Jehovah’s Getuigen — Wat geloven zij?
Jehovah’s Getuigen — Wat geloven zij?
Jehovah’s Getuigen vormen in deze tijd een internationale organisatie die volledig afgescheiden is van alle andere religieuze organisaties. Daar wij vaak verkeerd voorgesteld worden, zou het niet juist zijn te verwachten uit bevooroordeelde bronnen de waarheid over ons te weten te komen. Wij vinden het daarom prettig u enkele van onze belangrijkste geloofsovertuigingen te verklaren.
God, de bijbel en de Messias
God heeft een persoonlijke naam en Jehovah’s Getuigen geloven dat degenen die hem aanbidden die naam dienen te gebruiken. De almachtige God maakte aan Mozes bekend dat Zijn naam „Jehovah” is (Exodus 3:15; Psalm 83:18). Mozes, Abraham en vele andere getrouwe mannen uit de oudheid gebruikten deze naam van God (Genesis 12:8; Ruth 2:4, 12). In feite komt de naam Jehovah duizenden malen in de Heilige Schrift voor. Daarom gebruiken wij, net als die getrouwe mannen uit de oudheid, Gods naam en dienen ten behoeve van die naam. — Jesaja 43:10.
Jehovah’s Getuigen geloven stellig dat de Heilige Schrift, ook bekend als de bijbel, door Jehovah God geïnspireerd is en dat ze in deze tijd zijn belangrijkste communicatiemiddel met de mens vormt. Koning David bracht het als volgt onder woorden: „De geest van Jehovah was het die door mij heeft gesproken, en zijn woord was op mijn tong” (2 Samuël 23:2). Wij volgen de Schrift nauwgezet, en laten dit boek zichzelf uitleggen.
Jehovah’s Getuigen aanvaarden het zogenoemde Nieuwe Genesis 49:10, Jesaja 52:13–53:12 en Daniël 9:24-27.
Testament als het logische en geïnspireerde vervolg op de Tenach, of de Hebreeuwse Geschriften. Het „Nieuwe Testament”, het deel van de Heilige Schrift dat oorspronkelijk in het Grieks werd opgetekend, werd door joden geschreven die in de eerste eeuw G.T. leefden. Deze mannen waren ooggetuigen van de vervulling van Messiaanse profetieën die door Hebreeuwse profeten zoals Mozes, Jesaja en Daniël waren opgetekend. In Jezus, de unieke onderwijzer in hun tijd, zagen zij de vervulling van profetieën zoals die inDaarom aanvaarden Jehovah’s Getuigen Jezus als de Messias, degene die door God is verschaft als een wettelijk middel om de mensheid van de gevolgen van Adams zonde te redden. Het Mozaïsche wetsverbond liet zien dat er een offer nodig was om verzoening te doen (Leviticus 16:6, 11, 15, 30; Numeri 15:22-29). Maar het Mozaïsche verbond was voorwaardelijk en tijdelijk (Exodus 19:5, 6). De profeet Jeremia sprak over „een nieuw verbond” dat volledige en blijvende vergeving van zonde zou brengen (Jeremia 31:31-34). Dit ’nieuwe verbond’, dat gebaseerd is op een volmaakt offer, zou in de middelen voorzien om getrouwe mensen in het beloofde aardse Paradijs te brengen. — Jesaja 53:4-6, 10-12; 65:21-25.
Jehovah’s Getuigen zijn geen deel van de christenheid. In feite werd de christenheid bijna 300 jaar na Jezus’ dood gegrondvest, en haar geloofsovertuigingen zijn ernstig afgeweken van wat Jezus onderwees. Wij geloven bijvoorbeeld niet in de Drieëenheid, een door de christenheid onderwezen leerstelling dat Jezus God zelf is. Nergens in de Schrift is deze godslasterlijke leer te vinden (Deuteronomium 6:4; Markus 12:29; Johannes 14:28). Wij gebruiken niet het kruis als symbool, en ook maken wij op geen enkele manier gebruik van beelden bij onze aanbidding. Dat zijn allemaal dingen die in de bijbel worden veroordeeld. — Exodus 20:3-5; 1 Johannes 5:21.
Het koninkrijk Gods
Het koninkrijk Gods is onmiskenbaar het overheersende thema van de hele Heilige Schrift. De profeet Daniël spreekt over de Messias en zegt: „Hem werd heerschappij en waardigheid en een koninkrijk gegeven, opdat de volken, nationale groepen en talen alle hèm zouden dienen. Zijn heerschappij is een heerschappij van onbepaalde duur, die niet zal voorbijgaan, en zijn koninkrijk een dat niet te gronde gericht zal worden” (Daniël 7:13, 14). Jehovah’s Getuigen geloven dat Gods koninkrijk, geregeerd door zijn Messias, een werkelijke regering is en dat het bestuur van deze regering ware vrede op aarde zal herstellen. — Jesaja 9:6, 7; Psalm 46:8, 9; 72:7.
