Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

„Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt”

„Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt”

Hoofdstuk 32

„Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt”

HET was 14 Nisan 33 G.T., de laatste avond van Jezus’ aardse leven. Hij wist dat zijn dood nabij was, maar hij dacht niet aan zichzelf. Nee, hij maakte van deze gelegenheid gebruik om zijn discipelen aan te moedigen.

Jezus wist dat zij het na zijn heengaan niet gemakkelijk zouden hebben. Zij zouden ter wille van zijn naam „voorwerpen van haat zijn voor alle natiën” (Matth. 24:9). Satan zou proberen verdeeldheid onder hen te zaaien en hen te bezoedelen (Luk. 22:31). Tengevolge van afval zouden er namaakchristenen verschijnen (Matth. 13:24-30, 36-43). En ’wegens het toenemen der wetteloosheid zou de liefde van de meesten verkoelen’ (Matth. 24:12). Waardoor zouden zijn ware discipelen ondanks dit alles bij elkaar gehouden worden? Bovenal zou hun liefde voor Jehovah een verenigende band voor hen zijn (Matth. 22:37, 38). Maar zij zouden ook elkaar moeten liefhebben, en dat op een wijze waardoor zij zich van de rest van de wereld zouden onderscheiden (Kol. 3:14; 1 Joh. 4:20). Wat voor soort van liefde zou Jezus’ ware volgelingen naar hij zei duidelijk identificeren?

Die laatste avond legde Jezus hun het volgende gebod op: „Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt; net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt. Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt” (Joh. 13:34, 35). Jezus sprak die avond meer dan twintigmaal over liefde. En hij gaf hun driemaal het gebod ’elkaar lief te hebben’ (Joh. 15:12, 17). Het is duidelijk dat Jezus niet slechts zijn elf getrouwe apostelen in gedachten had die die avond bij hem waren, maar alle anderen die uiteindelijk het ware christendom zouden aanvaarden. (Vergelijk Johannes 17:20, 21.) Het gebod om elkaar lief te hebben zou „alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” bindend zijn voor ware christenen. — Matth. 28:20.

Maar bedoelde Jezus dat iedere willekeurige persoon waar ook ter wereld die goedheid en liefde jegens zijn naaste aan de dag legde, daardoor als een van Jezus’ ware discipelen geïdentificeerd zou worden?

’Hebt liefde onder elkaar’

Op diezelfde avond had Jezus ook veel te zeggen over eenheid. „Blijft in eendracht met mij”, zei hij tot zijn discipelen (Joh. 15:4). Hij bad dat zijn volgelingen „allen één” zouden zijn, en hij voegde eraan toe: „Evenals gij, Vader, in eendracht met mij zijt en ik in eendracht met u ben, dat ook zij in eendracht met ons mogen zijn” (Joh. 17:21). In deze context gaf hij hun het gebod: ’Hebt liefde onder elkaar’ (Joh. 13:35). Hun liefde zou dus niet slechts worden geuit tegenover een paar intieme vrienden of binnen één enkele gemeente. De apostel Petrus herhaalde later Jezus’ gebod en schreef: „Hebt liefde voor de gehele gemeenschap van broeders [of: ’de broederschap’]” (1 Petr. 2:17, vtn.; vergelijk 1 Petrus 5:9). Zij zouden dus een hechte, wereldomvattende broederschap zijn. Men zou allen binnen de wereldomvattende familie van gelovigen speciale liefde verschuldigd zijn omdat zij als broeders en zusters beschouwd zouden worden.

Hoe zou die liefde tot uiting komen? Wat zou er zo kenmerkend, zo anders, aan hun liefde voor elkaar zijn dat anderen er een duidelijk bewijs van waar christendom in zouden zien?

„Zoals ik u heb liefgehad”

„Gij moet uw naaste liefhebben als uzelf”, zei Gods wet voor Israël meer dan 1500 jaar voordat Jezus op aarde leefde (Lev. 19:18). Een dergelijke naastenliefde was echter niet de soort van liefde waardoor Jezus’ volgelingen zich zouden onderscheiden. Jezus had een liefde in gedachten die veel verder ging dan anderen liefhebben als zichzelf.

Het gebod om elkaar lief te hebben was, zoals Jezus zei, „een nieuw gebod”. Niet nieuw omdat het recenter was dan de Mozaïsche wet, maar nieuw in de mate waarin er liefde betoond moest worden. Hebt elkaar lief „zoals ik u heb liefgehad”, legde Jezus uit (Joh. 13:34). Zijn liefde voor zijn discipelen was sterk, constant. Het was een zelfopofferende liefde. Hij spreidde die liefde tentoon door meer voor hen te doen dan slechts een paar goede daden. Hij voedde hen geestelijk en zorgde wanneer dat nodig was voor hun fysieke behoeften (Matth. 15:32-38; Mark. 6:30-34). En hij gaf, als het grootste bewijs van zijn liefde, zijn leven voor hen. — Joh. 15:13.

Dat is de bijzondere soort van liefde waar het ’nieuwe gebod’ om vraagt, de liefde die Jezus’ ware volgelingen voor elkaar zouden hebben (1 Joh. 3:16). Wie geven er in deze tijd duidelijk blijk van het ’nieuwe gebod’ te gehoorzamen? De bewijzen die eerder in deze publikatie zijn verschaft, wijzen onmiskenbaar op één wereldomvattende gemeenschap van christenen.

Zij staan niet bekend wegens een unieke manier van kleden of enkele eigenaardige gewoonten, maar wegens de hechte, hartelijke band die er onder hen bestaat. Zij hebben de reputatie dat zij een liefde tentoonspreiden die boven raciale verschillen en nationale grenzen uitstijgt. Zij staan erom bekend dat zij weigeren tegen elkaar te vechten, ook al zijn de landen waarin zij wonen met elkaar in oorlog. Anderen zijn onder de indruk geraakt van de wijze waarop zij elkaar te hulp komen in tijden van tegenspoed, zoals wanneer natuurrampen toeslaan of wanneer enkele leden van hun broederschap worden vervolgd wegens het bewaren van hun rechtschapenheid tegenover God. Zij zijn bereid ontberingen te verduren of gevaar te trotseren om hun broeders en zusters voor wie Christus zijn leven heeft afgelegd, te helpen. Ja, zij zijn zelfs bereid voor elkaar te sterven. De liefde die zij aan de dag leggen is uniek in een wereld waarin zelfzucht steeds meer toeneemt. Zij zijn Jehovah’s Getuigen. *

Een voorbeeld van een dergelijke liefde in actie was te zien na de orkaan Andrew, die in de vroege ochtend van maandag 24 augustus 1992 de kust van Florida (VS) teisterde. In zijn kielzog bleven zo’n 250.000 mensen dakloos achter. Onder de slachtoffers waren duizenden getuigen van Jehovah. Bijna onmiddellijk kwam het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen in actie door een hulpverleningscomité aan te stellen en er regelingen voor te treffen dat er geld beschikbaar kwam voor de hulpverlening. Christelijke opzieners in het getroffen gebied namen snel contact op met afzonderlijke Getuigen om vast te stellen wat zij nodig hadden, en om hulp te verlenen. Reeds op maandagmorgen, de dag van de storm, stuurden Getuigen in South Carolina, honderden kilometers verderop, een vrachtwagen naar het gebied, geladen met generators, kettingzagen en drinkwater. Op dinsdag arriveerden, tegelijk met nog meer geschonken goederen, honderden vrijwilligers van buiten de stad om de plaatselijke broeders te helpen Koninkrijkszalen en particuliere huizen te repareren. Een vrouw die geen Getuige was en vlak bij een Koninkrijkszaal woonde, zei over de hulpverlening: „Dit moet werkelijk de christelijke liefde zijn waar de bijbel over spreekt.”

Zou zulke liefde na een of twee daden van goedheid afnemen? Zou ze zich alleen uitstrekken tot mensen van hetzelfde ras of dezelfde nationaliteit? Beslist niet! Tengevolge van politieke onrust en economische omstandigheden verloren in 1992 meer dan 1200 Getuigen in Zaïre hun huis en al hun bezittingen. Andere Getuigen in Zaïre kwamen hun snel te hulp. Hoewel zij het zelf al niet gemakkelijk hadden, deelden zij ook nog met vluchtelingen die uit Soedan Zaïre binnenkwamen. Al gauw arriveerden hulpzendingen uit Zuid-Afrika en Frankrijk; deze bevatten onder andere maïsmeel, gezouten vis en medicijnen — artikelen die zij heel goed konden gebruiken. Telkens opnieuw werd er in hulp voorzien, naar de omstandigheden het vereisten. En terwijl dit gaande was, werd in vele andere landen soortgelijke hulp verschaft.

Toch maakt het feit dat zij die liefde bezitten Jehovah’s Getuigen niet zelfvoldaan. Zij beseffen dat zij als volgelingen van Jezus Christus waakzaam moeten blijven.

[Voetnoot]

^ ¶14 Zie hoofdstuk 19, „Gezamenlijk in liefde toenemen”.

[Inzet op blz. 710]

Wat voor soort van liefde zou Jezus’ ware volgelingen naar hij zei duidelijk identificeren?

[Inzet op blz. 711]

Zij zouden een hechte, wereldomvattende broederschap zijn

[Kader op blz. 712]

„Getuigen zorgen voor hun eigen mensen — en voor anderen”

Onder die kop bracht „The Miami Herald” verslag uit over de hulpverlening door Jehovah’s Getuigen in Zuid-Florida na de verwoestingen die de orkaan Andrew in augustus 1992 had aangericht. In het artikel werd gezegd: „Niemand in Homestead slaat deze week de deur voor Jehovah’s Getuigen dicht — als zij nog een deur hebben om dicht te slaan. Ongeveer 3000 Getuigen zijn als vrijwilligers uit het hele land in het rampgebied samengestroomd, allereerst om hun eigen mensen te helpen en vervolgens anderen. . . . Ongeveer 135 ton voedsel en goederen zijn via een centrale post in de Congreshal in het westen van Broward County naar twee Koninkrijkszalen in het gebied van Homestead gebracht. Vanuit die zalen gaan elke morgen groepen in alle richtingen om de gehavende huizen van Getuige-broeders te repareren. . . . Een veldkeuken produceert in snel tempo maaltijden voor wel 1500 personen, driemaal per dag. En het zijn niet alleen maar hot dogs en donuts. De vrijwilligers worden onthaald op zelfgebakken brood, zelfgemaakte lasagne, gemengde salades, stoofschotel, flensjes en Franse toast — alles van geschonken ingrediënten.” — 31 augustus 1992, blz. 15A.