Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Een tijd van beproeving (1914–1918)

Een tijd van beproeving (1914–1918)

Hoofdstuk 6

Een tijd van beproeving (1914–1918)

„Laten wij in gedachte houden dat wij in een tijd van beproeving leven. . . . Mochten sommigen menen de Heer en Zijn Waarheid te moeten loslaten en ermee te moeten ophouden offers te brengen voor de Zaak van de Heer, dan is hun belangstelling voor de Heer niet louter een uitvloeisel geweest van de liefde voor God in hun hart maar van iets anders, waarschijnlijk de hoop dat de tijd kort was; de wijding was slechts voor een bepaalde tijd. Mocht dit het geval zijn, dan is het nu een goede tijd om weg te gaan.”

DIE woorden, die in The Watch Tower van 1 november 1914 verschenen, hadden niet passender kunnen zijn. De jaren 1914 tot 1918 bleken inderdaad „een tijd van beproeving” voor de Bijbelonderzoekers te zijn. Sommige beproevingen kwamen van binnenuit, andere van buitenaf. Alle beproevingen toetsten de Bijbelonderzoekers echter op manieren die aan het licht brachten of zij werkelijk „de liefde voor God in hun hart” hadden. Zouden zij aan „de Heer en Zijn Waarheid” vasthouden, of die loslaten?

Grootse verwachtingen

Op 28 juni 1914 werd aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk-Hongarije door de kogel van een sluipmoordenaar neergeveld. Die moord leidde tot het uitbreken van de Grote Oorlog, zoals de Eerste Wereldoorlog aanvankelijk werd genoemd. De gevechtshandelingen begonnen in augustus 1914, toen Duitsland België en Frankrijk binnenviel. Omstreeks de herfst van dat jaar was het bloedbad volop aan de gang.

„De tijden der heidenen zijn geëindigd; hun koningen hebben hun dag gehad”! Dit waren de woorden van broeder Russell toen hij op de ochtend van vrijdag 2 oktober 1914 de eetzaal van het hoofdbureau van het Wachttorengenootschap in Brooklyn binnenstapte. Er heerste opwinding. De meeste aanwezigen hadden jarenlang naar 1914 uitgezien. Maar wat zou het einde van de tijden der heidenen brengen?

De Eerste Wereldoorlog woedde, en men meende destijds dat de oorlog zou overgaan in een tijd van wereldwijde anarchie die op het einde van het bestaande samenstel van dingen zou uitlopen. Er waren nog meer verwachtingen omtrent 1914. Alexander H. Macmillan, die in september 1900 was gedoopt, herinnerde zich later: „Enkelen van ons dachten serieus dat wij tijdens de eerste week van die oktobermaand naar de hemel zouden gaan.” * Ja, terugdenkend aan de ochtend waarop Russell het einde van de tijden der heidenen aankondigde, gaf Macmillan toe: „Wij waren zeer opgewonden en het had mij niet verbaasd als wij op dat moment waren opgestegen en onze hemelvaart was begonnen — maar natuurlijk gebeurde er niets van dat alles.”

In de negentiende eeuw hadden verijdelde verwachtingen met betrekking tot de wederkomst van de Heer Jezus tot gevolg gehad dat veel volgelingen van William Miller en aanhangers van verscheidene adventistische groeperingen hun geloof hadden verloren. Maar hoe stond het met de Bijbelonderzoekers die met Russell verbonden waren? Hadden sommigen zich laten bekoren door de gedachte aan hun eigen vroege redding in plaats van liefde te hebben voor God en het krachtige verlangen te koesteren zijn wil te doen?

’Broeder Russell, was u niet teleurgesteld?’

Broeder Russell had de Bijbelonderzoekers steeds aangemoedigd waakzaam te blijven en vastbesloten te zijn om met het werk van de Heer voort te gaan, ook als de situatie niet zo snel tot een hoogtepunt kwam als zij misschien verwacht hadden.

Oktober 1914 ging voorbij en C. T. Russell en zijn metgezellen waren nog steeds op aarde. Ook oktober 1915 ging voorbij. Was Russell teleurgesteld? In The Watch Tower van 1 februari 1916 schreef hij: „’Maar broeder Russell, wat is uw gedachte over de tijd van onze verandering? Was u niet teleurgesteld dat deze niet kwam toen wij erop hoopten?’, zult u vragen. Nee, antwoorden wij, wij waren niet teleurgesteld. . . . Broeders, degenen van ons die de juiste instelling jegens God hebben, zijn over geen van Zijn regelingen teleurgesteld. Wij koesterden niet de wens dat onze wil zou geschieden; dus toen wij merkten dat wij met betrekking tot oktober 1914 verkeerde verwachtingen hadden, waren wij blij dat de Heer niet Zijn Plan veranderde om zich naar ons te schikken. Wij wilden niet dat Hij dit zou doen. Wij koesteren alleen maar de wens dat wij Zijn plannen en voornemens kunnen begrijpen.”

