Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Het vervaardigen van bijbelse lectuur voor gebruik in de bediening

Het vervaardigen van bijbelse lectuur voor gebruik in de bediening

Hoofdstuk 26

Het vervaardigen van bijbelse lectuur voor gebruik in de bediening

HET geschreven woord heeft in de ware aanbidding altijd een belangrijke rol gespeeld. Jehovah gaf de Tien Geboden aan Israël, eerst mondeling en daarna in geschreven vorm (Ex. 20:1-17; 31:18; Gal. 3:19). Om er zeker van te zijn dat zijn Woord nauwkeurig overgebracht zou worden, gaf God Mozes en een lange reeks profeten en apostelen na hem de opdracht om te schrijven. — Ex. 34:27; Jer. 30:2; Hab. 2:2; Openb. 1:11.

De meeste van die vroege geschriften werden op boekrollen geschreven. In de tweede eeuw G.T. werd echter de codex, of het uit bladzijden bestaande boek, ontwikkeld. Deze was economischer en gemakkelijker in het gebruik. En de christenen behoorden tot de eersten die er gebruik van maakten, want zij zagen er de waarde van in bij het verbreiden van het goede nieuws omtrent Gods Messiaanse koninkrijk. Professor E. J. Goodspeed zegt in zijn boek Christianity Goes to Press over die eerste christenen als uitgevers van boeken: „Zij gingen in dit opzicht niet alleen met hun tijd mee, maar zij waren die zelfs vooruit, en de uitgevers in de daaropvolgende eeuwen hebben hen nagevolgd.” — 1940, blz. 78.

Het is daarom geen verrassing dat Jehovah’s Getuigen in deze tijd, als verkondigers van Gods koninkrijk, in sommige opzichten de toon hebben aangegeven in de drukkerswereld.

De eerste Bijbelonderzoekers van lectuur voorzien

Een van de eerste door C. T. Russell geschreven artikelen werd in 1876 gepubliceerd in de Bible Examiner, onder redactie van George Storrs in Brooklyn, New York. Nadat broeder Russell zich met N. H. Barbour uit Rochester (New York) had verbonden, verschafte Russell de geldmiddelen voor de publikatie van het boek Three Worlds en het blad dat bekendstond als Herald of the Morning. Hij was mederedacteur van dat blad en in 1877 gebruikte hij de faciliteiten van de Herald om de brochure The Object and Manner of Our Lord’s Return uit te geven. Broeder Russell had een scherpe kijk op geestelijke alsook op zakelijke aangelegenheden, maar het was Barbour die ervaring had met zetten en opmaak.

Toen Barbour echter de zondenverzoenende waarde van het loskoopoffer van Jezus Christus verwierp, verbrak broeder Russell de betrekkingen met hem. Toen Russell dus, in 1879, het tijdschrift Zion’s Watch Tower and Herald of Christ’s Presence ging uitgeven, moest hij zich op commerciële drukkers verlaten.

Het jaar daarop werd het eerste van een lange reeks traktaten, bedoeld om mensen voor bijbelse waarheden te interesseren, voor publikatie gereedgemaakt. Dit werk nam al gauw reusachtige afmetingen aan. Om het in goede banen te leiden, werd op 16 februari 1881 Zion’s Watch Tower Tract Society * opgericht, met W. H. Conley als president en C. T. Russell als secretaris-penningmeester. Er werden regelingen getroffen dat het drukwerk werd verricht door commerciële firma’s in verschillende steden in Pennsylvania, New York en Ohio, alsook in Engeland. In 1884 werd Zion’s Watch Tower Tract Society rechtspersoonlijkheid verleend, met C. T. Russell als president, en uit het handvest bleek dat het meer was dan een genootschap dat drukwerk zou uitgeven. Het werkelijke doel ervan was religieus; het was opgericht voor „de verbreiding van bijbelse waarheden in verschillende talen”.

En met welk een ijver werd dit doel nagestreefd! In 1881 werden binnen vier maanden 1.200.000 traktaten met in totaal zo’n 200.000.000 bladzijden uitgegeven. (Veel van deze „traktaten” waren in werkelijkheid kleine boekjes.) Daarna steeg de produktie van bijbelse traktaten voor gratis verspreiding jaar na jaar tot tientallen miljoenen. Deze traktaten werden in zo’n 30 talen gedrukt en niet alleen in Amerika verspreid maar ook in Europa, Zuid-Afrika, Australië en andere gebieden.

Een ander aspect van het werk ging in 1886 van start, toen broeder Russell gereedkwam met het schrijven van Het Goddelijk Plan der Eeuwen, het eerste van een serie van zes delen die hij persoonlijk schreef. Voor het uitgeven van de eerste vier delen van die serie (1886–’97), alsook van traktaten en de Watch Tower van 1887 tot 1898, maakte hij gebruik van de Tower Publishing Company. * Mettertijd werd het zetten en de opmaak verricht door de broeders in het Bijbelhuis in Pittsburgh. Om de kosten laag te houden, schaften zij ook het drukpapier aan. Voor het feitelijke drukken en binden plaatste broeder Russell vaak orders bij meer dan één firma. Hij maakte zorgvuldig plannen en plaatste zijn orders lang genoeg van tevoren om een gunstige prijs te bedingen. Vanaf het moment waarop het eerste door C. T. Russell geschreven boek werd uitgegeven tot aan 1916 werden in totaal 9.384.000 van deze zes delen vervaardigd en verspreid.

Het uitgeven van bijbelse lectuur hield niet op toen broeder Russell stierf. Het jaar daarna werd het zevende deel van de Studies in the Scriptures gedrukt. Het werd op 17 juli 1917 voor de Bethelfamilie vrijgegeven. De vraag ernaar was zo groot dat het Genootschap tegen het einde van dat jaar bij commerciële drukkers en boekbinders orders had geplaatst voor 850.000 exemplaren in het Engels. In Europa werden uitgaven in andere talen vervaardigd. Bovendien werden er dat jaar zo’n 38 miljoen traktaten gedrukt.

Maar toen, tijdens een periode van hevige vervolging in 1918, terwijl de functionarissen van het Genootschap ten onrechte werden gevangengezet, werd hun hoofdbureau (gevestigd in Brooklyn) ontmanteld. De drukplaten werden vernietigd. De in aantal sterk afgenomen staf verhuisde het bureau weer naar Pittsburgh, naar de tweede verdieping van een gebouw aan de Federal Street 119. Zou dit een eind maken aan het vervaardigen van bijbelse lectuur?

Moesten zij zelf gaan drukken?

Nadat de president van het Genootschap, J. F. Rutherford, en zijn medewerkers uit de gevangenis waren vrijgelaten, kwamen de Bijbelonderzoekers in 1919 in Cedar Point (Ohio) bijeen. Zij bespraken wat er het voorgaande jaar onder Gods toelating was gebeurd en wat zij volgens zijn Woord in de voor hen liggende tijd moesten doen. Er werd aangekondigd dat er een nieuw tijdschrift, The Golden Age, zou worden uitgegeven als instrument om de mensen op Gods koninkrijk te wijzen als de enige hoop voor de mensheid.

Net als voorheen trof het Genootschap regelingen dat een commerciële firma het drukwerk zou verzorgen. Maar de tijden waren veranderd. Er waren arbeidsconflicten in de drukkerswereld en problemen op de papiermarkt. Er was een betrouwbaarder regeling nodig. De broeders legden de kwestie in gebed aan de Heer voor en zagen naar Zijn leiding uit.

Allereerst, waar moesten zij de kantoren van het Genootschap vestigen? Moesten zij het hoofdbureau terugverhuizen naar Brooklyn? De bestuursraad van het Genootschap besprak de kwestie, en er werd een comité aangesteld om de situatie op te nemen.

Broeder Rutherford gaf C. A. Wise, de vice-president van het Genootschap, opdracht naar Brooklyn te gaan om te zien of men Bethel weer kon openen en ruimte kon huren waar het Genootschap kon gaan drukken. Verlangend te weten welke handelwijze door God gezegend zou worden, zei broeder Rutherford: „Ga en stel vast of het de wil des Heren is dat wij naar Brooklyn terugkeren.”

„Hoe moet ik dan vaststellen of de Heer wil dat wij al dan niet terugkeren?”, vroeg broeder Wise.

„Wij moesten in 1918 van Brooklyn naar Pittsburgh terugkeren omdat wij geen kolen konden krijgen”, * antwoordde broeder Rutherford. „Dan moeten nu de kolen de uitslag geven. Jij gaat en bestelt kolen.”

„Hoeveel ton denk je dat ik moet bestellen opdat wij het antwoord weten?”

„Wij willen zeker zijn”, was broeder Rutherfords aanbeveling. „Bestel 500 ton.”

Dat is precies wat broeder Wise deed. En wat was de uitkomst? Toen hij bij de autoriteiten zijn verzoek indiende, kreeg hij een bewijs waarop hij 500 ton kolen kon krijgen — genoeg om een aantal jaren aan hun behoeften te voldoen! Maar waar moesten zij er nu mee heen? Een groot deel van de kelder van het Bethelhuis werd in een kolenkelder veranderd.

Het resultaat van deze toets zag men als een onmiskenbare aanwijzing van Gods wil. Op 1 oktober 1919 begonnen zij hun activiteit weer vanuit Brooklyn te verrichten.

