Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Jehovah’s woord blijft snel voortgang hebben (1976–1992)

Jehovah’s woord blijft snel voortgang hebben (1976–1992)

Hoofdstuk 9

Jehovah’s woord blijft snel voortgang hebben (1976–1992)

„Ten slotte, broeders, houdt aan in het gebed voor ons, opdat het woord van Jehovah snel voortgang mag blijven hebben [of: ’mag voortsnellen’] en verheerlijkt wordt, zoals ook bij u.” — 2 Thess. 3:1, „Kingdom Interlinear”.

MET die woorden vroeg de apostel Paulus zijn medegelovigen in Thessalonika te bidden dat het hem en zijn metgezellen zou mogen lukken Jehovah’s woord onbelemmerd bekend te maken. Jehovah verhoorde dat gebed. Maar dit betekent niet dat de apostel geen problemen te verwerken kreeg. Hij kreeg met ernstige tegenstand van de wereld te maken en moest rekening houden met valse broeders die bedrieglijk handelden (2 Kor. 11:23-27; Gal. 2:4, 5). Maar desondanks kon Paulus zo’n tien jaar later schrijven dat tengevolge van Gods zegen het goede nieuws ’in de gehele wereld vrucht droeg en toenam’. — Kol. 1:6.

Op soortgelijke wijze geldt voor onze tijd — maar op een ongeëvenaarde schaal — dat het goede nieuws vrucht draagt. Meer mensen worden met het goede nieuws bereikt en meer aanvaarden het dan in enige tijd in het verleden. De verwezenlijking van wat Gods Woord voorzei, vindt snel voortgang, snelt voort, als een hardloper in een wedloop. — Jes. 60:22.

Organisatorische aanpassingen

Tegen 1976 had broeder Knorr meer dan drie decennia toegewijd gearbeid als president van het Wachttorengenootschap. Hij had vele malen de wereld bereisd, had zendelingen bezocht en aangemoedigd, en bijkantoorpersoneel onderwezen en geïnstrueerd. Hij had het voorrecht gehad het aantal actieve Getuigen te zien stijgen van 117.209 in 1942 tot 2.248.390 in 1976.

Tegen de zomer van 1976 was het de 71-jarige broeder Knorr echter opgevallen dat hij de neiging had tegen allerlei dingen op te lopen. Daaropvolgende onderzoeken brachten aan het licht dat hij aan een inoperabele hersentumor leed. Hij probeerde nog een aantal maanden zijn werk te blijven behartigen, maar zijn lichamelijke prognose was slecht. Zou zijn achteruitgaande gezondheid de voortgang van het werk belemmeren?

De uitbreiding van het Besturende Lichaam was al in 1971 begonnen. In 1975 waren er 17 leden. Gedurende een groot deel van dat jaar had het Besturende Lichaam ernstig en gebedsvol overwogen hoe zij het beste zorg konden dragen voor alle aspecten van het wereldomvattende predikings- en onderwijzingswerk dat voor onze tijd in Gods Woord uiteengezet stond (Matth. 28:19, 20). Op 4 december 1975 had het Besturende Lichaam unaniem zijn goedkeuring gehecht aan een van de belangrijkste organisatorische aanpassingen in de moderne geschiedenis van Jehovah’s Getuigen.

Per 1 januari 1976 waren alle activiteiten van het Wachttorengenootschap en van de gemeenten van Jehovah’s Getuigen over de hele aarde onder het toezicht gebracht van zes bestuurscomités van het Besturende Lichaam. In harmonie met die regeling waren op 1 februari 1976 in alle bijkantoren van het Genootschap over de hele wereld veranderingen van kracht geworden. Niet langer stond elk bijkantoor onder het toezicht van één enkele bijkantooropziener, maar drie of meer rijpe mannen dienden als een bijkantoorcomité, waarbij één lid als permanente coördinator diende. * Nadat de comités een paar maanden hadden gefunctioneerd, luidde de constatering van het Besturende Lichaam: „Het is nuttig gebleken een aantal broeders te hebben die te zamen beraadslagen teneinde de belangen van het Koninkrijkswerk te beschouwen. — Spr. 11:14; 15:22; 24:6.”

In de herfst van 1976 had broeder Knorr in weerwil van het feit dat zijn fysieke prognose slecht bleef, een aandeel aan het onderwijs op vergaderingen op het hoofdbureau met leden van bijkantoorcomités en ander bijkantoorpersoneel van over de hele wereld. Naast zijn deelname aan de vergaderingen overdag inviteerde broeder Knorr deze broeders in kleine groepjes ’s avonds op zijn kamer. Zo hadden hij en zijn vrouw Audrey nog heel persoonlijke omgang met de mannen die hem kenden en liefhadden en met wie hij al die jaren zo nauw te maken had gehad. Na deze vergaderingen ging de gezondheid van broeder Knorr gestaag achteruit tot hij op 8 juni 1977 stierf.

Op 22 juni 1977, twee weken na broeder Knorrs dood, werd de 83-jarige Frederick W. Franz tot president van het Wachttorengenootschap gekozen. Over broeder Franz verklaarde De Wachttoren van 1 november 1977: „Door zijn voortreffelijke reputatie als een eminent bijbelgeleerde en zijn onvermoeide werk ten behoeve van de Koninkrijksbelangen heeft hij het vertrouwen en de loyale steun van Jehovah’s Getuigen overal ter wereld gewonnen.”

Ten tijde van deze overgang waren er al nieuwe organisatorische regelingen in werking gezet die de voortgang van het werk verzekerden.

In geestelijke behoeften voorzien met bijbelse lectuur

Jehovah’s Getuigen werden vóór 1976 geestelijk goed gevoed. Maar een beschouwing van wat er sindsdien onder leiding van het Besturende Lichaam en het daaronder vallende schrijverscomité is gebeurd, onthult dat de waarheidswateren in steeds grotere hoeveelheden en in meer verscheidenheid hebben gestroomd.

Veel van de geproduceerde publikaties zijn een antwoord geweest op specifieke behoeften van de Getuigen zelf. Er werd speciale zorg voor jonge mensen getoond. Om hen te helpen bijbelse beginselen toe te passen op de situaties die zij in hun leven tegenkomen, werd in 1976 Maak je jeugd tot een succes gepubliceerd en in 1989 Wat jonge mensen vragen — Praktische antwoorden. De geïllustreerde publikatie Mijn boek met bijbelverhalen, afgestemd op kinderen, werd in 1978 vrijgegeven. In datzelfde jaar werd praktische raad en leiding voor het versterken van de gezinnen geboden in Een gelukkig gezinsleven opbouwen.

Bij tijden is op specifieke behoeften van Jehovah’s volk ingegaan door middel van te rechter tijd verschafte raad op de bladzijden van De Wachttoren. Zo gaf het wereldomvattende bericht van de activiteiten van Jehovah’s Getuigen voor 1977⁄78 een daling te zien in het aantal van hen die een aandeel hadden aan het predikingswerk. Was de daling minstens ten dele te wijten aan niet-uitgekomen verwachtingen aangaande 1975? Misschien. Maar er waren nog andere factoren van invloed. Wat kon er gedaan worden?

Het Besturende Lichaam deed stappen om de overtuiging te versterken onder Jehovah’s Getuigen dat het nodig was het Koninkrijk ijverig van huis tot huis te blijven bekendmaken. De Wachttoren van 15 oktober 1979 bevatte de artikelen „IJver voor Jehovah’s huis”, „In een wetteloze wereld prediken”, „Zij predikten van huis tot huis” en „Commentaren van anderen over het van-huis-tot-huiswerk”. In deze en andere artikelen werd opnieuw de verzekering gegeven dat de van-huis-tot-huisprediking een deugdelijke bijbelse basis heeft en erop aangedrongen ijverig en met een onverdeeld hart aan deze belangrijke activiteit deel te nemen. *Hand. 20:20; Kol. 3:23.

Er was nog een situatie die aandacht behoefde. Tegen 1980 hadden een aantal personen die jarenlang een aandeel hadden gehad aan de activiteiten van Jehovah’s Getuigen, met inbegrip van enkelen die in een prominente positie in de organisatie hadden gediend, op verschillende manieren geprobeerd verdeeldheid te veroorzaken en het werk dat Jehovah’s Getuigen verrichtten, tegen te staan. Om Jehovah’s volk tegen zulke afvallige invloed te sterken, publiceerde De Wachttoren artikelen zoals „Blijf ’vast in het geloof’” (1 november 1980), „Heimelijk verderfelijke sekten invoeren” (15 december 1983) en „Verwerp afval, houd vast aan de waarheid!” (1 juli 1983), terwijl het boek „Uw koninkrijk kome” (1981) de realiteit beklemtoonde dat het Koninkrijk nabij is en dat het in 1914 in de hemel is opgericht. Het Besturende Lichaam liet zich niet door de inspanningen van tegenstanders afbrengen van het primaire doel van Jehovah’s Getuigen — het bekendmaken van Gods koninkrijk!

Wat valt er echter te zeggen betreffende de behoefte van Jehovah’s Getuigen om hun kennis van de bijbelse waarheid te blijven verruimen? Voor serieuze bijbelstudie werd in 1984 (in het Engels) een herziene verwijsbijbel van de Nieuwe-Wereldvertaling uitgegeven, met daarin een groot aantal verwijsteksten, voetnoten en materiaal in een appendix. Vier jaar later, in 1988, smaakte Jehovah’s volk de grote vreugde een up-to-date commentaar te ontvangen op elk vers in de Openbaring, in het boek De Openbaring — Haar grootse climax is nabij!, alsook de tweedelige bijbelencyclopedie Insight on the Scriptures (Inzicht in de Schrift). Toen volgde, in 1991, de publikatie van het schitterend geïllustreerde boek De grootste mens die ooit heeft geleefd, een grondige studie van het leven en onderwijs van Jezus Christus.

Maar hoe stond het met de behoeften van personen die geen getuige van Jehovah zijn? Als een instrument om pasgeïnteresseerden te onderwijzen werd in 1982 de publikatie U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven vrijgegeven. Ze had ten doel bijbelstudenten te helpen aan Jehovah’s vereisten voor leven in een aards paradijs te voldoen. Om mensen te helpen die wellicht vragen hebben over de oorsprong en het doel van het leven op aarde, werd in 1985 het boek Leven — Hoe is het ontstaan? Door evolutie of door schepping? verschaft. Dit werd, in 1989, gevolgd door het geloofversterkende boek De bijbel — Gods woord of dat van mensen?

Er werd ook aandacht geschonken aan eenvoudige mensen die vanwege hun culturele of religieuze achtergrond misschien speciale hulp nodig hebben. Teneinde de waarheid omtrent Jehovah’s koninkrijk te onderwijzen aan degenen die analfabeet zijn of slechts gebrekkig kunnen lezen, werd in 1982 de 32 bladzijden tellende brochure Geniet voor eeuwig van het leven op aarde! vrijgegeven. Tegen 1992 waren er meer dan 76.000.000 exemplaren van gedrukt en werd ze in 200 talen over de hele wereld verspreid, waarmee dit de meest vertaalde publikatie van het Wachttorengenootschap is.

In 1983 werden drie brochures gepubliceerd met het speciale doel moslims, boeddhisten en hindoes te helpen. Om mensen met deze en andere religieuze achtergronden te bereiken, is het nuttig iets van hun religie te begrijpen — wat de leringen ervan zijn, wat haar geschiedenis is. Om in deze behoefte te voorzien werd in 1990 het boek De mens op zoek naar God vrijgegeven.

Het Besturende Lichaam was er alles aan gelegen zo veel mogelijk mensen met de Koninkrijksboodschap te bereiken — mensen „uit alle natiën en stammen en . . . talen” (Openb. 7:9). Daartoe werden regelingen getroffen om de lectuur in veel meer talen te vertalen. Van 1976 tot 1992 deed zich bijvoorbeeld een toename van ongeveer 42 procent voor in het aantal talen waarin De Wachttoren wordt geproduceerd. In oktober 1992 bedroeg dat aantal 111. Om snel vertalen mogelijk te maken, waren er in datzelfde jaar over de hele wereld meer dan 800 vertalers werkzaam.

Rijker en gevarieerder onderwijsprogramma’s

Onder leiding van het Besturende Lichaam en zijn onderwijscomité werden de onderwijsprogramma’s voor werkers op het hoofdbureau en voor Bethelfamilies op de bijkantoren over de hele wereld verrijkt en afwisselender gemaakt. Naast het lezen van de bijbel en het Jaarboek als deel van hun ochtendaanbidding werd er een bespreking geïntroduceerd die een grondige analyse van het in de voorgaande week gelezen bijbelgedeelte bood, met een toepassing van het materiaal voor hen die op Bethel dienen. Ook kwamen er regelmatige verslagen van verschillende afdelingen op Bethel en frequentere rapporten van zoneopzieners.

Om te beantwoorden aan de behoeften van hen die binnen de organisatie extra verantwoordelijkheden dragen, werden verdere onderwijsprogramma’s ontworpen en in werking gezet. Gedurende 1977 werden er regelingen voor getroffen dat alle ouderlingen een 15 uur durende cursus van de Koninkrijksbedieningsschool zouden bijwonen (Hand. 20:28). Sindsdien zijn om de paar jaar soortgelijke programma’s van variërende lengte georganiseerd; en te beginnen met 1984 hebben ook dienaren in de bediening opleiding ontvangen op de Koninkrijksbedieningsschool. In Brooklyn begon in december 1977 de eerste klas van een speciale vijf weken durende cursus voor leden van bijkantoorcomités.

Er werd ook speciale zorg besteed aan degenen die zich als pioniers in de volle-tijddienst inzetten. In december 1977 werd in de Verenigde Staten de pioniersschool ingesteld, en deze twee weken durende opleidingscursus voor pioniers werd uiteindelijk naar alle delen van de aarde uitgebreid. In de volgende veertien jaar groeide het aantal pioniers tot het ruim vijfvoudige — van 115.389 tot 605.610!

In de herfst van 1987 werd nog een nieuwe school ingesteld — de bedienarenopleidingsschool. Deze school werd opgericht om een opleiding te verschaffen aan bekwame ongehuwde broeders die reeds enige ervaring hadden opgedaan als ouderling of dienaar in de bediening en die bereid waren overal te dienen waar in het wereldwijde veld een behoefte bestond. Tegen 1992 waren klassen gehouden in Australië, Duitsland, El Salvador, Engeland, Frankrijk, Italië, Mexico, Nigeria, Oostenrijk, Spanje, de Verenigde Staten en Zweden. Dit heeft niet geresulteerd in een klasse personen die als superieur aan anderen in de gemeente worden bezien, maar veeleer in een toename in het aantal mannen die hun broeders op bekwame wijze kunnen dienen.

Ter bevordering van het wereldomspannende bijbelse onderwijzingswerk werden er regelingen getroffen voor internationale congressen in strategisch gekozen steden — sommige in landen waar Jehovah’s Getuigen onder verbodsbepalingen hadden gestaan. Deze congressen dienden ertoe de broeders en zusters in die gebieden te sterken en een krachtige stimulans te geven aan de prediking van het goede nieuws in die landen. *

Faciliteiten om zorg te dragen voor de groei

Terwijl het woord van Jehovah snel voortgang bleef hebben, werden bepaalde opwindende ontwikkelingen noodzakelijk op het gebied van bouwen en drukken — terreinen die onder toezicht stonden van het Besturende Lichaam en zijn uitgeverscomité.

Getuigen met ervaring in bouwen boden vrijwillig hun diensten aan, en hun inspanningen werden gecoördineerd om assistentie te verlenen bij de bouw van nieuwe en grotere bijkantoorfaciliteiten in de hele wereld. Van 1976 tot 1992 werd in zo’n zestig landen de bouw van compleet nieuwe bijkantoorfaciliteiten ondernomen. Bovendien werden er in dertig landen projecten op gang gebracht om bestaande faciliteiten uit te breiden. De wijze waarop het werk werd gedaan (met vrijwilligers uit vele gemeenten — soms uit andere landen) droeg ertoe bij de banden van liefde en eenheid onder Jehovah’s volk te versterken. *

Als een antwoord op de steeds grotere behoeften van het Genootschap ten aanzien van drukken in vele talen, ontwikkelden Getuigen met ervaring op computergebied een gecomputeriseerd systeem van drukvoorbereiding met de naam MEPS (Multilanguage Electronic Phototypesetting System, ’veeltalig elektronisch fotozetsysteem’). Het project werd in 1986 voltooid. Dit had tot resultaat dat in 1992 De Wachttoren in 66 talen simultaan verscheen. De overgrote meerderheid van Jehovah’s Getuigen kon daardoor hetzelfde geestelijke voedsel op hetzelfde moment ontvangen. *

Naarmate de faciliteiten van het Wachttorengenootschap bleven uitbreiden, waren ook steeds meer vrijwilligers nodig op het hoofdbureau in Brooklyn en op de bijkantoren overal elders. Van 1976 tot 1992 werd de internationale Bethelfamilie driemaal zo groot, van ongeveer 4000 tot meer dan 12.900 leden die over de hele aarde dienen. Het Besturende Lichaam en zijn personeelcomité hebben zorg gedragen voor de persoonlijke en geestelijke behoeften van dit enorme leger vrijwillige volle-tijdwerkers.

Zorg dragen voor de gemeenten en het evangelisatiewerk

Terwijl het woord van Jehovah snel voortgang had, richtten het Besturende Lichaam en zijn dienstcomité hun energie op het opbouwen van de gemeenten overal op aarde en het uitbreiden van het wereldomspannende evangelisatiewerk.

Zou er meer gedaan kunnen worden om de vele nieuwelingen te helpen die er elk jaar gedoopt werden? Begin 1977 werden er regelingen getroffen om nieuwe Getuigen geestelijk te sterken. Onze Koninkrijksdienst verklaarde: „Wij geloven dat er met alle personen die in de waarheid komen, op zijn minst twee boeken bestudeerd dienen te worden. . . . De studie dient dus na de doop voortgezet te worden totdat het tweede boek uitgestudeerd is.” Op deze manier kregen pasgedoopte Getuigen in vollediger mate de gelegenheid kennis en begrip te verwerven en nog meer waardering te hebben voor wat het betekent gedoopt te zijn. De nieuwe regeling moedigde ook aan tot verdere nauwe omgang tussen nieuwelingen en de Getuigen die hen in hun huisbijbelstudie hielpen.

Om zorg te dragen voor degenen die Jehovah’s organisatie binnenstroomden, werden tussen 1976 en 1992 wereldwijd meer dan 29.000 nieuwe gemeenten gevormd (Micha 4:1). Er werden meer kring- en districtsopzieners door het Besturende Lichaam aangesteld en uitgestuurd om hulp te bieden. Het aantal van deze reizende opzieners steeg van ongeveer 2600 in 1976 tot zo’n 3900 in 1992.

Naarmate het aantal gemeenten toenam, groeide ook de behoefte aan meer vergaderplaatsen. Bestond er een snellere manier om Koninkrijkszalen te bouwen? In de jaren ’70 zetten Jehovah’s Getuigen in de Verenigde Staten een bouwprogramma op waarbij bekwame bouwers uit aangrenzende delen van het land werden uitgenodigd om plaatselijke Getuigen te helpen een Koninkrijkszaal te bouwen. Met honderden om te helpen, kon een zaal snel voltooid worden — vaak in maar twee of drie dagen. In de jaren ’80 verrezen ook in andere delen van de aarde snelbouw-Koninkrijkszalen.

Politieke veranderingen in Oost-Europa waren ook van invloed op Jehovah’s Getuigen. Het was heel opwindend voor onze broeders in landen als Hongarije, Oost-Duitsland (zoals het toen bekendstond), Polen, Roemenië en wat destijds de Sovjet-Unie heette, om te vernemen dat zij wettelijke erkenning hadden gekregen, in sommige gevallen na veertig jaar onder verbodsbepalingen! De toegenomen vrijheid in die landen maakte het hun nu gemakkelijker zo’n 380.000.000 personen met het goede nieuws te bereiken! Jehovah’s Getuigen verspilden geen tijd maar gingen onmiddellijk hun pasverworven vrijheid benutten om een aandeel te hebben aan hun openbare predikingsactiviteit.

En de resultaten? Het woord van Jehovah heeft snel voortgang gehad! In april 1992 bedroeg bijvoorbeeld het aantal Koninkrijksverkondigers dat in Polen bericht inleverde, 106.915. En de vooruitzichten voor verdere groei waren uitstekend: Diezelfde maand bedroeg het aanwezigenaantal op de Gedachtenisviering van Christus’ dood 214.218. En in de landen die voorheen de Sovjet-Unie vormden, woonden in totaal 173.473 personen in 1992 de Gedachtenisviering bij, een toename van 60 procent ten opzichte van het jaar ervoor.

In sommige landen hebben echter aanhoudende vervolging en natuurrampen obstakels gevormd. In 1992 waren de activiteiten van Jehovah’s Getuigen in 24 landen nog steeds van regeringswege verboden. Het voorzitterscomité van het Besturende Lichaam doet wat mogelijk is om bijstand te verlenen en de internationale broederschap te informeren over manieren waarop zij mede-Getuigen die onder moeilijke omstandigheden dienen, te hulp kunnen komen. (Vergelijk 1 Korinthiërs 12:12-26.) Noch vervolgingscampagnes noch natuurrampen hebben de prediking van het woord van Jehovah kunnen stilleggen!

’Een volk dat uitsluitend zijn eigendom is’

Zo heeft in de jaren van 1976 tot 1992 Jehovah’s woord inderdaad snel voortgang gehad. De organisatie is bijna verdubbeld in grootte, tot meer dan 4.470.000 Koninkrijksverkondigers!

Jehovah’s volk is ermee voortgegaan ijverig Gods koninkrijk te verkondigen, in meer talen inmiddels dan ooit tevoren. Gebruik makend van de publikaties die zijn verschaft, hebben zij hun kennis van de bijbel verdiept en geïnteresseerden geholpen bijbelse waarheden te leren kennen. Zij hebben voordeel getrokken van de onderwijsprogramma’s die zijn ingesteld voor degenen die binnen de organisatie extra verantwoordelijkheden dragen. Jehovah heeft zonder twijfel hun bekendmaking van zijn koninkrijk gezegend.

Vanaf de jaren ’70 van de vorige eeuw tot in onze tijd hebben bepaalde mannen bijzondere bijdragen geleverd tot de vooruitgang van het Koninkrijkswerk, mannen als Charles T. Russell, Joseph F. Rutherford, Nathan H. Knorr en Frederick W. Franz, alsook anderen die dienst hebben verricht als leden van het Besturende Lichaam. Maar in geen enkel opzicht zijn Jehovah’s Getuigen een sekte geworden rond de persoonlijkheid van wie maar ook van deze mannen. In plaats daarvan hebben zij slechts één leider, „de Christus” (Matth. 23:10). Hij is het Hoofd van deze georganiseerde getuigen van Jehovah, degene aan wie ’alle autoriteit is gegeven’ om aan dit werk leiding te geven gedurende „alle dagen tot het besluit van het samenstel van dingen” (Matth. 28:18-20). Zij zijn vastbesloten zich te onderwerpen aan Christus’ gezag als hoofd, zich heel nauw aan Gods Woord te houden en samen te werken met de leiding van de heilige geest, opdat zij voorwaarts mogen blijven gaan in de aanbidding van de ene ware God en zich een volk mogen blijven betonen ’dat uitsluitend zijn eigendom is, ijverig voor voortreffelijke werken’. — Tit. 2:14.

Maar wat zijn enkele van de fundamentele leringen en maatstaven voor gedrag waardoor Jehovah’s Getuigen zich van alle andere religies onderscheiden? Hoe zijn zij als Jehovah’s Getuigen bekend komen te staan? Hoe worden hun activiteiten gefinancierd? Waarom houden zij zich strikt afgescheiden van andere kerken en van de wereld in het algemeen? Waarom zijn zij in zo veel delen van de aarde het mikpunt geweest van intense vervolging? Deze en nog veel meer vragen zullen beantwoord worden in de hoofdstukken die volgen.

[Voetnoten]

^ ¶10 Zie hoofdstuk 15, „Ontwikkeling van de organisatiestructuur”.

^ ¶18 Van 1980 tot 1985 was er een toename van 33 procent in het aantal van degenen die een aandeel aan het predikingswerk hadden, en van 1985 tot 1992 had er nog eens een toename van 47,9 procent plaats.

^ ¶30 Zie hoofdstuk 17, „Congressen — Bewijs van onze broederschap”.

^ ¶33 Zie hoofdstuk 20, „Op wereldomvattende schaal gezamenlijk bouwen”.

^ ¶34 Zie hoofdstuk 26, „Het vervaardigen van bijbelse lectuur voor gebruik in de bediening”.

[Inzet op blz. 117]

Geen sekte rond de persoonlijkheid van mensen

[Kader/Grafiek op blz. 110]

Van 1976 tot 1992 vond er een toename plaats van 42 procent in het aantal talen waarin „De Wachttoren” wordt geproduceerd

[Grafiek]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

111

 

78

 

1976 1992

[Kader op blz. 111]

Achtergrond van F. W. Franz

Frederick William Franz werd op 12 september 1893 geboren in Covington (Kentucky, VS). In 1899 verhuisde het gezin naar Cincinnati, waar Frederick in 1911 zijn ’high school’-diploma behaalde. Hij ging toen aan de University of Cincinnati alfawetenschappen studeren. Hij had besloten presbyteriaans predikant te worden en legde zich daarom met ijver toe op de studie van het bijbelse Grieks. Op de universiteit werd Frederick gekozen als kandidaat voor een Rhodes-studiebeurs die hem ervoor in aanmerking zou doen komen in Oxford in Engeland te studeren. Voordat hier echter een officiële bekendmaking over kwam, verloor Frederick alle interesse in de beurs en verzocht hij zijn naam van de lijst van mededingers af te halen.

Enige tijd daarvoor had zijn broer Albert hem een brochure toegestuurd die hij van de Internationale Bijbelonderzoekers had gekregen. Later gaf Albert hem de eerste drie delen van de „Studies in the Scriptures”. Frederick was opgetogen over wat hij leerde en besloot zijn banden met de Presbyteriaanse Kerk te verbreken en zich bij de gemeente van Bijbelonderzoekers aan te sluiten. Op 30 november 1913 werd hij gedoopt. In mei 1914 verliet hij de universiteit, en hij trof onmiddellijk regelingen om colporteur (pionier) te worden.

In juni 1920 werd hij een lid van de Bethelfamilie in Brooklyn. Na de dood van N. H. Knorr, in juni 1977, werd broeder Franz gekozen tot president van het Genootschap. Hij diende getrouw als lid van het Besturende Lichaam tot aan zijn dood op 22 december 1992, op 99-jarige leeftijd.

[Grafiek op blz. 112]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Aanzwellende pioniersgelederen

1992

600.000

400.000

1986

200.000

1981

1976

[Grafiek op blz. 113]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Groeiende wereldwijde Bethelfamilie

1992

12.000

9.000

1986

6.000

1981

1976

3.000

[Grafiek op blz. 114]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Stijgend aantal gemeenten

80.000

1992

60.000

1986

1981

1976

40.000

20.000

[Grafiek op blz. 115]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

Toename in Koninkrijksverkondigers

1992

4.000.000

1986

3.000.000

1981

1976

2.000.000

1.000.000

[Illustratie op blz. 109]

Elk bijkantoor van het Genootschap staat onder het toezicht van een comité van broeders, zoals dit comité dat toezicht heeft over het werk in Nigeria

[Illustraties op blz. 116]

Het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen januari 1992

Carey W. Barber

John E. Barr

W. Lloyd Barry

John C. Booth

Frederick W. Franz

George D. Gangas

Milton G. Henschel

Theodore Jaracz

Karl F. Klein

Albert D. Schroeder

Lyman A. Swingle

Daniel Sydlik