Nee, de Bijbelonderzoekers werden in oktober 1914 niet ’naar huis gehaald’ doordat zij in de hemel werden opgenomen. Toch eindigden de tijden der heidenen in dat jaar. Het was duidelijk dat de Bijbelonderzoekers meer moesten leren over de betekenis van 1914. Wat moesten zij intussen doen? Werken! Zoals The Watch Tower van 1 september 1916 het stelde: „Wij veronderstelden dat het oogstwerk van het bijeenbrengen van de leden van de Kerk [van gezalfden] vóór het einde van de tijden der heidenen volbracht zou zijn; maar dat stond nergens in de bijbel. . . . Spijt het ons dat het oogstwerk voortduurt? Nee, beslist niet . . . Onze huidige houding, geliefde broeders en zusters, dient er een te zijn van grote dankbaarheid jegens God, toenemende waardering voor de schitterende Waarheid die Hij ons in Zijn goedgunstigheid heeft laten inzien en waarmee wij vereenzelvigd mogen worden en toenemende ijver om mee te helpen die Waarheid onder de aandacht van anderen te brengen.”

Viel er echter nog veel meer te doen in het oogstwerk? Broeder Russell dacht kennelijk van wel. Dit blijkt uit een gesprek dat hij in de herfst van 1916 met broeder Macmillan voerde. Na Macmillan verzocht te hebben naar zijn studeervertrek in het Bethelhuis te Brooklyn te komen, zei Russell tegen hem: „Het werk neemt snel toe en het zal blijven toenemen, want wil het ’evangelie van het koninkrijk’ in de gehele wereld gepredikt worden, dan moet er een wereldwijd werk verricht worden.” Russell besteedde er drie en een half uur aan om Macmillan duidelijk te maken welk grootse werk er, naar hij uit de bijbel begreep, nog in de toekomst lag.

De Bijbelonderzoekers hadden een moeilijke beproeving achter de rug. Maar met behulp van The Watch Tower werden zij gesterkt om hun teleurstelling te overwinnen. De tijd van beproeving was echter nog lang niet voorbij.

„Wat gaat er nu gebeuren?”

Op 16 oktober 1916 vertrokken broeder Russell en zijn secretaris Menta Sturgeon voor een reeds eerder gearrangeerde lezingentour door het westelijke en zuidwestelijke deel van de Verenigde Staten. Russell was destijds echter ernstig ziek. Op deze reis gingen zij eerst via Canada naar Detroit (Michigan). Vervolgens, na onderbrekingen in Illinois, Kansas en Texas, bereikten beide mannen Californië, waar Russell op zondag 29 oktober zijn laatste lezing uitsprak in Los Angeles. Twee dagen later, vroeg in de middag van dinsdag 31 oktober, stierf de 64-jarige Charles Taze Russell in een trein te Pampa (Texas). Een kennisgeving van zijn dood verscheen in The Watch Tower van 15 november 1916.

Hoe reageerde de Bethelfamilie toen het nieuws van broeder Russells dood werd bekendgemaakt? A. H. Macmillan, die tijdens Russells afwezigheid als diens assistent op het bureau dienst deed, riep zich later weer voor de geest wat er op de ochtend dat hij het telegram aan de Bethelfamilie voorlas, gebeurde: „Overal in de eetzaal kon men jammerkreten horen. Sommigen huilden hoorbaar. Niemand ontbeet die ochtend. Allen waren totaal van slag. Aan het einde van de maaltijdperiode kwamen zij in groepjes bijeen en fluisterden: ’Wat gaat er nu gebeuren?’ Er werd die dag niet veel gewerkt. Wij wisten niet wat te doen. Het was zo onverwacht gebeurd, en toch had Russell geprobeerd ons erop voor te bereiden. Wat zouden wij doen? De eerste schok van het verlies van onze broeder C. T. Russell was het ergst. In de eerste paar dagen was de toekomst voor ons als een blinde muur. Tijdens zijn hele leven was Russell ’het Genootschap’ geweest. Alles in het werk draaide om zijn dynamische vastbeslotenheid erop toe te zien dat Gods wil zou geschieden.”

Na de begrafenisdienst in The Temple in New York en in Carnegie Hall in Pittsburgh werd broeder Russell overeenkomstig zijn wens begraven in Allegheny, op het stukje grond dat de Bethelfamilie daar op een begraafplaats had. Een korte biografie van Russell, te zamen met zijn laatste wilsbeschikking, werd in The Watch Tower van 1 december 1916, alsook in volgende uitgaven van het eerste deel van de Studies in the Scriptures gepubliceerd.

Wat zou er nu gebeuren? De Bijbelonderzoekers konden zich moeilijk iemand anders in broeder Russells plaats voorstellen. Zou hun begrip van de Schrift op progressieve wijze blijven toenemen, of zou het blijven steken op het punt waar zij nu waren aangeland? Zouden zij een sekte worden die rondom Russell was opgebouwd? Russell zelf had heel duidelijk zijn verwachting uitgesproken dat het werk zou voortgaan. Na zijn dood rezen er derhalve al gauw enkele voor de hand liggende vragen: Wie zal toezicht houden op de inhoud van The Watch Tower en andere publikaties? Wie behoorde Russell als president op te volgen?

