Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Deel 1 — Getuigen tot de verst verwijderde streek der aarde

Deel 1 — Getuigen tot de verst verwijderde streek der aarde

Hoofdstuk 22

Deel 1 — Getuigen tot de verst verwijderde streek der aarde

Dit is het eerste van een uit vijf delen bestaand hoofdstuk waarin wordt bericht hoe de activiteit van Jehovah’s Getuigen zich over de hele aarde heeft uitgebreid. Deel 1, dat handelt over het tijdperk vanaf de jaren ’70 van de vorige eeuw tot en met 1914, loopt van bladzijde 404 tot 422. De mensenmaatschappij heeft zich nooit hersteld van de beroeringen veroorzaakt door de Eerste Wereldoorlog, die in 1914 begon. De Bijbelonderzoekers hadden reeds lang gezegd dat dit jaar het einde van de tijden der heidenen zou kenmerken.

VÓÓR zijn hemelvaart gaf Jezus Christus zijn apostelen de volgende opdracht: „Gij zult getuigen van mij zijn . . . tot de verst verwijderde streek der aarde” (Hand. 1:8). Hij had ook voorzegd: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën” (Matth. 24:14). Dat werk werd in de eerste eeuw niet voltooid. Een groot deel ervan heeft in de moderne tijd plaatsgevonden. En het bericht over datgene wat vanaf de jaren ’70 van de vorige eeuw tot op heden tot stand is gebracht, is werkelijk opwindend.

Hoewel Charles Taze Russell wijd en zijd bekendheid kreeg wegens zijn op ruime schaal aangekondigde toespraken over de bijbel, was hij niet louter in grote toehoordersaantallen geïnteresseerd maar in mensen. Kort nadat hij in 1879 de Watch Tower begon te publiceren, trok hij er dan ook op uit om kleine groepen lezers van het tijdschrift te bezoeken teneinde de Schrift met hen te bespreken.

C. T. Russell spoorde hen die de kostbare beloften van Gods Woord geloofden, ertoe aan ze met anderen te delen. Degenen die diep in hun hart getroffen werden door wat zij leerden, deden dit met grote ijver. Als hulp bij het werk werd er gedrukt materiaal verschaft. Vroeg in 1881 verscheen er een aantal traktaten. Materiaal hieruit werd vervolgens met extra inlichtingen gecombineerd tot het uitvoeriger vlugschrift Food for Thinking Christians (Voedsel voor denkende christenen), en 1.200.000 exemplaren hiervan werden voor verspreiding gereedgemaakt. Maar hoe kon het handjevol Bijbelonderzoekers (destijds misschien 100) die enorme hoeveelheid verspreiden?

Kerkgangers bereiken

Sommige werden aan familieleden en vrienden gegeven. Een aantal kranten stemde ermee in een exemplaar aan al hun abonnees te sturen. (Vooral wekelijks en maandelijks verschijnende kranten waren hiervoor benaderd opdat Food for Thinking Christians veel mensen op het platteland zou bereiken.) Maar de verspreiding geschiedde grotendeels op verschillende achtereenvolgende zondagen aan de ingang van kerken in de Verenigde Staten en Engeland. Er waren niet genoeg Bijbelonderzoekers om dit allemaal persoonlijk te doen, dus huurden zij anderen om te helpen.

Broeder Russell zond twee metgezellen, J. C. Sunderlin en J. J. Bender, naar Groot-Brittannië om daar het opzicht te voeren over de verspreiding van 300.000 exemplaren. Broeder Sunderlin ging naar Londen, terwijl broeder Bender noordwaarts naar Schotland reisde en vervolgens in zuidelijke richting werkte. Vooral de grotere steden kregen aandacht. Via advertenties in kranten werden er bekwame personen gezocht en vervolgens werd er een contract met hen gesloten dat zij voor voldoende helpers zouden zorgen om het hun toegewezen aantal exemplaren te verspreiden. Alleen al in Londen werden bijna 500 verspreiders geworven. Het werk werd in snel tempo gedaan, op twee achtereenvolgende zondagen.

Datzelfde jaar werden er regelingen getroffen dat Bijbelonderzoekers die de helft van hun tijd of meer exclusief aan het werk van de Heer konden besteden, colporteurs werden met het doel lectuur voor bijbelstudie te verspreiden. Deze voorlopers van degenen die nu bekendstaan als pioniers hebben het goede nieuws werkelijk op een opmerkelijke wijze verbreid.

Gedurende het volgende decennium maakte broeder Russell een verscheidenheid van traktaten gereed die gemakkelijk gebruikt konden worden om enkele van de voortreffelijke bijbelse waarheden die zij hadden geleerd, te verbreiden. Hij schreef ook verschillende delen van Millennial Dawn (later bekend als Studies in the Scriptures). Vervolgens begon hij persoonlijk evangelisatiereizen naar andere landen te maken.

Russell reist naar het buitenland

In 1891 bezocht hij Canada, waar sinds 1880 genoeg belangstelling was opgewekt om nu in Toronto een congres te kunnen houden, dat door 700 personen werd bijgewoond. Hij reisde in 1891 ook naar Europa om te zien wat er gedaan kon worden teneinde de waarheid daar te verbreiden. Deze reis voerde hem naar Ierland, Schotland, Engeland, vele landen op het Europese continent, Rusland (het gebied dat nu bekendstaat als Moldavië) en het Midden-Oosten.

Tot welke conclusie kwam hij na zijn contacten op die reis? „Wij constateerden niet dat men in Rusland openstond of gereed was voor de waarheid . . . Wij zagen niets dat ons hoop deed koesteren op een oogst in Italië, Turkije, Oostenrijk of Duitsland”, berichtte hij. „Maar Noorwegen, Zweden, Denemarken, Zwitserland en vooral Engeland, Ierland en Schotland zijn velden die er klaar voor zijn en erop wachten geoogst te worden. Deze velden schijnen uit te roepen: Kom over en help ons!” Dit was een tijdperk waarin de Katholieke Kerk het bijbellezen nog steeds verbood, waarin veel protestanten hun kerk verlieten en waarin niet weinigen, gedesillusioneerd door de kerken, de bijbel totaal verwierpen.

