Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Congressen — Bewijs van onze broederschap

Congressen — Bewijs van onze broederschap

Hoofdstuk 17

Congressen — Bewijs van onze broederschap

CONGRESSEN zijn een regelmatig verschijnsel geworden in de hedendaagse organisatie van Jehovah’s Getuigen. Maar lang vóór de twintigste eeuw vonden er al nationale en internationale bijeenkomsten van aanbidders van Jehovah plaats.

Jehovah verlangde dat alle mannen in het oude Israël jaarlijks voor de viering van drie periodieke feesten in Jeruzalem bijeenkwamen. Sommige mannen namen hun hele gezin mee. De Mozaïsche wet schreef in verband met bepaalde gelegenheden zelfs voor dat alle gezinsleden — de mannen, de vrouwen en de kleinen — aanwezig moesten zijn (Ex. 23:14-17; Deut. 31:10-13; Luk. 2:41-43). Aanvankelijk waren de bezoekers mensen die binnen de grenzen van Israël woonden. Later, toen de joden wijd en zijd verspreid raakten, kwamen de aanwezigen uit vele natiën (Hand. 2:1, 5-11). Zij voelden zich niet slechts gedrongen bijeen te komen omdat Israël en Abraham hun voorvaders waren, maar omdat zij Jehovah als hun grootse hemelse Vader erkenden (Jes. 63:16). Deze feesten waren vreugdevolle gebeurtenissen. Bovendien droegen ze ertoe bij dat alle aanwezigen hun geest op het woord van God gericht hielden en niet zo volkomen in de dagelijkse beslommeringen van het leven opgingen dat zij de belangrijkere geestelijke aangelegenheden vergaten.

Evenzo staan bij de congressen van Jehovah’s Getuigen in deze tijd geestelijke belangen centraal. Voor oprechte waarnemers vormen deze congressen het onmiskenbare bewijs dat de Getuigen door krachtige banden van christelijke broederschap verenigd zijn.

Vroege congressen van Bijbelonderzoekers

De regelingen voor bijeenkomsten van Bijbelonderzoekers uit verschillende steden en landen hebben zich geleidelijk ontwikkeld. In tegenstelling tot traditionele kerkelijke groeperingen leerden de Bijbelonderzoekers, door middel van hun congressen, al gauw medegelovigen in andere plaatsen kennen. Aanvankelijk werden deze congressen in Allegheny (Pennsylvania) gehouden in samenhang met de jaarlijkse herdenking van de dood van de Heer. In 1891 werd er een specifieke mededeling gedaan dat er een „congres voor bijbelstudie en voor de viering van het Avondmaal des Heren” zou worden gehouden. Het jaar daarop stond in de Watch Tower de volgende opvallende kop: „CONGRES VAN GELOVIGEN, TE ALLEGHENY, PA., . . . 7 TOT EN MET 14 APRIL 1892”.

Buitenstaanders werden niet voor die vroege congressen uitgenodigd. Toch waren in 1892 ongeveer 400 personen die blijk hadden gegeven van hun geloof in de losprijs en van hun oprechte belangstelling voor het werk van de Heer, op het congres aanwezig. Het programma omvatte vijf dagen van intensieve bijbelstudie en nog eens twee dagen van nuttige raad voor de colporteurs.

Iemand die een van deze bijeenkomsten voor het eerst bijwoonde, merkte op: „Ik heb veel congressen bezocht, maar nog nooit een congres als dit, waar de wil en het plan van God het enige en voortdurende onderwerp van gesprek is vanaf het moment dat men opstaat totdat men naar bed gaat thuis, op straat, op de vergadering, tijdens de maaltijd en waar men ook maar is.” Over de geest die door de afgevaardigden aan de dag werd gelegd, schreef een afgevaardigde uit Wisconsin (VS): „Ik was erg onder de indruk van de geest van liefde en broederlijke vriendelijkheid die bij alle gelegenheden aan de dag werd gelegd.”

In 1893 kwam er een verandering in de regelingen voor het jaarlijkse congres. Teneinde voordeel te kunnen trekken van de gunstige treintarieven die golden vanwege de wereldtentoonstelling welke die zomer in Chicago (Illinois) werd gehouden, kwamen de Bijbelonderzoekers van 20 tot 24 augustus in deze stad bijeen. Dit was hun eerste congres buiten het gebied van Pittsburgh. Om tijd en geld echter zo goed mogelijk te gebruiken voor het werk van de Heer, werden er enkele jaren geen algemene congressen gehouden.

Toen, te beginnen in 1898, begonnen Bijbelonderzoekers in diverse plaatsen het initiatief te nemen om plaatselijk regelingen te treffen voor regionale vergaderingen die door mensen in een beperkt gebied bijgewoond konden worden. In 1900 organiseerde het Genootschap drie algemene congressen; maar er werden in de Verenigde Staten en Canada ook dertien plaatselijke regionale vergaderingen gehouden, die in de meeste gevallen slechts één dag duurden en vaak in verband met het bezoek van een van de pelgrims werden georganiseerd. Het aantal bleef toenemen. Tegen 1909 werden er in Noord-Amerika minstens 45 van dergelijke plaatselijke vergaderingen gehouden, nog afgezien van de congressen die werden toegesproken door broeder Russell tijdens speciale reizen die hem naar verschillende delen van dat continent voerden. Een belangrijk gedeelte van het programma op eendaagse vergaderingen was speciaal bedoeld om de belangstelling van het publiek op te wekken. Het aantal aanwezigen varieerde van misschien honderd tot wel enkele duizenden.

Op de algemene congressen daarentegen, die voornamelijk door de Bijbelonderzoekers werden bijgewoond, lag de nadruk op onderricht voor degenen voor wie de weg der waarheid al tamelijk vertrouwd was. Voor deze congressen kwamen er uit de voornaamste steden speciale treinen met afgevaardigden. Soms waren er wel 4000 aanwezigen, met inbegrip zelfs van enkele afgevaardigden uit Europa. Het waren tijden van ware geestelijke verkwikking die een grotere ijver en liefde van de zijde van Jehovah’s volk tot resultaat hadden. Eén broeder zei na afloop van zo’n congres in 1903: „Ik zou het goeds dat ik op dit congres heb ontvangen, voor geen duizend dollar willen inwisselen — en dat terwijl ik maar een arm man ben.”

Pelgrimbroeders die er in de buurt waren, hielden lezingen op de plaatselijke grote vergaderingen. Broeder Russell probeerde ook aanwezig te zijn en een aandeel aan het programma van deze vergaderingen te hebben zoals hij dat ook deed met de grotere congressen in de Verenigde Staten en vaak in Canada. Dit betekende dat er veel gereisd moest worden. Meestal gebeurde dit tijdens de weekeinden. Maar in 1909 huurde een broeder in Chicago verscheidene treinwagons af om afgevaardigden te vervoeren die met broeder Russell van het ene congres naar het andere reisden. In 1911 en 1913 huurde dezelfde broeder hele treinen af om honderden afgevaardigden mee te nemen op congrestours van een maand of langer door het westen van de Verenigde Staten en Canada.

Reizen in zo’n congrestrein was een gedenkwaardige ervaring. In 1913 stapte Malinda Keefer in Chicago in zo’n trein. Jaren later zei ze: „Het duurde niet lang of wij beseften dat wij één grote familie waren . . . en de trein een maand lang ons thuis was.” Toen de trein het station uit reed, zongen degenen die waren gekomen om hen uit te zwaaien „God Be With You Till We Meet Again” (God zij met u tot wij elkaar weerzien) en wuifden net zolang met hun hoeden en zakdoeken tot de trein uit het oog was verdwenen. Zuster Keefer voegde hieraan toe: „Overal waar wij de reis onderbraken, werd een congres gehouden. De meeste duurden drie dagen en wij bleven dan één dag bij elk congres. Tijdens elke onderbreking hield broeder Russell twee lezingen, één ’s middags voor de vrienden en één ’s avonds voor het publiek over het onderwerp ’Aan gene zijde van het graf’.”

Ook in andere landen nam het aantal grotere bijeenkomsten toe. Ze waren vaak erg klein. In Noorwegen waren er de eerste keer, in 1905, ongeveer vijftien aanwezig; maar het was een begin. Zes jaar later, toen broeder Russell Noorwegen bezocht, werden er speciale krachtsinspanningen gedaan om buitenstaanders uit te nodigen, en het aantal aanwezigen bij die gelegenheid werd geschat op 1200. In 1909, toen hij congressen in Schotland bezocht, sprak hij tot ongeveer 2000 personen in Glasgow en nog eens 2500 in Edinburgh over het nieuwsgierig makende thema „De dief in het paradijs, de rijke man in de hel, en Lazarus in Abrahams schoot”.

De vroege congressen werden besloten met wat de broeders en zusters een liefdemaaltijd noemden, waardoor hun gevoel van christelijke broederschap werd weerspiegeld. Wat hield zo’n „liefdemaaltijd” in? De sprekers stelden zich bijvoorbeeld in een rij op met ieder een bord met in dobbelsteentjes gesneden brood in de hand, terwijl de toehoorders langsliepen, wat van het brood namen, hen de hand schudden en „Blest Be the Tie That Binds Our Hearts in Christian Love” (Gezegend zij de band die onze harten in christelijke liefde samenbindt) zongen. Vaak rolden er onder het zingen vreugdetranen over hun wangen. Toen zij later in aantal toenamen, lieten zij het handen schudden en het breken van het brood varen, maar besloten zij het congres met een lied en gebed en, vaak, langdurig applaus om hun waardering tot uitdrukking te brengen.