Een verandering in bestuur

Broeder Russell had in zijn testament een regeling uiteengezet voor een uit vijf personen bestaand redactioneel comité dat de inhoud van The Watch Tower zou vaststellen. * Bovendien trof de bestuursraad van de Watch Tower Bible and Tract Society er regelingen voor dat een uitvoerend comité van drie personen — A. I. Ritchie, W. E. Van Amburgh en J. F. Rutherford — de algemene leiding zou hebben over alle werkzaamheden van het Genootschap, onder toezicht van de bestuursraad. * Wie zou evenwel de nieuwe president worden? Die beslissing zou tijdens de volgende jaarvergadering van het Genootschap, ongeveer twee maanden later, op 6 januari 1917, genomen worden.

Aanvankelijk deed het uitvoerende comité zijn best de toestand te stabiliseren en moedigde het de Bijbelonderzoekers aan actief te blijven en de moed niet op te geven. The Watch Tower werd nog steeds gepubliceerd en bevatte artikelen die Russell vóór zijn dood had geschreven. Maar naarmate de jaarvergadering naderde, begon de spanning toe te nemen. Sommigen waren zelfs wat campagne aan het voeren om een man van hun keus als president gekozen te krijgen. Anderen schenen zich, vanuit een diep respect voor broeder Russell, er meer om te bekommeren te trachten zijn eigenschappen na te bootsen en een soort cultus rondom zijn persoon te ontwikkelen. De meeste Bijbelonderzoekers waren er echter voornamelijk in geïnteresseerd voort te gaan met het werk waaraan Russell zich zo volledig had gewijd.

Toen de tijd van de verkiezing aanbrak, was nog steeds de vraag: Wie zou Russell als president opvolgen? The Watch Tower van 15 januari 1917 bracht bericht uit over het resultaat van de jaarvergadering en legde uit: „Broeder Pierson verklaarde, met zeer toepasselijke opmerkingen en uitingen van waardering en liefde voor broeder Russell, dat broeders in het hele land hem als gevolmachtigde hadden verzocht ten behoeve van hen te stemmen op broeder J. F. Rutherford als president, waaraan hij toevoegde het volledig met hun keus eens te zijn.” Nadat Rutherford als kandidaat was voorgedragen en deze voordracht verdere ondersteuning had gekregen, werden er geen andere namen voorgedragen, zodat ’de secretaris, daartoe geïnstrueerd, de gezamenlijke stemmen op Rutherford uitbracht en deze werd uitgeroepen tot de unaniem door het congres gekozen president’.

Hoe werd er na de verkiezing op de keus van de nieuwe president gereageerd? In bovengenoemde Watch Tower werd bericht: „Overal hadden de broeders en zusters oprecht om de leiding van de Heer in verband met de kwestie van de verkiezing gebeden, en toen deze achter de rug was, waren allen tevreden en gelukkig, overtuigd dat de Heer hun overwegingen had geleid en hun gebeden had verhoord. Onder alle aanwezigen heerste volmaakte harmonie.”

Die „volmaakte harmonie” duurde echter niet lang. De nieuwe president werd hartelijk ontvangen door velen, maar niet door allen.

De nieuwe president gaat van start

Broeder Rutherford had geen richtingverandering voor de organisatie in de zin maar was geneigd het door Russell ingestelde progressieve patroon voort te zetten. Het aantal reizende vertegenwoordigers van het Genootschap (bekend onder de naam pelgrims) werd van 69 tot 93 verhoogd. De verspreiding van de gratis traktaten van het Genootschap, zo nu en dan op zondagen voor de ingang van kerken en op geregelde basis in de van-huis-tot-huisbediening, werd opgevoerd.

Het „pastorale werk”, waarmee vóór Russells dood was begonnen, werd nu verder uitgebreid. Dit was een nahoorwerk, vergelijkbaar met de nabezoekactiviteit die nu door Jehovah’s Getuigen wordt verricht. Om het predikingswerk nog verder te stimuleren, breidde de nieuwe president van het Genootschap het colporteurswerk uit. Het aantal colporteurs (de voorlopers van de hedendaagse pioniers) werd verhoogd van 372 tot 461.

„Het jaar 1917 begon met een tamelijk ontmoedigend vooruitzicht”, verklaarde The Watch Tower van 15 december 1917. Ja, na de dood van C. T. Russell waren er verschillende onzekerheden, twijfels en bange vermoedens. Toch was het uiteindelijke jaarverslag aanmoedigend; de velddienstactiviteit was toegenomen. Het werk ging duidelijk vooruit. Hadden de Bijbelonderzoekers een volgende beproeving — de dood van C. T. Russell — met succes doorstaan?

Pogingen om het heft in handen te krijgen

Niet iedereen stond achter de nieuwe president. C. T. Russell en J. F. Rutherford waren twee totaal verschillende mensen. Hun persoonlijkheden verschilden en zij hadden ieder een andere achtergrond. Sommigen hadden er moeite mee deze verschillen te accepteren. Naar hun mening kon niemand broeder Russells plaats innemen.