Welnu, moesten zij zelf gaan drukken? Zij probeerden een tijdschriften-rotatiepers aan te schaffen, maar kregen te horen dat er in de Verenigde Staten slechts een paar van deze machines waren en dat het vele maanden zou duren voordat zij er een zouden kunnen krijgen. Toch hadden zij het volste vertrouwen dat indien het de wil van de Heer was, hij de weg kon openen. En dat deed hij!

Slechts een paar maanden na hun terugkeer naar Brooklyn slaagden zij erin een rotatiepers te kopen. Acht blokken van het Bethelhuis vandaan, aan de Myrtle Avenue 35, huurden zij drie verdiepingen van een gebouw. Begin 1920 had het Genootschap zijn eigen drukkerij — klein, maar goed geoutilleerd. Broeders die voldoende ervaring hadden om met de uitrusting te werken, stelden zich beschikbaar om met het werk te helpen.

Dat jaar kwam The Watch Tower van 1 februari van de eigen pers van het Genootschap. In april werd ook The Golden Age in hun eigen drukkerij geproduceerd. Aan het eind van het jaar kon er vol vreugde in The Watch Tower worden gerapporteerd: „Gedurende het grootste deel van het jaar werd al het werk aan THE WATCH TOWER, THE GOLDEN AGE en veel van de brochures door gewijde handen verricht, die door slechts één motief werden gedreven, en dat motief was liefde voor de Heer en voor zijn zaak van rechtvaardigheid. . . . Terwijl andere kranten en publikaties wegens papiertekort of arbeidsconflicten niet konden verschijnen, verliep de produktie van onze publikaties zonder problemen.”

De drukkerijruimte was erg klein, maar de hoeveelheid werk die er werd verzet, was verbazingwekkend. Van The Watch Tower werden gewoonlijk 60.000 exemplaren per uitgave gedrukt. Maar ook The Golden Age werd daar gedrukt, en in het eerste jaar was de uitgave van 29 september een speciale uitgave. Deze bevatte een gedetailleerde ontmaskering van degenen die verantwoordelijk waren voor de vervolging die de Bijbelonderzoekers van 1917 tot 1920 hadden ondergaan. Er werden vier miljoen exemplaren gedrukt! Een van de drukkers zei later: ’Iedereen behalve de kok is eraan te pas gekomen om deze uitgave de deur uit te krijgen.’

In het eerste jaar dat zij die tijdschriften-rotatiepers gebruikten, vroeg broeder Rutherford de broeders of zij op die pers ook brochures konden drukken. Aanvankelijk leek dat niet haalbaar te zijn. Volgens de fabrikant van de pers was het niet mogelijk. Maar de broeders probeerden het en hadden succes. Zij ontwierpen ook zelf een vouwmachine en verlaagden zo het aantal werkers dat zij voor dat onderdeel van het werk nodig hadden, van twaalf naar twee. Waaraan was hun succes toe te schrijven? „Ervaring en de zegen van de Heer”, zo bracht het hoofd van de drukkerij het onder woorden.

Maar niet alleen in Brooklyn installeerde het Genootschap een drukkerij. Een deel van de werkzaamheden voor anderstalige lectuur stond onder supervisie van een kantoor in Michigan. Om te voorzien in de behoeften in verband met dat werk, plaatste het Genootschap in 1921 een regelzetmachine, drukpersen en andere noodzakelijke apparatuur in Detroit (Michigan). Daar werd lectuur gedrukt in het Oekraïens, Pools, Russisch en andere talen.

In datzelfde jaar gaf het Genootschap het boek De Harp Gods uit, speciaal geschreven voor beginnelingen in bijbelstudie. Tot aan 1921 had het Genootschap niet geprobeerd zelf boeken te drukken en te binden. Moesten zij ook dit werk trachten te ondernemen? Weer zagen zij voor leiding op naar de Heer.

Toegewijde broeders drukken en binden boeken

In 1920 was in The Watch Tower gemeld dat veel colporteurs de dienst hadden moeten verlaten omdat drukkers en boekbinders niet aan de vraag van het Genootschap konden voldoen. De broeders op het hoofdbureau redeneerden dat als zij niet meer afhankelijk zouden zijn van commerciële bedrijven met al hun arbeidsconflicten, zij in staat zouden zijn een groter getuigenis tot stand te brengen omtrent Gods voornemen ten aanzien van de mensheid. Als zij zelf hun boeken zouden drukken en binden, zou het voor tegenstanders ook moeilijker zijn het werk te belemmeren. En zij hoopten mettertijd te kunnen besparen op de kosten van de boeken en zodoende in staat te zijn ze voor het publiek gemakkelijker verkrijgbaar te maken.

Maar hiervoor was meer ruimte en uitrusting nodig, en zij zouden nieuwe vaardigheden moeten leren. Was dit mogelijk? Robert J. Martin, de drukkerijopziener, bracht zich te binnen dat Jehovah in de dagen van Mozes ’Bezaleël en Oholiab met wijsheid van hart had vervuld om al het werk te doen’ dat nodig was voor de bouw van de heilige tabernakel (Ex. 35:30-35). Met dat bijbelse verslag in gedachten was broeder Martin vol vertrouwen dat Jehovah ook alles zou doen wat nodig was opdat zijn dienstknechten lectuur konden uitgeven om het Koninkrijk te verkondigen.

Na veel meditatie en gebed begonnen er definitieve plannen te ontstaan. Terugblikkend op wat er gebeurde, schreef broeder Martin later aan broeder Rutherford: „De allerbelangrijkste dag was de dag dat je wilde weten of er ook maar één goede reden was waarom wij niet al onze boeken zelf zouden drukken en binden. Het was een adembenemende gedachte, omdat het betekende dat er een complete drukkerij geopend zou worden met een zetterij- en galvaniseeruitrusting, drukpersen en boekbindapparatuur, waarin talloze onbekende machines bediend moesten worden, in de meeste gevallen machines waarvan wij niet eens wisten dat ze bestonden, en het betekende dat wij wel meer dan tien vakken moesten leren. Maar het leek de beste manier om de hoge naoorlogse prijzen voor boeken te vermijden.

Je huurde het zes verdiepingen hoge gebouw aan de Concord Street 18 (met huurders op twee verdiepingen), en op 1 maart 1922 trokken wij erin. Je kocht een complete letterzet- en galvaniseeruitrusting, drukpersen en boekbindapparatuur voor ons, het meeste nieuw, een deel tweedehands, en wij gingen aan het werk.

De directeur van een van de grote drukkerijen die veel werk voor ons hadden gedaan, hoorde waarmee wij bezig waren en kwam ons opzoeken. Hij zag de nieuwe uitrusting en merkte somber op: ’U hebt hier nu een prima drukkerij en niemand van uw mensen weet hoe men ermee moet omgaan. In zes maanden zal alles een hoop oud ijzer zijn; dan zult u zien dat het toch het beste is degenen voor u te laten drukken die het altijd al hebben gedaan, en die er hun werk van maken.’

Dat klonk erg logisch, maar het liet de Heer buiten beschouwing; en hij is altijd met ons geweest. Toen de binderij werd gestart, zond hij een broeder die zijn hele leven in een binderij had gewerkt. Die kwam goed van pas op het moment dat wij hem het hardst nodig hadden. Met zijn hulp, en met de geest van de Heer die werkzaam was ten aanzien van de broeders die het probeerden te leren, duurde het niet lang of wij maakten boeken.”

Aangezien er in de drukkerij aan de Concord Street voldoende ruimte was, werden de drukwerkzaamheden van Detroit geleidelijk overgenomen door Brooklyn. In het tweede jaar dat zij daar werkten, vervaardigden de broeders 70 procent van de benodigde boeken en brochures, naast tijdschriften, traktaten en strooibiljetten. Het jaar daarop maakte de groei van het werk het noodzakelijk de overige twee verdiepingen van de drukkerij te gebruiken.

Konden zij hun produktie van boeken opvoeren? Speciaal voor dat doel lieten zij in Duitsland een drukpers bouwen, naar Amerika verzenden en in werking stellen. Voor zover zij wisten, was dat — in 1926 — de eerste rotatiepers in Amerika die werd gebruikt om boeken te drukken.

Maar de Bijbelonderzoekers drukten niet alleen in Amerika.

Vroege drukwerkzaamheden in andere landen

Reeds in 1881 had broeder Russell drukwerk laten verrichten in Engeland, waarbij hij gebruik maakte van commerciële firma’s. In 1903 werd in Duitsland gedrukt, in 1906 in Griekenland, in 1910 in Finland, en in 1913 zelfs in Japan. In de jaren na de Eerste Wereldoorlog werden er enorme hoeveelheden lectuur — boeken, brochures, tijdschriften en traktaten — gedrukt in Engeland, de Scandinavische landen, Duitsland en Polen, en op beperkte schaal ook in Brazilië en India.

Toen, in 1920, hetzelfde jaar waarin het Genootschap in Brooklyn zelf tijdschriften ging drukken, werden er regelingen getroffen dat onze broeders in Europa dit voor een deel ook konden doen. Een groep broeders in Zwitserland richtte in Bern een drukkerij op. Het was hun eigen bedrijf. Maar zij waren allen Bijbelonderzoekers, en zij vervaardigden tegen zeer gunstige prijzen lectuur voor het Genootschap in Europese talen. Mettertijd verkreeg het Genootschap het eigendomsrecht van deze drukkerij en breidde ze uit. Om te voldoen aan een dringende behoefte in de economisch verarmde landen van Europa in die tijd, werden daar enorme hoeveelheden gratis lectuur vervaardigd. Aan het eind van de jaren ’20 werden er vanuit die drukkerij publikaties in meer dan tien talen verzonden.