Een wereldomvattende veldtocht van Koninkrijksbekendmaking gaat van start

Het eerste grote congres na de Eerste Wereldoorlog werd van 1 tot 8 september 1919 te Cedar Point (Ohio) gehouden, een 95 kilometer ten westen van Cleveland, aan het Eriemeer. Na de dood van broeder Russell werden sommigen die op een prominente wijze met de organisatie verbonden waren geweest, de waarheid ontrouw. De broeders en zusters ondergingen een zware beproeving. Eerder in 1919 waren de president van het Genootschap en zijn medewerkers uit de hun ten onrechte opgelegde gevangenschap vrijgelaten. De verwachtingen waren derhalve hoog gespannen. Hoewel het aantal aanwezigen op de eerste dag tamelijk klein was, kwamen er later op de dag met speciale treinen meer afgevaardigden. Toen werden de hotels die hadden aangeboden de afgevaardigden te herbergen, overstroomd. R. J. Martin en A. H. Macmillan (die beiden tot de groep behoorden die kort tevoren uit de gevangenis was vrijgelaten) boden hun diensten aan. Zij waren tot na middernacht met het toewijzen van kamers bezig, terwijl broeder Rutherford en vele anderen het prachtig vonden om als piccolo’s met bagage te slepen en de broeders en zusters naar hun kamers te begeleiden. Onder allen heerste een aanstekelijke geest van enthousiasme.

Er werden ongeveer 2500 aanwezigen verwacht. Het congres bleek echter in alle opzichten de verwachtingen te overtreffen. Op de tweede dag raakte de gehoorzaal reeds overvol en werden extra zalen in gebruik genomen. Toen dat niet voldoende bleek, werd het programma buiten voortgezet, op een aangenaam stukje terrein te midden van bomen. Er waren ongeveer 6000 Bijbelonderzoekers uit de Verenigde Staten en Canada aanwezig.

Voor de belangrijkste lezing op zondag kwamen ook nog minstens 1000 buitenstaanders, zodat het aantal aanwezigen opliep tot ruim 7000 personen, die in de open lucht, zonder gebruik van een microfoon of versterkerinstallatie, door de spreker werden toegesproken. In die lezing, „De hoop voor de gekwelde mensheid”, zette J. F. Rutherford uiteen dat het Messiaanse koninkrijk van God de oplossing voor de problemen van de mensheid is, terwijl hij ook aantoonde dat de Volkenbond (die toen tot bestaan werd gebracht en die reeds door de geestelijken was goedgekeurd) helemaal niet een politieke uitdrukking van Gods koninkrijk was. De Register (een plaatselijke krant in Sandusky) bevatte een uitgebreid verslag van die openbare lezing, alsook een samenvatting van de activiteit van de Bijbelonderzoekers. Exemplaren van dat blad werden naar kranten overal in de Verenigde Staten en Canada gezonden. De publiciteit die uit dit congres voortkwam, hield echter nog veel meer in.

Het werkelijke hoogtepunt van het hele congres was broeder Rutherfords „Toespraak tot de medewerkers”, die later werd gepubliceerd onder de titel „Het Koninkrijk aankondigen”. Deze lezing werd tot de Bijbelonderzoekers zelf gericht en hierin werd verklaard wat de letters GA, die op het congresprogramma voorkwamen en op verschillende plaatsen van het congresterrein waren aangebracht, te betekenen hadden. Er werd een aankondiging gedaan betreffende de weldra te verwachten publikatie van een nieuw tijdschrift, The Golden Age (Het Gouden Tijdperk), dat gebruikt zou worden om de aandacht van de mensen op het Messiaanse koninkrijk te richten. Na het te verrichten werk uiteengezet te hebben, zei broeder Rutherford tot de aanwezigen: „De deur van gelegenheden gaat voor u open. Gaat er snel binnen. Houdt bij het verrichten van dit werk in gedachte dat gij niet louter als een vertegenwoordiger van een tijdschrift abonnees wint, maar dat gij gezanten zijt van de Koning der koningen en Heer der heren, die op deze waardige wijze de mensen op de hoogte stelt van de komst van het Gouden Tijdperk, het glorierijke koninkrijk van onze Heer en Meester, waar ware christenen vele eeuwen op hebben gehoopt en om hebben gebeden.” (Zie Openbaring 3:8.) Toen de spreker vroeg hoevelen een aandeel wilden hebben aan het werk, was het bezielend de enthousiaste reactie te zien. Als één man stonden de 6000 aanwezigen op. Het volgende jaar hadden meer dan 10.000 personen een aandeel aan de velddienst. Het hele congres had een verenigende en stimulerende uitwerking op de aanwezigen.

Drie jaar later, in 1922, werd er te Cedar Point weer een gedenkwaardig congres gehouden. Het programma duurde negen dagen, van 5 tot 13 september. Er kwamen niet alleen afgevaardigden uit de Verenigde Staten en Canada, maar ook enkele uit Europa. De vergaderingen werden in tien talen gehouden. Elke dag waren er gemiddeld ongeveer 10.000 aanwezigen, en voor de lezing „Miljoenen nu levenden zullen nimmer sterven” kwamen zo veel toehoorders dat het aantal aanwezigen bijna verdubbelde.

De Bijbelonderzoekers waren niet op dit congres bijeengekomen met de gedachte dat zij plannen uitstippelden voor een werk hier op aarde dat nog tientallen jaren zou voortduren. Zij zeiden trouwens dat het best wel eens hun laatste congres kon zijn vóór „de bevrijding van de kerk . . . tot in de hemelse fase van het koninkrijk Gods, ja, tot in de werkelijke tegenwoordigheid van onze Heer en onze God zelf”. Maar hoe kort de tijd ook zou zijn, het doen van Gods wil was hun belangrijkste zorg. Met dat in gedachten hield broeder Rutherford op vrijdag 8 september de gedenkwaardige lezing „Het Koninkrijk”.

Voordat hij zijn lezing hield, waren er op verschillende plaatsen van het terrein grote spandoeken opgehangen met de letters ADV. Tijdens de toespraak werd de betekenis van die letters duidelijk toen de spreker de aanwezigen aanspoorde: „Weest getrouwe en ware getuigen voor de Heer. Gaat voorwaarts in het gevecht, totdat elk spoortje van Babylon verwoest is. Maakt de boodschap wijd en zijd bekend. De wereld moet weten dat Jehovah God is en dat Jezus Christus Koning der koningen en Heer der heren is. Dit is de dag der dagen. Ziet, de Koning regeert! Gij zijt zijn openbare aankondigers. Daarom: Verkondigt, verkondigt, verkondigt de Koning en zijn koninkrijk.” Op dat moment werd er een groot, elf meter lang spandoek voor de aanwezigen ontvouwd met daarop de bezielende slagzin: „Verkondigt [Engels: „Advertise”, vertegenwoordigd door de letters ADV] de Koning en het Koninkrijk”. Het was een aangrijpend moment. De aanwezigen applaudisseerden enthousiast. Broeder Pfannebecker, een bejaarde violist in het congresorkest, zwaaide met zijn viool boven zijn hoofd en zei luid met zijn zware Duitse accent: „Ach ja! Und nau wi du it, no?” En zij deden het.

Vier dagen later, toen het congres nog steeds aan de gang was, nam broeder Rutherford, samen met andere congresgangers, persoonlijk deel aan de Koninkrijksprediking van huis tot huis in een gebied binnen een straal van 72 kilometer van het congresterrein. En daar bleef het niet bij. De Koninkrijksprediking had een krachtige stimulans gekregen die zich tot de einden der aarde zou uitstrekken. In dat jaar hadden meer dan 17.000 ijverige werkers in 58 landen een aandeel aan het getuigeniswerk. Tientallen jaren later zei George Gangas, die op dat congres was en later een lid van het Besturende Lichaam werd, over dat programma te Cedar Point: „Het was iets dat onuitwisbaar in mijn geest en mijn hart werd geprent en dat ik mijn leven lang niet zal vergeten.”

Mijlpalen in geestelijke groei

Alle congressen zijn periodes van verkwikking en onderricht in Gods Woord geweest, maar sommige zijn tientallen jaren lang in de herinnering blijven voortleven als geestelijke mijlpalen.

Zeven van deze congressen werden in opeenvolgende jaren, van 1922 tot en met 1928, in de Verenigde Staten, Canada en Groot-Brittannië gehouden. Dat deze congressen zo belangrijk waren, kwam onder andere door de krachtige resoluties die er werden aangenomen; ze worden alle zeven in het  kader op de volgende bladzijde vermeld. Hoewel er slechts betrekkelijk weinig Getuigen waren, hebben zij wereldwijd, in veel talen, wel 45 miljoen exemplaren van één resolutie en 50 miljoen van verscheidene andere verspreid. Sommige werden uitgezonden via radiozenders die tot internationale netwerken waren gekoppeld. Aldus werd er een bijzonder groot getuigenis gegeven.