Enkelen, vooral op het hoofdbureau, mochten broeder Rutherford feitelijk niet. Dat het werk vooruitging en dat Rutherford al het mogelijke deed om overeenkomstig de door Russell ingestelde regelingen te handelen, scheen geen indruk op hen te maken. Er kwam al gauw oppositie. Vier leden van de bestuursraad van het Genootschap gingen zo ver dat zij trachtten Rutherford het bestuur uit handen te nemen. De situatie culmineerde in de zomer van 1917 met de vrijgave van The Finished Mystery (Het voltooide mysterie), het zevende deel van de Studies in the Scriptures.

Broeder Russell was er niet in geslaagd dit deel tijdens zijn leven gereed te krijgen, hoewel hij dit wel had gehoopt. Na Russells dood trof het uitvoerende comité van het Genootschap er regelingen voor dat twee medewerkers, Clayton J. Woodworth en George H. Fisher, dit boek voor publikatie gereedmaakten. Het bevatte een commentaar op de Openbaring, het Hooglied en Ezechiël. Ten dele was het gebaseerd op wat Russell over deze bijbelboeken had geschreven, en het werd aangevuld met andere commentaren en uitleggingen. Het voltooide manuscript werd door functionarissen van het Genootschap voor publikatie goedgekeurd en op dinsdag 17 juli 1917 bij het middagmaal aan de Bethelfamilie vrijgegeven. Bij deze gelegenheid werd er ook een opzienbarende mededeling gedaan — de vier tegenstand biedende bestuursleden waren ontheven en broeder Rutherford had vier anderen aangesteld om de opengevallen plaatsen in te nemen. Hoe werd hierop gereageerd?

Het was alsof er een bom was ontploft! De vier ontslagen bestuursleden grepen de gelegenheid aan om ten aanhoren van de Bethelfamilie een vijf uur durend twistgesprek te voeren over het bestuur van de aangelegenheden van het Genootschap. Een aantal leden van de Bethelfamilie was het met de tegenstanders eens. De oppositie duurde enkele weken, waarin de oproerkraaiers dreigden met omverwerping van „de bestaande tirannie”, zoals zij het stelden. Maar broeder Rutherford had een deugdelijke basis voor de actie die hij had ondernomen. Hoe dat zo?

Hoewel de vier tegenstand biedende bestuursleden door broeder Russell waren aangesteld, bleken deze aanstellingen nooit officieel bij stemming door de leden van de corporatie op de jaarvergadering van het Genootschap bevestigd te zijn. De vier personen waren dus helemaal geen wettelijke leden van de bestuursraad! Rutherford was zich hiervan bewust geweest maar had er aanvankelijk geen melding van gemaakt. Waarom niet? Hij had niet de indruk willen wekken de wensen van broeder Russell te negeren. Toen evenwel duidelijk werd dat zij hun tegenstand niet wilden opgeven, handelde Rutherford krachtens zijn bevoegdheid en verantwoordelijkheid als president door hen te vervangen door vier anderen, wier aanstelling op de eerstvolgende, in januari 1918 te houden jaarvergadering zou worden bevestigd.

Op 8 augustus verlieten de ontevreden voormalige bestuursleden en hun ondersteuners de Bethelfamilie; hun was verzocht weg te gaan wegens de onrust die zij hadden veroorzaakt. Zij begonnen hun tegenstand al gauw te verbreiden door overal in de Verenigde Staten, Canada en Europa een uitgebreide campagne van toespraken en brieven te voeren. Als gevolg hiervan raakten na de zomer van 1917 verscheidene gemeenten van Bijbelonderzoekers verdeeld in twee kampen — degenen die loyaal waren aan het Genootschap en degenen die een gemakkelijke prooi waren geworden voor het gladde gepraat van de tegenstanders.

Maar zouden de weggestuurde bestuursleden, in een poging de leiding over de organisatie in handen te krijgen, misschien proberen invloed uit te oefenen op degenen die de jaarvergadering zouden bezoeken? Aangezien Rutherford zo’n reactie verwachtte, achtte hij het raadzaam hier onder alle gemeenten een onderzoek naar te laten instellen. De resultaten? Volgens het bericht dat in The Watch Tower van 15 december 1917 werd gepubliceerd, gaven de deelnemers aan de stemming hun overweldigende steun aan J. F. Rutherford en de bestuursleden die met hem samenwerkten! Dit werd bevestigd op de jaarvergadering. * De pogingen van de tegenstanders om het heft in handen te nemen, hadden gefaald!

Wat is er van die tegenstanders en hun ondersteuners geworden? Na de jaarvergadering in januari 1918 splitsten de tegenstanders zich af en verkozen op 26 maart 1918 zelfs de Gedachtenisviering apart te vieren. Mochten zij al eenheid genoten hebben, dan was die van korte duur, want zij vielen al gauw in verscheidene sekten uiteen. In de meeste gevallen nam hun aantal af en verminderde hun activiteit of hield geheel op.