Uit de Schrift blijkt dat de zetel van deze regering zich in de hemel bevindt en dat de Messias, die uit de doden tot Gods rechterhand is opgewekt, de Heerser ervan is (Psalm 110:1, 2). Jehovah’s Getuigen geloven dat uiteindelijk miljarden mensen, als onderdanen van de Messiaanse regering, eeuwig leven op aarde zullen ontvangen. Wij zijn er derhalve vast van overtuigd dat de aarde nooit vernietigd zal worden en dat de volgende bijbelse belofte zal worden vervuld: „De rechtvaardigen, díe zullen de aarde bezitten, en zij zullen er eeuwig op verblijven.” — Psalm 37:29.
Maar hoe zal Gods koninkrijk komen? De bijbel laat op realistische wijze zien dat Gods directe ingrijpen in de aardse aangelegenheden een noodzakelijk vereiste is voor de komst van het Koninkrijk: „De God des hemels [zal] een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf . . . zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan.” — Daniël 2:44.
Wanneer zal Gods koninkrijk komen? Op grond van bijbelse profetieën die nu in vervulling gaan, geloven Jehovah’s Getuigen dat het in onze generatie zal komen. Mattheüs 24:3-14, Lukas 21:7-13, 25-32 en 2 Timotheüs 3:1-5.
De Griekse Geschriften bevatten profetieën waarin gedetailleerd wordt voorzegd door welke gebeurtenissen „de laatste dagen” van dit samenstel van dingen gekenmerkt worden. Wij nodigen u uit enkele van deze profetieën te beschouwen die staan opgetekend inOmdat wij Jehovah, onze God, liefhebben met geheel ons hart, onze ziel, ons verstand en onze kracht, en onze naaste als onszelf, zijn wij niet verdeeld door nationale, raciale en maatschappelijke achtergronden (Leviticus 19:18; Deuteronomium 6:4, 5; Markus 12:30, 31). Wij staan overal bekend om de in het oog springende liefde en eenheid onder onze geestelijke broeders en zusters, die zich in alle natiën bevinden. Dit is in overeenstemming met de profetieën over „het laatst der dagen” die spreken over mensen uit alle natiën die God in eenheid aanbidden en „de oorlog niet meer leren” (Jesaja 2:2-4; Zefanja 3:9; Johannes 13:35). Daarom stellen wij ons neutraal op ten aanzien van de politieke aangelegenheden van alle natiën. Wij geloven dat God aanbidden in werkelijkheid betekent dat men immoreel gedrag, met inbegrip van liegen, stelen, hoererij, overspel, homoseksualiteit, misbruik van bloed, afgoderij en meer van zulke dingen die in de bijbel veroordeeld worden, moet vermijden. — Exodus 20:3-5, 13-17; Leviticus 17:10; 20:13; Psalm 15:1-5; 1 Korinthiërs 6:9-11.
Hoop voor de toekomst
Jehovah’s Getuigen geloven dat er meer is dan enkel het huidige samenstel van dingen, met zijn cyclus van geboorte, leven en dood. Wij zijn er absoluut zeker van dat er een toekomstig leven zal zijn, met inbegrip van een opstanding uit de doden onder Gods koninkrijk. Op grond van de bijbel geloven wij dat iemand die sterft, werkelijk ophoudt te bestaan (Psalm 146:3, 4; Prediker 9:5; Ezechiël 18:4). In de bijbel wordt dus niet het denkbeeld van een onsterfelijke ziel of van reïncarnatie onderwezen. In plaats daarvan is toekomstig leven voor de doden mogelijk op grond van het feit dat God hen in zijn herinneringsvermogen bewaart en hen zal opwekken. — Jesaja 25:8; Daniël 12:1, 2, 13.
Jehovah’s Getuigen zijn er echter van overtuigd dat vele thans levende mensen gespaard zullen blijven wanneer Gods koninkrijk een eind maakt aan alle huidige regeringen. Daarna zullen deze overlevenden, evenals Noach en zijn gezin de Vloed overleefden, zich in leven op een gereinigde aarde kunnen verheugen (Jesaja 11:1-9; 65:17; Mattheüs 24:36-39). Om het einde van de wereld te overleven, moet men aan Jehovah’s vereisten voldoen, want de bijbel zegt: „De oprechten zijn het die op de aarde zullen verblijven, en de onberispelijken zijn het die erop zullen overblijven.” — Spreuken 2:20-22; Psalm 37:9-11, 29.
Vanzelfsprekend hebben wij hier niet alle geloofsovertuigingen van Jehovah’s Getuigen kunnen bespreken, maar wij nodigen u uit verdere informatie in te winnen bij Jehovah’s Getuigen in uw omgeving.
Tenzij anders vermeld, zijn alle aangehaalde schriftplaatsen uit de Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift genomen.