In 1931 werd er nog een historisch congres gehouden, en wel in Columbus (Ohio, VS). Op zondag 26 juli namen de Bijbelonderzoekers, na hiervoor de schriftuurlijke argumenten gehoord te hebben, een nieuwe naam aan — Jehovah’s Getuigen. Hoe passend! Deze naam vestigt de aandacht rechtstreeks op de Schepper zelf en geeft duidelijk te kennen welke verantwoordelijkheid degenen dragen die hem aanbidden (Jes. 43:10-12). Het aannemen van die naam bezielde de broeders en zusters met meer ijver dan ooit tevoren als verkondigers van Gods naam en koninkrijk. Zoals in een brief die in dat jaar door een Deense Getuige werd geschreven, tot uitdrukking werd gebracht: „O, wat een schitterende naam, Jehovah’s Getuigen, ja, mogen wij allen dit inderdaad zijn.”

In 1935 werd er nog een gedenkwaardig congres gehouden, in Washington D.C. Op de tweede dag van dat congres, vrijdag 31 mei, sprak broeder Rutherford over de grote schare, waar in Openbaring 7:9-17 over wordt gesproken. Ruim vijftig jaar lang hadden de Bijbelonderzoekers tevergeefs geprobeerd die groep correct te identificeren. Nu, op Jehovah’s bestemde tijd en in het licht van gebeurtenissen die reeds aan de gang waren, werd uiteengezet dat deze schare uit personen bestaat die het vooruitzicht hebben eeuwig hier op aarde te leven. Dit inzicht gaf een nieuwe inhoud aan het evangelisatiewerk en vormde een schriftuurlijke verklaring voor een belangrijke verandering in de samenstelling van de hedendaagse organisatie van Jehovah’s Getuigen, die zich toen net begon te voltrekken.

Het congres dat in 1941 in St. Louis (Missouri, VS) werd gehouden, blijft in de herinnering van vele aanwezigen voortleven vanwege de lezing „Onkreukbaarheid”, die op de eerste dag werd gehouden en waarin broeder Rutherford de aandacht vestigde op de grote strijdvraag waarvoor de gehele met verstand begiftigde schepping zich geplaatst ziet. Sinds de lezing „Heerser voor het volk”, in 1928, waren de strijdpunten die door Satans opstand werden opgeworpen, herhaaldelijk belicht. Maar nu werd uiteengezet: „Het voornaamste geschil, ontstaan uit de schaamteloze uitdaging van Satan, was en is dat aangaande de UNIVERSELE HEERSCHAPPIJ.” Een besef van die strijdvraag en van de belangrijkheid hun rechtschapenheid jegens Jehovah als de Universele Soeverein te bewaren, is in het leven van Jehovah’s dienstknechten altijd een krachtige motiverende factor geweest.

Midden in de Tweede Wereldoorlog, in 1942, toen sommigen zich afvroegen of het predikingswerk misschien zo ongeveer klaar was, hield de pas aangestelde president van het Wachttorengenootschap, N. H. Knorr, op het congres de openbare lezing „Vrede — Is hij van blijvende duur?” De in die toespraak gegeven uitleg van het symbolische ’scharlakengekleurde wilde beest’ uit Openbaring hoofdstuk 17 gaf Jehovah’s Getuigen zicht op een periode na de Tweede Wereldoorlog waarin het mogelijk zou zijn nog meer mensen naar Gods koninkrijk te leiden. Dit vormde een stimulans voor een wereldomvattende veldtocht die in de loop der jaren ruim 235 landen is gaan bestrijken en nog niet is geëindigd.

Nog een mijlpaal werd bereikt op 2 augustus 1950, tijdens een congres in het Yankee Stadion van New York. Bij die gelegenheid ontving een verbaasd en overgelukkig publiek de zojuist vrijgegeven (Engelse) uitgave van de Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften. De rest van de Nieuwe-Wereldvertaling werd in de loop van het volgende decennium in gedeelten vrijgegeven. In deze moderne vertaling van de Heilige Schrift werd de persoonlijke naam van God op zijn rechtmatige plaats in zijn Woord hersteld. Haar getrouw vasthouden aan de tekst in de oorspronkelijke talen heeft deze bijbeluitgave tot een geweldige aanwinst voor Jehovah’s Getuigen gemaakt, zowel bij hun eigen studie van de Schrift als in hun evangelisatiewerk.

Op de voorlaatste dag van dat congres sprak F. W. Franz, destijds vice-president van het Wachttorengenootschap, de aanwezigen toe over het onderwerp „Nieuwe samenstelsels van dingen”. Jehovah’s Getuigen hadden jarenlang geloofd dat enkele van Jehovah’s voorchristelijke dienstknechten nog vóór Armageddon uit de dood opgewekt zouden worden om, als vervulling van Psalm 45:16, vorsten van de nieuwe wereld te worden. U kunt u derhalve voorstellen welke uitwerking het op de vele aanwezigen had toen de spreker vroeg: „Zou dit internationale congres zich verheugen te weten dat er zich deze avond hier, in ons midden, een aantal toekomstige vorsten van de nieuwe aarde bevinden?” Er volgde een geweldig, langdurig applaus, vergezeld van vreugdekreten. Vervolgens toonde de spreker aan dat het bijbelse gebruik van de uitdrukking die met „vorst” vertaald is, te zamen met het verslag van getrouwheid van velen van de „andere schapen” in de hedendaagse tijd, reden gaf voor het geloof dat sommigen die thans leven, mogelijk door Jezus Christus uitgekozen zouden kunnen worden voor het verrichten van vorstelijke dienst. Hij wees er echter ook op dat er geen titels geschonken zouden worden aan degenen aan wie zo’n dienst werd toevertrouwd. Aan het besluit van zijn toespraak gaf hij de aansporing: „Gestadig voorwaarts dus, wij allen te zamen, als een Nieuwe-Wereldmaatschappij!”

Er zijn op congressen van Jehovah’s Getuigen nog veel meer uitermate belangrijke lezingen gehouden. In 1953 werd in de lezing „De Nieuwe-Wereldmaatschappij aangevallen uit het verre Noorden” een aangrijpende uitleg gegeven van de betekenis van de aanval door Gog van Magog, zoals die in de hoofdstukken 38 en 39 van Ezechiël wordt beschreven. In datzelfde jaar bracht de lezing „Het huis met heerlijkheid vervullen” degenen die deze toespraak hoorden in vervoering, aangezien zij met eigen ogen de tastbare bewijzen zagen van de vervulling van Jehovah’s in Haggaï 2:7 gegeven belofte om de kostbare dingen, de begeerlijke dingen, uit alle natiën in Jehovah’s huis te brengen.

Het opzienbarendste congres in de huidige tijd werd echter in 1958 in New York gehouden, toen de grootste beschikbare faciliteiten te klein bleken voor de meer dan een kwart miljoen mensen die kwamen luisteren naar de lezing „Gods koninkrijk heerst — Is het einde der wereld nabij?” De afgevaardigden waren afkomstig uit 123 landen, en hun verslagen aan het congresgehoor droegen ertoe bij de banden van internationale broederschap te versterken. Om bij te dragen tot de geestelijke groei van de aanwezigen en om door hen gebruikt te worden teneinde anderen te onderwijzen, werden gedurende dat bijzondere congres publikaties vrijgegeven in 54 talen.

In 1962 werd door middel van een serie lezingen over het thema „Onderwerping aan superieure autoriteiten” het begrip dat de Getuigen hadden van de betekenis van Romeinen 13:1-7, gecorrigeerd. In 1964 gaven „Overgaan uit de dood tot het leven” en „Uit de graven tot een opstanding” hun een beter begrip van Jehovah’s grote barmhartigheid zoals die in de voorziening van de opstanding tot uiting komt. En er zouden nog veel, veel meer van zulke congreshoogtepunten genoemd kunnen worden.

Elk jaar worden de congressen door tienduizenden, ja, honderdduizenden nieuwelingen bijgewoond. Hoewel de verstrekte inlichtingen niet altijd nieuw zijn voor de organisatie in haar geheel, verschaffen ze nieuwe bezoekers vaak een begrip van de goddelijke wil dat hen echt in vervoering brengt. Zij kunnen op zo’n congres gelegenheden voor dienst gaan zien — en ertoe bewogen worden die aan te grijpen — waardoor hun hele leven verandert.

Tijdens veel congressen is er speciale aandacht geschonken aan de betekenis van bepaalde bijbelboeken. In 1958, en opnieuw in 1977, zijn er bijvoorbeeld gebonden boeken vrijgegeven die gewijd waren aan een bespreking van de door de profeet Daniël opgetekende profetieën over Gods voornemen om één wereldregering te hebben met Christus als Koning. In 1971 werd er aandacht geschonken aan het boek Ezechiël, met zijn nadruk op de goddelijke verklaring: „De natiën zullen moeten weten dat ik Jehovah ben” (Ezech. 36:23). In 1972 werden de profetieën die door Zacharia en Haggaï werden opgetekend, gedetailleerd beschouwd. In 1963, 1969 en 1988 werden er uitgebreide uiteenzettingen gegeven van opwindende profetieën van het boek Openbaring, waarin op levendige wijze de val van Babylon de Grote en de komst van Gods glorierijke nieuwe hemelen en nieuwe aarde worden voorzegd.