Teneinde geestelijk hongerende mensen te helpen, werden er na broeder Russells reis in 1891 intensievere krachtsinspanningen in het werk gesteld om lectuur in Europese talen te vertalen. Ook werden er regelingen getroffen om in Londen lectuur te drukken en op te slaan zodat deze in Engeland gemakkelijker beschikbaar zou zijn. Het Britse veld bleek inderdaad gereed te zijn om geoogst te worden. Tegen 1900 waren er al negen gemeenten met in totaal 138 Bijbelonderzoekers — onder wie enkele ijverige colporteurs. Toen broeder Russell in 1903 Groot-Brittannië opnieuw bezocht, kwamen in Glasgow zo’n 1000 mensen bijeen om hem te horen spreken over „Millenniumverwachtingen en -vooruitzichten”; in Londen bedroeg het aantal aanwezigen 800, en in andere steden schommelde het tussen de 500 en 600.

Als een bevestiging van broeder Russells waarnemingen verstreken er na zijn bezoek echter zeventien jaar voordat in Italië, in Pinerolo, de eerste gemeente van Bijbelonderzoekers werd opgericht. En hoe stond het met Turkije? Tegen het einde van de jaren ’80 van de vorige eeuw had Basil Stephanoff gepredikt in Macedonië, in wat destijds Europees Turkije was. Hoewel sommigen schijnbaar belangstelling hadden getoond, werden er door zekere personen die voorgaven broeders te zijn valse rapporten uitgebracht, wat tot zijn gevangenneming leidde. Pas in 1909 stond in een brief van een Griek in Smyrna (nu Izmir, Turkije) dat een groep aldaar vol waardering de publikaties van het Wachttorengenootschap bestudeerde. Wat Oostenrijk betreft, broeder Russell zelf keerde in 1911 terug om in Wenen te spreken, maar die bijeenkomst werd door het gepeupel verstoord. Ook in Duitsland duurde het lang voor er positief werd gereageerd. Maar de Scandinaviërs toonden zich meer bewust van hun geestelijke nood.

Scandinaviërs delen de waarheid met elkaar

Er woonden veel Zweden in Amerika. In 1883 werd een in het Zweeds vertaald proefnummer van de Wachttoren beschikbaar gesteld voor verspreiding onder hen. Deze proefnummers werden al gauw naar vrienden en familieleden in Zweden gestuurd. Er was nog geen Noorse lectuur vervaardigd. Niettemin keerde in 1892, het jaar na broeder Russells reis naar Europa, Knud Pederson Hammer, een Noor die in Amerika de waarheid had leren kennen, naar Noorwegen terug om persoonlijk getuigenis aan zijn familieleden te geven.

Vervolgens werd in 1894, toen er voor het eerst lectuur in het Deens-Noors werd uitgegeven, Sophus Winter, een 25-jarige Amerikaan van Deense afkomst, naar Denemarken gezonden met een voorraad om die te verspreiden. Tegen de volgende lente had hij 500 delen van Millennial Dawn verspreid. Weldra namen enkele anderen die deze publikaties lazen, met hem deel aan het werk. Helaas verloor hij later de waarde van het kostbare voorrecht dat hij genoot uit het oog; maar anderen gingen ermee voort het licht te laten schijnen.

Voordat Winter de dienst echter opgaf, deed hij wat colporteurswerk in Zweden. Kort daarna zag August Lundborg, een jonge kapitein van het Leger des Heils, in het huis van een vriend op het eiland Sturkö twee delen van Millennial Dawn. Hij leende ze, las ze gretig, trad uit de kerk en begon met anderen te delen wat hij had geleerd. De ogen van een andere jongeman, P. J. Johansson, gingen open toen hij een traktaat had gelezen dat hij op een bank in het park had aangetroffen.

Toen de Zweedse groep begon te groeien, gingen er enkelen naar Noorwegen om bijbelse lectuur te verspreiden. Zelfs al voor die tijd was er per post lectuur in Noorwegen aangekomen die door familieleden in Amerika was gezonden. Op deze manier was Rasmus Blindheim met Jehovah’s dienst begonnen. Nog iemand in Noorwegen die in die vroege jaren de waarheid ontving, was Theodor Simonsen, een prediker van de Vrije Zending. Hij begon in de door hem gehouden toespraken in de Vrije Zending de leer van het hellevuur te weerleggen. Zijn toehoorders vonden deze nieuwe inlichtingen schitterend; maar toen bekend werd dat hij contact had met de „Millennial Dawn”, werd hij weggestuurd uit de kerk. Niettemin bleef hij spreken over de goede dingen die hij had geleerd. Een andere jongeman die wat lectuur ontving, was Andreas Øiseth. Toen hij er eenmaal van overtuigd was dat hij de waarheid had, verliet hij de familieboerderij en nam het colporteurswerk ter hand. Hij werkte systematisch in noordelijke richting en zakte vervolgens langs de fjorden naar het zuiden af, zonder ook maar één buurtschap over te slaan. In de winter vervoerde hij zijn spullen — voedsel, kleding en lectuur — op een stepslede, en gastvrije mensen boden hem een slaapplaats aan. Tijdens een acht jaar durende tocht bewerkte hij bijna het hele land met het goede nieuws.

August Lundborgs vrouw, Ebba, ging in 1906 van Zweden naar Finland om colporteurswerk te doen. Omstreeks dezelfde tijd brachten mannen die uit de Verenigde Staten terugkeerden, wat lectuur van het Wachttorengenootschap mee en begonnen datgene wat zij leerden, met anderen te delen. Zo kwam binnen enkele jaren Emil Österman, die naar iets beters zocht dan in de kerken werd geboden, in het bezit van Het Goddelijk Plan der Eeuwen. Hij liet het lezen aan zijn vriend Kaarlo Harteva, die eveneens zoekende was. Beseffend dat zij over iets kostbaars beschikten, vertaalde Harteva het boek in het Fins en trof er, met financiële steun van Österman, regelingen voor dat het gepubliceerd werd. Samen begonnen zij het te verspreiden. Vervuld van een ware evangelisatiegeest spraken zij tot mensen op openbare plaatsen, brachten bezoeken van huis tot huis en hielden toespraken in grote, tot de nok toe gevulde gehoorzalen. In Helsinki nodigde broeder Harteva, nadat hij de valse leerstellingen van de christenheid aan de kaak had gesteld, de toehoorders uit om, indien zij dit konden, aan de hand van de bijbel het geloof in de onsterfelijkheid van de ziel te verdedigen. Alle ogen richtten zich op de aanwezige geestelijken. Er kwam geen reactie; niemand had een weerwoord op de duidelijke verklaring in Ezechiël 18:4. Sommige toehoorders zeiden dat zij die nacht na alles wat zij hadden gehoord nauwelijks konden slapen.