Tegelijkertijd bestond er in Roemenië veel belangstelling voor de Koninkrijksboodschap. Ondanks het feit dat ons werk daar hevige tegenstand ondervond, vestigde het Genootschap een drukkerij in Cluj om de kosten van de lectuur te verlagen en ze gemakkelijker verkrijgbaar te maken voor naar waarheid hongerende mensen in Roemenië en naburige landen. In 1924 was die drukkerij in staat bijna een kwart miljoen boeken te produceren, naast tijdschriften en brochures, in het Roemeens en Hongaars. Maar iemand die het opzicht over het werk daar had, bleek ontrouw te zijn ten aanzien van het hem toevertrouwde pand en bedreef daden die tot gevolg hadden dat de bezittingen en de uitrusting van het Genootschap verloren gingen. Desondanks bleven getrouwe broeders in Roemenië doen wat zij konden om bijbelse waarheden met anderen te delen.

In Duitsland stroomden na de Eerste Wereldoorlog grote aantallen mensen naar de vergaderingen van de Bijbelonderzoekers. Maar het Duitse volk verkeerde in grote economische moeilijkheden. Om de kosten van bijbelse lectuur ten behoeve van hen laag te houden, ging het Genootschap daar eveneens zelf drukken. In Barmen werd in 1922 gedrukt met een vlakdrukpers die in het Bethelhuis op de overloop stond, en met een andere in de houtloods. Het jaar daarop verhuisden de broeders naar geschiktere faciliteiten in Maagdenburg. Zij hadden daar prima gebouwen, er werden er nog meer aan toegevoegd, en er werd uitrusting voor drukken en binden geïnstalleerd. Eind 1925, zo werd bericht, zou de produktiecapaciteit van deze drukkerij minstens zo groot zijn als die van de drukkerij die destijds door het hoofdbureau in Brooklyn werd gebruikt.

De meeste drukwerkzaamheden die door de broeders zelf werden verricht, begonnen op kleine schaal. Dat was het geval in Korea, waar het Genootschap in 1922 een kleine drukkerij oprichtte voor het vervaardigen van lectuur in het Koreaans, alsook in het Japans en Chinees. Na enkele jaren werd de uitrusting naar Japan overgebracht.

In 1924 werd kleiner drukwerk ook in Canada en Zuid-Afrika vervaardigd. In 1925 werd in Australië een kleine drukpers geïnstalleerd en ook een in Brazilië. De broeders in Brazilië gebruikten hun uitrusting weldra om de Portugese uitgave van De Wachttoren te drukken. Het bijkantoor van het Genootschap in Engeland kreeg zijn eerste drukkerijuitrusting in 1926. In 1929 werd in Spanje de geestelijke honger van nederige mensen gestild doordat De Wachttoren daar op een kleine pers werd gedrukt. Twee jaar later begon er in de kelder van het bijkantoor in Finland een pers te draaien.

Ook op het hoofdbureau vond intussen expansie plaats.

Een eigen drukkerij op het hoofdbureau

Sinds 1920 had het Genootschap drukkerijruimte gehuurd in Brooklyn. Zelfs het gebouw dat zij vanaf 1922 gebruikten, verkeerde niet in goede staat; het hele gebouw stond vreselijk te schudden wanneer de rotatiepers in de kelder draaide. Ook was er meer ruimte nodig om zorg te dragen voor de toenemende hoeveelheid werk. De broeders redeneerden dat zij een beter gebruik van de beschikbare geldmiddelen konden maken als zij hun eigen drukkerij hadden.

Een stuk grond dat een paar blokken van het Bethelhuis verwijderd lag, leek een zeer wenselijke plaats, dus daar deden zij een bod op. Zoals later bleek, had het farmaceutische bedrijf Squibb een hoger bod gedaan; maar toen zij op dat terrein gingen bouwen, moesten zij 1167 palen in de grond slaan om een stevig fundament te hebben. (Jaren later heeft het Wachttorengenootschap die gebouwen van Squibb gekocht, kant en klaar met dat goede fundament!) Het terrein dat het Genootschap in 1926 aankocht, had echter een bouwgrond met een goede draagkracht.

In februari 1927 verhuisden zij naar hun splinternieuwe gebouw aan de Adams Street 117 in Brooklyn. Het bood bijna tweemaal zoveel ruimte als zij tot dan toe hadden gebruikt. Het was goed ontworpen, want de loop van het werk leidde van de bovenste verdiepingen omlaag via de verschillende afdelingen, totdat de verzendafdeling op de begane grond was bereikt.

Er kwam echter geen eind aan de groei. Binnen tien jaar moest deze drukkerij worden uitgebreid; en er zouden nog meer uitbreidingen volgen. Behalve miljoenen tijdschriften en brochures per jaar produceerde de drukkerij ook zo’n 10.000 gebonden boeken per dag. Toen in 1942 tot die gebonden boeken ook complete bijbels gingen behoren, verrichtte het Wachttorengenootschap opnieuw pionierswerk in de drukkerswereld. De broeders experimenteerden net zo lang tot zij lichtgewicht bijbelpapier op rotatiepersen konden gebruiken — iets wat andere drukkers pas jaren later hebben geprobeerd.

Terwijl er op zo’n grote schaal werd geproduceerd, werden groepen met speciale behoeften niet over het hoofd gezien. Reeds in 1910 werkten een Bijbelonderzoeker in Boston (Massachusetts) en een in Canada samen om de lectuur van het Genootschap in braille over te zetten. Tegen 1924 gaf het Genootschap vanuit een bureau in Logansport (Indiana) publikaties voor blinden uit. Wegens het zeer geringe aantal gunstige reacties in die tijd werd het braillewerk echter in 1936 beëindigd, en werd de nadruk gelegd op hulp aan blinden door middel van grammofoonplaten en persoonlijke aandacht. Later, in 1960, werd er weer braillelectuur in produktie genomen — dit keer in een grotere verscheidenheid, en met steeds meer gunstige reacties.

Het hoofd bieden aan hevige tegenstand

In een aantal landen werd er gedrukt onder uiterst moeilijke omstandigheden. Maar onze broeders volhardden, in het besef dat de verkondiging van het goede nieuws van het Koninkrijk een werk was waartoe Jehovah God bij monde van zijn Zoon opdracht had gegeven (Jes. 61:1, 2; Mark. 13:10). In Griekenland bijvoorbeeld hadden de broeders in 1936 hun drukkerij geïnstalleerd en er slechts enkele maanden mee gewerkt, toen er een verandering van regering plaatsvond en de autoriteiten de drukkerij sloten. Ook in India, in 1940, was Claude Goodman maandenlang aan het werk geweest om een pers in elkaar te zetten en te leren hoe hij ermee moest omgaan, toen kort daarna de politie, gestuurd door de maharadja, een inval deed, de pers op een vrachtwagen meenam en alle zorgvuldig gesorteerde letters in grote blikken gooide.

Op veel andere plaatsen werden de broeders door wetten inzake geïmporteerde lectuur genoodzaakt het werk aan plaatselijke commerciële drukkers te geven, ook al had het Genootschap een drukkerij in een naburig land die het werk kon doen. Dat was in het midden van de jaren ’30 bijvoorbeeld het geval in Denemarken, Letland en Hongarije.

In 1933 ging de Duitse regering, hiertoe aangezet door de geestelijkheid, over tot het stilleggen van de drukwerkzaamheden van Jehovah’s Getuigen in Duitsland. De politie bezette de drukkerij van het Wachttorengenootschap in Maagdenburg en sloot die in april van dat jaar, maar zij konden geen bezwarende bewijzen vinden en dus trokken zij zich terug. Maar in juni grepen zij opnieuw in. Om de verbreiding van de Koninkrijksboodschap voortgang te doen vinden, installeerde het Genootschap een drukkerij in Praag (Tsjechoslowakije), en veel van de uitrusting van Maagdenburg werd daarheen verhuisd. Hiermee werden de daaropvolgende paar jaar tijdschriften in twee talen en brochures in zes talen geproduceerd.

Toen marcheerden in 1939 Hitlers troepen Praag binnen, dus de broeders ontmantelden snel hun uitrusting en zonden ze het land uit. Een deel ervan ging naar Nederland. Dit kwam uitstekend van pas. De communicatie met Zwitserland was voor de Nederlandse broeders moeilijker geworden. Nu huurden zij dus ruimte en gingen met hun pasgekregen persen zelf drukken. Het duurde echter niet lang of de drukkerij werd door de nazi-bezetters in beslag genomen. Maar de broeders hadden die uitrusting zo lang mogelijk gebruikt.