De congressen hebben verschillende thema’s beklemtoond — Toename der Theocratie, Reine aanbidding, Verenigde aanbidders, Moedige bedienaren, Vrucht van de geest, Maak discipelen, Goed nieuws voor alle natiën, Goddelijke Naam, Goddelijke soevereiniteit, Heilige dienst, Zegevierend geloof, Koninkrijksloyaliteit, Rechtschapenheidbewaarders, Vertrouw op Jehovah, Godvruchtige toewijding, Lichtdragers, en vele meer. Elk ervan heeft tot de geestelijke groei van de organisatie en de ermee verbonden personen bijgedragen.

Stimulans voor het evangelisatiewerk

Grote congressen, alsook kleinere vergaderingen, zijn altijd een bron van grote aanmoediging geweest ten aanzien van de prediking van het goede nieuws. De lezingen en demonstraties hebben praktisch onderricht verschaft. Er staan altijd ervaringen op het programma die in de velddienst zijn opgedaan of verteld worden door mensen die onlangs zijn geholpen de bijbelse waarheid te leren kennen. Bovendien heeft de daadwerkelijke velddienst die jarenlang een onderdeel van congressen is geweest, veel goeds bewerkt. Hierdoor werd in de congresstad een schitterend getuigenis gegeven, terwijl deze dienst ook voor de Getuigen zelf een bron van grote aanmoediging vormde.

In januari 1922 werd velddienst een onderdeel van de geplande congresactiviteit in Winnipeg (Manitoba, Canada). De prediking nam ook een belangrijke plaats in tijdens het algemene congres dat later dat jaar te Cedar Point (Ohio, VS) werd gehouden. Daarna werd het een vaste gewoonte om een dag of een gedeelte van een dag of gedeelten van verscheidene dagen te reserveren voor predikingsactiviteit in en rond de congresstad, waaraan de afgevaardigden gezamenlijk deelnamen. In grote stadsgebieden kregen mensen die anders wellicht zelden door de Getuigen werden bereikt, aldus een gelegenheid het goede nieuws te horen over Gods voornemen eeuwig leven te schenken aan mensen die rechtvaardigheid liefhebben.

In Denemarken werd voor het eerst zo’n dienstdag georganiseerd tijdens een congres in 1925, toen 400 tot 500 personen te Nørrevold bijeenkwamen. Voor vele van de 275 afgevaardigden die tijdens dat congres aan de velddienst deelnamen, was dit de eerste keer. Sommigen waren bevreesd. Maar toen zij de smaak eenmaal te pakken hadden, werden zij ook in de gebieden waar zij vandaan kwamen, enthousiaste evangeliepredikers. Na dat congres en tot het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn er in Denemarken veel eendaagse dienstcongressen gehouden waarvoor de broeders en zusters uit omliggende plaatsen werden uitgenodigd. Er was een toegenomen enthousiasme kenbaar als zij zo samen aan de bediening deelnamen en vervolgens bijeenkwamen om naar de lezingen te luisteren. Soortgelijke dienstcongressen — alleen twee dagen lang — werden in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten gehouden.

Tijdens grotere congressen nam de velddienstactiviteit van de afgevaardigden vaak een aanzienlijke omvang aan. Vanaf 1936 werd de openbare lezing van het congres aangekondigd door ordelijke optochten van Getuigen die borden droegen en strooibiljetten uitdeelden. (Deze borden werden aanvankelijk „sandwichborden” genoemd, omdat de verkondigers er één van voren en één op de rug droegen.) Soms namen met zo’n congres wel duizend of meer Getuigen aan zulke optochten deel. Anderen brachten gewone van-huis-tot-huisbezoeken en nodigden allen uit te komen en naar het programma te luisteren. Het was voor afzonderlijke Getuigen bijzonder aanmoedigend om met anderen samen te werken en honderden, ja, duizenden andere Getuigen te zien die samen met hen een aandeel aan de bediening hadden. Terzelfder tijd kwam het publiek binnen een aanzienlijke straal te weten dat Jehovah’s Getuigen in de stad waren; de mensen waren in de gelegenheid zelf te horen wat de Getuigen onderwijzen en met eigen ogen hun gedrag gade te slaan.

De lezingen die op de congressen werden gehouden, werden vaak door veel meer personen dan de zichtbare aanwezigen gehoord. Toen broeder Rutherford in 1927 op een congres in Toronto (Canada) de lezing „Vrijheid voor de volken” uitsprak, werd er geschiedenis gemaakt doordat zijn woorden via een netwerk van 53 radiostations naar een groot internationaal gehoor werden uitgezonden. Het volgende jaar werd de lezing „Heerser voor het volk” vanuit Detroit (Michigan, VS) door tweemaal zoveel stations uitgezonden, terwijl de lezing via een kortegolfuitzending luisteraars bereikte die helemaal in Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika woonden.

In 1931 weigerden grote radionetwerken hun medewerking te verlenen aan plannen om een door broeder Rutherford uitgesproken congreslezing uit te zenden; daarom vormde de Watch Tower Society, in samenwerking met de American Telephone and Telegraph Company, zijn eigen netwerk van 163 stations, met daarin het grootste via draadverbindingen tot stand gebrachte netwerk dat ooit in de ether was geweest, om de boodschap uit te zenden: „Het Koninkrijk, de hoop der wereld”. Bovendien zonden meer dan 300 andere stations in veel delen van de wereld later opnamen van het programma uit.

Tijdens het congres dat in 1935 in Washington D.C. werd gehouden, sprak broeder Rutherford over het onderwerp „Regering” en vestigde hij krachtig de aandacht op het feit dat Jehovah’s koninkrijk onder Christus binnenkort alle menselijke regeringen zal vervangen. Meer dan 20.000 personen in het Washington Auditorium hoorden deze lezing. De toespraak werd ook via radio- en telefoonverbindingen over de hele aarde uitgezonden, helemaal naar Midden- en Zuid-Amerika, Europa, Zuid-Afrika, eilanden in de Grote Oceaan en landen in het Verre Oosten. Het is dus heel goed mogelijk dat het aantal personen dat de lezing op deze manier hoorde, in de miljoenen heeft gelopen. Twee toonaangevende kranten in Washington verbraken hun contract om de lezing te publiceren. Maar de broeders stelden op drie punten in de stad en veertig andere plaatsen rondom Washington geluidswagens op van waar uit de toespraak opnieuw werd uitgezonden naar nog meer toehoorders, die op 120.000 werden geschat.

In 1938 werd vervolgens vanuit de Royal Albert Hall in Londen (Engeland) de zeer rechtstreekse lezing „Ziet de feiten onder de ogen” naar ongeveer vijftig congressteden overal op aarde uitgezonden en in totaal door ongeveer 200.000 luisteraars gehoord. Bovendien heeft een groot radiogehoor de lezing beluisterd.

Zo hebben, in weerwil van het feit dat Jehovah’s Getuigen betrekkelijk klein in aantal waren, hun congressen een belangrijke rol gespeeld in de openbare bekendmaking van de Koninkrijksboodschap.

Naoorlogse congressen in Europa

Voor degenen die aanwezig waren, steken bepaalde congressen boven alle andere uit. Dit was het geval met de congressen die onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog in Europa werden gehouden.

Eén zo’n congres werd in Amsterdam gehouden, en wel op 5 augustus 1945, nog geen vier maanden nadat de Getuigen uit de Duitse concentratiekampen waren bevrijd. Er werden ongeveer 2500 afgevaardigden verwacht; 2000 van hen hadden huisvesting nodig. Om in de benodigde slaapgelegenheid te voorzien, legden plaatselijke Getuigen stro op de vloer van hun huis. De afgevaardigden kwamen uit alle richtingen en op alle mogelijke manieren — per boot, in vrachtwagens, op de fiets en sommige liftend.

Op dat congres lachten en huilden zij; ook zongen zij en dankten Jehovah voor zijn goedheid. Zoals één bezoeker opmerkte: „Zij bezaten de onuitsprekelijke vreugde van een theocratische organisatie die zojuist uit haar boeien was bevrijd!” Vóór de oorlog waren er nog geen 500 Getuigen in Nederland. Er werden in totaal 426 Getuigen gearresteerd en gevangengezet; 117 van hen stierven als een rechtstreeks gevolg van de vervolging. Wat heerste er een vreugde toen sommigen op het congres geliefden vonden die zij dood hadden gewaand! Anderen vergoten tranen toen zij vergeefs bleken te zoeken. Die avond luisterden 4000 toehoorders met gespannen aandacht naar de openbare lezing, waarin werd uitgelegd waarom Jehovah’s Getuigen het voorwerp van zo’n intense vervolging waren geweest. Ondanks alles wat zij hadden meegemaakt, werden zij georganiseerd om hun door God geschonken werk voort te zetten.

Het volgende jaar, 1946, troffen de broeders in Duitsland regelingen voor een congres in Neurenberg. Zij mochten de Zeppelinwiese, Hitlers vroegere paradeterrein, gebruiken. Op de tweede dag van het congres hield Erich Frost, die persoonlijk de wreedheden van de Gestapo had ervaren en jaren in een nazi-concentratiekamp had doorgebracht, de openbare lezing „Christenen in de smeltkroes”. Bij de 6000 aanwezige Getuigen hadden zich bij deze gelegenheid nog 3000 inwoners van Neurenberg gevoegd.