Nederige tuinman wordt evangelieprediker in Europa

Ondertussen vertrok Adolf Weber, aangemoedigd door een oudere vriend die anabaptist was, van Zwitserland naar de Verenigde Staten op zoek naar een vollediger begrip van de Schrift. Daar werd hij via een advertentie, de tuinman van broeder Russell. Met behulp van Het Goddelijk Plan der Eeuwen (destijds in het Duits beschikbaar) en door broeder Russell geleide vergaderingen verwierf Adolf de bijbelkennis die hij zocht, en in 1890 werd hij gedoopt. De ’ogen van zijn hart werden verlicht’, zodat hij werkelijk besefte wat een geweldige gelegenheid er voor hem openstond (Ef. 1:18). Na een tijdlang ijverig getuigenis te hebben gegeven in de Verenigde Staten, keerde hij naar zijn geboorteland terug om daar het werk „in de wijngaard des Heren” ter hand te nemen. Zo kwam het dat hij in het midden van de jaren ’90 van de vorige eeuw terug was in Zwitserland en de bijbelse waarheid deelde met degenen die een ontvankelijk hart hadden.

Adolf verdiende de kost als tuinman en boswachter, maar zijn voornaamste belangstelling ging uit naar het evangeliseren. Hij gaf getuigenis aan degenen met wie hij werkte, alsook aan mensen in nabijgelegen Zwitserse steden en dorpen. Hij kende verschillende talen, en hij gebruikte deze kennis om de publikaties van het Genootschap in het Frans te vertalen. Als de winter aanbrak, laadde hij bijbelse lectuur in zijn rugzak en ging te voet naar Frankrijk, en soms reisde hij in noordwestelijke richting tot in België, of zuidwaarts tot in Italië.

Teneinde mensen te bereiken met wie hij wellicht persoonlijk niet in contact kon komen, plaatste hij advertenties in kranten en tijdschriften om de aandacht te vestigen op lectuur die beschikbaar was voor bijbelstudie. Elie Thérond, in Midden-Frankrijk, reageerde op een van de advertenties, herkende in dat wat hij las de klank der waarheid en begon weldra zelf de boodschap te verbreiden. In België zag ook Jean-Baptiste Tilmant sr. in 1901 een van de advertenties en kocht twee delen van Millennial Dawn. Wat was hij enthousiast toen hij de bijbelse waarheid zo duidelijk uiteengezet zag! Hoe zou hij kunnen nalaten zijn vrienden erover te vertellen! Het jaar daarop vergaderde een studiegroep geregeld in zijn huis. Spoedig daarna wierp de activiteit van dat kleine groepje zelfs vruchten af in Noord-Frankrijk. Broeder Weber bleef in contact met hen en bracht op gezette tijden een bezoek aan de verschillende groepen die ontstonden, waarbij hij hen geestelijk opbouwde en hun instructies gaf hoe zij het goede nieuws met anderen konden delen.

Toen het goede nieuws Duitsland bereikte

Kort nadat in het midden van de jaren ’80 van de vorige eeuw enkele van de publikaties in het Duits begonnen te verschijnen, gingen Amerikanen van Duitse afkomst die ze naar waarde schatten, exemplaren naar familieleden in hun geboorteland sturen. Een verpleegster die in een ziekenhuis in Hamburg werkte, gaf exemplaren van Millennial Dawn aan anderen in het ziekenhuis. In 1896 plaatste Adolf Weber, in Zwitserland, advertenties in Duitstalige kranten en verzond hij traktaten naar Duitsland. Het jaar daarop werd er een lectuurdepot in Duitsland geopend om de verspreiding van de Duitse uitgave van de Wachttoren te vergemakkelijken, maar er werden slechts traag resultaten geboekt. In 1902 verhuisde Margarethe Demut, die de waarheid in Zwitserland had leren kennen, echter naar Tailfingen, ten oosten van het Zwarte Woud. Haar ijverige persoonlijke predikingswerk droeg ertoe bij dat het fundament werd gelegd voor een van de eerste groepen van Bijbelonderzoekers in Duitsland. Samuel Lauper, uit Zwitserland, verhuisde naar het Bergische Land, ten noordoosten van Keulen, om het goede nieuws in dat gebied te verbreiden. Tegen 1904 werden daar in Wermelskirchen bijeenkomsten gehouden. Tot de aanwezigen behoorde een tachtigjarige man, Gottlieb Paas, die naar de waarheid had gezocht. Op zijn sterfbed, niet lang nadat die bijeenkomsten waren begonnen, hield Paas de Wachttoren omhoog en zei: „Dit is de waarheid; houdt daaraan vast.”

Het aantal personen dat belangstelling had voor deze bijbelse waarheden nam geleidelijk toe. Hoewel het een kostbare geschiedenis was, werden er regelingen getroffen om in kranten in Duitsland een gratis proefnummer van de Wachttoren te voegen. In een verslag uit 1905 staat dat er meer dan 1.500.000 van deze proefnummers waren verspreid. Dat was een geweldige prestatie voor een heel klein groepje.

Niet alle Bijbelonderzoekers waren van mening dat zij door mensen dicht bij huis te bereiken, hadden gedaan wat noodzakelijk was. Reeds in 1907 maakte broeder Erler, uit Duitsland, reizen naar Bohemen in wat toen Oostenrijk-Hongarije was (later een deel van Tsjechoslowakije). Hij verspreidde lectuur waarin voor Armageddon werd gewaarschuwd en over de zegeningen werd verteld die de mensheid daarna ten deel zouden vallen. Tegen 1912 had een andere Bijbelonderzoeker bijbelse lectuur verspreid in het gebied rond de stad Memel, in wat nu Litouwen is. Velen reageerden enthousiast op de boodschap, en al snel werden daar verscheidene tamelijk grote groepen Bijbelonderzoekers gevormd. Toen zij echter vernamen dat ware christenen ook getuigen moesten zijn, begonnen hun aantallen af te nemen. Niettemin gaven enkelen er blijk van ware navolgers van Christus, „de getrouwe en waarachtige getuige”, te zijn. — Openb. 3:14.

Toen Nikolaus von Tornow, een Duitse baron die grote landgoederen in Rusland bezat, omstreeks 1907 in Zwitserland was, werd hem een traktaat van het Wachttorengenootschap overhandigd. Twee jaar later verscheen hij in zijn beste kleding en vergezeld van zijn lijfknecht in de gemeente Berlijn. Het duurde een poosje voordat hij begreep waarom God kostbare waarheden aan zulke pretentieloze mensen zou toevertrouwen, maar een hulp was wat hij in 1 Korinthiërs 1:26-29 las: „Gij ziet uw roeping, broeders, dat niet veel wijzen naar het vlees werden geroepen, niet veel machtigen, niet velen van edele geboorte . . ., opdat geen vlees zou roemen voor het aangezicht van God.” Ervan overtuigd dat hij de waarheid had gevonden, verkocht von Tornow zijn landgoederen in Rusland en wijdde hij zichzelf en zijn geldmiddelen aan de bevordering van de belangen van de zuivere aanbidding.