Toen in Finland ambtelijke willekeur tijdens de oorlog een eind maakte aan het uitgeven van De Wachttoren, stencilden de broeders daar de hoofdartikelen en leverden ze via een koerier af. Nadat Oostenrijk in 1938 onder nazi-heerschappij was gekomen, werd De Wachttoren gedrukt op een stencilmachine die voortdurend van de ene plaats naar de andere verhuisd moest worden om ze uit handen van de Gestapo te houden. Ook in Canada moesten de Getuigen in de tijd dat zij als gevolg van de oorlog onder verbodsbepalingen stonden, herhaaldelijk hun uitrusting verplaatsen om hun broeders geestelijk voedsel te kunnen blijven verschaffen.

In Australië drukten de broeders in de tijd dat het werk van Jehovah’s Getuigen verboden was, hun eigen tijdschriften en drukten en bonden zelfs boeken — iets wat zij daar zelfs onder gunstiger omstandigheden niet hadden gedaan. Zij moesten hun binderij zestien keer verhuizen om te voorkomen dat de uitrusting in beslag genomen zou worden, maar zij slaagden erin om 20.000 in hard kaft gebonden boeken op tijd klaar te krijgen voor vrijgave op een congres dat zij ondanks overweldigende obstakels in 1941 hielden!

Expansie na de Tweede Wereldoorlog

Na de oorlog kwamen Jehovah’s Getuigen in 1946 bijeen op een internationaal congres in Cleveland (Ohio). Daar sprak Nathan H. Knorr, destijds president van het Wachttorengenootschap, over wederopbouw en expansie. Sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was het aantal Getuigen met 157 procent toegenomen, en zendelingen openden in hoog tempo het werk in nieuwe gebieden. Om aan de wereldomvattende vraag naar bijbelse lectuur te voldoen, zette broeder Knorr plannen uiteen om de faciliteiten op het hoofdbureau uit te breiden. Als resultaat van de voorgestelde expansie zou de drukkerij meer dan tweemaal zoveel ruimte hebben als het oorspronkelijke gebouw in 1927, en er zou in een veel groter Bethelhuis voor de vrijwillige werkers worden voorzien. Deze uitbreidingen werden begin 1950 voltooid en in gebruik genomen.

Sinds 1950 heeft men de drukkerij en de kantoren op het hoofdbureau in Brooklyn steeds weer moeten uitbreiden. In 1992 besloegen de faciliteiten een gebied van ongeveer acht stadsblokken en hadden ze 230.071 vierkante meter vloeroppervlak. Dit zijn niet slechts gebouwen waar boeken worden gemaakt. Ze zijn opgedragen aan Jehovah, om te worden gebruikt voor het produceren van lectuur die bedoeld is om mensen te onderwijzen in zijn vereisten voor leven.

In sommige gebieden was het moeilijk om na de Tweede Wereldoorlog de drukwerkzaamheden van het Genootschap weer op gang te krijgen. De drukkerij en de kantoren in Maagdenburg (Duitsland) die eigendom van het Genootschap waren, bevonden zich in de door de communisten bestuurde zone. De Duitse Getuigen betrokken het pand weer, maar zij konden slechts kort hun werkzaamheden daar verrichten voordat het opnieuw in beslag werd genomen. Om aan de behoefte in West-Duitsland te voldoen, moest daar een drukkerij worden opgericht. De steden lagen als gevolg van de bombardementen in puin. Maar de Getuigen konden weldra gebruik maken van een kleine drukkerij in Karlsruhe die door de nazi’s was gebruikt. In 1948 hadden zij in een gebouw in Wiesbaden dat hun ter beschikking was gesteld, twee vlakdrukpersen die dag en nacht draaiden. Het jaar daarop breidden zij de faciliteiten in Wiesbaden uit en verviervoudigden het aantal persen om aan de behoeften te voldoen van het snel groeiende aantal Koninkrijksverkondigers in dat deel van het veld.

Toen het Genootschap in 1946 in Griekenland weer openlijk begon te drukken, was de elektriciteitsvoorziening verre van betrouwbaar. Soms was er uren achtereen geen stroom. In Nigeria hadden de broeders in 1977 een zelfde probleem. Totdat het bijkantoor daar zijn eigen generator had, gingen de broeders telkens wanneer er weer elektriciteit was, of het nu overdag was of ’s nachts, aan het werk. Met zo’n geest hebben zij nooit één uitgave van De Wachttoren hoeven missen.

In 1948 werd in Zuid-Afrika, na een bezoek van broeder Knorr, land aangekocht in Elandsfontein; en begin 1952 verhuisde het bijkantoor naar een nieuwe drukkerij daar — de eerste in Zuid-Afrika die door het Genootschap zelf was gebouwd. Met een nieuwe vlakdrukpers gingen zij tijdschriften drukken in acht Afrikaanse talen. In 1954 werd het bijkantoor in Zweden toegerust om de tijdschriften op een vlakdrukpers te drukken, en in 1957 gebeurde hetzelfde met het bijkantoor in Denemarken.

Naarmate de vraag naar lectuur toenam, kreeg het ene bijkantoor na het andere supersnelle hoogdruk-rotatiepersen. Canada kreeg zijn eerste in 1958; Engeland in 1959. In 1975 draaiden er 70 grote rotatiepersen in de drukkerijen van het Genootschap over de hele wereld.

Een wereldomvattend netwerk ter verkondiging van de bijbelse waarheid

Eind jaren ’60 en daarna werd er een systematische poging gedaan om de drukwerkzaamheden van het Wachttorengenootschap verder te decentraliseren. Het aantal getuigen van Jehovah groeide snel. Er was meer drukkerijruimte nodig om in bijbelse lectuur te voorzien, zowel voor eigen gebruik als voor verspreiding aan het publiek. Maar de expansie in Brooklyn verliep traag omdat er weinig grond beschikbaar was, en ook wegens de bureaucratie. Er werden plannen gemaakt om meer van de drukwerkzaamheden elders te gaan verrichten.

In 1969 begon men dus te werken aan het ontwerp van een nieuwe drukkerij die bij Wallkill (New York), ongeveer 150 kilometer ten noordwesten van Brooklyn, gebouwd zou worden. Hierdoor zouden de faciliteiten van het hoofdbureau worden uitgebreid en verder uit elkaar komen te liggen, en uiteindelijk zou bijna de gehele oplage van The Watchtower en Awake! voor de Verenigde Staten uit Wallkill komen. Drie jaar later lag er een tweede drukkerij voor Wallkill op de tekentafels, en deze was veel groter dan de eerste. Tegen 1977 produceerden de hoogdruk-rotatiepersen daar meer dan 18 miljoen tijdschriften per maand. In 1992 waren er grote MAN-Roland en Hantscho offsetpersen (slechts vier offsetpersen in plaats van de vroegere vijftien hoogdrukpersen) in gebruik en bedroeg de produktiecapaciteit ruim een miljoen tijdschriften per dag.

Toen er voor het eerst plannen werden gemaakt om in Wallkill te gaan drukken, werd De Wachttoren in Brooklyn in 32 van de 72 talen waarin hij destijds verscheen, gedrukt en Ontwaakt! in 14 van de 26 talen waarin hij verscheen. Zo’n 60 procent van het totale aantal exemplaren dat over de hele wereld werd gedrukt, werd daar op het hoofdbureau geproduceerd. Het zou goed zijn wanneer meer van dit werk in landen buiten de Verenigde Staten gebeurde, en door onze eigen broeders daar verricht werd in plaats van door commerciële firma’s. Op die manier zou, indien toekomstige wereldcrisissen of inmenging van regeringszijde in het werk van Jehovah’s Getuigen de werkzaamheden in een bepaald deel van de aarde zouden belemmeren, het noodzakelijke geestelijke voedsel toch verschaft kunnen worden.

Zo kwam het dat in 1971, bijna twee jaar voordat de eerste Wachttoren-drukkerij op de boerderij in Wallkill begon te draaien, de werkzaamheden begonnen aan een prachtige nieuwe drukkerij in Noemazoe (Japan). De meer dan vijfvoudige toename in Koninkrijksverkondigers in Japan in de voorgaande tien jaar was een aanwijzing dat daar veel bijbelse lectuur nodig zou zijn. Tegelijkertijd werden de bijkantoorfaciliteiten in Brazilië uitgebreid. Hetzelfde gebeurde in Zuid-Afrika, waar bijbelse lectuur werd vervaardigd in ruim twintig Afrikaanse talen. Het jaar daarop, in 1972, werden de drukkerijfaciliteiten van het Genootschap in Australië verviervoudigd in grootte, met het doel in dat deel van de wereld elke uitgave van De Wachttoren en Ontwaakt! te verschaffen zonder voortdurende vertragingen bij het verzenden. Ook in Frankrijk en op de Filippijnen werd een drukkerij gebouwd.

Begin 1972 maakten N. H. Knorr en de drukkerijopziener van Brooklyn, M. H. Larson, een internationale rondreis om een onderzoek in te stellen naar het werk dat werd gedaan, met het doel de aangelegenheden zo te organiseren dat er optimaal gebruik werd gemaakt van deze faciliteiten, en om de grondslag te leggen voor meer expansie in de toekomst. Zij brachten een bezoek aan zestien landen in Zuid-Amerika, Afrika en het Verre Oosten.