De laatste dag van dat congres bleek de dag te zijn waarop de vonnissen uitgesproken zouden worden in de Neurenbergse processen tegen oorlogsmisdadigers. De militaire autoriteiten stelden voor die dag een uitgaansverbod in, maar na langdurige onderhandelingen werden zij het erover eens dat het met het oog op het standpunt dat Jehovah’s Getuigen ondanks nazi-tegenstand hadden ingenomen, niet passend zou zijn hen te beletten hun congres vreedzaam te besluiten. Op die laatste dag kwamen de broeders en zusters dus bijeen om de bezielende lezing „Onbevreesd ondanks de wereldsamenzwering” aan te horen.

Zij zagen de hand van Jehovah in wat er gebeurde. Op dezelfde tijd dat het vonnis werd uitgesproken over de vertegenwoordigers van een regime dat had getracht hen uit te roeien, kwamen Jehovah’s Getuigen bijeen om Jehovah te aanbidden op de plaats waar Hitler enkele van zijn opzienbarendste tentoonspreidingen van nazi-macht had gegeven. De voorzitter van het congres zei: „Alleen al deze dag te beleven, die slechts een voorproefje is van de triomf van Gods volk over hun vijanden in de strijd van Armageddon, is negen jaar concentratiekamp waard geweest.”

Andere gedenkwaardige congressen

Aangezien de activiteit van Jehovah’s Getuigen zich heeft uitgebreid, zijn er overal op aarde congressen gehouden. Alle hadden bijzondere kenmerken voor degenen die er aanwezig waren.

In Kitwe, Noord-Rhodesië (nu Zambia), in het hartje van de ’Copperbelt’, werden regelingen getroffen voor een congres dat tijdens het bezoek van de president van het Wachttorengenootschap in 1952 gehouden zou worden. Als locatie was een groot terrein gekozen aan de rand van een van de mijnkampen, in een plaats die nu bekendstaat als Chamboli. Als podium diende de top van een verlaten, geëgaliseerde mierennestheuvel waarop een strooien afdak was gebouwd. Andere strooien afdaken, die van een tussenverdieping waren voorzien, dienden als slaapgelegenheid en staken als de spaken van een wiel tot 180 meter buiten het centraal gelegen terrein met zitplaatsen uit. In sommige ervan sliepen de mannen en jongens en in andere de vrouwen en meisjes. Sommige afgevaardigden hadden twee weken achtereen gefietst om aanwezig te zijn. Anderen hadden dagenlang gelopen en hadden het laatste stuk per primitieve bus afgelegd.

Tijdens het programma waren de aanwezigen zeer oplettend, hoewel zij op harde bamboebanken in de open lucht zaten. Zij waren gekomen om te luisteren en wilden geen woord missen. Het zingen van die 20.000 aanwezigen deed tranen van ontroering opwellen — zo prachtig was het. Zij zongen zonder muzikale begeleiding, maar de harmonie van de stemmen was schitterend. Niet alleen in hun zang, maar in alle opzichten was er onder deze Getuigen eenheid kenbaar, hoewel zij allerlei verschillende achtergronden hadden en tot vele verschillende stammen behoorden.

En kunt u zich de gevoelens voorstellen die Jehovah’s Getuigen in Portugal hadden toen na bijna vijftig jaar van strijd voor vrijheid van aanbidding de Getuigen daar op 18 december 1974 wettelijke erkenning verkregen? Destijds waren zij met slechts zo’n 14.000. Enkele dagen later vulde een menigte van 7586 het sportpaviljoen in Porto tot de nok toe. De volgende dag waren er in een overvol voetbalstadion in Lissabon nog eens 39.284 aanwezigen. De broeders Knorr en Franz waren bij die vreugdevolle gelegenheid aanwezig, een gelegenheid die velen nooit zullen vergeten.

Internationale bijeenkomsten organiseren

Jehovah’s Getuigen houden nu al ruim vijftig jaar grote congressen waarbij in vele steden in een aantal landen simultaan hetzelfde programma wordt geboden. Hun gevoel van internationale broederschap is bij deze gelegenheden vergroot door regelingen waardoor allen naar belangrijke lezingen konden luisteren die in één sleutelstad werden gehouden.

Maar pas in 1946 werd er een groot internationaal congres gehouden waarvoor afgevaardigden uit veel delen van de aarde in één stad bijeenkwamen. Dit was in Cleveland (Ohio). Hoewel reizen in het naoorlogse tijdperk nog moeilijk was, werd een bezoekersaantal van 80.000 bereikt, met inbegrip van 302 afgevaardigden uit 32 landen buiten de Verenigde Staten. Er waren programmaonderdelen in twintig talen. Er werd veel praktisch onderricht gegeven met het oog op de uitbreiding van het evangelisatiewerk. Een van de hoogtepunten van het congres was broeder Knorrs lezing over de problemen van de wederopbouw en uitbreiding. De aanwezigen applaudisseerden enthousiast toen zij plannen hoorden voor de uitbreiding van de drukkerij- en kantoorfaciliteiten van het hoofdbureau van het Genootschap, alsook de radiozendfaciliteiten, voor het oprichten van bijkantoren in belangrijke landen van de wereld en voor meer zendelingenwerk. Direct na dat congres werden de details uitgewerkt zodat de broeders Knorr en Henschel een reis rond de wereld konden aanvangen om concrete maatregelen voor de uitvoering van het besprokene te treffen.

In de hierop volgende jaren werden in het Yankee Stadion van New York congressen van werkelijk historisch belang gehouden. Op het eerste van deze congressen, van 30 juli tot 6 augustus 1950, waren afgevaardigden uit 67 landen aanwezig. Er stonden ook korte verslagen door bijkantoordienaren, zendelingen en andere afgevaardigden op het programma. Deze gaven de congresgangers opwindende indrukken van het intensieve evangelisatiewerk in alle landen waaruit de sprekers afkomstig waren. Op de laatste dag steeg het aantal aanwezigen tot een 123.707 die luisterden naar de lezing „Kunt gij voor altijd in geluk op aarde wonen?” Het thema van het congres was „Toename der Theocratie”. Er werd de aandacht gevestigd op de grote toename in aantallen. Maar zoals de voorzitter, Grant Suiter, nadrukkelijk uiteenzette, werd dit niet gedaan om enkele briljante geesten in de zichtbare organisatie te loven. Hij verklaarde veeleer: „De nieuwe getalsterkte is tot Jehovah’s eer. Zo dient het te zijn, en wij zouden het ook niet anders willen.”

Ook in 1953 werd er in het Yankee Stadion in New York een congres gehouden. Deze keer liep het bezoekersaantal op tot 165.829. Evenals in het geval van het eerste daar gehouden congres, bood het programma een overvloed van besprekingen van opwindende bijbelse profetieën, praktische raad over de manier waarop de prediking van het goede nieuws verricht moet worden en verslagen uit vele landen. Hoewel het programma omstreeks 9.30 uur ’s ochtends begon, eindigde het doorgaans niet vóór 9.00 of 9.30 uur ’s avonds. Het congres was een acht volle dagen durend geestelijk feestmaal.

Voor hun grootste congres, dat in 1958 in New York werd gehouden, moest niet alleen gebruik worden gemaakt van het Yankee Stadion, maar ook van de nabijgelegen Polo Grounds en bovendien diverse plekken buiten de stadions om de congresmenigten het programma te laten volgen. Op de laatste dag, toen alle zitplaatsen bezet waren, werd er speciale toestemming verleend om ook het speelveld van het Yankee Stadion te gebruiken, en wat was het een opwindend gezicht toen duizenden toestroomden, hun schoenen uittrokken en op het gras gingen zitten! De telling wees uit dat 253.922 personen aanwezig waren om naar de openbare toespraak te luisteren. Dat Jehovah’s zegen op de bediening van zijn dienstknechten rustte, bleek verder toen 7136 personen tijdens dit congres hun opdracht symboliseerden door middel van de waterdoop — ruim tweemaal het aantal dat, zoals in de bijbel wordt vermeld, tijdens de historische gebeurtenis van Pinksteren in het jaar 33 G.T. werd gedoopt! — Hand. 2:41.

Het gehele verloop van deze congressen vormde een bewijs van iets veel grootsers dan een doeltreffende organisatie. Het was een manifestatie van Gods geest die onder zijn volk werkzaam is. Overal heerste duidelijk broederlijke liefde met als basis liefde voor God. Er waren geen goed-gesalarieerde organisatoren. Elke afdeling werd door onbetaalde vrijwilligers bemand. Christelijke broeders en zusters, vaak gezinsgroepen, verzorgden de verfrissingenstands. Zij bereidden ook warme maaltijden, en in grote tenten buiten het stadion bedienden zij de afgevaardigden met een snelheid van wel 1000 personen per minuut. Tienduizenden — allen blij een aandeel aan het werk te mogen hebben — dienden als hulpverleners, verrichtten de benodigde opbouwwerkzaamheden en zorgden voor het koken en opdienen van de maaltijden, de reiniging en nog veel meer.