Het is duidelijk dat de Bijbelonderzoekers na de dood van broeder Russell het hoofd moesten bieden aan een ware beproeving op hun loyaliteit. Zoals Tarissa P. Gott, die in 1915 werd gedoopt, het stelde: „Velen van hen die ogenschijnlijk zo sterk waren, zo toegewijd aan de Heer, begonnen zich van de organisatie af te keren. . . . In onze ogen leek dit alles gewoon niet juist, maar het gebeurde en het maakte ons van streek. Ik hield mijzelf echter voor: ’Was dit niet de organisatie waarvan Jehovah zich had bediend om ons uit de kluisters van de valse religie te bevrijden? Hebben wij zijn goedheid niet gesmaakt? Als wij nu weg zouden gaan, waar zouden wij dan naar toe moeten? Zou het er niet op uitlopen dat wij een of ander mens zouden gaan volgen?’ Wij zagen niet in waarom wij met de afvalligen zouden moeten meegaan, dus bleven wij.” — Joh. 6:66-69; Hebr. 6:4-6.

Sommigen die zich van de organisatie terugtrokken, hadden later berouw en verbonden zich opnieuw met de Bijbelonderzoekers in de aanbidding van Jehovah. Verreweg de meesten bleven, net als zuster Gott, met het Wachttorengenootschap en broeder Rutherford samenwerken. De liefde en eenheid die hen samenbond, waren in de loop van jaren van gezamenlijke omgang op vergaderingen en congressen opgebouwd. Zij lieten niet toe dat ook maar iets die band van eenheid zou verbreken. — Kol. 3:14.

Tegen 1918 hadden de Bijbelonderzoekers de beproeving die van binnenuit kwam, overleefd. Hoe zou het echter gaan als er tegenstand kwam van buitenaf?

Doelwit van aanvallen

In de laatste maanden van 1917 en de eerste maanden van 1918 hielden de Bijbelonderzoekers zich energiek bezig met de verspreiding van het nieuwe boek, The Finished Mystery. Tegen het einde van 1917 waren de drukkers bezig met een oplage van 850.000 exemplaren. The Watch Tower van 15 december 1917 berichtte: „Voor zover bekend, is de verkoop van het Zevende Deel niet overtroffen door de verkoop van welk ander boek maar ook, in een zelfde tijdsbestek, behalve de bijbel.”

Maar niet iedereen was enthousiast over het succes van The Finished Mystery. Het boek bevatte enkele opmerkingen over de geestelijken van de christenheid die zeer scherp waren. De geestelijken waren hier zo woedend over dat zij er bij de regering op aandrongen de publikaties van de Bijbelonderzoekers te verbieden. Als gevolg van deze op instigatie van de geestelijken ontketende tegenstand werd The Finished Mystery begin 1918 in Canada verboden. Al gauw ontstond er in de Verenigde Staten tegenstand tegen de Bijbelonderzoekers.

Om deze door de geestelijken veroorzaakte druk aan de kaak te stellen, gaf het Wachttorengenootschap op 15 maart 1918 het traktaat Kingdom News No. 1 uit. De boodschap ervan? De zes kolommen beslaande kop luidde: „Religieuze onverdraagzaamheid — Pastor Russells volgelingen vervolgd omdat zij de mensen de waarheid vertellen”. Onder de kop „Bejegening van Bijbelonderzoekers riekt naar de ’Donkere Middeleeuwen’” werden de feiten van de vervolging en van de verbodsbepaling die in Canada van kracht was geworden, vermeld. De ophitsers? Het traktaat draaide er niet omheen en wees de geestelijken aan, die werden beschreven als „een fanatieke groep mannen die systematisch hebben getracht de mensen te beletten de bijbel te begrijpen en die alle bijbelse onderwijs onderdrukken tenzij het van hen afkomstig is”. * Wat een hard aankomende boodschap!

Hoe reageerden de geestelijken op deze ontmaskering? Zij hadden het Wachttorengenootschap reeds moeilijkheden in de weg gelegd. Maar nu werden zij boosaardig! In het voorjaar van 1918 werd er zowel in Noord-Amerika als in Europa een golf van gewelddadige vervolging tegen de Bijbelonderzoekers ontketend. De door de geestelijken veroorzaakte tegenstand bereikte een hoogtepunt op 7 mei 1918, toen er door de Amerikaanse federale regering aanhoudingsbevelen werden uitgevaardigd voor J. F. Rutherford en enkele van zijn naaste medewerkers. Halverwege 1918 bevonden Rutherford en zeven medewerkers zich in de federale strafgevangenis in Atlanta (Georgia, VS).

Hoe stond het echter, nu rechter Rutherford en zijn medewerkers in de gevangenis waren, met de activiteit op het hoofdbureau?