Kort daarna vervaardigde het bijkantoor in Japan zelf de tijdschriften in de Japanse taal voor dat deel van het veld, in plaats van afhankelijk te zijn van een commerciële drukker. In datzelfde jaar 1972 begon het bijkantoor in Ghana De Wachttoren in drie plaatselijke talen te drukken, in plaats dat zij moesten wachten tot ze vanuit de Verenigde Staten en Nigeria werden toegezonden. Vervolgens begon het bijkantoor op de Filippijnen zorg te dragen voor het zetten en drukken van De Wachttoren en Ontwaakt! in acht plaatselijke talen (naast het drukken van de benodigde Engelse tijdschriften). Dit betekende een grote stap voorwaarts in het decentraliseren van de drukwerkzaamheden van het Wachttorengenootschap.

Eind 1975 publiceerde het Wachttorengenootschap bijbelse lectuur in de eigen faciliteiten in 23 landen over de hele wereld — boeken in drie landen; brochures of tijdschriften of beide op alle 23 plaatsen. In nog eens 25 landen vervaardigde het Genootschap kleiner drukwerk met eigen apparatuur.

De produktiecapaciteit van het Genootschap wat gebonden boeken betreft, werd eveneens uitgebreid. Reeds in het midden van de jaren ’20 was er in Zwitserland en Duitsland al wat boekbindwerk verricht. Na de Tweede Wereldoorlog, in 1948, begonnen de broeders in Finland boeken te binden (aanvankelijk grotendeels met de hand), om in de eerste plaats aan de behoeften van dat land te voldoen. Twee jaar later had het bijkantoor in Duitsland weer een binderij in bedrijf, en mettertijd nam deze het boekbinden van Zwitserland over.

Vervolgens, in 1967, met ruim een miljoen Getuigen over de hele wereld en met de introductie van zakformaatboeken om in hun bediening te gebruiken, vloog de vraag naar dit soort bijbelse lectuur omhoog. Binnen negen jaar was er een meer dan zesvoudige toename in het aantal boekbindstraten in Brooklyn. In 1992 had het Wachttorengenootschap in acht verschillende landen in totaal 28 boekbindstraten in bedrijf.

In datzelfde jaar 1992 drukte het Wachttorengenootschap niet alleen bijbelse lectuur in 180 talen in de Verenigde Staten, maar voorzagen vier van zijn grote drukkerijen in Latijns-Amerika grotendeels in de lectuur die plaatselijk of in andere landen in dat deel van de wereld nodig was. In Europa produceerden nog eens elf drukkerijen lectuur, en deze hielpen allemaal aan de lectuurbehoefte in andere landen te voldoen. Van deze drukkerijen verschafte Frankrijk geregeld lectuur voor 14 landen, en Duitsland, dat in meer dan 40 talen drukte, verzond grote hoeveelheden lectuur naar 20 landen en geringere hoeveelheden naar nog vele andere landen. In Afrika produceerden zes Wachttoren-drukkerijen gezamenlijk bijbelse lectuur in 46 talen. Nog eens elf drukkerijen — sommige groot, sommige klein — voorzagen het Midden- en het Verre Oosten, eilanden in de Grote Oceaan, Canada en andere gebieden van lectuur voor gebruik bij de verbreiding van de dringende boodschap omtrent Gods koninkrijk. In 27 andere landen vervaardigde het Genootschap kleiner drukwerk dat de gemeenten nodig hadden om soepel te functioneren.

Nieuwe methoden, nieuwe apparatuur

In de jaren ’60 en ’70 vond er een revolutie in de drukkerswereld plaats. In een verbazingwekkend tempo werd hoogdruk vervangen door offsetdruk. * Het Wachttorengenootschap ging niet onmiddellijk op de nieuwe drukmethode over. De destijds beschikbare platen voor offsetpersen waren niet geschikt voor de grote oplagen waarin het Genootschap lectuur drukte. Bovendien zou zo’n verandering volkomen nieuwe zet- en opmaakmethoden vereisen. Er zouden nieuwe drukpersen nodig zijn. Er moesten nieuwe technieken worden geleerd. Praktisch alle apparatuur in de drukkerijen van het Genootschap zou vervangen moeten worden. De kosten zouden ontstellend zijn.

Het werd echter mettertijd duidelijk dat voorraden en onderdelen voor hoogdruk niet veel langer verkrijgbaar zouden zijn. De duurzaamheid van offsetplaten verbeterde snel. Men moest overschakelen.

Reeds in 1972 hadden drie leden van de Bethelfamilie in Zuid-Afrika, omdat zij een intense belangstelling hadden voor de ontwikkelingen in offsetdruk, een kleine tweedehands vellen-offsetpers aangeschaft. Men deed enige ervaring op door er kleine drukopdrachten mee uit te voeren. Toen werd die pers in 1974 gebruikt om De waarheid die tot eeuwig leven leidt, een zakformaatboek, in het Ronga te drukken. Doordat zij dit snel konden doen, kregen duizenden naar waarheid hongerende mensen de mogelijkheid waardevol bijbelonderricht te ontvangen voordat het werk van Jehovah’s Getuigen in het gebied waar die mensen woonden, weer verboden werd. Een andere vellen-offsetpers, die kort nadat onze broeders de eerste hadden gekocht, aan het bijkantoor van het Genootschap in Zuid-Afrika was geschonken, werd naar Zambia verzonden en daar in gebruik genomen.

De drukkerij van het Genootschap in Duitsland startte ook al vroeg met offsetdruk. In april 1975 begonnen de broeders daar een vellenpers te gebruiken om tijdschriften op bijbelpapier te drukken voor Jehovah’s Getuigen in Oost-Duitsland, waar de Getuigen destijds onder verbodsbepalingen stonden. Dit werd het jaar daarop gevolgd door het vervaardigen van boeken op die offsetpers voor deze vervolgde broeders.

Ongeveer tegelijkertijd, in 1975, stelde het Wachttorengenootschap in Argentinië zijn eerste rollen-offsetpers in bedrijf voor het drukken van tijdschriften. Maar deze offset-rotatiepers draaide pas iets meer dan een jaar toen de Argentijnse regering het werk van de Getuigen verbood en hun drukkerij verzegelde. In andere landen bleven de offsetdrukwerkzaamheden zich echter uitbreiden. Begin 1978 begon een offset-rotatiepers in de drukkerij van het hoofdbureau van het Wachttorengenootschap in Brooklyn in driekleurendruk te draaien voor boeken. * In datzelfde jaar werd een tweede pers aangeschaft. Toch was er nog veel meer uitrusting nodig om de overschakeling compleet te maken.

Het Besturende Lichaam had het vertrouwen dat Jehovah zou verschaffen wat nodig was om het werk dat hij gedaan wilde hebben, te volbrengen. In april 1979 en januari 1980 werden naar de gemeenten in de Verenigde Staten brieven geschreven waarin de situatie werd uitgelegd. Er kwamen schenkingen binnen — aanvankelijk langzaam, maar mettertijd was er voldoende om het hele wereldomvattende netwerk van Wachttoren-drukkerijen toe te rusten voor offsetdruk.

Intussen had het Wachttorengenootschap, om een goed gebruik te maken van de bestaande uitrusting en om de overschakeling te versnellen, contracten getekend om de meest recente modellen van hun MAN-persen te laten ombouwen voor offsetdruk. Twaalf landen kregen deze persen, waaronder zes landen die voordien hun tijdschriften niet plaatselijk hadden gedrukt.

Vierkleurendruk

Het bijkantoor in Finland was het eerste dat elke uitgave van zijn tijdschriften in vier kleuren volgens het offsetprocédé drukte; zij begonnen op een eenvoudige manier met uitgaven in januari 1981 en gingen toen geleidelijk steeds betere technieken gebruiken. Vervolgens maakte Japan van vierkleurendruk gebruik voor een gebonden boek. Andere Wachttoren-drukkerijen hebben dit voorbeeld gevolgd toen zij de apparatuur ervoor kregen. Sommige persen zijn door het hoofdbureau aangeschaft en verzonden. Andere zijn bekostigd door Jehovah’s Getuigen in het land waar de drukkerij zich bevindt. In weer andere gevallen hebben de Getuigen in het ene land de benodigde apparatuur aan hun broeders in een ander land geschonken.

In de periode na de Tweede Wereldoorlog raakte de wereld steeds meer op geïllustreerde lectuur ingesteld, en het gebruik van realistische kleuren heeft er veel toe bijgedragen dat de publikaties visueel meer aanspreken. Dit gebruik van kleur heeft de gedrukte bladzijde aantrekkelijker gemaakt en daardoor de mensen tot lezen aangemoedigd. Op veel plaatsen bemerkte men dat de verspreiding van De Wachttoren en Ontwaakt! aanzienlijk toenam nadat het uiterlijk van de tijdschriften op deze manier verbeterd was.

Geschikte computersystemen ontwikkelen

Ter ondersteuning van het drukken in vier kleuren moest een computersysteem worden ontwikkeld om tekst klaar te maken voor de pers; en de beslissing om dit op gang te brengen, werd in 1977 genomen. Getuigen die experts waren op dit gebied kwamen vrijwillig op het hoofdbureau werken om het Genootschap te helpen snel aan deze behoeften te voldoen. (Kort hierna, in 1979, begon een team in Japan, dat uiteindelijk zo’n vijftig Getuigen omvatte, te werken aan programma’s die voor de Japanse taal nodig waren.) Er werd gebruik gemaakt van reeds bestaande commerciële computerapparatuur (hardware), en er werden door de Getuigen programma’s gemaakt die zouden helpen voorzien in de behoeften van het Genootschap op zowel administratief gebied als ten aanzien van het publiceren van lectuur in vele talen. Om hoge maatstaven te behouden en de nodige flexibiliteit te hebben, was het noodzakelijk gespecialiseerde programma’s te ontwikkelen voor letterzetten en fotocompositie. Voor veel van de 167 talen waarin het Wachttorengenootschap destijds drukte, bestonden geen commerciële programma’s voor tekstverwerking en fotozetten, en dus moesten de Getuigen die zelf ontwikkelen.