Andere vrijwilligers waren honderdduizenden uren bezig om de afgevaardigden van huisvesting te voorzien. In sommige jaren organiseerde het Genootschap caravan- en tentensteden om op zijn minst voor een deel van de congresgangers te zorgen. In 1953 oogstten de Getuigen kosteloos 16 hectare graan voor een boer in New Jersey, die hun zijn land verhuurde voor hun caravanstad. Er werden sanitaire voorzieningen, verlichting, douches, wasserettes, een cafetaria en kruidenierswinkels geïnstalleerd om voor een bevolking van ruim 45.000 personen te zorgen. Toen dezen het terrein opreden, ontstond er van de ene op de andere dag een stad. Nog vele duizenden meer werden in hotels en particuliere huizen in en rondom New York ondergebracht. Het was een gigantische onderneming. Met Jehovah’s zegen werd alles tot een goed einde gebracht.

Congressen op reis

De leden van deze internationale broederschap hebben een grote belangstelling voor mede-Getuigen in andere landen. Vandaar dat zij gelegenheden hebben aangegrepen om congressen buiten hun eigen land bij te wonen.

Toen het eerste congres van de serie „Reine aanbidding”-congressen in 1951 in het Wembley Stadion in Londen aan de gang was, waren er Getuigen uit veertig landen aanwezig. Het programma beklemtoonde de praktische kant van de ware aanbidding en belichtte de bediening als een carrière. Vanuit Engeland reisden vele Getuigen naar het vasteland van Europa, waar in de loop van de volgende twee maanden nog negen congressen gehouden zouden worden. Het grootste ervan vond in Frankfort aan de Main (Duitsland) plaats, waar 47.432 afgevaardigden uit 24 landen aanwezig waren. De hartelijkheid van de broeders en zusters werd aan het einde van het programma gedemonstreerd, toen het orkest begon te spelen en de Duitse broeders en zusters spontaan een afscheidslied begonnen te zingen waarin zij hun mede-Getuigen die uit het buitenland waren gekomen om zich bij hen aan te sluiten, aan Gods zorg toevertrouwden. Er werd met zakdoeken gezwaaid, terwijl honderden het veld opliepen om hun persoonlijke waardering voor dit grootse theocratische feest tot uitdrukking te brengen.

In 1955 troffen nog meer Getuigen regelingen om in de congresperiode hun buitenlandse christelijke broeders en zusters te bezoeken. Met twee gecharterde schepen (elk met 700 passagiers) en 42 gecharterde vliegtuigen kwamen afgevaardigden uit de Verenigde Staten en Canada naar Europa. De in Duitsland gepubliceerde Europese uitgave van het blad The Stars and Stripes beschreef de toevloed van Getuigen als „waarschijnlijk de grootste massale trek van Amerikanen door Europa sinds de geallieerde invasie tijdens de Tweede Wereldoorlog”. Andere afgevaardigden kwamen uit Midden- en Zuid-Amerika, Azië, Afrika en Australië. Ondanks krachtsinspanningen van de geestelijken van de christenheid om de Getuigen te beletten hun congressen in Rome en Neurenberg te houden, werden deze twee congressen, plus nog zes andere, tijdens de zomer in Europa gehouden. Het aantal aanwezigen varieerde van 4351 in Rome tot 107.423 in Neurenberg. Nog eens 17.729 personen vergaderden in de Waldbühne in wat destijds West-Berlijn genoemd werd, welke stad met wat minder gevaar door broeders en zusters uit de Oostzone van die tijd bereikt kon worden. Velen van hen hadden wegens hun geloof gevangengezeten of hadden familieleden die destijds gevangenzaten, maar zij waren nog steeds krachtig in het geloof. Hoe passend was het congresthema — „Zegevierend Koninkrijk”!

Hoewel er reeds veel internationale congressen waren gehouden, was wat er in 1963 gebeurde, nog niet eerder voorgekomen. Het was een rond-de-wereld-congres. Te beginnen in Milwaukee (Wisconsin) trokken de congresgangers naar New York; vervolgens naar vier grote steden in Europa; verder naar het Midden-Oosten; daarna naar India, Birma (nu Myanmar), Thailand, Hong Kong, Singapore, de Filippijnen, Indonesië, Australië, Taiwan, Japan, Nieuw-Zeeland, Fiji, de Republiek Korea en Hawaii; en toen weer terug naar het vasteland van Noord-Amerika. Alles te zamen waren de afgevaardigden uit 161 landen afkomstig. In totaal waren er meer dan 580.000 bezoekers. Een groep van 583 Getuigen, uit zo’n twintig landen, trok met het congres mee en bezocht het ene land na het andere, de hele wereld rond. Speciale tours stelden hen in staat plaatsen te bezoeken die in religieus opzicht interessant waren, en ook namen zij met hun plaatselijke broeders en zusters deel aan de van-huis-tot-huisbediening. Deze reizigers financierden alles zelf.

Op de meeste internationale congressen waren de Latijnsamerikaanse afgevaardigden goed vertegenwoordigd. Maar in 1966⁄67 was het hun beurt om gastheer te zijn voor de congressen. Degenen die deze bezochten, zullen nooit het drama vergeten dat het bijbelse verslag over Jeremia tot leven bracht en dat iedereen hielp de betekenis ervan voor onze tijd te begrijpen. * De banden van christelijke liefde werden versterkt toen de bezoekers met eigen ogen zagen tegen welke achtergrond er in Latijns-Amerika een geweldige veldtocht van bijbels onderricht wordt doorgevoerd. Zij waren diep onder de indruk van het sterke geloof van medegelovigen, van wie velen schijnbaar onoverkomelijke belemmeringen — tegenstand in het gezin, overstromingen, verlies van bezittingen — hadden overwonnen om aanwezig te zijn. Zij werden bijzonder aangemoedigd door ervaringen zoals die van een Uruguayaanse speciale pionierster met een zwakke gezondheid, die werd geïnterviewd terwijl vele van de tachtig personen die zij reeds had geholpen om tot het punt van christelijke doop vorderingen te maken, bij haar op het podium waren! (Tot 1992 had zij 105 personen geholpen het punt van de doop te bereiken. Zij was nog steeds niet sterk en nog steeds een speciale pionierster!) Wat was het bovendien hartverwarmend zendelingen uit de allereerste Gileadklassen te ontmoeten die nog steeds in hun toewijzing waren! Die congressen vormden een schitterende stimulans voor het werk dat in dat deel van de wereld wordt gedaan. In veel van die landen zijn nu tien-, vijftien-, of zelfs twintigmaal zoveel lofprijzers van Jehovah als destijds.

Enkele jaren later, in 1970⁄71, konden Getuigen uit het buitenland omgang hebben met hun broeders en zusters op internationale congressen in Afrika. Het grootste van deze congressen werd in Lagos (Nigeria) gehouden, waar alle faciliteiten volledig opgebouwd moesten worden. Om de afgevaardigden tegen de hete zon te beschermen, werd er een bamboestad gebouwd — paviljoens met zitplaatsen, slaapzalen, een cafetaria en andere afdelingen. Hiervoor waren 100.000 bamboestokken nodig en 36.000 grote, gevlochten rietmatten — allemaal door de broeders en zusters vervaardigd. Het programma werd simultaan in zeventien talen gepresenteerd. Er waren in totaal 121.128 aanwezigen, terwijl 3775 nieuwe Getuigen werden gedoopt. Talloze stammengroepen waren vertegenwoordigd, en vele van de aanwezigen waren mensen die vroeger oorlog voerden tegen elkaar. Maar wat was het een vreugde hen nu verenigd te zien in de banden van ware christelijke broederschap!

Na het congres reisden enkele van de buitenlandse afgevaardigden per bus naar Iboland, om het gebied te zien dat het zwaarst van de recente burgeroorlog te lijden had gehad. Het was in de ene stad na de andere een grote sensatie als de bezoekers door plaatselijke Getuigen werden begroet en omhelsd. Mensen holden de straat op om ernaar te kijken. Zo’n demonstratie van liefde en eenheid tussen blank en zwart was iets wat zij nog nooit eerder hadden gezien.

In sommige landen kunnen Jehovah’s Getuigen, wegens hun grote aantallen, onmogelijk allemaal op één plaats bijeenkomen. Af en toe zijn een aantal grote congressen echter gelijktijdig gehouden, met week na week een volgende serie congressen. In 1969 werd de eenheid die tijdens aldus georganiseerde congressen werd gevoeld, vergroot doordat enkele van de belangrijkste sprekers per vliegtuig tussen de congressen heen en weer pendelden en zo alle congressen bedienden. In 1983 en 1988 werd een soortgelijke eenheid gevoeld toen een aantal grote, in dezelfde taal gehouden congressen zelfs internationaal met elkaar werden verbonden doordat de belangrijkste lezingen, die door leden van het Besturende Lichaam werden uitgesproken, via een telefoonverbinding werden overgebracht. De werkelijke basis van de eenheid onder Jehovah’s Getuigen is echter het feit dat zij allen Jehovah als de enige ware God aanbidden, allen aan de bijbel vasthouden als hun gids, allen voordeel trekken van hetzelfde geestelijke voedingsprogramma, allen naar Jezus Christus als hun Leider opzien, allen hun best doen de vruchten van Gods geest in hun leven tentoon te spreiden, allen hun vertrouwen stellen in Gods koninkrijk en allen een aandeel hebben aan het doorgeven van het goede nieuws van dat koninkrijk aan anderen.

