voor Jehovah levend. Toen de vrouw na verloop van tijd twee Getuigen straatwerk zag doen, vroeg zij hun om een bijbelstudie. Ook begon zij vergaderingen te bezoeken. Intussen had haar man werk gevonden. Ook hij vroeg om een studie. Beiden zijn nu opgedragen en gedoopte christenen. Hun twee oudste kinderen zijn ook gedoopt en het derde kind is een niet-gedoopte verkondiger.

Een pionierster in Luxemburg was er hevig in geïnteresseerd iedereen in haar gebied te bereiken. Van één huis zaten de blinden altijd dicht, en er was nooit iemand thuis. Maar toen de pionierster op een dag op weg was om haar dochter van school te halen, merkte zij een auto op voor dat eeuwige afwezigenadres. Uiteraard was zij niet van plan geweest op dat moment in de velddienst te gaan, maar zij wilde de gelegenheid niet voorbij laten gaan. Zij belde aan. De man die opendeed, zei dat hij eigenlijk geen belangstelling voor de bijbel had maar wel meer over Jezus Christus wilde weten. Zij liet het boek De grootste mens die ooit heeft geleefd bij hem achter. Nadat zij en haar man verscheidene nabezoeken hadden gebracht, werd er een studie opgericht. Aanvankelijk wilde de man echter slechts eens in de drie weken studeren omdat hij het erg druk had. Maar langzamerhand begon hij een nieuwe kijk op het leven te krijgen. Hij zag in dat hij meer tijd moest besteden aan het leren kennen en doen van Gods wil. Hij stopte met tafeltennissen, een hobby waaraan hij vier avonden per week had besteed. Toen hij de kwestie van christelijke neutraliteit goed ging begrijpen, zei hij zijn baan op en nam werk aan dat nog minder dan de helft betaalde. Wat vond hij van zo’n verandering? Hij zei: „Ik heb het graag gedaan. Per slot van rekening wilde ik niets liever dan mijn leven in overeenstemming brengen met bijbelse beginselen. Ik bleef vorderingen in de waarheid maken, zodat niets mij meer belette een niet-gedoopte verkondiger te worden en vijf maanden later mijn opdracht aan Jehovah te symboliseren door de waterdoop.” Wat is hij die pionierster dankbaar dat zij haar bediening zo grondig volbrengt!

Eilanden der aarde

Jehovah nodigt de gehele aarde, met inbegrip van hen die de eilanden bewonen, uit zich te verheugen over zijn koningschap (Ps. 97:1). Al met Pinksteren 33 G.T. behoorden personen die afkomstig waren van het eiland Kreta tot degenen die deze uitnodiging ontvingen. In de twintigste eeuw hebben tienduizenden die op de eilanden van de aarde wonen er gunstig op gereageerd. Op de Filippijnen vertellen 132.496 mensen anderen over de heerlijkheden van Jehovah’s koningschap. Op de eilanden die Japan vormen, hebben 222.857 verkondigers een aandeel aan die vreugdevolle dienst. Zelfs eilanden waar slechts enkele bewoners zijn, krijgen de gelegenheid zich te verheugen in het goede nieuws van Gods koninkrijk.

De vriendelijkheid die door een jonge pionier op Samoa werd betoond, hielp vooroordeel tegen Jehovah’s Getuigen te overwinnen. Hij ging naar de polikliniek in het plaatselijke ziekenhuis, kreeg een nummer en men zei hem dat hij op zijn beurt moest wachten om de dokter te spreken. Toen zijn nummer echter werd afgeroepen, zat hij naast een bejaarde vrouw die zieker leek dan de meeste andere aanwezigen, en daarom vroeg de broeder de verpleegster vriendelijk of hij zijn beurt mocht ruilen met deze vrouw. De verpleegster was verbaasd maar vond het goed. Tegen de tijd dat de broeder weer afgeroepen werd, was een van de hoofden (matai) van zijn dorp naast hem komen zitten. Aangezien de man zieker was dan onze broeder, liet de broeder zijn beurt weer voorbijgaan om deze man zonder oponthoud naar de dokter te laten gaan. Later ontmoette onze broeder de bejaarde vrouw opnieuw, ditmaal op de markt. Zij was heel blij hem te zien en vroeg of hij een van Jehovah’s Getuigen was. Toen zij een bevestigend antwoord kreeg, zei ze dat ze nooit had willen luisteren als de Getuigen haar vroeger bezochten, maar nu weet zij dat zij hun naasten werkelijk liefhebben. Haar adres werd genoteerd en er werd een geregelde bijbelstudie begonnen. En het dorpshoofd? Hij legde de vader van de pionier uit dat hoewel hij vroeger geen respect voor de Getuigen had, hij hen nu binnen nodigt. Hij kwam naar de Gedachtenisviering en zei: „Wat je eerst niet aanstaat, kan je uiteindelijk wel aan gaan staan.”

Is het praktisch te proberen bijbelstudies op te richten in zakengebied? Soms wel. Een speciale pionier op Cyprus bezorgde geregeld de tijdschriften bij een zakenman. Toen de man waardering uitte voor de dingen die hij las, demonstreerde de pionier de bijbelstudieregeling aan de hand van de Wat verlangt God-​brochure. De studie wordt gewoon op het kantoor van de man gehouden, maar rekening houdend met de omstandigheden beperkt de pionier het tot tien of vijftien minuten per keer.