Destijds zag de commerciële wereld niets in talen die door kleinere bevolkingsgroepen werden gesproken of door mensen met een zeer gering inkomen, maar Jehovah’s Getuigen zijn in levens geïnteresseerd. Binnen betrekkelijk korte tijd werden de zetprogramma’s die zij ontwikkelden, gebruikt om lectuur te produceren in meer dan 90 talen. In het gezaghebbende Seybold Report on Publishing Systems werd over hun werk gezegd: „Wij hebben niets dan lof voor de ondernemingslust, het initiatief en de oordeelkundigheid van de Wachttoren-mensen. Tegenwoordig zijn er maar weinigen die ambitieus of moedig genoeg zijn om aan zo’n onderneming te beginnen, in het bijzonder als er vrijwel niets is om van uit te gaan.” — Jaargang 12, No. 1, 13 september 1982.

Het drukken en het onderhoud zouden bijzonder vergemakkelijkt worden indien de uitrusting die over de hele wereld werd gebruikt, volledig „compatible” (op elkaar afgestemd) zou zijn. In 1979 werd daarom de beslissing genomen dat het Wachttorengenootschap zijn eigen fotozetsysteem zou ontwikkelen. Het team dat hieraan werkte, moest de belangrijkste hardware vervaardigen, opdat men niet zo sterk afhankelijk zou zijn van commerciële apparatuur.

In 1979 begon dus een groep getuigen van Jehovah met hun operatiebasis op de Wachttoren-boerderij in Wallkill (New York) aan het ontwerpen en bouwen van het Multilanguage Electronic Phototypesetting System (veeltalig elektronisch fotozetsysteem, afgekort MEPS). In mei 1986 had het team dat aan dit project werkte, niet alleen MEPS computers, fotozetmachines en grafische terminals of werkstations ontworpen en gebouwd, maar wat nog belangrijker is, zij hadden ook de programma’s (software) ontwikkeld om in 186 talen tekst gereed te maken voor publikatie.

Gecoördineerd met deze ontwikkeling van software, is er een enorm werk verricht om letterbeelden digitaal vast te leggen. Hiervoor moest men een intensieve studie maken van de onderscheidende kenmerken van elke taal. Elke letter van een bepaalde taal moest getekend worden (bijvoorbeeld een hoofdletter en een kleine letter van elk karakter, alsook diacritische tekens [die de uitspraak aangeven] en alle punctuatie — alles in verschillende grootten), waarbij voor elke lettersoort (zoals licht, cursief, vet en extra vet) een aparte tekening nodig was, mogelijk in een aantal verschillende lettertypen. Voor het Latijnse alfabet waren 202 karakters nodig. De 369 Latijnse lettertypen vergden dan ook in totaal 74.538 karakters. Voor het gereedmaken van Chinese lettertypen moesten voor elk type 8364 karakters getekend worden, en er zouden later nog meer karakters aan worden toegevoegd.

Toen het tekenwerk klaar was, werd de programmatuur ontworpen die het mogelijk zou maken de karakters in een zuivere, scherpe vorm te drukken. Deze software moest niet alleen met het Latijnse alfabet kunnen werken, maar ook met Bengali, Cyrillisch, Grieks, Hindi, Khmer en Koreaans, alsook Arabisch en Hebreeuws (die beide van rechts naar links worden gelezen) en Japans en Chinees (waarbij geen alfabet wordt gebruikt). In 1992 was de software beschikbaar voor de verwerking van tekst in meer dan 200 talen en waren programma’s voor andere talen die door miljoenen mensen worden gesproken, nog in ontwikkeling.

Voor het doorvoeren van de verandering op de bijkantoren moest men zich aan nieuwe procedures aanpassen en nieuwe vaardigheden leren. Personeel werd naar het hoofdbureau gezonden om te leren hoe grote offset-rotatiepersen gebouwd, bediend en onderhouden moeten worden. Sommigen leerden hoe zij kleuren moesten scheiden met behulp van een laserscanner. Ander personeel werd opgeleid in het gebruik en onderhoud van computerapparatuur. Wanneer er dus ergens ter wereld problemen met de produktie zouden rijzen, konden deze snel worden opgelost zodat het werk voortgang kon vinden.

Het Besturende Lichaam besefte dat als Jehovah’s Getuigen over de hele wereld op hun wekelijkse vergaderingen hetzelfde materiaal konden bestuderen en in de velddienst dezelfde lectuur konden verspreiden, dit een krachtige verenigende uitwerking zou hebben. In het verleden was lectuur die in het Engels werd uitgegeven, gewoonlijk op zijn minst pas vier maanden later in andere talen verkrijgbaar; voor veel talen was het een jaar, of vaak jaren, later. Maar nu kon men daar verandering in brengen. Dat de bijkantoren waaraan een drukkerij verbonden was, volledig op elkaar afgestemde apparatuur hadden, was een belangrijke factor om lectuur in een verscheidenheid van talen tegelijkertijd te kunnen uitgeven. In 1984 kon men De Wachttoren gelijktijdig in 20 talen uitgeven. Toen in 1989 de krachtige boodschap in het boek De Openbaring — Haar grootse climax is nabij! slechts een paar maanden na vrijgave aan het publiek werd verspreid, was dat boek verkrijgbaar in 25 talen. In 1992 was de gelijktijdige publikatie van De Wachttoren uitgebreid tot 66 talen, die door een groot deel van de wereldbevolking worden gesproken.

Sinds men in 1979 aan het MEPS-project is begonnen, heeft de computerindustrie enorme vooruitgang geboekt. Krachtige „personal computers” met een enorme veelzijdigheid zijn nu verkrijgbaar voor een fractie van de kosten van de vroegere apparatuur. Om aan de behoeften op het gebied van het uitgeven van lectuur te blijven voldoen, besloot het Wachttorengenootschap van deze pc’s gebruik te maken, in combinatie met de eigen software. Dit heeft het produktieproces enorm versneld. Hierdoor is het ook mogelijk geworden meer bijkantoren van het Genootschap de voordelen te laten genieten van de drukvoorbereidingsprogramma’s, en het aantal bijkantoren dat hiervan gebruik maakt, steeg snel tot 83. In 1992 had het Wachttorengenootschap over de hele wereld meer dan 3800 terminals waarop het zijn eigen computerprogramma’s gebruikte. Niet alle bijkantoren met die apparatuur verrichten drukwerkzaamheden, maar elk bijkantoor dat een eenvoudige computer heeft met de software van het Genootschap en een kleine laserprinter, heeft de mogelijkheid om voorbereidend werk te doen voor traktaten, tijdschriften en boeken, alsook voor elk ander noodzakelijk drukwerk.

Vertalers krijgen meer hulp van de computer

Zou de computer ook kunnen worden gebruikt om meer hulp te bieden aan degenen die vertaalwerk doen? Vertalers van Wachttoren-publikaties doen hun werk nu in de meeste gevallen op computerterminals. Velen van hen werken op een bijkantoor van het Genootschap. Anderen, die wellicht thuis vertalen en hun werk jarenlang met de schrijfmachine of zelfs met de hand hebben gedaan, zijn geholpen te leren hun vertaling op een computer-werkstation of in een „laptop” (een handzame, kleine computer) in te voeren, apparatuur die door het Genootschap wordt aangeschaft. Veranderingen in de vertaling kunnen gemakkelijk direct op het computerbeeldscherm worden aangebracht. Als het vertalen ergens anders wordt gedaan dan op het bijkantoor waar het materiaal gedrukt zal worden, hoeft het materiaal alleen maar op een dun, flexibel schijfje te worden gezet en naar de drukkerij te worden gezonden voor verdere verwerking.

In de jaren 1989⁄90, toen er in veel landen snelle veranderingen in de regering plaatsvonden, werd de internationale communicatie gemakkelijker. Snel hielden Jehovah’s Getuigen een seminar voor hun vertalers uit Oost-Europa. Dit was bedoeld om hen te helpen de kwaliteit van hun werk te verbeteren, hen in staat te stellen voordeel te trekken van de beschikbare computerapparatuur, en om gelijktijdige publikatie van De Wachttoren in hun talen mogelijk te maken. Bovendien ontvingen vertalers in Zuidoost-Azië soortgelijke hulp.