Georganiseerd voor internationale lof aan Jehovah

Jehovah’s Getuigen zijn dermate in aantal gegroeid dat zij de bevolking van tientallen afzonderlijke natiën in aantal overtreffen. Opdat hun congressen het meeste nut zullen afwerpen, moeten er zorgvuldig plannen worden gemaakt. Maar eenvoudige gepubliceerde verzoeken met betrekking tot de congresplaatsen waar Getuigen uit verschillende gebieden ingedeeld zijn, vormen gewoonlijk alles wat nodig is om te garanderen dat er voor iedereen voldoende plaats is. Als er internationale congressen worden gepland, moet het Besturende Lichaam nu vaak niet alleen beschouwen hoeveel Getuigen uit andere landen graag zouden willen komen en in staat zijn dit te doen, maar ook hoe groot de beschikbare congresfaciliteiten zijn, hoeveel plaatselijke Getuigen er aanwezig zullen zijn en hoeveel slaapgelegenheid er voor de afgevaardigden beschikbaar is; vervolgens kan er voor elk land een maximaal aantal afgevaardigden worden vastgesteld. Dat was het geval met de drie „Godvruchtige toewijding”-congressen die in 1989 in Polen werden gehouden.

Voor die congressen werden behalve duizenden pasgeïnteresseerde personen ongeveer 90.000 getuigen van Jehovah uit Polen verwacht. Bovendien werden velen uit Engeland, Canada en de Verenigde Staten uitgenodigd om aanwezig te zijn. Er werden grote delegaties verwelkomd uit Italië, Frankrijk en Japan. Anderen kwamen uit Scandinavië en Griekenland. Minstens 37 landen waren vertegenwoordigd. Voor bepaalde gedeelten van het programma moesten Poolse of Engelse lezingen in maar liefst zestien andere talen worden vertaald. Het totale aantal aanwezigen bedroeg 166.518.

Grote groepen Getuigen op deze congressen waren afkomstig uit wat toen de Sovjet-Unie was, en uit Tsjechoslowakije; ook uit andere Oosteuropese landen waren vrij grote groepen aanwezig. Er waren onvoldoende hotels en slaapzalen in scholen om iedereen onderdak te verschaffen. Gastvrij openden de Poolse Getuigen hun hart en hun huis en deelden blijmoedig wat zij hadden. Eén gemeente van 146 personen voorzag in slaapgelegenheid voor meer dan 1200 afgevaardigden. Voor sommigen die deze congressen bezochten, was het de eerste keer dat zij op een grote bijeenkomst waren van meer dan vijftien of twintig vertegenwoordigers van Jehovah’s volk. Hun hart stroomde over van waardering toen zij naar de tienduizenden in het stadion keken, samen met hen in gebed gingen en hun stem verenigden in het zingen van lofliederen voor Jehovah. Als zij in de pauzes met elkaar omgingen, waren er hartelijke omhelzingen, ook al weerhielden taalverschillen hen er vaak van met woorden te zeggen wat er in hun hart leefde.

Aan het eind van het congres was hun hart vervuld met dankbaarheid jegens Jehovah, die dit alles mogelijk had gemaakt. In Warschau barstten de aanwezigen na de slotopmerkingen door de voorzitter in een applaus los dat minstens tien minuten aanhield. Na het laatste lied en het slotgebed werd het applaus hervat, en de aanwezigen bleven nog lang op de tribunes na. Zij hadden jarenlang op deze gelegenheid gewacht en wilden niet dat er een eind aan kwam.

Het volgende jaar, 1990, nog geen vijf maanden nadat in het toenmalige Oost-Duitsland de veertig jaar durende verbodsbepaling tegen Jehovah’s Getuigen was opgeheven, werd er nog een opwindend internationaal congres gehouden, ditmaal in Berlijn. Onder de 44.532 aanwezigen bevonden zich afgevaardigden uit 65 verschillende landen. Uit sommige landen waren slechts enkelen gekomen; uit Polen ongeveer 4500. Woorden konden niet de diepe gevoelens tot uitdrukking brengen van degenen die nog nooit eerder de vrijheid hadden gehad om zo’n congres bij te wonen, en toen alle aanwezigen zich verenigden in het zingen van lofliederen voor Jehovah, konden zij hun vreugdetranen niet bedwingen.

Toen er later in dat jaar in São Paulo (Brazilië) een soortgelijk congres werd gehouden, waren er twee grote stadions nodig om het internationale publiek van 134.406 personen onder te brengen. Hierna volgde er een congres in Argentinië, waar eveneens twee stadions gebruikt werden om het internationale publiek plaats te bieden. Toen 1991 begon, stonden er nog internationale congressen op het programma op de Filippijnen, op Taiwan en in Thailand. Grote menigten uit vele landen waren er ook dat jaar voor congressen in Oost-Europa — in Hongarije, Tsjechoslowakije en wat nu Kroatië is. En in 1992 vonden afgevaardigden uit 28 landen het een bijzonder voorrecht deel uit te maken van de 46.214 die in Sint-Petersburg waren voor het eerste echt internationale congres van Jehovah’s Getuigen in Rusland.

Gelegenheden voor geregelde geestelijke verkwikking

Niet alle door Jehovah’s Getuigen georganiseerde congressen zijn internationale bijeenkomsten. Het Besturende Lichaam treft echter regelingen om eenmaal per jaar grote congressen te houden, en over de hele wereld genieten de aanwezigen in veel talen van hetzelfde programma. Deze congressen kunnen behoorlijk groot zijn, waardoor er gelegenheid wordt geboden voor omgang met andere Getuigen uit veel plaatsen, of ze kunnen kleiner zijn en in veel steden worden gehouden, waardoor het voor nieuwelingen gemakkelijker is aanwezig te zijn en het publiek in honderden kleinere steden een representatief beeld kan krijgen van Jehovah’s Getuigen.

Bovendien vergadert elke kring (samengesteld uit misschien twintig gemeenten) eens per jaar voor een tweedaags programma vol geestelijke raad en aanmoediging. * Ook worden er sinds september 1987 eens per jaar voor elke kring regelingen getroffen voor een speciale dagvergadering, met een opbouwend eendagsprogramma. Waar dit mogelijk is, wordt een lid van de staf van het hoofdbureau van het Genootschap of iemand van het plaatselijke bijkantoor uitgezonden om een aandeel aan het programma te hebben. Jehovah’s Getuigen hebben veel waardering voor deze programma’s. In veel gebieden zijn de vergaderplaatsen niet ver of moeilijk te bereiken. Maar dat is niet altijd het geval. Een reizend opziener herinnert zich een bejaard echtpaar dat 76 kilometer met koffers en dekens liep om een kringvergadering in Zimbabwe bij te wonen.

Velddienst tijdens het congres vormt niet langer een karakteristiek onderdeel van al deze grote vergaderingen, maar dat komt niet doordat de Getuigen deze dienst in enig opzicht als minder belangrijk bezien. In de meeste gevallen worden de mensen die in de buurt van de congreslocaties wonen thans geregeld door de plaatselijke Getuigen bezocht — in sommige gevallen om de paar weken. De congresafgevaardigden zijn bedacht op mogelijkheden voor informeel getuigenis, en hun christelijke gedrag geeft op een andere manier een krachtig getuigenis.

Bewijs van ware broederschap

De broederschap die er tijdens de congressen onder de Getuigen heerst, wordt snel door waarnemers opgemerkt. Zij kunnen zien dat er onder hen geen partijdigheid bestaat en dat er zelfs onder degenen die elkaar misschien voor het eerst ontmoeten, oprechte hartelijkheid merkbaar is. In 1958 berichtte de Newyorkse Amsterdam News (2 augustus) ten tijde van het internationale „Goddelijke wil”-congres in New York: „Overal gingen negers, blanken en Aziaten uit alle rangen en standen van de maatschappij en uit alle werelddelen, vreugdevol en vrij met elkaar om. . . . De aanbiddende Getuigen uit 120 landen hebben in vrede met elkaar geleefd en hun godsdienst beoefend, waarbij zij Amerikanen hebben laten zien hoe gemakkelijk dit kan worden gedaan. . . . Het congres is een briljant voorbeeld van de wijze waarop mensen met elkaar kunnen werken en leven.”

Toen Jehovah’s Getuigen in recentere tijd, in 1985, gelijktijdig congressen in Durban en Johannesburg (Zuid-Afrika) hielden, waren alle belangrijke rastypen en taalgroepen van Zuid-Afrika vertegenwoordigd, terwijl bovendien afgevaardigden uit 23 andere landen aanwezig waren. De hartelijke omgang onder de 77.830 aanwezigen was duidelijk kenbaar. „Dit is prachtig”, zei een jonge Indiase vrouw. „Kleurlingen, Indiërs, blanken en zwarten allen met elkaar te zien omgaan, heeft mijn hele kijk op het leven veranderd.”

Dit gevoel van broederschap gaat dieper dan glimlachen, handen schudden en elkaar „broeder” en „zuster” noemen. Toen er bijvoorbeeld regelingen werden getroffen voor het in 1963 gehouden wereldomvattende „Eeuwig goed nieuws”-congres, werden Jehovah’s Getuigen erover ingelicht dat indien zij anderen financieel zouden willen helpen een congres bij te wonen, het Genootschap er graag voor zou zorgen dat de fondsen broeders en zusters in alle delen van de aarde ten goede zouden komen. Er werd geen inzamelingsactie gehouden en er werd niets gerekend voor administratieve kosten. Alle geldmiddelen werden voor het vermelde doel gebruikt. Op deze wijze werden 8179 personen geholpen het congres bij te wonen. Afgevaardigden uit alle landen in Midden- en Zuid-Amerika werden geholpen, alsook duizenden uit Afrika en velen in het Midden-Oosten en de Oriënt. Velen van degenen die werden geholpen, waren broeders en zusters die vele jaren in de volle-tijdbediening hadden doorgebracht.

