Onze kijk op de toekomst
Onze kijk op de toekomst
Een bijbelprofetie die onze kijk op het leven diepgaand beïnvloedt, staat in Openbaring 21:3, 4: „God zelf zal bij [de mensheid] zijn. En hij zal elke traan uit hun ogen wegwissen, en de dood zal niet meer zijn, noch rouw, noch geschreeuw, noch pijn zal er meer zijn. De vroegere dingen zijn voorbijgegaan.”
Herhaaldelijk beschrijft de bijbel een betere wereld, die door God tot stand zal worden gebracht. „Er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig [Gods] belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen.” — 2 Petrus 3:13; Psalm 37:9-11, 29; Jesaja 11:6-9; 35:5, 6.
Jehovah’s Getuigen geloven dat de vervulling van deze belofte de enige oplossing vormt voor de problemen van de mensheid. Daar doelde Jezus op toen hij zijn discipelen leerde bidden: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde” (Mattheüs 6:10). Wij geloven dat Gods koninkrijk een werkelijke regering is (Jesaja 9:6, 7). Het is de enige regering die op aarde alle toestanden waaronder de mensen gebukt gaan, kan wegdoen en blijvende vrede kan brengen.
Wat de komst van Gods koninkrijk voor alle huidige regeringen zal betekenen, wordt in een andere bijbelprofetie verklaard: „De God des hemels [zal] een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf . . . zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan.” — Daniël 2:44.
Daar wij ervan overtuigd zijn dat deze verandering heel nabij is, geloven onze jonge mensen dat het realistisch is zich voor te bereiden op een levenslange carrière die in overeenstemming is met ons geloof in de realiteit van Gods koninkrijk. Ons voornaamste doel is, mensen in te lichten over de schitterende toekomst die in het verschiet ligt. Wij zien werkelijk uit naar de tijd dat de huidige narigheid en ellende voorbij is en wij dwars door het einde van de wereld heen in leven zullen blijven om ons te verheugen in de zegeningen die God in petto heeft voor degenen die Hem 1 Johannes 2:17.
dienen. Gods zekere belofte luidt: „De wereld gaat . . . voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid.” —Afgescheiden van de wereld
Zoals men zich kan voorstellen, hadden deze toekomstverwachtingen ook een krachtige uitwerking op de eerste christenen. Zij werden er een gekenmerkt volk door dat afgescheiden van de wereld was. Zoals historicus E. G. Hardy opmerkte in zijn boek Christianity and the Roman Government: „De christenen waren vreemdelingen en pelgrims in de wereld om hen heen; hun burgerschap was in de hemel; het koninkrijk waarnaar zij uitzagen, was niet van deze wereld. Het daaruit voortvloeiende gebrek aan belangstelling voor burgerlijke zaken werd zo vanaf het begin een opvallend kenmerk van het christendom.”
Jezus maakte duidelijk dat zijn discipelen zouden opvallen doordat zij afgescheiden van de wereld zouden zijn. „Zij zijn geen deel van de wereld”, zei hij (Johannes 17:16; 15:19). In overeenstemming met dit beginsel trachten Jehovah’s Getuigen „geen deel van de wereld” te zijn. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat wij er voorstanders van zijn kluizenaars te worden en ons van alle andere mensen afzonderen. Wij zijn oprecht geïnteresseerd in het welzijn van anderen in onze omgeving, ook op school. Onze jongeren willen op een zinvolle manier bijdragen tot de klasseactiviteiten.
Daarnaast geloven wij echter dat de bijbel duidelijk maakt dat „de gehele wereld . . . in de macht van de goddeloze” ligt (1 Johannes 5:19; Johannes 12:31; 2 Korinthiërs 4:4). Derhalve maken wij ons zorgen over de nadelige gevolgen die de invloed van de wereld op onze kinderen kan hebben. Vaak verheerlijkt de wereld een levensstijl die naar onze mening ongezond is. Ook de scholen ontkomen niet aan die invloed. Daarom willen Jehovah’s Getuigen dat hun kinderen zulke schadelijke invloeden zoveel mogelijk vermijden.
[Inzet op blz. 8]
„De wereld gaat . . . voorbij . . . maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid.” — 1 Johannes 2:17
[Illustratie op blz. 9]
Jeugdige Getuigen willen hun deel bijdragen tot klasseactiviteiten