Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De wederkomst des Heren bekendmaken (1870–1914)

De wederkomst des Heren bekendmaken (1870–1914)

Hoofdstuk 5

De wederkomst des Heren bekendmaken (1870–1914)

„De nu volgende geschiedenis wordt niet louter verhaald omdat mij met aandrang is verzocht een overzicht te geven van Gods leiding op het pad des lichts, maar vooral omdat ik het nodig acht dat de waarheid op bescheiden wijze wordt verteld, dat misvattingen en op vooroordeel gebaseerde onjuistheden uit de weg worden geruimd en dat onze lezers kunnen zien hoe de Heer tot dusver hulp en leiding heeft geschonken.” *

NA DEZE woorden ging Charles Taze Russell ertoe over de ontwikkelingen te schetsen die ertoe hebben geleid dat hij Millennial Dawn (later Studies in the Scriptures genoemd) (resp. De dageraad van het Millennium en Schriftstudiën) en Zion’s Watch Tower and Herald of Christ’s Presence (Zions Wachttoren en Verkondiger der Tegenwoordigheid van Christus) (nu bekend als De Wachttoren — Aankondiger van Jehovah’s koninkrijk) ging uitgeven. Deze geschiedenis is van speciaal belang voor Jehovah’s Getuigen. Waarom? Omdat hun huidige begrip van bijbelse waarheden en hun activiteiten teruggevoerd kunnen worden tot de jaren ’70 van de vorige eeuw en het werk van C. T. Russell en zijn metgezellen, en vervolgens nog verder terug tot de bijbel en het vroege christendom.

Wie was Charles Taze Russell? Blijkt uit de geschiedenis van zijn werk dat hij hulp en leiding van de Heer heeft ontvangen?

Een speurtocht naar waarheid

C. T. Russell werd op 16 februari 1852 in Allegheny (nu een deel van Pittsburgh) (Pennsylvania, VS) geboren. Hij was de tweede zoon van Joseph L. Russell en Ann Eliza Russell-Birney, die presbyterianen van Schots-Ierse afkomst waren. Charles’ moeder stierf toen hij nog maar negen jaar was, maar van zijn prille kinderjaren af is Charles beïnvloed door zijn beide religieus ingestelde ouders. Zoals een latere medewerker van C. T. Russell opmerkte, „leidden zij het twijgje, waarna het in de richting van de Heer groeide”. Hoewel Charles als presbyteriaan werd opgevoed, sloot hij zich uiteindelijk aan bij de Congregationalistische Kerk, omdat hij de voorkeur gaf aan de aldaar gehuldigde opvattingen.

De jonge Charles was kennelijk een uitstekend zakenman. Op slechts elfjarige leeftijd werd hij de compagnon van zijn vader in een bloeiende herenmodezaak. Charles breidde het bedrijf uit en stond uiteindelijk zelf aan het hoofd van een aantal winkels. Hoewel het in zakelijk opzicht goed met hem ging, was hij in geestelijk opzicht diep verontrust. Hoe kwam dit?

Charles’ ouders geloofden oprecht in de leer van de kerken van de christenheid en voedden hem daar ook in op. De jonge Charles leerde aldus dat God liefde is, maar dat hij niettemin inherent onsterfelijke mensen had geschapen en een vurige plaats in gereedheid had gebracht waarin hij iedereen eeuwig zou pijnigen behalve degenen die hij tot redding had gepredestineerd. Zo’n gedachte stuitte de oprechte tiener Charles tegen de borst. Hij redeneerde: „Een God die zijn macht zou gebruiken om menselijke wezens te scheppen van wie hij van tevoren wist, ja, die hij daartoe predestineerde, dat zij voor eeuwig gepijnigd zouden worden, kon noch wijs noch rechtvaardig of liefdevol zijn. Zijn maatstaf zou lager zijn dan die van vele mensen.”

De jonge Russell was echter geen atheïst; hij kon eenvoudig niet de algemeen erkende leerstellingen van de kerken aanvaarden. Hij legde uit: „Geleidelijk begon ik in te zien dat de geloofsbelijdenissen, hoewel ze elk enkele elementen van waarheid bevatten, in hun totaliteit misleidend en in strijd met Gods Woord waren.” In de geloofsbelijdenissen van de kerken lagen inderdaad „elementen van waarheid” begraven onder een verwarrende hoeveelheid heidense leerstellingen die het ontaarde christendom gedurende de eeuwenlange afval waren binnengedrongen. Zich van kerkelijke leringen afwendend en op zoek naar waarheid, onderzocht Russell enkele grote oosterse religies, die echter alle onbevredigend bleken te zijn.

In het geloof hersteld

Het twijgje was echter door godvrezende ouders opgevoed; het was „in de richting van de Heer” geleid. Op een avond in 1869, toen Charles nog steeds naar waarheid zocht, vond er iets plaats waardoor zijn wankelende geloof werd hersteld. Toen hij in de buurt van de winkel van de Russells in de Federal Street liep, hoorde hij uit een zaaltje in een souterrain de klanken van religieuze liederen komen. Naar zijn eigen verslag is dit wat er gebeurde:

„Schijnbaar toevallig stapte ik op zekere avond een stoffig en vuil zaaltje binnen waar, zoals ik had gehoord, religieuze diensten werden gehouden, om te zien of het handjevol dat daar bijeenkwam iets redelijkers te bieden had dan de geloofsbelijdenissen van de grote kerken. Daar hoorde ik voor de eerste maal iets over de opvattingen van de Second Adventists, en de prediker daar was dhr. Jonas Wendell . . . Ik moet dus zeggen dat ik dank verschuldigd ben aan de adventisten alsook aan andere denominaties. Hoewel zijn uiteenzetting van de Schrift niet geheel duidelijk was, . . . was ze voldoende om onder Gods leiding mijn wankelende geloof in de goddelijke inspiratie van de bijbel te herstellen en om aan te tonen dat de verslagen van de apostelen en de profeten een onverbrekelijke eenheid vormen. Wat ik hoorde, bracht mij ertoe de bijbel ter hand te nemen teneinde die ijveriger en zorgvuldiger dan ooit tevoren te bestuderen, en ik zal de Heer altijd danken voor die leiding; want hoewel het adventisme mij niet heeft geholpen ook maar één enkele waarheid te ontdekken, heeft het mij ten zeerste geholpen dwalingen af te leren, waardoor het mij op de Waarheid heeft voorbereid.”

Die bijeenkomst hernieuwde het vaste besluit van de jonge Russell om naar schriftuurlijke waarheid te zoeken. Ze leidde hem terug naar zijn bijbel om die ijveriger dan ooit te bestuderen. Russell kwam al gauw tot de overtuiging dat voor degenen die de Heer dienden de tijd nabij gekomen was om tot een duidelijke kennis van Zijn voornemen te komen. Hij en enkele van zijn kennissen in Pittsburgh en het nabijgelegen Allegheny kwamen in 1870 derhalve enthousiast bijeen en vormden een bijbelstudieklas. Volgens een latere metgezel van Russell was de gang van zaken in de kleine bijbelklas als volgt: „Iemand stelde een vraag. Zij bespraken die. Zij zochten alle verwante schriftplaatsen over het punt op en daarna, als zij tevreden waren over de harmonie van deze teksten, formuleerden zij ten slotte hun conclusie en tekenden die op.” Zoals Russell later erkende, „was de periode van 1870 tot 1875 een tijd van voortdurende groei in genade en kennis en liefde voor God en zijn Woord”.