Maar zou de computer kunnen worden gebruikt om het vertaalwerk te versnellen of de kwaliteit ervan te verbeteren? Ja. In 1989 werden krachtige computersystemen door Jehovah’s Getuigen gebruikt bij het vertalen van de bijbel. Na uitgebreide voorbereidende werkzaamheden werden er elektronische bestanden verschaft die een vertaler in staat stellen een bepaald woord in de oorspronkelijke taal, samen met alle manieren waarop het — overeenkomstig de context — in de Nieuwe-Wereldvertaling in het Engels is vertaald, snel op het computerbeeldscherm op te roepen. Hij kan ook een bepaald Engels woord kiezen en alle woorden in de oorspronkelijke taal (en mogelijk woorden met een zelfde betekenis) opvragen waarvan dit woord een vertaling is. Dit brengt vaak aan het licht dat er in het Engels een aantal woorden wordt gebruikt om de gedachte over te brengen die in de oorspronkelijke taal in één enkel woord besloten ligt. Hierdoor krijgt de vertaler snel een goed inzicht in wat hij aan het vertalen is. Het helpt hem de strekking van de uitdrukking in de oorspronkelijke taal te begrijpen, alsook de precieze betekenis die de context vereist, en ze aldus nauwkeurig in zijn eigen taal te vertalen.

Met gebruikmaking van deze computerbestanden kunnen ervaren vertalers alle plaatsen opzoeken waar een bepaald woord in de bijbel voorkomt en voor elk van deze gevallen een equivalent in de plaatselijke taal kiezen in overeenstemming met wat de context vereist. Hierdoor wordt een hoge mate van consequentie verzekerd. Het werk van iedere vertaler wordt door anderen in het team nagekeken, zodat het nazoekwerk en de ervaring van hen allen de vertaling ten goede komt. Daarna kan de computer worden gebruikt om een bepaalde bijbelpassage op het beeldscherm te brengen, waarbij elk woord in de Engelse tekst te zien is, met een numerieke code die verwijst naar wat er in de oorspronkelijke taal staat, alsook het gekozen equivalent in de plaatselijke taal. Hiermee is het werk nog niet klaar. De vertaler moet in zijn eigen taal de zinstructuur nog soepel laten lopen en het materiaal leesbaar maken. Maar terwijl hij dit doet, is het van essentieel belang dat hij een duidelijk begrip heeft van de betekenis van de schriftplaats. Om hem te helpen, krijgt hij via de computer onmiddellijke toegang tot gepubliceerde Wachttoren-commentaren op het bijbelvers of een bepaalde uitdrukking erin.

Op die manier kan de tijd die aan nazoekwerk wordt besteed, beperkt worden en kan er een hoge mate van consequentie worden bereikt. Wanneer deze mogelijkheid verder wordt ontwikkeld, hopen wij dat er meer waardevolle publikaties snel verkrijgbaar gesteld kunnen worden, zelfs in talen waarvoor slechts een kleine groep vertalers is. Het gebruik van dit instrument om lectuur te verschaffen ter ondersteuning van het verkondigen van de Koninkrijksboodschap heeft een enorm terrein geopend voor het uitgeven van deze lectuur.

Net als hun vroege christelijke tegenhangers gebruiken Jehovah’s Getuigen in deze tijd dus de modernste middelen om Gods Woord te verbreiden. Om zoveel mogelijk mensen met het goede nieuws te bereiken, zijn zij niet teruggedeinsd voor nieuwe uitdagingen op het gebied van het uitgeven van lectuur.

[Voetnoten]

^ ¶9 In 1896 werd de naam van de corporatie officieel veranderd in Watch Tower Bible and Tract Society.

^ ¶11 Dit was een firma die eigendom was van Charles Taze Russell. In 1898 droeg hij het eigendomsrecht op de Tower Publishing Company door een schenking over aan de Watch Tower Bible and Tract Society.

^ ¶20 Dat zij geen kolen hadden kunnen krijgen, was niet alleen te wijten aan schaarste tengevolge van de oorlog. Hugo Riemer, die destijds op het hoofdbureau werkte, schreef later dat het voornamelijk kwam doordat de Bijbelonderzoekers destijds in New York zo gehaat werden.

^ ¶82 Hoogdruk of boekdruk gebeurt met een verhoogd oppervlak waarop in spiegelbeeld staat wat er op de gedrukte bladzijde zal komen. Dit verhoogde oppervlak wordt geïnkt en tegen papier gedrukt. Offsetdruk gebeurt doordat een geïnkte afdruk van een plaat op een rubberdoekcilinder wordt aangebracht en die afdruk vervolgens op het papier wordt overgebracht.

^ ¶86 Van 1959 tot 1971 had het Genootschap in de drukkerij in Brooklyn een vellen-offsetpers gebruikt om vierkleurenkalenders te drukken met thema’s die verband hielden met de prediking van het goede nieuws.

[Inzet op blz. 578]

Een kolenbestelling zou de uitslag geven

[Inzet op blz. 595]

Het hele wereldomvattende netwerk van Wachttoren-drukkerijen toerusten voor offsetdruk

[Inzet op blz. 596]

„Wij hebben niets dan lof voor . . . de Wachttoren-mensen”

[Kader/Illustraties op blz. 581]

Letterzetten

Eerst ging het allemaal, letter voor letter, met de hand

Zuid-Afrika

Van 1920 tot de jaren ’80 werden regelzetmachines gebruikt

Verenigde Staten

Op sommige plaatsen werd gezet met monotypemachines (losse-letterzet- en gietmachines)

Japan

Nu wordt er een gecomputeriseerd fotozetsysteem gebruikt

Duitsland

[Kader/Illustraties op blz. 582]

Plaatmaken

Vanaf de jaren ’20 tot de jaren ’80 maakte men loodplaten voor de hoogdrukmethode

[Illustraties]

1. Zetregels voor de bladzijden gedrukt materiaal werden vastgezet in metalen frames (zgn. insluitramen)

2. Onder druk werd er een afdruk van het zetsel gemaakt in materiaal dat als gietvorm gebruikt kon worden

3. Om gebogen metalen drukplaten te maken goot men heet lood op de matrijs (gietvorm)

4. Overtollig metaal werd van het plaatoppervlak afgefreesd

5. Op de platen werd een nikkellaagje aangebracht voor de duurzaamheid

Later werden de negatieven van met fotozetapparatuur vervaardigde bladzijden in positie gebracht en de plaatjes erin gemonteerd. Groepen bladzijden werden fotografisch overgebracht op flexibele offsetdrukplaten

[Kader/Illustratie op blz. 585]

’Bewijs van Jehovah’s geest’

„Dat personen met weinig of geen ervaring met succes boeken en bijbels drukten op rotatiepersen [en in een tijd dat dit door anderen nog niet werd gedaan], is een bewijs van Jehovah’s supervisie en de leiding van zijn geest”, zei Charles Fekel. Broeder Fekel wist heel goed wat erbij betrokken was, want hij had meer dan een halve eeuw meegewerkt aan de ontwikkeling van de drukwerkzaamheden op het hoofdbureau van het Genootschap. Op latere leeftijd diende hij als een lid van het Besturende Lichaam.

[Illustratie]

Charles Fekel

[Kader/Illustratie op blz. 586]

Zij vertrouwden op de Almachtige God

Uit een ervaring van Hugo Riemer, vroeger werkzaam op de inkoopafdeling van het Wachttorengenootschap, blijkt hoe het Wachttorengenootschap zaken behartigt.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was drukpapier in de Verenigde Staten op rantsoen. Verzoeken om papier moesten tot een door de regering aangestelde commissie worden gericht. Op een keer liet een van de vooraanstaande bijbelgenootschappen advocaten, grote zakenlieden, predikanten en anderen als vertegenwoordigers voor de commissie verschijnen. Zij kregen veel minder toegezegd dan zij wilden. Nadat hun verzoek was aangehoord, ontbood de commissie het Wachttoren-, Bijbel- en Traktaatgenootschap. Toen Hugo Riemer en Max Larson naar voren traden, vroeg de voorzitter: „Alleen u tweeën?” Het antwoord: „Ja. Wij hopen dat de Almachtige God ook met ons is.” Zij kregen alles wat zij nodig hadden.

[Illustratie]

Hugo Riemer

[Kader/Illustraties op blz. 587]

Drukpersen

Het Wachttorengenootschap heeft bij zijn drukwerkzaamheden vele verschillende persen gebruikt

[Illustraties]

Jarenlang zijn er allerlei vlakdrukpersen gebruikt (Duitsland)

Snelpersen, voor formulieren en strooibiljetten, zijn ook gebruikt voor tijdschriften (Verenigde Staten)

In de verschillende drukkerijen zijn 58 van deze MAN hoogdruk-rotatiepersen uit Duitsland gebruikt (Canada)

Nu worden er in de belangrijkste drukkerijen van het Genootschap supersnelle vierkleuren offset-rotatiepersen gebruikt die in verschillende landen zijn vervaardigd

Italië

Duitsland

[Kader/Illustraties op blz. 588, 589]

Boekbinden

In de begintijd werd het boekbinden in Wachttoren-drukkerijen soms met de hand gedaan (Zwitserland)

Grootschalige produktie in de Verenigde Staten vereiste vele afzonderlijke bewerkingen

1. Katernen verzamelen

2. Ze aan elkaar naaien

3. De schutbladen vastlijmen

4. Snijden

5. De banden bedrukken

6. De banden op de boeken aanbrengen

7. De boeken onder een pers plaatsen totdat de lijm goed droog is

Nu wordt in plaats van naaien vaak garenloos binden toegepast, en supersnelle machines kunnen elk 20.000 of meer boeken per dag produceren

[Kader/Illustraties op blz. 594]

Om kennis van Gods koninkrijk te bevorderen

Het Wachttorengenootschap heeft in de loop der tijd lectuur vervaardigd in meer dan 290 verschillende talen. In 1992 gaven zij lectuur uit in zo’n 210 talen. Dit alles werd gedaan om mensen te helpen op de hoogte te zijn van Gods koninkrijk en wat het voor hen betekent. Hier volgen enkele van hun tot op dit moment meest verspreide bijbelstudiehulpmiddelen:

„De waarheid die tot eeuwig leven leidt” (1968): 107.553.888 exemplaren in 117 talen

„U kunt voor eeuwig in een paradijs op aarde leven” (1982): 62.428.231 exemplaren in 115 talen

„Geniet voor eeuwig van het leven op aarde!” (1982): 76.203.646 exemplaren in 200 talen

Bovenstaande getallen gelden tot 1992.