Op Guadeloupe is speciale nadruk gelegd op het straatwerk. Is met een verkondiger-op-bevolkingverhouding van 1 op 55 straatwerk wel echt nodig? Steeds vaker zitten mensen als zij thuis zijn, gekluisterd aan de satelliet- en kabeltelevisie. Zij zijn er gemakkelijker toe te bewegen even te blijven staan om naar het goede nieuws te luisteren als zij van huis weg zijn. Een kringopziener berichtte dat een groep van vijftien verkondigers die straatwerk deden in het noordelijke deel van Sint-Maarten, in ongeveer twee uur 250 tijdschriften en ook traktaten verspreidden. Natuurlijk zullen sommigen die graag lectuur aannemen, zeggen dat zij het te druk hebben om te praten. Maar als de omstandigheden in het leven iemands geestelijke eetlust stimuleren, kunnen prioriteiten veranderen. In de stad Les Abymes bijvoorbeeld was zo iemand die vol vragen zat nadat haar vader gestorven was. Nu wilde zij bijna elke dag studeren — eerst aan de hand van de Wat verlangt God-​brochure, vervolgens uit het Kennis-boek. Zij doet ook nazoekwerk in het Redeneren-boek en schrijft aangehaalde schriftplaatsen uit op een vel papier. Zij zegt dat zij zich voelt „als de koning in Israël die zijn eigen afschrift van de bijbel maakte”. Zij is tot de conclusie gekomen dat misschien „alle zogenoemde christelijke religies de bijbel hebben, maar slechts één die in praktijk brengt — Jehovah’s Getuigen”.

Hatsuko is een alleenstaande ouder in Japan die twee kinderen opvoedt. Om haar gezin financieel te onderhouden, heeft zij twee banen. Waar haalt zij de tijd vandaan om tot anderen over Jehovah en zijn liefdevolle voornemen met de mensheid te prediken? Het kost haar op de fiets ongeveer twintig minuten om elk van haar werkadressen te bereiken. Zij besloot die tijd iedere dag te gebruiken om te prediken. Zij spreekt tot mensen die zij ontmoet — voorbijgangers, klanten bij automaten, bezorgers, bouwvakkers, enzovoort. Eerst kostte het grote inspanning, want zij is verlegen. Zij besloot dat het beter zou zijn de tijdschriften het woord te laten doen in plaats van zelf veel te praten. Ook bemerkte zij dat het haar door te bidden voor zij eropuit trok, van lieverlee gemakkelijker afging met mensen te praten. Zij is de afgelopen twee jaar op deze manier blijven prediken en verspreidt nu 200 tot 300 tijdschriften per maand, met inbegrip van de exemplaren die zij op haar tijdschriftenroute op straat verspreidt.

De video Jehovah’s Getuigen — De organisatie achter de naam is een krachtig instrument om de waardering van mensen voor de organisatie die door Jehovah wordt gebruikt te ontwikkelen. Een vrouw in Australië had al vijf jaar de tijdschriften en andere lectuur van het Genootschap gekregen. Toen lieten de Getuigen in een bepaalde week de video bij haar achter om te bekijken. Bij het volgende bezoek nodigde zij de verkondigers binnen. De vrouw had de video bekeken en was tot tranen toe geroerd geweest. Zij had de Getuigen die haar bezochten vertrouwd, maar nu vond zij dat zij de organisatie ook kon vertrouwen. Die dag werd er een formele studie uit het Kennis-boek met haar begonnen en de week daarop bezocht zij de vergaderingen in de Koninkrijkszaal.

Wie vragen de mensen om raad? Soms is het een columnist van een krant of een tijdschrift. Een pionierster in Nieuw-Caledonië besefte dat één zo’n vraag die aan een werelds tijdschrift was gesteld, mooi beantwoord was in een uitgave van Ontwaakt! Zij schreef aan de vraagsteller en stuurde haar brief naar de uitgever van het tijdschrift met het verzoek die door te sturen. Ze zei dat zij waardevolle inlichtingen over het onderwerp had, haalde het thema aan, noemde enkele van de onderkopjes, voegde er een paar uitgelezen aanhalingen aan toe en bood aan het materiaal beschikbaar te stellen. Spoedig kwam er antwoord, het tijdschrift werd gestuurd en dit opende de weg om verdere geestelijke hulp te verschaffen.

Verkondigers in Ierland ontmoeten in hun gebied mensen die uit Afrika, Oost-Europa en de Oriënt zijn gekomen. Een gemeente in Belfast trof regelingen om een openbare lezing en Wachttoren-studie in het Mandarijn-Chinees te houden. Er waren 22 geïnteresseerden aanwezig. Dit was het resultaat van het goede werk dat door een zendelingenechtpaar wordt gedaan onder Chinezen die in Belfast hetzij werken of studeren. Sinds 1993 hebben de zendelingen bijbelstudies geleid bij 75 personen uit 17 provincies in China en uit verscheidene steden op Taiwan. Met veel geïnteresseerden is het contact aangehouden nadat zij naar China waren teruggekeerd. In één geval genoot een echtpaar van een bijbelstudie; toen moest de vrouw naar China terug, verdrietig omdat zij dacht dat zij daar haar bijbelstudie niet zou kunnen voortzetten. Enkele weken later vertelde de man echter opgewonden dat hij bericht van zijn vrouw had gekregen dat Getuigen op een dag bij haar waren gekomen terwijl zij aan het werk was en een briefje hadden achtergelaten waarin stond: „Uw vrienden in Ierland vroegen ons u op te zoeken. Wij komen terug.” En dat deden zij! Een ander echtpaar schreef uit China: „Wij missen jullie heel erg. Er zijn zoveel dingen die de moeite van het herinneren waard zijn, maar wij moeten zeggen dat het kostbaarste was met jullie de bijbel te bestuderen. Het schijnt dat de bijbel nu de hoeksteen in ons leven is.”

[Illustraties op blz. 49]

(1) Mozambique, (2) Senegal, (3) Nieuw-Caledonië, (4) Bolivia