Tegen het einde van 1978 werden er regelingen getroffen voor een congres dat in Auckland (Nieuw-Zeeland) gehouden zou worden. Getuigen op de Cookeilanden waren hiervan op de hoogte en wilden dolgraag aanwezig zijn. Maar de economie op de eilanden was van dien aard dat het iedereen een klein fortuin gekost zou hebben de reis te maken. Liefdevolle geestelijke broeders en zusters in Nieuw-Zeeland betaalden echter voor zo’n zestig eilandbewoners de heen- en terugreis. Wat waren zij blij aanwezig te kunnen zijn om te zamen met hun Maori-, Samoaanse, Niueaanse en blanke broeders en zusters te genieten van het geestelijke feestmaal!

Typerend voor de geest die er onder Jehovah’s Getuigen bestaat, was wat er in 1988 gebeurde bij het besluit van het „Goddelijke gerechtigheid”-districtscongres in Montreal (Canada). Vier dagen achtereen hadden Arabische, Engelse, Franse, Griekse, Italiaanse, Portugese en Spaanse afgevaardigden van hetzelfde programma genoten, maar in hun eigen taal. Aan het einde van de laatste lezing verenigden alle 45.000 aanwezigen in het Olympisch Stadion zich echter in een ontroerende tentoonspreiding van broederschap en eenheid van streven. Gezamenlijk zongen zij, alle groepen in hun eigen taal, „Zing mee . . . ’Jehovah heerst, gij aard, heb vreugd’.”

[Voetnoten]

^ ¶76 Gedurende de volgende 25 jaar zijn er op congressen nog zeventig van zulke drama’s opgevoerd.

^ ¶89 Van 1947 tot 1987 werden ze tweemaal per jaar gehouden. Tot 1972 waren dit driedaagse vergaderingen; daarna werd een tweedaags programma ingevoerd.

[Inzet op blz. 255]

„Ik was erg onder de indruk van de geest van liefde en broederlijke vriendelijkheid”

[Inzet op blz. 256]

Congrestreinen — instappen allemaal!

[Inzet op blz. 275]

Geen goed-gesalarieerde congresorganisatoren, maar onbetaalde vrijwilligers

[Inzet op blz. 278]

Eenheid tussen zwart en blank

[Kader/Illustratie op blz. 261]

 Zeven belangrijke congresresoluties

In 1922 werd in de resolutie getiteld „Een uitdaging aan de wereldleiders” een beroep op hen gedaan te bewijzen dat mensen de wijsheid bezitten deze aarde te regeren, of anders toe te geven dat vrede, leven, vrijheid en eindeloos geluk alleen van Jehovah verwacht kunnen worden door bemiddeling van Jezus Christus.

In 1923 werd er „Een waarschuwing aan alle christenen” gegeven met betrekking tot de dringende noodzaak te vluchten uit organisaties die ten onrechte beweren God en Christus te vertegenwoordigen.

In 1924 werden in „Aanklacht tegen de geestelijkheid” de onschriftuurlijke leerstellingen en praktijken van de geestelijken van de christenheid aan de kaak gesteld.

In 1925 werd in „Boodschap van hoop” aangetoond waarom degenen die beweren leidinggevende lichten van de wereld te zijn, in gebreke zijn gebleven de grootste behoeften van de mens te bevredigen en hoe alleen Gods koninkrijk hiertoe in staat is.

In 1926 stelde „Een getuigenis aan de regeerders van de wereld” hen ervan in kennis dat Jehovah de enige ware God is en dat Jezus Christus thans als de rechtmatige Koning van de aarde regeert. De heersers werden erin aangespoord hun invloed te gebruiken om de geest van de mensen tot de ware God te keren, opdat hun geen rampspoed zou overkomen.

In 1927 werd in de „Resolutie aan de volken der christenheid” het financieel-politiek-religieuze syndicaat dat de mensheid onderdrukt, ontmaskerd. De resolutie spoorde de mensen ertoe aan de christenheid te verlaten en hun vertrouwen te stellen in Jehovah en zijn koninkrijk in handen van Christus.

In 1928 maakte de „Verklaring tegen Satan en voor Jehovah” duidelijk dat Jehovah’s gezalfde Koning, Jezus Christus, binnenkort Satans macht zal beteugelen en zijn goddeloze organisatie zal vernietigen, en ze spoorde allen die rechtvaardigheid liefhebben aan hun standpunt aan Jehovah’s zijde in te nemen.

[Kader/Illustraties op blz. 272, 273]

Typerende beelden van sommige van de grote congressen

Honderden enthousiaste afgevaardigden arriveerden per schip, duizenden per vliegtuig, tienduizenden per auto en bus

Er waren een goede organisatie en talloze bereidwillige werkers nodig om voldoende huisvesting te vinden en toe te wijzen

Tijdens deze achtdaagse congressen werden er geregeld tienduizenden warme maaltijden aan de afgevaardigden uitgereikt

In 1953 waren meer dan 45.000 afgevaardigden ondergebracht in een caravan- en tentenstad

In 1958 werden in New York 7136 personen gedoopt — meer dan op enig ander tijdstip sinds Pinksteren in 33 G.T.

Spandoeken met groeten uit een groot aantal landen, en programma’s in 21 talen (New York, 1953)

[Illustratie op blz. 256]

Afgevaardigden op het in 1917 gehouden IBSA-congres in Winnipeg (Manitoba, Canada)

[Illustraties op blz. 258]

J. F. Rutherford sprak in 1919 te Cedar Point (Ohio, VS). Hij spoorde allen ertoe aan ijverig deel te nemen aan de bekendmaking van Gods koninkrijk en daarbij „Het Gouden Tijdperk” te gebruiken

[Illustratie op blz. 259]

Congres te Cedar Point in 1922. De oproep weerklonk: „Verkondigt de Koning en het Koninkrijk”

[Illustratie op blz. 260]

George Gangas was in 1922 in Cedar Point aanwezig. Sindsdien heeft hij ongeveer zeventig jaar lang ijverig Gods koninkrijk bekendgemaakt

[Illustratie op blz. 262, 263]

Afgevaardigden op het in 1931 gehouden congres in Columbus (Ohio, VS), die enthousiast de naam Jehovah’s Getuigen aannamen

[Illustratie op blz. 264]

De „Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften” (Engels) wordt in 1950 door N. H. Knorr vrijgegeven

[Illustratie op blz. 264]

Lezingen door F. W. Franz over de vervulling van bijbelse profetieën vormden een hoogtepunt van het congres (New York, 1958)

[Illustraties op blz. 265]

Vele jaren is velddienst een belangrijk onderdeel van elk congres geweest.

Los Angeles (VS), 1939 (onder); Stockholm (Zweden), 1963 (inzet)

[Illustraties op blz. 266]

Toen J. F. Rutherford in 1935 in Washington D.C. sprak, werd de boodschap via radio- en telefoonverbindingen naar zes continenten uitgezonden

[Illustraties op blz. 268]

In Neurenberg (Duitsland) hield Erich Frost in 1946 de vurige lezing „Christenen in de smeltkroes”

[Illustratie op blz. 269]

Openluchtcongres in Kitwe (Noord-Rhodesië), tijdens het bezoek van N. H. Knorr in 1952

[Illustraties op blz. 270, 271]

In 1958 luisterde een gehoor van 253.922 personen, die twee grote stadions in New York tot bovenaan toe vulden, naar de boodschap „Gods koninkrijk heerst — Is het einde der wereld nabij?”

Polo Grounds

Yankee Stadion

[Illustratie op blz. 274]

Grant Suiter, in 1950 congresvoorzitter in het Yankee Stadion

[Illustratie op blz. 274]

John Groh (zittend), terwijl hij in 1958 de congresorganisatie bespreekt met George Couch

[Illustraties op blz. 277]

In 1963 werd er een rond-de-wereld-congres gehouden, ter gelegenheid waarvan afgevaardigden uit ongeveer twintig landen de wereld rondreisden

Kioto (Japan) was een van de 27 congressteden (links onder). Afgevaardigden in de Republiek Korea leerden elkaar kennen (midden). Een Maori-begroeting in Nieuw-Zeeland (rechts onder).

[Illustraties op blz. 279]

Een congres voor 17 taalgroepen tegelijk, in een bamboestad die voor deze gelegenheid was gebouwd (Lagos, Nigeria, 1970)

[Illustraties op blz. 280]

In 1989 werden in Polen drie grote congressen gehouden, waar afgevaardigden aanwezig waren uit 37 landen

T. Jaracz (rechts) sprak de afgevaardigden in Poznań toe

In Chorzów werden duizenden Getuigen gedoopt

In Warschau applaudisseerden de congresgangers langdurig

Afgevaardigden uit de toenmalige USSR (onder)

Delen van het programma in Chorzów werden in 15 talen vertaald