In 1911, toen een jong Duits paar, de Herkendells, trouwde, vroeg de bruid haar vader als bruidsschat geld voor een ongewone huwelijksreis. Zij en haar man waren van plan een inspannende reis te maken die vele maanden in beslag zou nemen. Hun huwelijksreis bestond in een predikingstocht die hen naar Rusland voerde om daar Duitssprekende mensen te bereiken. Zo waren op vele manieren allerlei mensen bezig datgene wat zij over Gods liefdevolle voornemen hadden geleerd, met anderen te delen.

Groei in het Britse veld

Na de intensieve verspreiding van lectuur in Engeland in 1881, zagen enkele kerkgangers er de noodzaak van in om te handelen overeenkomstig datgene wat zij hadden geleerd. Tom Hart uit Islington, Londen, was een van degenen die onder de indruk kwamen van de schriftuurlijke raad die in de Wachttoren stond, namelijk: „Gaat uit van haar, mijn volk” — dat wil zeggen, ga uit de Babylonische kerken van de christenheid en volg de bijbelse leer (Openb. 18:4). In 1884 trad hij uit de kerk, gevolgd door een aantal anderen.

Velen die zich met de studiegroepen verbonden, groeiden uit tot doeltreffende evangeliepredikers. Sommigen boden bijbelse lectuur aan in de parken van Londen en op andere plaatsen waar mensen zich verpoosden. Anderen concentreerden zich op winkels en kantoorgebouwen. Het was echter gebruikelijker de mensen van huis tot huis te bezoeken.

Sarah Ferrie, een abonnee op de Wachttoren, schreef aan broeder Russell dat zij en enkele van haar vriendinnen in Glasgow graag aan het verspreiden van traktaten zouden willen deelnemen. Wat een verrassing toen er een vrachtwagen voor haar deur stopte met 30.000 vlugschriften die allemaal gratis verspreid moesten worden! Zij gingen aan de slag. Minnie Greenlees trok er met haar drie jonge zoons op uit in een ponywagen en verspreidde bijbelse lectuur in het Schotse landgebied. Later verspreidden Alfred Greenlees en Alexander MacGillivray, die per fiets reisden, traktaten in een groot deel van Schotland. In plaats van anderen te betalen om de lectuur te verspreiden, deden toegewijde vrijwilligers het werk nu zelf.

Hun hart bewoog hen

In een van zijn gelijkenissen had Jezus gezegd dat mensen die ’het woord van God met een edel en goed hart hoorden’, vrucht zouden dragen. Oprechte waardering voor Gods liefdevolle voorzieningen zou hen ertoe bewegen het goede nieuws omtrent Gods koninkrijk met anderen te delen (Luk. 8:8, 11, 15). Ongeacht hun omstandigheden zouden zij de een of andere manier vinden om dit te doen.

Zo kreeg een Argentijnse reiziger een gedeelte van het traktaat Food for Thinking Christians van een Italiaanse zeeman. Terwijl de reiziger in de haven van Peru was, schreef hij om het complete traktaat, en met verhoogde belangstelling schreef hij in 1885 nogmaals vanuit Argentinië naar de uitgever van de Wachttoren om lectuur. Datzelfde jaar nam een lid van de Britse marine, die met zijn batterij naar Singapore werd gezonden, de Wachttoren met zich mee. Hij was verrukt over datgene wat hij uit het tijdschrift leerde en gebruikte het daar vrijelijk om de bijbelse zienswijze bekend te maken over onderwerpen die kwesties van publieke discussie waren. In 1910 legde een schip waarop twee christelijke vrouwen reisden, aan in de haven van Colombo (Ceylon; nu Sri Lanka). Zij grepen de gelegenheid aan om getuigenis te geven aan de heer Van Twest, de waterschout van de haven. Zij spraken ernstig met hem over de goede dingen die zij uit het boek Het Goddelijk Plan der Eeuwen hadden geleerd. Als gevolg hiervan werd Van Twest een Bijbelonderzoeker en kwam de prediking van het goede nieuws op Sri Lanka op gang.

Zelfs degenen die niet konden reizen, zochten naar manieren om de hartverwarmende bijbelse waarheden met mensen in andere landen te delen. Zoals blijkt uit een brief van waardering die in 1905 werd gepubliceerd, had iemand in de Verenigde Staten Het Goddelijk Plan der Eeuwen gestuurd naar een man op St. Thomas, in wat toen het Deense West-Indië was. Na het boek gelezen te hebben, was hij op zijn knieën gevallen en had zijn vurige verlangen tot uitdrukking gebracht door God gebruikt te worden om zijn wil te doen. In 1911 voerde Bellona Ferguson in Brazilië haar situatie aan als „een positief en levend bewijs dat niemand zich te ver weg bevindt om bereikt te worden” door de waarheidswateren. Zij had schijnbaar sinds 1899 de publikaties van het Genootschap per post ontvangen. Enige tijd voor de Eerste Wereldoorlog vond een Duitse immigrant in Paraguay een van de traktaten van het Genootschap in zijn brievenbus. Hij bestelde meer lectuur en verbrak al spoedig zijn banden met de kerken van de christenheid. Aangezien er niemand anders in het land was om het te doen, besloten hij en zijn zwager om elkaar te dopen. Er werd inderdaad in verre streken der aarde getuigenis gegeven, en het wierp vruchten af.

Andere Bijbelonderzoekers voelden zich echter gedrongen een reis te ondernemen naar de plaats waar zij of hun ouders geboren waren om vrienden en familieleden te vertellen over Jehovah’s schitterende voornemen en hoe zij erin konden delen. Zo keerde in 1895 broeder Oleszynski naar Polen terug met het goede nieuws over „de losprijs, de wederherstelling aller dingen en de hoge roeping”; helaas heeft hij echter niet in die dienst volhard. In 1898 verliet een voormalige professor, een Hongaar, Canada om de dringende bijbelse boodschap in zijn geboorteland te verbreiden. In 1905 keerde een man die in Amerika een Bijbelonderzoeker was geworden, naar Griekenland terug om getuigenis te geven. En in 1913 bracht een jonge man zaden van bijbelse waarheid vanuit New York mee terug naar Ramallah, waar zijn familie vandaan kwam, niet ver van Jeruzalem.

Het Caribisch gebied wordt geopend

Terwijl het aantal evangeliepredikers in de Verenigde Staten, Canada en Europa groeide, begon de bijbelse waarheid ook vaste voet te krijgen in Panama, Costa Rica, Suriname en Brits Guyana (nu Guyana). Joseph Brathwaite, die zich in Brits Guyana bevond toen hij geholpen werd Gods voornemen te begrijpen, vertrok in 1905 naar Barbados om er al zijn tijd aan te besteden dit aan de mensen daar te onderwijzen. Louis Facey en H. P. Clarke, die het goede nieuws hoorden toen zij in Costa Rica werkten, keerden in 1897 naar Jamaica terug om hun pasgevonden geloof onder hun eigen mensen bekend te maken. Degenen die daar de waarheid aanvaardden, waren ijverige werkers. Alleen al in 1906 verspreidde de groep op Jamaica ongeveer 1.200.000 traktaten en andere stuks lectuur. Een andere gastarbeider, die de waarheid in Panama leerde kennen, nam de bijbelse boodschap van hoop mee terug naar Grenada.

De revolutie in Mexico in 1910⁄11 was nog een factor die ertoe bijdroeg dat naar waarheid hongerende mensen met de boodschap van Gods koninkrijk werden bereikt. Velen vluchtten noordwaarts naar de Verenigde Staten. Daar kwamen sommigen van hen in contact met de Bijbelonderzoekers, vernamen over Jehovah’s voornemen om de mensheid blijvende vrede te brengen en stuurden lectuur naar Mexico. Dit was echter niet de eerste keer dat Mexico met deze boodschap was bereikt. Reeds in 1893 publiceerde de Wachttoren een brief van F. de P. Stephenson, uit Mexico, die enkele publikaties van het Wachttorengenootschap had gelezen en meer exemplaren wilde hebben om ze aan zijn vrienden zowel in Mexico als in Europa uit te delen.

Teneinde meer Caribische landen te openen voor de prediking van de bijbelse waarheid en om geregelde bijeenkomsten voor studie te organiseren, zond broeder Russell in 1911 E. J. Coward naar Panama en vervolgens naar de eilanden. Broeder Coward was een nadrukkelijke en kleurrijke spreker, en er stroomden dikwijls honderden toehoorders samen om naar zijn toespraken te luisteren waarin de leerstellingen van het hellevuur en de onsterfelijkheid van de menselijke ziel werden weerlegd en waarin ook over de glorierijke toekomst voor de aarde werd verteld. Hij trok van stad tot stad en van eiland naar eiland — St. Lucia, Dominica, St. Kitts, Barbados, Grenada en Trinidad — en bereikte zo veel mogelijk mensen. Hij sprak ook in Brits Guyana. Terwijl hij in Panama was, ontmoette hij W. R. Brown, een ijverige jonge Jamaicaanse broeder, die daarna samen met broeder Coward op een aantal Caribische eilanden diende. Later hielp broeder Brown om nog andere gebieden te openen.

In 1913 sprak broeder Russell zelf in Panama, op Cuba en op Jamaica. Voor een openbare lezing die hij in Kingston (Jamaica) hield, waren twee gehoorzalen tot de nok toe gevuld en moesten er nog zo’n 2000 mensen worden weggestuurd. Toen de spreker niets over geld zei en er ook geen collecte werd gehouden, werd hier in de pers melding van gemaakt.

Het waarheidslicht bereikt Afrika

Ook in Afrika drong gedurende deze periode het waarheidslicht door. Uit een brief die in 1884 vanuit Liberia werd verzonden, bleek dat een bijbellezer daar in het bezit was gekomen van een exemplaar van Food for Thinking Christians en meer exemplaren wilde hebben om ze aan anderen uit te delen. Enkele jaren daarna werd er bericht dat een geestelijke in Liberia de kansel had vaarwelgezegd teneinde vrij te zijn om de bijbelse waarheden die hij met behulp van de Wachttoren leerde, te onderwijzen, en dat daar door een groep Bijbelonderzoekers geregelde bijeenkomsten werden gehouden.

Een gereformeerde predikant nam vanuit Nederland enkele publikaties van C. T. Russell mee toen hij in 1902 naar Zuid-Afrika werd gezonden. Hoewel hij er geen blijvend voordeel van trok, was dit wel het geval met Frans Ebersohn en Stoffel Fourie, die de lectuur in zijn bibliotheek zagen. Een paar jaar later werden de gelederen in dat deel van het veld versterkt toen twee ijverige Bijbelonderzoeksters van Schotland naar Durban (Zuid-Afrika) emigreerden.

Helaas bevonden zich onder degenen die de door broeder Russell geschreven lectuur kregen en vervolgens anderen tot op zekere hoogte daaruit onderwezen, enkelen, zoals Joseph Booth en Elliott Kamwana, die de waarheid met hun eigen denkbeelden vermengden, welke erop gericht waren actie te voeren voor een sociale verandering. Voor sommige waarnemers in Zuid-Afrika en Nyasaland (later Malawi) droeg dit ertoe bij dat de identiteit van de ware Bijbelonderzoekers werd vertroebeld. Niettemin hoorden velen de boodschap die de aandacht vestigde op Gods koninkrijk als de oplossing voor de problemen van de mensheid en toonden er waardering voor.

Maar een prediking op grote schaal zou in Afrika pas in de toekomst plaatsvinden.

Naar de Oriënt en de eilanden in de Grote Oceaan

Kort nadat door C. T. Russell geschreven bijbelse publikaties voor het eerst in Engeland waren verspreid, bereikten ze ook de Oriënt. In 1883 ontving mejuffrouw C. B. Downing, een zendelinge van de Presbyteriaanse Kerk in Tsje-foe (Jen-tai) in China, een exemplaar van de Wachttoren. Zij waardeerde wat zij uit de bijbel leerde over het herstel van alle dingen en deelde de lectuur met andere zendelingen, onder anderen Horace Randle, die verbonden was met het Zendingsgenootschap van de Baptisten. Later werd zijn belangstelling verder gestimuleerd door een advertentie voor Millennial Dawn die in de Londense Times verscheen, waarna hij exemplaren van het boek zelf kreeg — één van mejuffrouw Downing en nog een dat hem door zijn moeder in Engeland werd toegezonden. Eerst was hij geschokt door wat hij las. Maar toen hij er eenmaal van overtuigd was dat de Drieëenheid geen bijbelse leer is, trad hij uit de Baptistenkerk en begon het geleerde met andere zendelingen te delen. In 1900 berichtte hij dat hij 2324 brieven en zo’n 5000 traktaten naar zendelingen in China, Japan, Korea en Siam (Thailand) had gezonden. Destijds werd er in de Oriënt hoofdzakelijk aan zendelingen van de christenheid getuigenis gegeven.

Gedurende diezelfde periode werden er ook in Australië en Nieuw-Zeeland waarheidszaden gezaaid. De eerste van deze „zaden” die in Australië terechtkwamen, zijn daar wellicht in 1884 of kort daarna gebracht door een man die in een park in Engeland voor het eerst door een Bijbelonderzoeker was benaderd. Andere „zaden” kwamen per post van vrienden en familieleden van overzee.

Binnen enkele jaren nadat in 1901 de Commonwealth of Australia was gevormd, waren honderden mensen daar geabonneerd op de Wachttoren. Als gevolg van de activiteit van degenen die het een voorrecht vonden de waarheid met anderen te delen, werden er duizenden traktaten gezonden naar mensen wier naam op de kiezerslijsten stond. Nog meer werden op straat verspreid, en pakjes traktaten werden uit de ramen van treinen geworpen naar arbeiders en bewoners van de eenzame huisjes in afgelegen gebieden langs de spoorlijnen. De mensen werden in kennis gesteld van het naderende einde van de tijden der heidenen in 1914. Arthur Williams sr. sprak hierover met alle klanten die in zijn winkel in West-Australië kwamen en nodigde geïnteresseerden bij zich thuis uit voor verdere besprekingen.

Wie de bijbelse waarheid voor het eerst naar Nieuw-Zeeland heeft gebracht, is niet bekend. Maar tegen 1898 had Andrew Anderson, een bewoner van Nieuw-Zeeland, genoeg van de publikaties van het Wachttorengenootschap gelezen om ertoe bewogen te worden de waarheid daar als colporteur te verbreiden. Zijn krachtsinspanningen werden in 1904 versterkt door andere colporteurs die uit Amerika kwamen en van het bijkantoor van het Genootschap dat in datzelfde jaar in Australië was opgericht. Mevrouw Thomas Barry, in Christchurch, accepteerde zes delen van de Studies in the Scriptures van een van de colporteurs. Haar zoon Bill las ze in 1909 tijdens een bootreis van zes weken naar Engeland en herkende de waarheid die erin stond. Jaren later werd zijn zoon Lloyd een lid van het Besturende Lichaam van Jehovah’s Getuigen.

Tot de ijverige werkers in die vroege dagen behoorde Ed Nelson, die weliswaar niet erg tactvol was maar vijftig jaar lang al zijn tijd heeft besteed aan het verbreiden van de Koninkrijksboodschap van de noordelijke punt van Nieuw-Zeeland tot in het zuiden. Na enkele jaren kreeg hij gezelschap van Frank Grove, die zijn geheugen ontwikkelde ter compensatie van zijn slechte ogen en die eveneens meer dan vijftig jaar tot aan zijn dood heeft gepionierd.

Een wereldreis ter bevordering van de prediking van het goede nieuws

In 1911⁄12 werd er een verdere grootscheepse poging in het werk gesteld om mensen in de Oriënt te helpen. De International Bible Students Association zond een comité van zeven mannen, onder leiding van C. T. Russell, om persoonlijk de omstandigheden daar te onderzoeken. Overal waar zij kwamen, spraken zij over Gods voornemen de mensheid zegeningen te brengen door middel van het Messiaanse koninkrijk. Soms was het aantal toehoorders gering, maar op de Filippijnen en in India waren er duizenden. Zij waren geen voorstanders van de campagne die destijds in de christenheid populair was om geld voor een wereldbekering in te zamelen. Hun waarneming was dat de krachtsinspanningen van de zendelingen van de christenheid er grotendeels op waren gericht werelds onderwijs te bevorderen. Maar broeder Russell was ervan overtuigd dat wat de mensen nodig hadden, „het evangelie van Gods liefdevolle voorziening van het komende koninkrijk van de Messias” was. In plaats van te verwachten de wereld te bekeren, begrepen de Bijbelonderzoekers uit de Schrift dat wat hun destijds te doen stond, het geven van een getuigenis was en dat dit zou bijdragen tot het bijeenvergaderen van de „weinige uitverkorenen uit alle natiën, volken, stammen en talen om leden te worden van [Christus’] bruidklasse — teneinde gedurende de duizend jaar met Hem op Zijn troon te zitten en eraan mee te werken het mensdom als geheel tot volmaaktheid op te heffen”. *Openb. 5:9, 10; 14:1-5.

Na enige tijd in Japan, China, op de Filippijnen en op andere plaatsen te hebben doorgebracht, legden de leden van het comité nog eens 6400 kilometer af in India. Sommige in India wonende mensen hadden reeds in 1887 lectuur van het Genootschap gelezen en brieven geschreven waarin zij hun waardering ervoor tot uitdrukking brachten. Ook was er sinds 1905 een actief getuigeniswerk verricht onder de Tamilsprekende bevolking door een jonge man die, als student in Amerika, broeder Russell had ontmoet en de waarheid had leren kennen. Deze jonge man hielp eraan mee zo’n veertig bijbelstudiegroepen in het zuiden van India op te richten. Maar na tot anderen te hebben gepredikt, werd hij zelf afgekeurd doordat hij zich niet aan christelijke maatstaven hield. — Vergelijk 1 Korinthiërs 9:26, 27.

Omstreeks dezelfde tijd echter kreeg A. J. Joseph, uit Travancore (Kerala), in antwoord op een schriftelijk verzoek dat hij tot een prominente adventist had gericht, een deel van de Studies in the Scriptures toegezonden. Hierin vond hij bevredigende schriftuurlijke antwoorden op zijn vragen over de Drieëenheid. Weldra trokken hij en andere familieleden er op uit om in de rijstvelden en op de kokosplantages van zuidelijk India met anderen over hun pasgevonden geloof te praten. Na het bezoek van broeder Russell in 1912 begon broeder Joseph met de volle-tijddienst. Hij reisde per spoor, ossekar, schuit en te voet om bijbelse lectuur te verspreiden. Wanneer hij openbare toespraken hield, werden deze dikwijls door de geestelijken en hun volgelingen verstoord. Toen in Kundara een „christelijke” geestelijke zijn volgelingen opstookte om zo’n bijeenkomst te verstoren en broeder Joseph met mest te bekogelen, kwam een invloedrijke hindoe op het lawaai af om te zien wat er aan de hand was. Hij vroeg de geestelijke: ’Is dat het door Christus gegeven voorbeeld dat christenen dienen na te volgen, of bootst u meer het gedrag van de Farizeeën uit Jezus’ tijd na?’ De geestelijke blies de aftocht.

Voordat de vier maanden durende wereldreis van het I.B.S.A.-comité was geëindigd, had broeder Russell regelingen getroffen dat R. R. Hollister als vertegenwoordiger van het Genootschap in de Oriënt het werk daar zou voortzetten door de mensen de boodschap van Gods liefdevolle voorziening van het Messiaanse koninkrijk te brengen. Er werden speciale traktaten vervaardigd in tien talen, en miljoenen hiervan werden door inheemse colporteurs in heel India, China, Japan en Korea verspreid. Vervolgens werden er boeken in vier van deze talen vertaald om verder geestelijk voedsel te verschaffen voor degenen die belangstelling toonden. Hier was een uitgestrekt veld en er was nog veel te doen. Maar wat tot dusver tot stand was gebracht, was werkelijk verbazingwekkend.

Er werd een indrukwekkend getuigenis gegeven

Voordat de verwoesting van de Eerste Wereldoorlog ontketend werd, was er wereldwijd een uitgebreid getuigenis gegeven. Broeder Russell had honderden steden in de Verenigde Staten en Canada bezocht om er lezingen te houden, had herhaalde reizen naar Europa ondernomen en had toespraken gehouden in Panama, op Jamaica en op Cuba, alsook in de belangrijkste steden van de Oriënt. Tienduizenden mensen hadden persoonlijk zijn aansporende bijbelse toespraken gehoord en hadden gezien hoe hij vragen van zowel vrienden als vijanden in het openbaar aan de hand van de Schrift beantwoordde. Daardoor was er veel belangstelling gewekt, en duizenden kranten in Amerika, Europa, Zuid-Afrika en Australië publiceerden geregeld broeder Russells preken. Miljoenen boeken, alsook honderden miljoenen traktaten en andere stuks lectuur in 35 talen waren door de Bijbelonderzoekers verspreid.

Hoe indrukwekkend broeder Russells rol ook was, hij was niet de enige die predikte. Anderen, verspreid over de hele aarde, verenigden eveneens hun stem als getuigen van Jehovah en van zijn Zoon, Jezus Christus. Zij die aan de prediking deelnamen, waren niet allemaal openbare sprekers. Zij kwamen uit alle rangen en standen van de maatschappij, en zij gebruikten elk passend middel dat hun ter beschikking stond om het goede nieuws te verbreiden.

In januari 1914, toen het einde van de tijden der heidenen geen jaar meer in het verschiet lag, werd er nog een intensief getuigenis op touw gezet. Dit was het „Photo-Drama der Schepping”, dat op een nieuwe manier Gods voornemen met de aarde duidelijk maakte. Dit gebeurde door middel van prachtige met de hand gekleurde lichtbeelden en films, gesynchroniseerd met geluid. De openbare pers in de Verenigde Staten berichtte dat de vertoning in het hele land wekelijks door honderdduizenden mensen werd bijgewoond. Tegen het einde van het eerste jaar was het totale bezoekersaantal in de Verenigde Staten en Canada opgelopen tot bijna acht miljoen. In Londen konden het Opera House en de Royal Albert Hall niet voldoende plaats bieden aan de drommen mensen die naar deze voorstelling, bestaande uit vier delen van elk twee uur, kwamen kijken. Binnen een half jaar hadden op de Britse Eilanden meer dan 1.226.000 personen in 98 steden de voorstelling gezien. In Duitsland en Zwitserland zaten beschikbare zalen tot de nok toe vol. De voorstelling werd ook door grote menigten in Scandinavië en op eilanden in de Stille Zuidzee gezien.

Wat een opmerkelijk, intensief, wereldomvattend getuigenis werd er gegeven gedurende die vroege decennia van de moderne geschiedenis van Jehovah’s Getuigen! Toch was het werk in feite nog maar net begonnen.

Slechts een paar honderd hadden in het begin van de jaren ’80 van de vorige eeuw een actief aandeel aan het verbreiden van de bijbelse waarheid. Tegen 1914 namen volgens beschikbare berichten ongeveer 5100 deel aan het werk. Anderen hebben wellicht nu en dan traktaten verspreid. De werkers waren betrekkelijk gering in aantal.

Dit kleine groepje evangeliepredikers had in de tweede helft van 1914 de boodschap van Gods koninkrijk al in 68 landen verkondigd. En in 30 van deze landen kreeg hun werk als predikers en onderwijzers van Gods Woord tamelijk vaste voet.

Miljoenen boeken en honderden miljoenen traktaten waren vóór het einde van de tijden der heidenen verspreid. Bovendien publiceerden in 1913 wel 2000 kranten geregeld door C. T. Russell verzorgde preken, en in het jaar 1914 zagen in totaal meer dan 9.000.000 personen op drie continenten het „Photo-Drama der Schepping”.

Er was werkelijk een verbazingwekkend getuigenis gegeven! Maar er zou nog veel meer volgen.

[Voetnoot]

^ ¶59 Een volledig verslag over deze wereldreis staat in The Watch Tower van 15 april 1912.

[Kaart/Illustratie op blz. 405]

C. T. Russell hield persoonlijk bijbelse toespraken in meer dan 300 steden (in gebieden aangegeven door stippen) in Noord-Amerika en het Caribisch gebied — in vele ervan 10 of 15 keer

[Kaart]

(Zie publicatie)

[Kaart op blz. 407]

(Zie publicatie)

Russells predikingstochten naar Europa, gewoonlijk via Engeland

1891

1903

1908

1909

1910 (tweemaal)

1911 (tweemaal)

1912 (tweemaal)

1913

1914

[Kaart/Illustratie op blz. 408]

Toen Andreas Øiseth ervan overtuigd was dat hij de waarheid had gevonden, verspreidde hij ijverig bijbelse lectuur in bijna elk deel van Noorwegen

[Kaart]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

NOORWEGEN

poolcirkel

[Kaart/Illustratie op blz. 409]

Adolf Weber, een nederige tuinman, verbreidde het goede nieuws van Zwitserland naar andere landen in Europa

[Kaart]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

BELGIË

DUITSLAND

ZWITSERLAND

ITALIË

FRANKRIJK

[Kaart/Illustratie op blz. 413]

Bellona Ferguson, in Brazilië — ’niemand bevindt zich te ver weg om bereikt te worden’

[Kaart]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

BRAZILIË

[Kaart op blz. 415]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

ALASKA

CANADA

GROENLAND

ST. PIERRE ET MIQUELON

VERENIGDE STATEN VAN AMERIKA

BERMUDA

BAHAMAS

TURKS AND CAICOS ISLANDS

CUBA

MEXICO

BELIZE

JAMAICA

HAÏTI

DOMINICAANSE REPUBLIEK

PORTO RICO

CAYMAN ISLANDS

GUATEMALA

EL SALVADOR

HONDURAS

NICARAGUA

COSTA RICA

PANAMA

VENEZUELA

GUYANA

SURINAME

FRANS GUYANA

COLOMBIA

ECUADOR

PERU

BRAZILIË

BOLIVIA

PARAGUAY

CHILI

ARGENTINIË

URUGUAY

FALKLANDEILANDEN

VIRGIN ISLANDS (VS)

VIRGIN ISLANDS (BRITS)

ANGUILLA

ST. MAARTEN

SABA

ST. EUSTATIUS

ST. KITTS

NEVIS

ANTIGUA

MONTSERRAT

GUADELOUPE

DOMINICA

MARTINIQUE

ST. LUCIA

ST. VINCENT

BARBADOS

GRENADA

TRINIDAD

ARUBA

BONAIRE

CURAÇAO

ATLANTISCHE OCEAAN

CARIBISCHE ZEE

GROTE OCEAAN

[Kaart op blz. 416, 417]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

GROENLAND

ZWEDEN

IJSLAND

NOORWEGEN

FAERÖER

FINLAND

RUSLAND

ESTLAND

LETLAND

LITOUWEN

WIT-RUSLAND

OEKRAÏNE

MOLDAVIË

GEORGIË

ARMENIË

AZERBAJDZJAN

TOERKMENISTAN

OEZBEKISTAN

KAZACHSTAN

TADZJIKISTAN

KIRGIZIË

POLEN

DUITSLAND

NEDERLAND

DENEMARKEN

GROOT-BRITTANNIË

IERLAND

BELGIË

LUXEMBURG

LIECHTENSTEIN

ZWITSERLAND

TSJECHOSLOWAKIJE

OOSTENRIJK

HONGARIJE

ROEMENIË

JOEGOSLAVIË

SLOVENIË

KROATIË

BOSNIË-HERCEGOVINA

BULGARIJE

ALBANIË

ITALIË

GIBRALTAR

SPANJE

PORTUGAL

MADEIRA

MAROKKO

WESTELIJKE SAHARA

SENEGAL

ALGERIJE

LIBIË

EGYPTE

LIBANON

ISRAËL

CYPRUS

SYRIË

TURKIJE

IRAK

IRAN

BAHREIN

KOEWEIT

JORDANIË

SAOEDI-ARABIË

QATAR

VERENIGDE ARABISCHE EMIRATEN

OMAN

JEMEN

DJIBOUTI

SOMALIË

ETHIOPIË

SOEDAN

TSJAAD

NIGER

MALI

MAURITANIË

GAMBIA

GUINEE-BISSAU

SIERRA LEONE

LIBERIA

IVOORKUST

GHANA

TOGO

BENIN

EQUATORIAAL GUINEE

ST. HELENA

GUINEE

BOERKINA FASO

NIGERIA

CENTRAALAFRIKAANSE REPUBLIEK

KAMEROEN

SÃO TOMÉ

KONGO

GABON

ZAÏRE

ANGOLA

ZAMBIA

NAMIBIË

BOTSWANA

ZUID-AFRIKA

LESOTHO

SWAZILAND

MOZAMBIQUE

MADAGASKAR

RÉUNION

MAURITIUS

RODRIGUES

ZIMBABWE

MAYOTTE

KOMOREN

SEYCHELLEN

MALAWI

TANZANIA

BOEROENDI

RWANDA

OEGANDA

FRANKRIJK

PAKISTAN

AFGHANISTAN

NEPAL

BHUTAN

MYANMAR

BANGLADESH

INDIA

SRI LANKA

GRIEKENLAND

MALTA

TUNESIË

KENIA

ATLANTISCHE OCEAAN

INDISCHE OCEAAN

ALASKA

MONGOLIË

DEMOCRATISCHE VOLKSREPUBLIEK KOREA

JAPAN

REPUBLIEK KOREA

CHINA

MACAU

TAIWAN

HONG KONG

LAOS

THAILAND

VIETNAM

KAMBODJA

FILIPPIJNEN

BRUNEI

MALEISIË

SINGAPORE

INDONESIË

SAIPAN

ROTA

GUAM

YAP

PALAU

TRUK

PONAPE

KOSRAE

MARSHALLEILANDEN

NAURU

PAPOEA NIEUW-GUINEA

AUSTRALIË

NIEUW-ZEELAND

NORFOLKEILAND

NIEUW-CALEDONIË

WALLIS EN FUTUNA

VANUATU

TUVALU

FIJI

KIRIBATI

TOKELAU-EILANDEN

HAWAII

WEST-SAMOA

AMERIKAANS SAMOA

NIUE

TONGA

COOKEILANDEN

TAHITI

SOLOMONEILANDEN

GROTE OCEAAN

[Kaart/Illustratie op blz. 421]

A. J. Joseph uit India met zijn dochter Gracie, die als een op Gilead opgeleide zendelinge dienst verrichtte

[Kaart]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

INDIA

[Illustratie op blz. 411]

Hermann Herkendell maakte samen met zijn bruid een huwelijksreis van vele maanden om tot Duitssprekende mensen in Rusland te prediken

[Illustraties op blz. 412]

Colporteurs in Engeland en Schotland trachtten iedereen in de gelegenheid te stellen getuigenis te ontvangen; zelfs hun kinderen hielpen mee met de verspreiding van traktaten

[Illustratie op blz. 414]

E. J. Coward verbreidde de bijbelse waarheid ijverig in het Caribisch gebied

[Illustratie op blz. 418]

Frank Grove (links) en Ed Nelson (hier gezien met hun vrouw) besteedden ieder meer dan 50 jaar al hun tijd aan het verbreiden van de Koninkrijksboodschap in heel Nieuw-Zeeland

[Illustraties op blz. 420]

C. T. Russell en zes metgezellen maakten in 1911⁄12 een reis rond de wereld om de prediking van het goede nieuws te bevorderen