[Kader/Illustraties op blz. 598]

Audiocassettes

Behalve dat het Wachttorengenootschap de gedrukte bladzijde voor het evangelisatiewerk gebruikt, vervaardigt het sinds 1978 ook audiocassettes — meer dan 65 miljoen exemplaren, met eigen apparatuur in de Verenigde Staten en Duitsland.

De complete „Nieuwe-Wereldvertaling” staat op cassette in het Duits, Engels, Frans, Italiaans, Japans en Spaans. In 1992 waren uiteenlopende gedeelten van deze bijbelvertaling ook in acht andere talen op cassette verkrijgbaar.

Als een hulp bij het onderwijzen van jonge kinderen zijn er bandopnames gemaakt van „Mijn boek met bijbelverhalen” en „Naar de Grote Onderwijzer luisteren”, publikaties die speciaal voor kinderen bedoeld zijn.

In sommige landen worden bovendien geluidsbanden voor radiouitzendingen vervaardigd.

Er worden opnamen gemaakt van een orkest dat geheel uit Getuigen bestaat. Deze banden worden gebruikt als begeleidingsmuziek voor het zingen op congressen van Jehovah’s Getuigen. Schitterende orkestarrangementen van deze muziek zijn ook verkrijgbaar om thuis van te genieten.

Op de band opgenomen drama’s (zowel hedendaagse drama’s als bijbelse verslagen) worden op congressen gebruikt, waar Getuige-acteurs de toehoorders helpen zich de gebeurtenissen levendig voor te stellen. Sommige ervan worden later gebruikt voor instructieve en plezierige gezinsontspanning.

De tijdschriften „De Wachttoren” en „Ontwaakt!” zijn beide in het Engels en Fins op audiocassette verkrijgbaar. „De Wachttoren” is bovendien verkrijgbaar in het Deens, Duits, Frans, Noors en Zweeds. Deze cassettes waren oorspronkelijk bedoeld voor slechtzienden, maar vele duizenden anderen genieten er eveneens van.

[Illustratie]

J. E. Barr in de opnamestudio

[Kader/Illustraties op blz. 600, 601]

Gebruik van videocassettes bij de Koninkrijksverkondiging

In 1990 betrad het Wachttorengenootschap een nieuw terrein door zijn eerste videoband uit te geven die bedoeld was voor verspreiding aan het publiek.

Men schatte in dat jaar dat meer dan 200.000.000 gezinnen over de hele wereld een videorecorder bezaten. Zelfs in landen waar geen televisiestations waren, werden videorecorders gebruikt. Daarom bood het gebruik van videocassettes als onderwijsmiddel een nieuwe manier om een groot publiek te bereiken.

Reeds in 1985 was men begonnen aan een videopresentatie die bezoekers enkele activiteiten op het hoofdbureau van het Genootschap kon laten zien. Mettertijd bleken videopresentaties ook tijd te besparen bij het voorlichten van nieuwe leden van de Bethelfamilie. Zou dit onderwijsmiddel op andere manieren gebruikt kunnen worden als hulp bij het wereldomvattende werk dat bestaat in het maken van discipelen? Sommige broeders geloofden dat dit mogelijk was.

Als resultaat daarvan werd in oktober 1990 de videocassette „Jehovah’s Getuigen — De organisatie achter de naam” in het Engels uitgegeven. De reactie was geweldig. Er kwam een stortvloed van verzoeken binnen om meer van zulke programma’s. Om aan de behoefte te voldoen, richtte het Besturende Lichaam een nieuwe afdeling op, „Video Services” genaamd.

Getuigen die experts waren op dit gebied boden graag hun hulp aan. Er werd apparatuur aangeschaft. Er werden studio’s opgezet. Een cameraploeg reisde naar verschillende landen om mensen en onderwerpen te filmen die gebruikt konden worden in videopresentaties met de bedoeling geloof op te bouwen. Het internationale, geheel uit Getuigen bestaande orkest dat herhaaldelijk met speciale projecten had geholpen, zorgde voor muziek ter opluistering van videopresentaties.

Er werden plannen uitgevoerd om meer taalgroepen te bereiken. Halverwege 1992 werd de video „Jehovah’s Getuigen — De organisatie achter de naam” in meer dan tien talen verstuurd. Hij was in 25 talen opgenomen, waaronder enkele talen voor Oost-Europa. Bovendien werden er regelingen getroffen om de video op te nemen in het Mandarijn-Chinees en het Kantonees. Het Genootschap had ook de rechten gekocht op reproduktie en verspreiding van „Purple Triangles”, een video over de rechtschapenheid van een Getuigen-gezin in Duitsland tijdens de nazi-periode. Binnen twee jaar waren er ruim een miljoen videocassettes vervaardigd om door Jehovah’s Getuigen in hun bediening te worden gebruikt.

Speciale aandacht werd besteed aan de behoeften van doven. Er werd een uitgave van „Jehovah’s Getuigen — De organisatie achter de naam” vervaardigd in Amerikaanse gebarentaal. En er werd onderzoek gedaan om video’s te kunnen vervaardigen voor dove mensen in andere landen.

Intussen werd er gewerkt aan het vervaardigen van een serie die zou helpen geloof op te bouwen in het boek dat het fundament is van het christelijk geloof, de bijbel. In september 1992 was het eerste deel van dat programma, „De bijbel — Nauwkeurige geschiedenis, betrouwbare profetieën”, in het Engels voltooid en werden er uitgaven in andere talen voorbereid.

Videocassettes nemen beslist niet de plaats in van de gedrukte bladzijde of van persoonlijk getuigenis. De publikaties van het Genootschap spelen nog steeds een belangrijke rol in het verbreiden van het goede nieuws. Het van-huis-tot-huiswerk van Jehovah’s Getuigen blijft een goedgefundeerd schriftuurlijk onderdeel van hun bediening. Maar nu wordt dit aangevuld met videocassettes als waardevolle instrumenten om geloof op te bouwen in Jehovah’s schitterende beloften en om waardering te kweken voor het werk dat hij in onze tijd op aarde laat doen.

[Illustraties]

1. Nadat in grote lijnen de inhoud is vastgesteld, begint naarmate het script vorm krijgt, het filmen

2. Beelden worden geselecteerd en tijdens het monteren wordt hun volgorde vastgesteld

3. Speciaal gecomponeerde orkestmuziek wordt opgenomen ter opluistering van de presentatie

4. Digitale muziek en geluidseffecten worden samengevoegd met commentaar en beeld

5. Geluid en beeld krijgen een laatste bewerking

[Illustraties op blz. 576]

Het eigenlijke drukken van deze vroege publikaties werd door commerciële firma’s gedaan

[Illustratie op blz. 577]

C. A. Wise nam de proef op de som om te zien of de Bijbelonderzoekers hun hoofdbureau weer in Brooklyn moesten vestigen

[Illustraties op blz. 579]

De eerste rotatiepers van het Genootschap werd gebruikt om 4.000.000 exemplaren van de krachtig geformuleerde „Golden Age” No. 27 te drukken

[Illustratie op blz. 580]

R. J. Martin (rechts) de eerste opziener van de drukkerij van het Genootschap in Brooklyn, in gesprek met broeder Rutherford

[Illustratie op blz. 583]

Een van de eerste drukkerijen van het Genootschap in Europa (Bern, Zwitserland)

[Illustraties op blz. 584]

In Maagdenburg (Duitsland) richtte het Genootschap in de jaren ’20 een drukkerij op

[Illustratie op blz. 590, 591]

Elandsfontein (Zuid-Afrika, 1972)

[Illustratie op blz. 590]

Noemazoe (Japan, 1972)

[Illustratie op blz. 590]

Strathfield (Australië, 1972)

[Illustratie op blz. 590]

São Paulo (Brazilië, 1973)

[Illustratie op blz. 591]

Lagos (Nigeria, 1974)

[Illustratie op blz. 591]

Wiesbaden (Duitsland, 1975)

[Illustratie op blz. 591]

Toronto (Canada, 1975)

[Illustratie op blz. 597]

Heel veel werk werd door de Getuigen gestoken in het digitaliseren van letterbeelden om te voldoen aan hun behoefte aan bijbelse lectuur in vele talen (Brooklyn, New York)

[Illustratie op blz. 599]

Werkstations met kleurenbeeldscherm stellen de ontwerpers in staat om langs elektronische weg illustraties (of gedeelten ervan) qua positie, afmetingen en kleur nog te verbeteren

[Illustratie op blz. 602]

Jehovah’s Getuigen gebruiken computersystemen om het vertalen van de bijbel te versnellen en te verbeteren (Korea)