Aan het thuisfront de zaak draaiende houden

In Brooklyn werd een uitvoerend comité aangesteld om toezicht te houden op het werk. Een belangrijke zorg van de aangestelde broeders was de publikatie van The Watch Tower gaande te houden. De Bijbelonderzoekers, waar zij zich ook bevonden, hadden alle geestelijke aanmoediging die hun gegeven kon worden, beslist nodig. Ja, in deze hele „tijd van beproeving” heeft geen enkel gedrukt nummer van The Watch Tower ontbroken! *

Welke geest heerste er op het hoofdbureau? Thomas (Bud) Sullivan, die later als een lid van het Besturende Lichaam heeft gediend, herinnerde zich: „Ik had het voorrecht Bethel Brooklyn in de nazomer van 1918, terwijl de broeders gevangenzaten, te bezoeken. De broeders die de leiding over het werk op Bethel hadden, waren volstrekt niet bevreesd of terneergeslagen. Het tegendeel was zelfs het geval. Zij waren optimistisch en vol vertrouwen dat Jehovah zijn volk uiteindelijk de overwinning zou schenken. Ik had het voorrecht op maandagochtend aan de ontbijttafel te zijn toen de broeders die tijdens het weekeinde op reis waren geweest, hun verslag uitbrachten. Zo kon men zich een goed beeld van de toestand vormen. De broeders waren vol vertrouwen en zagen voor verdere leiding van hun activiteiten naar Jehovah op.”

De broeders hadden echter met veel problemen te kampen. De Eerste Wereldoorlog woedde nog steeds. Er waren onvoldoende papiervoorraden en kolen, en beide waren onmisbaar voor het werk op het hoofdbureau. Doordat het patriottisme hoog was opgelaaid, was men het Genootschap behoorlijk vijandig gezind; de Bijbelonderzoekers werden als verraders beschouwd. Onder deze extreme omstandigheden leek het onmogelijk de activiteiten in Brooklyn voort te zetten. Vandaar dat het uitvoerend comité, na met andere broeders overleg te hebben gepleegd, de Brooklyn-Tabernakel verkocht en het Bethelhuis sloot. Op 26 augustus 1918 werden de werkzaamheden weer naar Pittsburgh verplaatst, naar een kantoorgebouw op de hoek van Federal Street en Reliance Street.

Niettemin heerste er een goede geest. Martha Meredith herinnerde zich: „Wij in Pittsburgh pleegden overleg en besloten dat wij de zaak aan het thuisfront draaiende zouden houden totdat de broeders uit de gevangenis kwamen. Het bureau te Brooklyn was destijds naar Pittsburgh overgebracht, en daarom gingen de broeders ijverig aan de slag om artikelen voor The Watch Tower te schrijven en te laten drukken. Zodra de oplage van The Watch Tower voor verzending gereed was, pakten wij, zusters, de exemplaren in en zonden ze naar de mensen.”

De Bijbelonderzoekers hadden sinds het einde van de tijden der heidenen in de herfst van 1914 aan enkele zware beproevingen het hoofd moeten bieden. Zou het hun lukken te blijven voortbestaan? Hadden zij werkelijk „de liefde voor God in hun hart” of niet? Zouden zij krachtig vasthouden aan „de Heer en Zijn Waarheid”, zoals Russell hun had vermaand, of zouden zij die loslaten?

[Voetnoten]

^ ¶8 De aanhalingen van A. H. Macmillan in dit hoofdstuk zijn genomen uit zijn boek Faith on the March, in 1957 uitgegeven door Prentice-Hall, Inc.

^ ¶22 De in Russells testament genoemde vijf leden van het redactionele comité waren William E. Page, William E. Van Amburgh, Henry Clay Rockwell, E. W. Brenneisen en F. H. Robison. Bovendien werden anderen genoemd voor het vervullen van eventuele vacatures — A. E. Burgess, Robert Hirsh, Isaac Hoskins, G. H. Fisher, J. F. Rutherford en John Edgar. Page en Brenneisen bedankten echter prompt — Page omdat hij niet in Brooklyn kon gaan wonen en Brenneisen (later werd de spelling veranderd in Brenisen) omdat hij werelds werk moest verrichten om zijn gezin te onderhouden. Rutherford en Hirsh, wier namen in The Watch Tower van 1 december 1916 werden vermeld, vervingen hen als leden van het redactionele comité.

^ ¶22 Volgens het charter van het Wachttorengenootschap moest de bestuursraad uit zeven leden bestaan. Het charter bepaalde dat de overlevende leden van de bestuursraad in geval van het overlijden van een van de leden regelingen voor het vervullen van een vacature konden treffen. Daarom kwam de bestuursraad twee dagen na Russells dood bijeen en koos A. N. Pierson als lid. De zeven leden van de bestuursraad waren destijds A. I. Ritchie, W. E. Van Amburgh, H. C. Rockwell, J. D. Wright, I. F. Hoskins, A. N. Pierson en J. F. Rutherford. Vervolgens koos de zeventallige bestuursraad het uit drie leden bestaande uitvoerende comité.

^ ¶38 Op de jaarvergadering, die op 5 januari 1918 werd gehouden, waren de zeven personen die de meeste stemmen ontvingen: J. F. Rutherford, C. H. Anderson, W. E. Van Amburgh, A. H. Macmillan, W. E. Spill, J. A. Bohnet en G. H. Fisher. Uit deze zeven bestuursleden werden de drie functionarissen gekozen: J. F. Rutherford als president, C. H. Anderson als vice-president en W. E. Van Amburgh als secretaris-penningmeester.