Naarmate zij de Schrift onderzochten, begonnen deze oprechte waarheidszoekers een aantal dingen duidelijker in te zien. Zij beseften de schriftuurlijke waarheden met betrekking tot de sterfelijkheid van de menselijke ziel en zagen in dat onsterfelijkheid een gave was welke degenen ten deel viel die medeërfgenamen met Christus in zijn hemelse koninkrijk werden (Ezech. 18:20; Rom. 2:6, 7). Zij begonnen een begrip te krijgen van de leerstelling van het loskoopoffer van Jezus Christus en de gelegenheid die deze voorziening de mensheid bood (Matth. 20:28). Zij gingen inzien dat hoewel Jezus aanvankelijk naar de aarde was gekomen als een mens in het vlees, hij bij zijn wederkomst onzichtbaar tegenwoordig zou zijn als een geestelijk persoon (Joh. 14:19). Zij leerden verder dat Jezus’ wederkomst niet ten doel had iedereen te vernietigen, maar de gehoorzame families van de aarde te zegenen (Gal. 3:8). Russell schreef: „Wij voelden ons zeer bedroefd over de dwaling van de Second Adventists, die Christus in het vlees verwachtten en leerden dat de wereld en allen daarop, met uitzondering van de Second Adventists, . . . verbrand zouden worden.”

De schriftuurlijke waarheden die de leden van deze kleine bijbelklas begonnen te begrijpen, waren beslist anders dan de heidense leerstellingen die tijdens de eeuwenlange afval het christendom waren binnengedrongen. Maar putten Russell en zijn geestelijk gezinde metgezellen deze waarheden uit de bijbel zonder de hulp van anderen?

Invloed van anderen

Russell maakte openlijk melding van de hulp die hij bij zijn bijbelstudie van anderen had ontvangen. Niet alleen erkende hij dank verschuldigd te zijn aan Jonas Wendell, verbonden met de Second Adventists, maar hij sprak ook met genegenheid over twee andere personen die hem bij zijn bijbelstudie hadden geholpen. Russell zei over deze twee mannen: „De bestudering van het Woord van God met deze geliefde broeders leidde, stap voor stap, naar groenere weiden.” De ene, George W. Stetson, was een ijverige bijbelonderzoeker en voorganger van de Advent Christian Church in Edinboro (Pennsylvania, VS).

De andere, George Storrs, was uitgever van het tijdschrift Bible Examiner, in Brooklyn, New York. Storrs, die op 13 december 1796 was geboren, was in eerste instantie gestimuleerd tot het onderzoeken van wat de bijbel over de toestand van de doden heeft te zeggen, doordat hij iets had gelezen wat was gepubliceerd (hoewel destijds anoniem) door een nauwgezette bijbelstudent, Henry Grew, uit Philadelphia (Pennsylvania, VS). Storrs werd een vurig voorstander van wat de voorwaardelijke onsterfelijkheid werd genoemd — de leer dat de ziel sterfelijk is en dat onsterfelijkheid een gave is die getrouwe christenen ten deel zal vallen. Hij redeneerde ook dat aangezien de goddelozen geen onsterfelijkheid bezitten, er geen eeuwige pijniging is. Storrs maakte uitgebreide reizen en hield lezingen over het onderwerp dat er geen onsterfelijkheid is voor de goddelozen. Tot zijn gepubliceerde werken behoorde de Six Sermons, dat uiteindelijk een verspreiding van 200.000 exemplaren bereikte. Storrs’ krachtige, op de bijbel gebaseerde opvattingen over de sterfelijkheid van de ziel alsook over de verzoening en de wederherstelling (het herstel van wat als gevolg van de Adamitische zonde verloren was gegaan; Hand. 3:21) hadden ongetwijfeld een krachtige, positieve invloed op de jonge Charles T. Russell.

Een ander evenwel die een diepgaande invloed op Russells leven had, was er ook de oorzaak van dat zijn loyaliteit aan de schriftuurlijke waarheid op de proef werd gesteld.

Tijdprofetieën en de tegenwoordigheid van de Heer

Op een zekere ochtend in januari 1876 ontving de 23-jarige Russell een exemplaar van een religieus tijdschrift getiteld Herald of the Morning. Aan de afbeelding op de omslag kon hij zien dat het adventistisch was. De uitgever, Nelson H. Barbour, uit Rochester (New York, VS), geloofde dat Christus’ wederkomst niet ten doel had de families van de aarde te vernietigen maar hen te zegenen en dat hij niet in het vlees zou komen maar als een geest. Welnu, dit stemde overeen met wat Russell en zijn metgezellen in Allegheny reeds enige tijd geloofden! * Het was echter frappant dat Barbour op grond van bijbelse tijdprofetieën geloofde dat Christus reeds (onzichtbaar) tegenwoordig was en dat de tijd voor het oogstwerk dat erin bestond „de tarwe” (de ware christenen die de Koninkrijksklasse vormen) bijeen te brengen, reeds was aangebroken. — Matth. hfdst. 13.

Russell had bijbelse tijdprofetieën gemeden. Nu begon hij zich echter af te vragen: „Zou het ook kunnen zijn dat de tijdprofetieën die ik zo lang heb afgewezen, omdat ze door de adventisten verkeerd werden uitgelegd, in werkelijkheid te kennen moesten geven wanneer de Heer onzichtbaar tegenwoordig zou zijn om zijn koninkrijk op te richten?” Met zijn niet te verzadigen dorst naar schriftuurlijke waarheden wilde Russell meer te weten komen. Daarom trof hij regelingen om Barbour in Philadelphia te ontmoeten. Deze ontmoeting bevestigde hun eenstemmigheid over een aantal bijbelse leerstellingen en stelde hen in de gelegenheid hun zienswijzen uit te wisselen. „Toen wij elkaar voor het eerst ontmoetten,” verklaarde Russell later, „kon hij veel van mij leren over de volheid van de wederherstelling gebaseerd op de toereikendheid van de losprijs die voor allen is gegeven, zoals ik veel van hem kon leren over tijd.” Barbour slaagde erin Russell ervan te overtuigen dat Christus’ onzichtbare tegenwoordigheid in 1874 was begonnen. *

„Het besluit een krachtige veldtocht voor de Waarheid te ondernemen”

C. T. Russell was een man met een krachtige overtuiging. Aangezien hij ervan overtuigd was dat Christus’ onzichtbare tegenwoordigheid was begonnen, was hij vastbesloten dit aan anderen bekend te maken. Hij zei later: „De kennis van het feit dat wij ons reeds in de oogstperiode bevonden, gaf mij een stimulans om de Waarheid als nooit tevoren te verbreiden. Ik nam daarom onmiddellijk het besluit een krachtige veldtocht voor de Waarheid te ondernemen.” Russell besloot nu zijn zakelijke belangen te beperken om zich aan de prediking te kunnen wijden.

Ter bestrijding van verkeerde ideeën over de wederkomst des Heren schreef Russell het pamflet The Object and Manner of Our Lord’s Return (Het doel en de wijze van de wederkomst van onze Heer). Het werd gepubliceerd in 1877. In datzelfde jaar gaven Barbour en Russell gezamenlijk het boek Three Worlds, and the Harvest of This World (Drie werelden, en de oogst van deze wereld) uit. Dit 196 bladzijden tellende boek behandelde de wederherstelling en bijbelse tijdprofetieën. Hoewel beide onderwerpen al eerder door anderen waren behandeld, was dit boek naar de mening van Russell „het eerste boek waarin de idee van de wederherstelling met tijdprofetieën werd gecombineerd”. Het zette de opvatting uiteen dat Jezus Christus sinds de herfst van 1874 onzichtbaar tegenwoordig was.

Terwijl Russell reisde en predikte, werd het hem duidelijk dat er meer nodig was om de waarheidszaden die hij zaaide, levend te houden en steeds water te geven. Het antwoord? „Een maandelijks tijdschrift”, zei Russell. Daarom besloten hij en Barbour de Herald, die wegens opgezegde abonnementen en uitgeputte geldmiddelen niet meer uitkwam, weer te gaan uitbrengen. Russell droeg hiertoe uit eigen zak bij en werd een van de mederedacteuren.

Dit alles ging een tijdlang goed — tot 1878.

Russell breekt met Barbour

In de uitgave van augustus 1878 van Herald of the Morning verscheen een artikel van de hand van Barbour waarin de vervangende waarde van Christus’ dood werd geloochend. Russell, die bijna dertig jaar jonger was dan Barbour, besefte dat hiermee in feite het belangrijkste aspect van de leer van de losprijs werd geloochend. Vandaar dat Russell in de direct erop volgende uitgave (september 1878), in een artikel getiteld „De verzoening”, de losprijs verdedigde en Barbours verklaringen tegensprak. De controverse werd in de volgende paar maanden op de bladzijden van het tijdschrift voortgezet. Ten slotte besloot Russell zich van verdere omgang met de heer Barbour terug te trekken en de financiële steun aan de Herald te staken.

C. T. Russell vond het echter niet voldoende zich terug te trekken van de Herald; de leerstelling van de losprijs moest verdedigd en Christus’ tegenwoordigheid bekendgemaakt worden. Daarom begon Russell in juli 1879 Zion’s Watch Tower and Herald of Christ’s Presence uit te geven. * Russell was de redacteur en uitgever, terwijl vijf anderen aanvankelijk vermeld stonden als personen die geregeld artikelen bijdroegen. De eerste uitgave had een oplage van 6000 exemplaren. Tegen 1914 werden er ongeveer 50.000 exemplaren van elke uitgave gedrukt.

„Niet als nieuw, niet als van onszelf, maar als van de Heer”

C. T. Russell bediende zich van de Watch Tower en andere publikaties om bijbelse waarheden te verdedigen en vals-religieuze leerstellingen en menselijke filosofieën die de bijbel tegenspraken, te weerleggen. Hij beweerde echter niet nieuwe waarheden te ontdekken.

Sinds het laatste deel van de achttiende eeuw hadden veel predikanten en bijbelgeleerden de valse leerstellingen van de onsterfelijkheid van de ziel en eeuwige pijniging voor de goddelozen aan de kaak gesteld. Van deze ontmaskering is grondig verslag uitgebracht in het boek Bible Vs. Tradition door Aaron Ellis, oorspronkelijk gepubliceerd in Engeland en vervolgens, in 1853, in de Verenigde Staten door George Storrs. Maar destijds heeft niemand zoveel gedaan als C. T. Russell en zijn medewerkers om deze waarheid bekend te maken.

Wat valt er te zeggen over andere bijbelse leerstellingen die in de Watch Tower en andere publikaties werden behandeld? Maakte Russell aanspraak op alle eer voor de ontdekking van deze prachtige waarheden? Russell legde uit: „Wij ontdekten dat eeuwenlang verscheidene sekten en groeperingen de bijbelse leerstellingen onder elkaar hadden opgedeeld en ze in meerdere of mindere mate met menselijke bespiegelingen en dwalingen hadden vermengd . . . Wij ontdekten dat de belangrijke leer van rechtvaardiging door geloof en niet door werken duidelijk was uiteengezet door Luther en in recentere tijd door vele christenen; dat goddelijke gerechtigheid en macht en wijsheid zorgvuldig waren behoed — hoewel ze niet duidelijk werden onderscheiden — door de presbyterianen; dat de methodisten de liefde en het medegevoel van God waardeerden en verheerlijkten; dat de adventisten vasthielden aan de kostbare leerstelling van de wederkomst des Heren; dat de baptisten onder andere de symbolische betekenis van de doop correct begrepen, ook al hadden zij de ware doop uit het oog verloren; en dat sommige universalisten reeds lange tijd vaag enkele gedachten over de ’wederherstelling’ koesterden. Aldus bleek in het geval van bijna alle denominaties dat de stichters ervan naar de waarheid hadden getast: hoewel het heel duidelijk was dat de grote Tegenstander hen had bestreden en het Woord van God, dat hij niet geheel kon vernietigen, niet ’recht had gesneden’.”

Met betrekking tot de chronologie die hij vaak uiteenzette, zei Russell: „Als wij ’onze’ chronologie zeggen, bedoelen wij louter die welke wij gebruiken, de bijbelse chronologie, welke al Gods dienstknechten toebehoort die ermee instemmen. Ze werd trouwens lang voor onze tijd in vrijwel dezelfde vorm gehanteerd die wij nu bezigen, evenals verscheidene door ons toegepaste profetieën met een verschillend doel werden gebruikt door de adventisten, en evenals verscheidene leerstellingen waaraan wij vasthouden en die zo nieuw en fris en anders schijnen, reeds lang geleden in een of andere vorm werden aangehangen: bijvoorbeeld — de verkiezing, de vrije genade, de wederherstelling, de rechtvaardiging, de heiliging, de verheerlijking en de opstanding.”

Hoe bezag Russell dan de rol die hij en zijn medewerkers speelden in het openbaar maken van de schriftuurlijke waarheid? Hij legde uit: „Ons werk . . . is geweest, deze zo lang overal verspreide waarheidsfragmenten bijeen te brengen en ze aan het volk van de Heer aan te bieden — niet als nieuw, niet als van onszelf, maar als van de Heer. . . . Zelfs voor het vinden en opnieuw rangschikken van de juwelen van waarheid moeten wij elke eer afwijzen.” Hij verklaarde verder nog: „Het werk in verband waarmee het de Heer heeft behaagd onze nederige talenten te gebruiken, is niet zozeer een oorspronkelijk werk als wel een werk van reconstructie, in orde brengen en harmoniseren.”

Russell was dus heel bescheiden met betrekking tot wat hij presteerde. Niettemin waren de „verspreide waarheidsfragmenten” die hij bijeenbracht en aan het volk van de Heer aanbood, vrij van de godonterende heidense leerstellingen van de Drieëenheid en de onsterfelijkheid van de ziel die, als gevolg van de grote afval, in de kerken van de christenheid verankerd waren geraakt. Als geen ander in die tijd maakten Russell en zijn medewerkers de betekenis van de wederkomst van de Heer en van het goddelijke voornemen en wat erbij betrokken was, wereldwijd bekend.

’Elkaar opbouwen in het allerheiligst geloof’

De bevrijdende waarheden die C. T. Russell en zijn medewerkers zowel via de gedrukte bladzijde als in lezingen bekendmaakten, vonden snel weerklank bij rechtgeaarde mensen. Russell, die nog geen dertig jaar was, besefte al gauw dat de lezers van de Watch Tower medegelovigen moesten leren kennen en elkaar moesten aanmoedigen. De Bijbelonderzoekers in Pittsburgh deden dit door geregeld bijeen te komen, maar wat kon er gedaan worden om de lezers van de Watch Tower in andere plaatsen te helpen?

Het antwoord kwam in de uitgaven van mei en juni 1880 van de Watch Tower. Daarin maakte Russell zijn plannen bekend om een aantal plaatsen en steden in de staten Pennsylvania, New Jersey, Massachusetts en New York te bezoeken. Met welk doel? „Onze lezers”, zo werd in de aankondiging uitgelegd, „wonen erg verspreid; in sommige plaatsen wonen slechts twee of drie lezers, en zo verder tot hoogstens vijftig. In veel plaatsen kennen zij elkaar in het geheel niet, en aldus verliezen zij het medeleven en de vertroosting die zij volgens de regeling van onze Vader zouden ontvangen door ’het onderling bijeenkomen gelijk sommigen de gewoonte hebben’. Overeenkomstig Zijn bedoeling moeten wij ’elkaar stichten’ en elkaar opbouwen in het allerheiligst geloof. De voorgestelde vergaderingen zullen, naar wij hopen, tot persoonlijke bekendheid met elkaar bijdragen.” — Hebr. 10:24, 25.

De „voorgestelde vergaderingen” werden tijdens Russells reis gehouden en bleken een groot succes te zijn; de lezers van de Watch Tower werden dichter tot elkaar gebracht. Deze en andere reizen om „groepjes wachtenden” te bezoeken, resulteerden al gauw in de vorming van een aantal klassen, of ecclesia’s (later gemeenten genoemd), niet alleen in bovengenoemde gebieden maar ook in de staten Ohio en Michigan. Deze klassen werden ertoe aangemoedigd geregelde vergaderingen te houden. Maar wat voor vergaderingen?

De klas in Pittsburgh had de gewoonte ontwikkeld om minstens tweemaal per week bijeen te komen. Op een van deze vergaderingen werd vaak een lezing gehouden door een bekwame spreker die de hele ecclesia toesprak, wellicht in een gehuurde zaal. Maar op de andere vergaderingen, die gewoonlijk in een particulier huis werden gehouden, werden de aanwezigen uitgenodigd de bijbel, een concordantie en papier en potlood bij de hand te hebben — en aan de vergadering deel te nemen.

De hartelijke geestelijke omgang waarin men zich op deze vaste wekelijkse vergaderingen verheugde, was verfrissend anders dan de kille, onpersoonlijke sfeer tijdens de diensten van veel kerken van de christenheid. De gedachte om geregeld bijeen te komen, was echter niet in de geest van Russell en zijn medewerkers ontstaan. Dat gebruik om te vergaderen, zelfs in particuliere huizen, was door de eerste-eeuwse christenen ingesteld. — Rom. 16:3, 5; Kol. 4:15.

„Predikt u?”

C. T. Russell en zijn medewerkers waren ervan overtuigd dat zij in een oogsttijd leefden en dat de mensen de bevrijdende waarheid moesten horen. Toch waren zij maar weinig in aantal. De Watch Tower voorzag in een belangrijke behoefte, maar zou er meer gedaan kunnen worden? Russell en zijn medewerkers meenden van wel. In 1880 begonnen zij Bible Students’ Tracts (Bijbelonderzoekerstraktaten), later ook Old Theology Quarterly (Oude-theologiekwartaalblad) genoemd, te publiceren. Dit waren traktaten die aan de lezers van de Watch Tower werden gegeven opdat zij ze gratis aan het publiek zouden verspreiden.

Ja, de lezers van de Watch Tower werden aangemoedigd de kostbare waarheden die zij leerden met anderen te delen. „Predikt u?”, luidde de vraag die in de gecombineerde uitgave van juli/augustus 1881 van de Watch Tower werd gesteld. Hoe belangrijk was het voor hen om te prediken? Het artikel verklaarde vervolgens: „Wij geloven dat de kleine kudde uitsluitend uit predikers bestaat. . . . Ja, wij zijn geroepen om met hem te lijden en dat goede nieuws nu bekend te maken, opdat wij te bestemder tijd verheerlijkt mogen worden en de dingen die nu gepredikt worden, ten uitvoer mogen brengen. Wij werden niet geroepen, noch gezalfd, om eer te ontvangen en rijkdom bijeen te garen, maar om de kosten te dragen en ten koste te worden gelegd, en het goede nieuws te prediken.”

Het is passend dat die vroege Bijbelonderzoekers zich terdege bewust waren van de noodzaak het goede nieuws te prediken. De taak om te prediken werd de eerste-eeuwse christenen feitelijk opgelegd; het is een verantwoordelijkheid die tot de huidige dag op de schouders van alle ware christenen rust (Matth. 24:14; 28:19, 20; Hand. 1:8). Maar wat was het doel van de prediking door Russell en de vroege lezers van de Watch Tower? Was het alleen maar de bedoeling bijbelse lectuur te verspreiden of kerkgangers op schriftuurlijke waarheden attent te maken?

’U moet haar verlaten’

„Gaat uit van haar, mijn volk”, waarschuwde de bijbel lang geleden. Waarvan uit? Uit „Babylon de Grote, de moeder van de hoeren en van de walgelijkheden der aarde” (Openb. 17:5; 18:4). Waarom van Babylon uitgaan? „Want haar zonden hebben zich helemaal tot aan de hemel opgehoopt, en God heeft zich haar ongerechtigheden te binnen gebracht” (Openb. 18:5). Wie is deze moeder-hoer, van wie mensen zich moesten afscheiden?

Maarten Luther en andere leiders van de Reformatie identificeerden de Katholieke Kerk en haar pausdom als Babylon de Grote. Wat valt er te zeggen van de protestantse kerken die als gevolg van de Reformatie ontstonden? Afgezien van hun verwerping van het primaatschap van de paus vertoonden verscheidene ervan qua kerkstructuur in feite niet veel verschil met het katholicisme; ook bleven ze vasthouden aan onschriftuurlijke leerstellingen, zoals de Drieëenheid, de onsterfelijkheid van de ziel en eeuwige pijniging. Om deze reden spoorden sommige predikanten de mensen ertoe aan zich niet alleen los te maken van de Katholieke Kerk, maar ook van de grote protestantse kerkstelsels.

C. T. Russell en zijn medewerkers beseften eveneens dat deze beruchte hoer niet louter de Katholieke Kerk was. Hoewel de Watch Tower van november 1879 Babylon de Grote vereenzelvigde met het „Pausdom als STELSEL”, werd dan ook vervolgens in het artikel opgemerkt: „Wij moeten verder gaan en andere kerken (niet de individuele leden, maar de kerkstelsels) die zich verenigd hebben met de Rijken der aarde, als medeschuldig aanwijzen. Elke kerk die er aanspraak op maakt een aan Christus uitgehuwelijkte eerbare maagd te zijn maar die in werkelijkheid verenigd is met en ondersteund wordt door de wereld (het beest), moeten wij in schriftuurlijke taal veroordelen als een hoer-kerk.”

Waartoe werden de lezers van de Watch Tower derhalve aangemoedigd? Russell schreef: „Indien de kerk waarmee u bent verbonden, in een overspelige verbintenis met de wereld leeft, moet u, indien u uw gewaden wit wilt houden, haar verlaten.” Russell en zijn medewerkers beseften toen niet de volledige reikwijdte van de invloed van Babylon de Grote. Niettemin werden de lezers van de Watch Tower ertoe aangespoord zich af te scheiden van kerkelijke stelsels die verdorven en wereldsgezind waren. — Joh. 18:36.

De waarheid ervan vatte dadelijk post in mijn hart”

In 1886 werd in verband met het publiceren van bijbelse waarheden een belangrijke stap voorwaarts gedaan met de vrijgave van het eerste deel van een beloofde serie boeken die Millennial Dawn werd genoemd, geschreven door C. T. Russell. Deel I heette Het Goddelijk Plan der Eeuwen. Het bevatte studies over zestien onderwerpen, zoals „Het bestaan van een opperwezen vastgesteld”, „De bijbel, als een goddelijke openbaring in het licht der rede beschouwd”, „De wederkomst onzes Heeren. — Haar doel de wederherstelling aller dingen” en „De toelating van het booze in betrekking tot Gods plan”. Uiteindelijk schreef C. T. Russell nog vijf boeken van de Millennial Dawn-​serie. *

Russell leefde niet lang genoeg om het voorgenomen zevende deel van de serie te schrijven, maar de grote verspreiding van de zes delen die hij wel voltooide, raakte een gevoelige snaar bij rechtgeaarde mensen. „Uw boek MILLENNIAL DAWN kwam in de afgelopen herfst in mijn bezit,” schreef een vrouw in 1889, „de eerste maal dat ik besefte dat zulke boeken feitelijk bestonden. Ik kreeg het op een zaterdagavond in handen, begon het onmiddellijk te lezen en heb het niet meer weggelegd — behalve wanneer dit onvermijdelijk was — totdat ik het uit had. De waarheid ervan vatte dadelijk post in mijn hart; onmiddellijk trok ik mij terug uit de Presbyteriaanse Kerk, waar ik zo lang in het duister naar de waarheid had gezocht en ze niet had gevonden.”

Er was in die dagen werkelijk moed nodig om uit de kerk te treden. Dit blijkt wel uit de ervaring van een vrouw in Manitoba (Canada), die in 1897 in het bezit kwam van Millennial Dawn. Aanvankelijk probeerde zij bij haar kerk te blijven en op de plaatselijke zondagsschool onderwijs te geven. In 1903 brak de dag aan dat zij besloot met de kerk te breken. Zij stond op en vertelde alle aanwezigen waarom zij van mening was zich van de kerk te moeten losmaken. Haar naaste buur (kostbaar voor mensen in kleine woongemeenschappen in die dagen) probeerde haar te overreden naar de kerk terug te keren. Maar zij bleef standvastig, ook al was er in de buurt geen gemeente van Bijbelonderzoekers. Zoals haar zoon haar situatie later beschreef: „Geen studiedienaar [ouderling] om op te steunen. Geen vergaderingen. Een berouwvol hart. Een stukgelezen bijbel. Lange, gebedsvolle uren.”

Wat in verband met Millennial Dawn, de Watch Tower en andere publikaties van het Genootschap trof het hart van mensen en bracht hen ertoe zo resoluut te handelen? De manier waarop C. T. Russell de bijbelse leerstellingen uitlegde, verschilde van die van veel schrijvers in zijn tijd. Hij geloofde dat de bijbel het onfeilbare Woord van God was en dat de erin opgetekende leerstellingen met elkaar in overeenstemming moesten zijn. Indien een bepaald deel van de bijbel derhalve moeilijk te begrijpen was, meende hij dat het verduidelijkt en uitgelegd moest worden aan de hand van een ander deel van het geïnspireerde Woord. Hij trachtte niet zijn uitleggingen te ondersteunen met het getuigenis van theologen van zijn tijd of met de zienswijzen van de zogenaamde vroege kerkvaders. Zoals hij in Het Goddelijk Plan der Eeuwen (Deel I van Millennial Dawn) schreef: „Wij gelooven dat het ten allen tijde eene dwaling is, zekere leerstelsels aan te nemen omdat anderen in wie men vertrouwen heeft er in geloofden. . . . Zij die naar waarheid zoeken, moeten hunne vaten ontdoen van de modderige wateren der overlevering, en ze vullen aan de fontein der waarheid — Gods Woord.”

Toen een toenemend aantal van deze waarheidszoekers gunstig reageerde op wat zij in de publikaties van het Wachttorengenootschap lazen, moesten er in Allegheny enkele onverwachte veranderingen worden aangebracht.

Hoofdbureau in het Bijbelhuis

De Bijbelonderzoekers in Allegheny, die betrokken waren bij het uitgeven van de Watch Tower, werden als het meest ervaren in het doen van het werk van de Heer beschouwd, terwijl alle ecclesia’s of gemeenten ervan uitgingen dat zij de leiding namen. In het begin was het hoofdbureau gevestigd aan Fifth Avenue 101, Pittsburgh, en later aan Federal Street 44, Allegheny. Aan het eind van de jaren ’80 werd echter uitbreiding noodzakelijk. Daarom trof Russell regelingen voor het bouwen van grotere faciliteiten. In 1889 kwam aan Arch Street 56-60, Allegheny, een uit vier verdiepingen bestaand stenen gebouw gereed. Dit gebouw, dat op $34.000 werd getaxeerd, stond bekend als het Bijbelhuis. Het heeft ongeveer negentien jaar als het hoofdbureau van het Genootschap gediend.

Vanaf 1890 voorzag de kleine Bijbelhuisfamilie in de behoeften van verscheidene honderden personen die actief met het Wachttorengenootschap verbonden waren. Maar naarmate de jaren ’90 verstreken, toonden meer mensen belangstelling voor hun werk. Volgens een onvolledig bericht dat in de Watch Tower werd gepubliceerd, werd de Gedachtenisviering ter herdenking van Christus’ dood op 26 maart 1899 op 339 verschillende vergaderplaatsen door 2501 deelnemers bijgewoond. Wat zou er echter toe bijdragen dat het groeiende aantal Bijbelonderzoekers verenigd bleef?

De groeiende kudde tot een eenheid smeden

C. T. Russell moedigde alle lezers van de Watch Tower aan om waar dit maar mogelijk was, bijeen te komen en groepjes of groepen te vormen teneinde elkaar geestelijk op te bouwen. Via de kolommen van de Watch Tower werd schriftuurlijke raad gegeven. Ook werden er vanuit het hoofdbureau reizende vertegenwoordigers van het Wachttorengenootschap naar de verschillende groepen gestuurd om contact met hen te onderhouden en hen geestelijk op te bouwen.

Op gezette tijden werden er ook speciale vergaderingen gehouden die door Bijbelonderzoekers uit veel plaatsen werden bijgewoond. „Dit is een SPECIALE UITNODIGING voor iedere lezer die kan komen”, werd in de uitgave van de Watch Tower van maart 1886 met klem gezegd. Om welke gelegenheid ging het? De jaarlijkse viering van het Avondmaal des Heren, die op zondag 18 april 1886 te Allegheny gehouden zou worden. Er stond echter nog meer op het programma: Voor de avonden van de erop volgende week stond een reeks speciale vergaderingen gepland. De Bijbelonderzoekers in Allegheny openden hun huis — en hun hart — kosteloos voor de bezoekende afgevaardigden. Gedurende de volgende paar jaar werden er ten tijde van de Gedachtenisviering ter herdenking van de dood des Heren, in Allegheny soortgelijke vergaderingen gehouden.

Tegen het einde van de jaren ’90 begonnen de Bijbelonderzoekers op veel plaatsen congressen te organiseren. C. T. Russell hield bij deze gelegenheden vaak een toespraak. Hoe was het om naar hem te luisteren?

Ralph Leffler, die C. T. Russell heeft horen spreken, herinnerde zich: „Als hij op het podium voor een publiek stond, droeg hij altijd een lange, geklede zwarte jas en een witte das. Hij sprak niet luid en hij maakte nooit gebruik van een microfoon of een luidspreker, want die waren nog niet uitgevonden; toch scheen zijn stem altijd tot het verst verwijderde gedeelte van de zaal door te dringen. Hij kon de aandacht van een groot gehoor niet alleen een uur, maar soms wel twee of drie uur vasthouden. Hij begon zijn lezing altijd met een lichte buiging naar het publiek. Onder het spreken stond hij niet als een standbeeld stil, maar was hij altijd in beweging, terwijl hij met zijn armen gesticuleerde en van de ene kant naar de andere of van de voorkant naar de achterkant liep. Ik heb hem nooit met aantekeningen of een manuscript in zijn handen gezien — alleen met de bijbel, die hij veelvuldig gebruikte. Hij sprak met oprechtheid van hart en met grote overtuigingskracht. Gewoonlijk was het enige wat er destijds op het podium stond een tafeltje met een bijbel erop en een karaf water en een glas waaruit de spreker af en toe een slokje water dronk.”

Die vroege congressen waren periodes van hartelijke omgang en geestelijke verkwikking. Ze hadden ten doel de eenheid van alle Bijbelonderzoekers te versterken en bijbelse waarheden bekend te maken. Tegen het einde van de jaren ’90 was het de Bijbelonderzoekers inmiddels duidelijk geworden dat er nog veel meer gedaan moest worden op het gebied van het verbreiden van de bijbelse waarheid. Maar zij waren nog maar met betrekkelijk weinigen. Bestond er een manier om miljoenen mensen meer te bereiken dan door de destijds gebruikte methoden mogelijk was? Ja, inderdaad!

De deur van „krantenevangelisatie” openen

Tegen het einde van de negentiende eeuw was de aarde door een reusachtig telegraafkabelnet omspannen. Telegrafische communicatie was goedkoop en snel; in de krantenwereld werd er een radicale verandering door teweeggebracht. Nieuws kon snel over lange afstanden doorgegeven worden en gepubliceerd worden in kranten. In het vroege begin van de twintigste eeuw beschouwden C. T. Russell en zijn medewerkers kranten als een doeltreffende manier om grote aantallen mensen te bereiken. Russell zei later: „De krant is de grote factor in het dagelijks leven van de beschaafde wereld geworden.”

De Watch Tower van 1 december 1904 maakte bekend dat de preken van C. T. Russell in drie kranten verschenen. In de volgende uitgave van de Watch Tower werd onder het kopje „Krantenevangelisatie” bericht: „Op deze wijze zijn miljoenen preken wijd en zijd verbreid; en op zijn minst sommige hebben iets goeds tot stand gebracht. Indien de Heer het wil, zullen wij er graag voor zorgen dat deze ’deur’ open blijft of zelfs nog wijder opengaat.” De deur van „krantenevangelisatie” ging inderdaad nog wijder open. Tegen 1913 hadden Russells preken via 2000 kranten naar schatting 15.000.000 lezers bereikt!

Hoe slaagde Russell er echter in om zelfs tijdens zijn reizen een wekelijkse preek gedrukt te krijgen? Elke week telegrafeerde hij een preek (van ongeveer twee kolommen) naar een persbureau. Dit bureau telegrafeerde deze dan door naar kranten in de Verenigde Staten, Canada en Europa.

Russell was ervan overtuigd dat de Heer de deur van de krantenprediking wijd had geopend. Tijdens het eerste decennium van de twintigste eeuw werd er door zulke krantepreken een grote bekendheid gegeven aan de door Russell en zijn medewerkers verkondigde bijbelse boodschap. In de publikatie The Continent werd eens over Russell verklaard: „Naar verluidt hebben zijn in kranten gepubliceerde geschriften wekelijks een grotere oplage dan die van welke andere in leven zijnde man maar ook, waarschijnlijk groter dan de gecombineerde oplage van de geschriften van alle priesters en predikanten in Noord-Amerika.”

Naar Brooklyn verhuizen

Toen de krantenprediking aan kracht won, zochten de Bijbelonderzoekers een andere locatie van waar uit zij de preken konden publiceren. Waarom? Het Bijbelhuis in Allegheny was te klein geworden. Men was ook van mening dat indien Russells preken uit een grotere, meer bekende stad kwamen, ze in meer kranten gepubliceerd zouden worden. Maar welke stad? De Watch Tower van 15 december 1908 legde uit: „Alles bij elkaar genomen kwamen wij, na de goddelijke leiding gezocht te hebben, tot de conclusie dat Brooklyn, New York, met een grote middenstand onder haar bevolking en bekend onder de naam ’kerkenstad’, om deze redenen het geschiktste centrum voor ons oogstwerk gedurende de paar overgebleven jaren zou zijn.”

In 1908 werden verscheidene vertegenwoordigers van het Wachttorengenootschap, onder wie ook de wettelijke raadsman, Joseph F. Rutherford, naar de stad New York gezonden. Met welk doel? Om een pand te kopen waarop C. T. Russell tijdens een eerdere reis zijn oog had laten vallen. Zij kochten het oude „Plymouth Bethel”, gelegen aan Hicks Street 13-17, Brooklyn. Het had als zendingsgebouw dienst gedaan voor de nabijgelegen Plymouth Congregational Church, waar Henry Ward Beecher eens als predikant had gediend. De vertegenwoordigers van het Genootschap kochten ook Beechers voormalige woonhuis, een van bruinrood zandsteen opgetrokken gebouw van vier verdiepingen aan Columbia Heights 124, enkele blokken verder.

Het gebouw aan Hicks Street werd verbouwd en de Brooklyn-Tabernakel genoemd. Het bevatte de kantoren van het Genootschap en een gehoorzaal. Na flink wat herstelwerkzaamheden werd Beechers voormalige woonhuis aan Columbia Heights 124 het nieuwe tehuis van de medewerkers van het hoofdbureau van het Genootschap. Hoe zou het worden genoemd? The Watch Tower van 1 maart 1909 legde uit: „Het nieuwe huis zullen wij ’Bethel’ noemen [wat „Huis van God” betekent].” *

Na de verhuizing naar Brooklyn won de „krantenevangelisatie”, zoals ze werd genoemd, nog meer aan kracht. Het was echter niet de enige manier om grote aantallen mensen te bereiken.

Het goede nieuws op grotere schaal bekendmaken

In 1912 begonnen Russell en zijn medewerkers aan een gedurfd, educatief project dat zijn tijd ver vooruit was. Ja, het zou wereldwijd miljoenen mensen bereiken. Het was het „Photo-Drama der Schepping”, een combinatie van film- en lichtbeelden, gesynchroniseerd met muziekbegeleiding en op grammofoonplaten opgenomen lezingen. De voorstelling duurde ongeveer acht uur en werd in vier gedeelten vertoond. Behalve het gewone „Photo-Drama” werd ook het „Eureka-Drama” beschikbaar gesteld. Dit laatste bestond uit hetzij de op grammofoonplaten opgenomen lezingen plus de muziekplaten of de grammofoonplaten plus de lichtbeelden. Hoewel de bewegende beelden hierbij ontbraken, werd het in minder dichtbevolkte gebieden met succes vertoond.

Stelt u zich het historische tafereel voor: In januari 1914, in het tijdperk van de stomme film, * kwam een publiek van 5000 mensen bijeen in The Temple, een gebouw aan West 63rd Street, in de stad New York. Vele anderen moesten weggestuurd worden. De gelegenheid? Wel, de première in New York van het „Photo-Drama der Schepping”! Vóór de aanwezigen bevond zich een groot filmdoek. Toen zij keken — en luisterden — gebeurde er iets werkelijk verbazingwekkends. C. T. Russell, die destijds begin zestig was, verscheen op het doek. Zijn lippen begonnen te bewegen en zijn woorden waren te horen! In de loop van de voorstelling werden de aanwezigen — door middel van het gesproken woord, lichtbeelden in kleur, en muziek — meegevoerd van de schepping van de aarde naar het einde van Christus’ duizendjarige regering. Tijdens de voorstelling zagen zij ook (in een snelle opeenvolging van met tussenpozen gemaakte foto’s) andere dingen die hen versteld deden staan — het opengaan van een bloem en het uit het ei komen van een kuiken. Zij waren werkelijk onder de indruk!

Tegen het einde van 1914 was het „Photo-Drama” aan miljoenen mensen in Noord-Amerika, Europa, Nieuw-Zeeland en Australië vertoond. Het „Photo-Drama” bleek beslist een doeltreffend middel te zijn waardoor in een betrekkelijk korte tijd grote mensenmenigten bereikt konden worden.

Hoe stond het intussen met oktober 1914? Russell en zijn medewerkers hadden tientallen jaren lang bekendgemaakt dat de tijden der heidenen in 1914 zouden eindigen. De verwachtingen waren hoog gespannen. C. T. Russell was kritisch geweest ten aanzien van degenen die verschillende datums voor de wederkomst van de Heer hadden vastgesteld, zoals William Miller en sommige adventistische groeperingen (Second Adventists). Toch was hij er vanaf de tijd van zijn vroege omgang met Nelson Barbour van overtuigd geraakt dat er een op de bijbel gebaseerde nauwkeurige chronologie was en dat deze naar 1914 wees als het einde van de tijden der heidenen.

Toen dat opmerkelijke jaar naderde, koesterden de Bijbelonderzoekers hoge verwachtingen, maar niet alles wat zij verwachtten, stond rechtstreeks in de Schrift. Wat zou er gebeuren?

[Voetnoten]

^ ¶3 De Watch Tower, 15 juli 1906, blz. 229.

^ ¶22 Barbour en Russell waren geen van beiden de eerste die de wederkomst des Heren als een onzichtbare tegenwoordigheid uitlegde. Lang voordien had Sir Isaac Newton (1642–1727) geschreven dat Christus zou wederkomen en „onzichtbaar voor stervelingen” zou regeren. In 1856 had Joseph Seiss, luthers predikant in Philadelphia (Pennsylvania, VS), geschreven over een advent in twee fasen — een onzichtbare par·ouʹsi·a, of tegenwoordigheid, gevolgd door een zichtbare manifestatie. Vervolgens had Benjamin Wilson in 1864 zijn Emphatic Diaglott gepubliceerd met de interlineaire lezing „tegenwoordigheid”, niet „komst”, voor par·ouʹ·si·a, hetgeen door B. W. Keith, een medewerker van Barbour, onder de aandacht van Barbour en zijn metgezellen was gebracht.

^ ¶23 Een duidelijker begrip van de bijbelse chronologie werd in later jaren gepubliceerd. Zie hoofdstuk 10, „Toenemen in nauwkeurige kennis van de waarheid”.

^ ¶31 De uitdrukking „Wachttoren” is niet uniek voor Russells geschriften of voor Jehovah’s Getuigen. George Storrs publiceerde in de jaren ’50 van de vorige eeuw een boek getiteld The Watch Tower: Or, Man in Death; and the Hope for a Future Life. De naam werd ook opgenomen in de titel van verschillende religieuze tijdschriften en spruit voort uit de gedachte van waakzaam te blijven uitzien naar de verwezenlijking van Gods voornemens. — Jes. 21:8, 11, 12; Ezech. 3:17; Hab. 2:1.

^ ¶55 Dit waren: Deel II, The Time Is at Hand (De tijd is nabij) in 1889; Deel III, Thy Kingdom Come (Uw Koninkrijk kome) in 1891; Deel IV, The Day of Vengeance, later The Battle of Armageddon genoemd (resp. De dag der wraak, en De krijg van Armageddon) in 1897; Deel V, The At-one-ment Between God and Man (De verzoening tussen God en mens) in 1899; en Deel VI, The New Creation (De nieuwe schepping) in 1904. Toen men de delen van Millennial Dawn Studies in the Scriptures ging noemen, werd Deel I aangeduid als „Series I”, Deel II als „Series II”, enzovoort. De naam Studies in the Scriptures werd vanaf omstreeks oktober 1904 in beperkte oplagen gebruikt, terwijl de nieuwe naam vanaf 1906 algemener werd gebezigd.

^ ¶77 Later werd het Bethelhuis vergroot doordat het aangrenzende pand, Columbia Heights 122, werd aangekocht. Bovendien werd in 1911 nog een gebouw aan de achterkant van het Bethelhuis toegevoegd, waardoor er meer woonruimte beschikbaar kwam.

^ ¶81 Hoewel er al eerder pogingen waren ondernomen om filmbeelden met geluid te combineren, deed het tijdperk van de geluidsfilm zijn intrede in augustus 1926, toen Don Juan (met muziek maar zonder gesproken woord) werd uitgebracht, gevolgd door The Jazz Singer (met gesproken woord) in het najaar van 1927.

[Inzet op blz. 51]

’Geroepen om het goede nieuws te prediken’

[Kader/Illustratie op blz. 44]

„Laat beide te zamen opgroeien tot de oogst”

Wat is er na de eerste eeuw met het ware christendom gebeurd? Jezus had in een illustratie gewaarschuwd dat de Duivel „onkruid”, imitatiechristenen, tussen „de tarwe”, de ware christenen, „de zonen van het koninkrijk”, zou zaaien. Beide zouden te zamen opgroeien tot „de oogst”, het „besluit van een samenstel van dingen” (Matth. 13:24-30, 36-43). Tijdens de grote afval die zich na de dood van de apostelen ontwikkelde, heeft „het onkruid” vele eeuwen lang de overhand gehad.

Wat valt er echter te zeggen over „de tarwe”? Wie behoorden gedurende de eeuwenlange afval tot „de zonen van het koninkrijk”? Wij kunnen dit niet met zekerheid zeggen. Men is algemeen van mening dat met het letterlijke onkruid in Jezus’ illustratie de dolik wordt bedoeld, die zeer veel op tarwe lijkt en pas in rijpe toestand gemakkelijk van tarwe te onderscheiden is wegens haar kleinere zwarte zaden. Evenzo zou pas bij „de oogst” een duidelijk onderscheid tussen imitatiechristenen en de ware „zonen van het koninkrijk” gemaakt kunnen worden. Toch zei Jezus: „Laat beide te zamen opgroeien tot de oogst.” Het ware christendom is dus nooit volledig uitgeroeid.

In de loop van alle eeuwen zijn er altijd waarheidlievende personen geweest. Om er slechts enkelen te noemen: John Wycliffe (ca. 1330–1384) en William Tyndale (ca. 1494–1536) hielpen het vertalen van de bijbel vooruit, ook al liepen zij gevaar hun leven of vrijheid te verliezen. Wolfgang Fabricius Capito (1478–1541), Martin Cellarius (1499–1564), Johannes Campanus (ca. 1500–1575) en Thomas Emlyn (1663–ca. 1741) aanvaardden de bijbel als Gods Woord en verwierpen de Drieëenheid. Ook Henry Grew (1781–1862) en George Storrs (1796–1879) aanvaardden de bijbel en verwierpen de Drieëenheid, en tevens brachten zij waardering tot uitdrukking voor het loskoopoffer van Christus.

Hoewel wij geen van deze personen definitief kunnen identificeren als „de tarwe” in Jezus’ illustratie, kan er beslist gezegd worden dat ’Jehovah degenen die hem toebehoren kent’. — 2 Tim. 2:19.

[Kader op blz. 45]

George W. Stetson — „Een zeer getalenteerd man”

C. T. Russell betuigde vol waardering zijn erkentelijkheid voor de hulp die George W. Stetson, uit Edinboro (Pennsylvania, VS), hem had geschonken bij het bestuderen van de Schrift. Stetson stierf op 9 oktober 1879, op 64-jarige leeftijd. De volgende maand bevatte de „Watch Tower” een bericht van het overlijden van Stetson waaruit bleek hoezeer de 27-jarige Russell hem respecteerde. „Onze broeder was een zeer getalenteerd man”, schreef Russell, „en offerde schitterende vooruitzichten op wereldlijke en politieke onderscheidingen op om Christus te mogen prediken.” Stetsons laatste wens was dat C. T. Russell zijn begrafenistoespraak zou houden; Russell willigde deze wens in. „Ongeveer twaalfhonderd personen woonden de begrafenisdienst bij,” berichtte Russell, „waaruit bleek hoezeer onze broeder werd hooggeacht.” — De „Watch Tower” van november 1879.

[Kader/Illustratie op blz. 46]

George Storrs — „Een vriend en broeder”

C. T. Russell besefte dat hij dank verschuldigd was aan George Storrs, die ongeveer 56 jaar ouder was dan hij. Russell had veel van Storrs geleerd over de sterfelijkheid van de ziel. Toen Storrs eind 1879 ernstig ziek was, bood Russell derhalve aan een verklaring over Storrs toestand in de „Watch Tower” af te drukken. „Onze broeder,” schreef Russell, „zo lang de uitgever van ’The Bible Examiner’, is bij de meeste van onze lezers bekend; ook dat hij wegens ernstige ziekte genoodzaakt was de publikatie ervan te staken.” Naar Russells mening had Storrs „veel reden om God te danken voor het voorrecht zo’n lang en aan de Meester gewijd leven te mogen leiden”. Storrs stierf op 28 december 1879 op de leeftijd van 83 jaar. Een bericht van zijn overlijden verscheen in de uitgave van februari 1880 van de „Watch Tower”, waarin stond: „Wij betreuren het verlies van een vriend en broeder in Christus, maar ’niet als degenen die geen hoop hebben’.”

[Illustratie]

George Storrs

[Kader/Illustratie op blz. 48]

„Ik [laat] de ’Herald’ aan u over”

In het voorjaar van 1879 onttrok C. T. Russell zijn steun aan het tijdschrift „Herald of the Morning”, dat hij samen met N. H. Barbour had uitgegeven. In een brief aan Barbour gedateerd 3 mei 1879 legde Russell de reden hiervoor uit: „Er is tussen ons verschil van mening gerezen over de leer van het woord van onze Vader [betreffende de vervangende waarde van de losprijs], en hoewel ik u alle oprechtheid en eerlijkheid in uw zienswijzen toeschrijf, zoals ik daar ook voor mijzelf met betrekking tot de tegenovergestelde zienswijze aanspraak op maak, moet ik mij toch door mijn inzicht in het woord van onze Vader laten leiden, als gevolg waarvan ik meen dat u dwaalt. . . . De geschilpunten schijnen mij zo fundamenteel en belangrijk toe dat de volledige vriendschap en genegenheid zoals die onder uitgevers en redacteuren van een blad of tijdschrift dienen te bestaan, niet langer tussen u en mij aanwezig zijn, weshalve ik van mening ben dat onze onderlinge verhouding moet eindigen.”

In een volgende brief gedateerd 22 mei 1879 schreef Russell: „Nu laat ik de ’Herald’ aan u over. Ik trek mij er geheel van terug en vraag niets van u . . . Maak alstublieft in de volgende uitgave van de ’Herald’ mijn terugtrekking bekend en verwijder mijn naam.” Te beginnen met de uitgave van juni 1879 verscheen Russells naam niet langer als die van mederedacteur van de „Herald”.

Barbour bleef de „Herald” uitgeven tot 1903, toen het blad, volgens beschikbare bibliotheekgegevens, niet langer verscheen. Barbour stierf enkele jaren later, in 1906.

[Illustratie]

Nelson H. Barbour

[Kader op blz. 54]

Waarom „pastor” genoemd

Charles Taze Russell werd door zijn metgezellen Pastor (herder) Russell genoemd. Waarom? Wegens zijn activiteiten op het gebied van het weiden van de kudde van God. In Efeziërs 4:11 staat dat Christus zijn gemeente sommigen als „herders” zou geven. Broeder Russell heeft beslist als een geestelijke herder in de christelijke gemeente gediend.

Gezien het herderlijke werk dat hij verrichtte onder de Opperherder, Jezus Christus, erkenden sommige gemeenten bij stemming dat hij hun „pastor” of herder was. Het was geen zelfaangenomen titel. De eerste groep die hem bij stemming tot hun pastor koos, was de gemeente in Pittsburgh (Pennsylvania, VS) in 1882. Daarna werd hij door ongeveer 500 andere gemeenten in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië tot pastor gekozen.

Het was destijds de gewoonte dat de gemeenten elk jaar stemden wie onder hen de leiding zou nemen. In deze tijd worden christelijke ouderlingen onder Jehovah’s Getuigen niet door de plaatselijke gemeenten gekozen maar door het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen aangesteld. Ook wordt er zorgvuldig op toegezien dat uitdrukkingen zoals „pastor” of „ouderling” niet als titel worden gebruikt.

[Kader/Illustraties op blz. 56, 57]

Het „Photo-Drama der Schepping”

Het „Photo-Drama der Schepping” combineerde film- en lichtbeelden, gesynchroniseerd met geluid. Deze unieke, bijzondere voorstelling voerde het publiek mee vanaf de tijd van de schepping tot het einde van het Millennium.

Er werden minstens twintig uit vier delen bestaande sets gereedgemaakt, waardoor het mogelijk was elke dag in tachtig verschillende steden een deel van het „Photo-Drama” te vertonen. Het was een ware uitdaging die tachtig afspraken na te komen. Dienstregelingen van treinen kwamen niet altijd gunstig uit. De gemeenten konden niet altijd op de verlangde datums een geschikte gelegenheid voor de voorstelling huren. Toch was het „Photo-Drama” tegen het einde van 1914 aan ruim 9.000.000 personen in Noord-Amerika, Europa en Australië vertoond.

[Illustraties]

Het „scenario” van het „Photo-Drama”, dat de lezingen en veel illustraties bevatte

Theaters die constant voor vertoningen van het „Photo-Drama” werden gebruikt

Chicago

New York

Filmprojector

Projectielantaarn

Grammofoonplaten

Lichtbeelden van het „Photo-Drama”

Reclamefolder

[Kader op blz. 60]

„Zie uit naar 1914!”

Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, verklaarde „The World”, destijds een toonaangevende krant in de stad New York, in haar bijlage: „Het uitbreken van de verschrikkelijke oorlog in Europa heeft een buitengewone profetie in vervulling doen gaan. . . . ’Zie uit naar 1914!’ is de roep geweest van de honderden reizende evangelisten die als vertegenwoordigers van deze vreemde geloofsovertuiging [verbonden met Russell] het gehele land zijn doorgetrokken, de leer verkondigend dat ’het Koninkrijk Gods is nabij gekomen’.” — „The World Magazine”, 30 augustus 1914.

[Illustratie op blz. 42]

Charles Taze Russell

[Illustratie op blz. 43]

Joseph L. Russell, Charles’ vader, behoorde tot de bijbelstudieklas in Allegheny en was tot zijn dood in 1897 een nauwe medewerker van zijn zoon in de activiteiten van het Wachttorengenootschap

[Illustraties op blz. 50]

De Bijbelonderzoekers verspreidden tientallen miljoenen traktaten waarin religieuze dwaling aan de kaak werd gesteld, schriftuurlijke waarheden werden uitgelegd en het belangrijke jaar 1914 werd bekendgemaakt

[Illustratie op blz. 52]

In de loop van ongeveer 37 jaar schreef C. T. Russell zes delen van „Millennial Dawn” (1886 tot 1904), alsook traktaten, brochures en „Watch Tower”-artikelen

[Illustratie op blz. 53]

Broeder Russell maakte tijdens zijn openbare lezingen geen gebruik van notities, en hij was altijd in beweging — hij gebaarde met zijn armen en liep op het podium heen en weer

[Illustraties op blz. 58]

In een bepaald jaar bereikten C. T. Russells preken via 2000 kranten naar schatting 15.000.000 lezers