^ ¶46 Er volgden twee andere hard aankomende traktaten. Kingdom News No. 2, gedateerd 15 april 1918, bevatte een nog krachtiger boodschap onder de kop „’The Finished Mystery’ en waarom verboden”. Vervolgens bevatte Kingdom News No. 3, van mei 1918, de veelzeggende kop „Er woeden twee grote oorlogen — de val van de autocratie zeker”.

^ ¶50 Bij eerdere gelegenheden waren uitgaven van de Watch Tower gecombineerd, maar dit is niet in de periode 1914–1918 gebeurd.

[Inzet op blz. 68]

Rutherford verzocht de tegenstanders Bethel te verlaten

[Kader op blz. 62]

’Sommigen van ons waren wat te voorbarig geweest’

Toen oktober 1914 naderde, verwachtten verscheidene Bijbelonderzoekers dat zij, als door de geest gezalfde christenen, aan het einde van de tijden der heidenen hun hemelse beloning zouden ontvangen. Dit wordt geïllustreerd door een voorval tijdens een congres dat de Bijbelonderzoekers van 27 tot 30 september 1914 in Saratoga Springs (New York) hielden. A. H. Macmillan, die veertien jaar voordien was gedoopt, hield op woensdag 30 september een lezing. Hierin zei hij: „Dit is waarschijnlijk de laatste openbare lezing die ik nog zal houden, want wij zullen binnenkort naar huis [naar de hemel] gaan.”

Maar toen Macmillan twee dagen later (op vrijdag 2 oktober) terug was in Brooklyn, waar de congresgangers opnieuw samenkwamen, werd hij het voorwerp van wat goedaardig geplaag. C. T. Russell maakte vanaf zijn plaats aan het hoofd van de tafel bekend: „Wij zullen enkele veranderingen in het zondagprogramma [op 4 oktober] aanbrengen. Zondagmorgen om 10.30 uur zal broeder Macmillan een lezing voor ons houden.” De reactie? Macmillan schreef later: „Iedereen lachte hartelijk, zich herinnerend wat ik ’s woensdags — tijdens mijn ’laatste openbare lezing’ — in Saratoga Springs had gezegd!”

„Welnu,” zo vervolgde Macmillan, „toen moest ik aan de slag om te overleggen wat ik zeggen zou. Ik vond Psalm 74:9: ’Onze tekens hebben wij niet gezien; er is geen profeet meer, en er is niemand bij ons die weet hoe lang.’ Dat was heel iets anders. In die lezing trachtte ik de vrienden te tonen dat sommigen van ons misschien wat te voorbarig waren geweest toen wij dachten dat wij terstond naar de hemel zouden gaan, en dat wij rustig moesten doorgaan in de dienst van de Heer totdat hij zou bepalen wanneer iemand van zijn goedgekeurde dienstknechten naar de hemel of ’naar huis’ gehaald zou worden.”

[Kader op blz. 67]

De achtergrond van J. F. Rutherford

Joseph Franklin Rutherford werd op 8 november 1869 in een boerderij in het graafschap Morgan (Missouri, VS) geboren. Zijn ouders waren baptist. Toen Joseph zestien jaar was, stond zijn vader hem toe naar de universiteit te gaan, mits hij zijn opleiding zelf financierde en een werkkracht betaalde die zijn plaats op de boerderij zou innemen. Joseph, een vastberaden jongeman, leende geld van een vriend en wist op de universiteit te komen en rechten te gaan studeren.

Na zijn universitaire opleiding te hebben beëindigd, werkte hij twee jaar onder mentorschap van rechter E. L. Edwards. Tegen de tijd dat hij twintig jaar was, werd hij officieel gerechtsstenograaf voor de rechtbank van het Veertiende Arrondissement in Missouri. Op 5 mei 1892 ging zijn vergunning in om in de staat Missouri het beroep van advocaat uit te oefenen. Rutherford diende later vier jaar als officier van justitie in Boonville (Missouri). Nog later diende hij een aantal malen als bijzonder rechter in het Achtste Arrondissement van Missouri. Daarom kwam hij bekend te staan als „rechter” Rutherford.

Het is interessant dat Rutherford, om zijn studie te kunnen financieren, onder andere van huis tot huis encyclopedieën verkocht. Het was geen gemakkelijke baan — hij werd vaak afgescheept. Bij een zekere gelegenheid kwam hij bijna om het leven toen hij, om boerderijen te bereiken, in een ijskoude rivier viel. Hij nam zich toen voor dat wanneer hij eenmaal een praktijk als advocaat zou uitoefenen en er iemand op zijn kantoor zou komen om boeken aan te bieden, hij ze zou kopen. Begin 1894 deed hij zijn woord gestand en nam drie delen van „Millennial Dawn” van twee colporteurs die bij hem op kantoor kwamen. Verscheidene weken later las hij de boeken en schreef prompt een brief naar het Wachttorengenootschap waarin hij zei: „Mijn lieve vrouw en ik hebben deze boeken met de grootste belangstelling gelezen, en wij beschouwen het als een van God afkomstige en grote zegen dat wij de gelegenheid hebben gehad ermee in contact te komen.” In 1906 werd Joseph F. Rutherford gedoopt en een jaar later werd hij juridisch raadsman van het Wachttorengenootschap.

[Kader/Illustratie op blz. 69]

’Geen mensen op aarde méér begunstigd’

Op 21 juni 1918 werden J. F. Rutherford en enkele nauwe medewerkers van hem ten onrechte tot twintig jaar gevangenisstraf veroordeeld op aanklacht van samenzwering. Hun gedachten hierover? In een met de hand geschreven briefje gedateerd 22-23 juni (zie hieronder) schreef broeder Rutherford vanuit de gevangenis aan de Raymond Street in Brooklyn, New York: „Er zijn thans waarschijnlijk geen mensen op aarde die meer begunstigd zijn en gelukkiger zijn dan de zeven broeders die zich nu in de gevangenis bevinden. Zij zijn zich bewust van hun algehele onschuld aan opzettelijk kwaaddoen en verheugen zich erover met Christus te mogen lijden wegens hun loyale dienst voor Hem.”

[Kader op blz. 70]

Wat door geestelijken ontketende vervolging aanrichtte

Omstreeks het midden van 1918 bevonden J. F. Rutherford en zeven medewerkers zich in de gevangenis — slachtoffers van door de geestelijkheid ontketende tegenstand. Maar die acht vormden niet het enige doelwit van zo’n haat. In vroeger jaren was C. T. Russell het voornaamste doelwit van aanvallen door de geestelijkheid en de pers geweest. Nu waren de Bijbelonderzoekers zelf de slachtoffers. „The Golden Age” van 29 september 1920 publiceerde een onverbloemd en uitgebreid verslag van de boosaardige vervolging die zij in de Verenigde Staten te verduren kregen. Het liet zich lezen als was het een relaas uit de tijd van de inquisitie. * Hiertoe behoorden de volgende berichten:

„Op 22 april 1918 werd in Wynnewood (Oklahoma) Claud Watson eerst gevangengezet en toen moedwillig aan gepeupel uitgeleverd dat uit predikanten, zakenlieden en nog enkele personen bestond. Men sloeg hem neer, liet hem door een neger afranselen en, nadat hij een beetje was bijgekomen, opnieuw door hem slaan. Toen overgoot men hem met teer en overdekte hem met veren, waarbij men de teer in zijn haar en in zijn hoofdhuid wreef.”

„Op 29 april 1918 werden in Walnut Ridge (Arkansas) W. B. Duncan, 61 jaar, Edward French, Charles Franke, een zekere heer Griffin en een zekere mevrouw D. Van Hoesen in de gevangenis geworpen. In de gevangenis brak gepeupel in dat zich van de meest walgelijke en obscene taal bediende en hen met zwepen sloeg, met teer en veren overdekte en toen de stad uitdreef. Duncan was genoodzaakt zo’n 42 km naar zijn huis te lopen en kwam er lichamelijk nauwelijks weer bovenop. Griffin werd vrijwel blind en stierf enkele maanden later tengevolge van de mishandelingen.”

„Op 30 april 1918 . . . werd in Minerva (Ohio) S. H. Griffin eerst gevangengezet en daarna aan het gepeupel overgeleverd; vervolgens werd hem 15 minuten lang de les gelezen door de predikant, waarna hij herhaaldelijk werd geslagen; hij werd uitgescholden, geschopt, vertrapt, bedreigd met ophanging en verdrinking, de stad uitgejaagd, bespuugd, herhaaldelijk tot vallen gebracht en herhaaldelijk met een paraplu gestoken; het werd hem niet toegestaan te rijden en hij werd 8 km gevolgd tot Malvern (Ohio), opnieuw gearresteerd, ter wille van zijn veiligheid in Carrollton gevangengezet en uiteindelijk thuisgebracht door moedige en getrouwe ambtenaren die, na zijn lectuur onderzocht te hebben, feitelijk zeiden: ’Wij vinden geen schuld in deze man.’”

[Voetnoot]

^ ¶79 De bladzijden 712-717.

[Illustraties op blz. 64]

Op 31 oktober 1916 stierf de 64-jarige Charles Taze Russell in een trein te Pampa (Texas, VS); vele kranten berichtten over de begrafenis

[Illustratie op blz. 66]

J. F. Rutherford was een indrukwekkende verschijning: hij was 1,88 meter lang en woog ongeveer 204 pond

[Illustratie op blz. 69]

De gevangenis in de Raymond Street, in Brooklyn, New York, waar broeder Rutherford en enkele nauwe medewerkers van hem onmiddellijk na hun veroordeling zeven dagen werden vastgehouden

[Illustratie op blz. 71]

Thomas (Bud) Sullivan bezocht het hoofdbureau in 1918 en diende later als een lid van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen