Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Jehovah vernedert een arrogante stad

Jehovah vernedert een arrogante stad

Hoofdstuk veertien

Jehovah vernedert een arrogante stad

Jesaja 13:1–14:23

1. Hoe ver kijkt het boek Jesaja nu vooruit?

HET profetische boek Jesaja werd in de achtste eeuw v.G.T. geschreven tegen de achtergrond van de Assyrische inval in het Beloofde Land. Zoals wij in vorige hoofdstukken van dit boek hebben gezien, voorzegt Jesaja met opmerkelijke nauwkeurigheid de loop die de gebeurtenissen zullen nemen. Het boek kijkt echter verder dan de tijd waarin Assyrië een overheersende positie inneemt. Het voorzegt de terugkeer van Jehovah’s verbondsvolk uit ballingschap in veel landen, waaronder Sinear, waar Babylon ligt (Jesaja 11:11). In hoofdstuk 13 van Jesaja treffen wij een opmerkelijke profetie aan waarvan de vervulling het openen van de weg voor die terugkeer zal betekenen. Deze profetie wordt ingeleid met de woorden: De formele uitspraak tegen Babylon, die Jesaja, de zoon van Amoz, in een visioen heeft gezien.” — Jesaja 13:1.

’Hoogmoed zal ik vernederen’

2. (a) Hoe krijgt Hizkia connecties met Babylon? (b) Wat is het „signaal” dat opgeheven zal worden?

2 Juda krijgt in de tijd dat Jesaja leeft connecties met Babylon. Koning Hizkia wordt ernstig ziek maar geneest. Gezanten uit Babylon komen hem met zijn herstel feliciteren, waarschijnlijk met de geheime bedoeling Hizkia aan hun kant te krijgen in hun oorlog tegen Assyrië. Koning Hizkia is zo onverstandig hun al zijn schatten te laten zien. Daarom vertelt Jesaja Hizkia dat al die rijkdom na de dood van de koning naar Babylon gevoerd zal worden (Jesaja 39:1-7). Dit gaat in 607 v.G.T. in vervulling wanneer Jeruzalem wordt vernietigd en de natie in ballingschap wordt gevoerd. Maar Gods uitverkoren volk zal niet voor altijd in Babylon blijven. Jehovah voorzegt hoe hij de weg zal openen voor hun terugkeer naar huis. Hij begint als volgt: „Heft op een berg van kale rotsen een signaal op. Verheft de stem tot hen, wenkt met de hand, opdat zij de ingangen der edelen binnentrekken” (Jesaja 13:2). Het „signaal” is een opkomende wereldmacht die Babylon van zijn vooraanstaande plaats zal verdrijven. Het zal „op een berg van kale rotsen” worden opgeheven — van grote afstand duidelijk te zien. Wanneer die nieuwe wereldmacht orders krijgt om Babylon aan te vallen, zal ze zich een weg banen door „de ingangen der edelen”, de poorten van die grote stad, en haar innemen.

3. (a) Wie zijn de „geheiligden” die Jehovah zal doen opstaan? (b) In welke zin zijn heidense legers „geheiligd”?

3 Jehovah zegt nu: „Ikzelf heb mijn geheiligden het bevel gegeven. Ook heb ik mijn sterke mannen geroepen tot het voltrekken van mijn toorn, mijn in hoge mate uitgelatenen. Luister! Een menigte op de bergen, iets als een talrijk volk! Luister! Het gedruis van koninkrijken, van vergaderde natiën! Jehovah der legerscharen monstert het oorlogsleger” (Jesaja 13:3, 4). Wie zijn deze „geheiligden” die opdracht hebben gekregen om het hoogmoedige Babylon ten val te brengen? Het zijn verenigde nationale legers, „vergaderde natiën”. Zij dalen vanuit een ver bergachtig gebied af tegen Babylon. „Zij komen uit een ver land, van het uiteinde des hemels” (Jesaja 13:5). In welke zin zijn zij geheiligd? Beslist niet in de zin dat zij heilig zijn. Het zijn heidense legers die er niet in geïnteresseerd zijn Jehovah te dienen. In de Hebreeuwse Geschriften betekent „geheiligd” echter „afgezonderd voor gebruik door God”. Jehovah kan de legers van de naties heiligen en van hun zelfzuchtige ambities gebruikmaken om zijn toorn te voltrekken. Op die manier gebruikte hij Assyrië. Babylon zal hij ook zo gebruiken (Jesaja 10:5; Jeremia 25:9). En hij zal andere naties gebruiken om Babylon te straffen.

4, 5. (a) Wat voorzegt Jehovah ten aanzien van Babylon? (b) Waarmee zullen de legers die Babylon aanvallen te maken krijgen?

4 Babylon is nog niet de dominerende wereldmacht. Maar Jehovah voorziet de tijd dat Babylon in die positie zal verkeren wanneer hij bij monde van Jesaja de bekendmaking doet dat het zal vallen. Hij zegt: „Jammert, want de dag van Jehovah is nabij! Als een gewelddadige plundering van de Almachtige zal hij komen” (Jesaja 13:6). Ja, Babylons gepoch zal plaatsmaken voor smartelijk gejammer. Waarom? Wegens „de dag van Jehovah”, de dag waarop Jehovah het oordeel aan Babylon voltrekt.

5 Hoe zal het echter mogelijk zijn dat Babylon geplunderd wordt? Als Jehovah’s tijd daarvoor aangebroken is, zal de stad veilig lijken. Binnenvallende legers zullen eerst te maken krijgen met de natuurlijke verdediging waarin de Eufraat voorziet. De rivier loopt door het centrum van de stad en het water wordt gebruikt om een beschermende gracht te vullen en de stad van drinkwater te voorzien. Dan zullen er Babylons zware dubbele muren zijn, die schijnbaar onneembaar zijn. Bovendien zal de stad goed bevoorraad zijn met voedsel. In het boek Daily Bible Illustrations wordt gezegd dat Nabonidus — de laatste koning van Babylon — „zich bijzonder veel moeite had getroost om de stad te bevoorraden, en men ging ervan uit dat ze voldoende [voedsel] bevatte om de inwoners twintig jaar van het nodige te voorzien”.

6. Wat zal er onverwachts gebeuren wanneer de voorzegde aanval op Babylon plaatsvindt?

6 Maar schijn bedriegt. Jesaja zegt: „Daarom zullen zelfs alle handen verslappen, en zelfs het ganse hart van de sterfelijke mens zal versmelten. En de mensen zijn ontsteld geraakt. Ja, krampen en barensweeën grijpen hen aan; als een barende vrouw hebben zij weeën. Zij kijken elkaar verbaasd aan. Hun gezichten zijn vlammende gezichten” (Jesaja 13:7, 8). Wanneer de zegevierende legers de stad binnenvallen, zal de kalmte en rust van de inwoners plaatsmaken voor een smart zo plotseling en intens als die van een barende vrouw. Hun hart zal smelten van angst. Als verlamd zullen hun handen verslappen, niet tot verdedigen in staat. Hun gezicht zal ’vlammen’ van angst en paniek. Verbaasd zullen zij elkaar aankijken, zich afvragend hoe hun grote stad heeft kunnen vallen.

7. Welke „dag van Jehovah” is op komst, en waarop zal die voor Babylon uitlopen?

7 Maar vallen zal het. Babylon wacht een dag van afrekening, een „dag van Jehovah”, die beslist pijnlijk zal zijn. De Opperrechter zal uiting geven aan zijn toorn en een welverdiend oordeel aan Babylons zondige inwoners voltrekken. De profetie zegt: „Zie! De dag van Jehovah komt, wreed, zowel met verbolgenheid als met brandende toorn, om het land tot een voorwerp van ontzetting te maken, en om de zondaars van het land eruit te verdelgen” (Jesaja 13:9). Babylons vooruitzichten zijn somber. Het is alsof de zon, maan en sterren geen van alle nog licht geven. „Want zelfs de sterren des hemels en zijn sterrenbeelden van Kesil zullen hun licht niet laten stralen; de zon zal werkelijk duister worden wanneer ze te voorschijn komt, en de maan zelf zal haar licht niet laten schijnen.” — Jesaja 13:10.

8. Waarom verordent Jehovah de val van Babylon?

8 Waarom valt deze trotse stad een dergelijk lot ten deel? Jehovah zegt: „Stellig zal ik zijn eigen slechtheid verhalen op het produktieve land, en hun eigen dwaling op de goddelozen zelf. En ik zal werkelijk de trots der overmoedigen doen ophouden, en de hoogmoed der tirannen zal ik vernederen” (Jesaja 13:11). De uitstorting van Jehovah’s gramschap zal de straf zijn voor Babylons wreedheid tegenover Gods volk. Het hele land zal lijden wegens de slechtheid van de Babyloniërs. Deze trotse tirannen zullen Jehovah niet langer openlijk tarten!

9. Wat staat Babylon op Jehovah’s oordeelsdag te wachten?

9 Jehovah zegt: „Ik zal de sterfelijke mens zeldzamer maken dan gelouterd goud, en de aardse mens zeldzamer dan het goud van Ofir” (Jesaja 13:12). Ja, de stad zal ontvolkt, verlaten raken. Jehovah vervolgt: „Daarom zal ik zelfs de hemel in beroering brengen, en de aarde zal schudden en wijken van haar plaats bij de verbolgenheid van Jehovah der legerscharen en op de dag van zijn brandende toorn” (Jesaja 13:13). Babylons „hemel”, zijn menigte goden en godinnen, zal in beroering komen, niet in staat de stad te helpen nu ze in nood verkeert. „De aarde”, het Babylonische Rijk, zal schudden en wijken van haar plaats, de geschiedenis ingaan als het zoveelste rijk dat ter ziele is. „Het moet geschieden dat zij zich als een opgejaagde gazelle en als een kudde zonder iemand die ze bijeenbrengt, zullen wenden, ieder naar zijn eigen volk; en zij zullen vluchten, ieder naar zijn eigen land” (Jesaja 13:14). Al Babylons buitenlandse medestanders zullen het in de steek laten en vluchten, in de hoop nieuwe betrekkingen aan te knopen met de zegevierende wereldmacht. Ten slotte zal Babylon de doodsangst van een veroverde stad ervaren, een doodsangst die het in zijn gloriedagen zo veel anderen heeft bezorgd: „Al wie gevonden wordt, zal doorstoken worden, en al wie bij het wegvagen wordt gegrepen, zal vallen door het zwaard; en zelfs hun kinderen zullen verpletterd worden voor hun ogen. Hun huizen zullen geplunderd worden, en hun eigen vrouwen zullen verkracht worden.” — Jesaja 13:15, 16.

Gods vernietigingswerktuig

10. Wie zullen door Jehovah gebruikt worden om Babylon te verslaan?

10 Welke macht zal Jehovah gebruiken om de val van Babylon te bewerkstelligen? Zo’n 200 jaar van tevoren onthult Jehovah het antwoord: „Zie, ik wek tegen hen de Meden op, die het zilver zelf als niets achten en die, wanneer het op goud aankomt, er geen behagen in scheppen. En hun bogen zullen zelfs jonge mannen verpletteren. En met de vrucht van de buik zullen zij geen medelijden hebben; jegens zonen zal hun oog geen deernis gevoelen. En Babylon, het sieraad der koninkrijken, de luister van de trots der Chaldeeën, moet worden als toen God Sodom en Gomorra omkeerde” (Jesaja 13:17-19). Het luisterrijke Babylon zal vallen en Jehovah’s werktuig om dit tot stand te brengen, zal bestaan uit legers uit het verre, bergachtige land Medië. * Uiteindelijk zal Babylon er net zo verlaten bij liggen als de uitgesproken immorele steden Sodom en Gomorra. — Genesis 13:13; 19:13, 24.

11, 12. (a) Hoe wordt Medië een wereldmacht? (b) Wat voor uitzonderlijks vermeldt de profetie over Mediës legers?

11 In Jesaja’s tijd drukt het Assyrische juk op zowel Medië als Babylon. Ongeveer een eeuw later, in 632 v.G.T., bundelen Medië en Babylon hun krachten en brengen Nineve, de hoofdstad van Assyrië, ten val. Dit opent voor Babylon de weg om de overheersende wereldmacht te worden. Het kan dan niet vermoeden dat het zo’n honderd jaar later door Medië vernietigd zal worden! Wie anders dan Jehovah God zou zo’n opzienbarende voorzegging kunnen doen?

12 Als Jehovah het vernietigingswerktuig van zijn keuze identificeert, zegt hij dat Mediës legers „het zilver zelf als niets achten en . . . wanneer het op goud aankomt, er geen behagen in scheppen”. Wat uitzonderlijk voor door de strijd geharde soldaten! De bijbelgeleerde Albert Barnes zegt: „Binnenvallende legers die zich niet lieten beïnvloeden door de hoop op buit, zijn er beslist niet veel geweest.” Stellen de Medische legers Jehovah op dat punt in het gelijk? Ja. Sta eens stil bij dit commentaar in The Bible-Work van de hand van J. Glentworth Butler: „In tegenstelling tot de meeste naties die ooit oorlog hebben gevoerd, hechtten de Meden, en vooral de Perzen, minder waarde aan goud dan aan verovering en glorie.” * Met het oog daarop is het niet verwonderlijk dat wanneer de Perzische heerser Cyrus de Israëlieten uit Babylonische ballingschap vrijlaat, hij hun duizenden gouden en zilveren voorwerpen teruggeeft die Nebukadnezar uit de tempel in Jeruzalem heeft geroofd. — Ezra 1:7-11.

13, 14. (a) De Medische en Perzische strijders mogen dan niet geïnteresseerd zijn in buit, maar waar gaan hun ambities wel naar uit? (b) Hoe schakelt Cyrus Babylons hooggeroemde verdedigingswerken uit?

13 De Medische en de Perzische strijders mogen dan weinig geven om buit, eerzuchtig zijn zij wel. Het is niet hun bedoeling op het wereldtoneel de tweede plaats te blijven innemen. Bovendien geeft Jehovah hun „gewelddadige plundering” in het hart (Jesaja 13:6). En dus zijn zij vastbesloten om met hun sterke bogen — die gebruikt worden om pijlen af te schieten waarmee vijandelijke soldaten, het nageslacht van Babylonische moeders, „verpletterd” zullen worden — Babylon te veroveren.

14 Cyrus, de aanvoerder van de Medo-Perzische legers, laat zich niet afschrikken door de Babylonische vestingwerken. Op de avond van 5/6 oktober 539 v.G.T. geeft hij bevel het water van de Eufraat om te leiden. Als het waterpeil daalt, weten de invallers via de rivierbedding, waar het water hun nog tot aan de liezen reikt, ongezien de stad binnen te komen. De inwoners van Babylon worden overrompeld en Babylon valt (Daniël 5:30). Jehovah God inspireert Jesaja tot het voorzeggen van deze gebeurtenissen en laat er geen twijfel over bestaan dat Hij de aangelegenheden leidt.

15. Wat voor toekomst wacht Babylon?

15 Hoe volledig zal de verwoesting van Babylon zijn? Luister maar naar Jehovah’s uitspraak: Ze zal nimmer bewoond worden, noch zal ze van geslacht tot geslacht blijven. En daar zal de Arabier zijn tent niet opslaan, en geen herders zullen hun kudden daar laten legeren. En daar zullen de vaste bezoekers van waterloze streken zich stellig legeren, en hun huizen moeten gevuld zijn met oehoes. En daar moeten de struisvogels zich ophouden, en demonen in bokkegedaanten, die zullen daar rondhuppelen. En jakhalzen moeten in haar woontorens huilen, en de grote slang zal in de paleizen van heerlijke verrukking zijn. En haar tijd is nabij om te komen, en haar dagen zelf zullen niet worden uitgesteld” (Jesaja 13:20-22). Totale ontvolking zal het lot van de stad zijn.

16. Welk vertrouwen geeft de huidige toestand van Babylon ons?

16 Dat is niet onmiddellijk in 539 v.G.T. gebeurd. Toch is nu zeer duidelijk dat alles wat Jesaja over Babylon voorzegd heeft, uitgekomen is. Babylon „biedt nu, en doet dat al eeuwen, een intens troosteloze aanblik en is één grote ruïne”, zegt een bijbelcommentator. Hij voegt eraan toe: „Het is onmogelijk naar dit tafereel te kijken en er niet aan herinnerd te worden hoe exact de voorzeggingen van Jesaja en Jeremia in vervulling zijn gegaan.” Het is duidelijk dat geen mens in Jesaja’s tijd Babylons val en uiteindelijke ontvolking had kunnen voorzeggen. Babylons inneming door de Meden en de Perzen vond zo’n 200 jaar nadat Jesaja zijn boek schreef plaats. En nog eens eeuwen later volgde de definitieve ontvolking. Sterkt dat niet ons geloof in de bijbel als het geïnspireerde Woord van God? (2 Timotheüs 3:16) En omdat Jehovah in het verleden profetieën heeft vervuld, kunnen wij er bovendien absoluut op vertrouwen dat nog onvervulde bijbelprofetieën op Gods bestemde tijd verwezenlijkt zullen worden.

’Rust van uw smart’

17, 18. Welke zegeningen zal de val van Babylon voor Israël met zich brengen?

17 Babylons val zal een verademing zijn voor Israël. Nu zal er een eind komen aan hun ballingschap en de gelegenheid zich voordoen naar het Beloofde Land terug te keren. Vandaar dat Jesaja nu zegt: „Jehovah zal Jakob barmhartigheid betonen, en hij zal Israël stellig nog verkiezen; en hij zal hun werkelijk rust geven op hun grond, en de inwonende vreemdeling moet bij hen gevoegd worden, en zij moeten zich aansluiten bij het huis van Jakob. En volken zullen hen werkelijk nemen en hen naar hun eigen plaats brengen, en het huis van Israël moet hen tot zich nemen als een bezit op de grond van Jehovah, als dienstknechten en als dienstmaagden; en zij moeten gevangennemen wie hen gevangen hielden, en zij moeten in onderworpenheid hebben wie hen tot werken aandreven” (Jesaja 14:1, 2). „Jakob” slaat hier op heel Israël — alle twaalf de stammen. Jehovah zal „Jakob” barmhartigheid betonen door de natie toe te staan naar huis terug te keren. Zij zullen vergezeld worden door duizenden buitenlanders, van wie velen de Israëlieten zullen dienen als tempeldienaren. Sommige Israëlieten zullen zelfs autoriteit krijgen over degenen die hen voorheen gevangen hielden. *

18 De angstige bezorgdheid van het leven in ballingschap zal voorbij zijn. In plaats daarvan zal Jehovah zijn volk ’rust geven van hun smart en van hun beroering en van de harde slavernij waarin zij tot slaaf werden gemaakt’ (Jesaja 14:3). Nu Israël bevrijd is van de fysieke last van de slavernij, zal het niet langer de smart en beroering ervaren van het wonen onder aanbidders van valse goden (Ezra 3:1; Jesaja 32:18). Het boek Lands and Peoples of the Bible merkt daarover op: „Voor de Babyloniër waren zijn goden net als hijzelf, tot in de ergste aspecten van zijn karakter. Het waren lafaards, dronkaards en imbecielen.” Wat een verademing uit zo’n ontaarde religieuze omgeving te kunnen ontsnappen!

19. Wat is er nodig wil Israël Jehovah’s vergiffenis genieten, en wat leren wij daaruit?

19 Niettemin is Jehovah’s barmhartigheid niet onvoorwaardelijk. Zijn volk moet wroeging tonen over hun goddeloosheid, die er voor God reden toe was hen zo zwaar te straffen (Jeremia 3:25). Een openlijke, oprechte belijdenis zal Jehovah tot vergiffenis bewegen. (Zie Nehemia 9:6-37; Daniël 9:5.) Hetzelfde beginsel geldt in deze tijd. Omdat ’er geen mens is die niet zondigt’, hebben wij allemaal Jehovah’s barmhartigheid nodig (2 Kronieken 6:36). Jehovah, de barmhartige God, nodigt ons liefdevol uit onze zonden aan hem te belijden, berouw te hebben en elke verkeerde handelwijze te laten varen, opdat wij gezond gemaakt mogen worden (Deuteronomium 4:31; Jesaja 1:18; Jakobus 5:16). Dat draagt er niet alleen toe bij dat wij in zijn gunst worden hersteld maar brengt ons ook troost. — Psalm 51:1; Spreuken 28:13; 2 Korinthiërs 2:7.

Een „spreuk” tegen Babylon

20, 21. Hoe verheugen Babylons buren zich over zijn val?

20 Ruim honderd jaar voor Babylons opkomst als overheersende wereldmacht voorzegt Jesaja hoe de wereld op zijn val reageert. Profetisch gebiedt hij Israëlieten die uit hun Babylonische ballingschap bevrijd zijn: „Deze spreuk moet [gij] aanheffen tegen de koning van Babylon en . . . zeggen: ’Hoe heeft degene die anderen tot werken aandreef opgehouden, hoe is de onderdrukking opgehouden! Jehovah heeft de stok der goddelozen verbroken, de staf van hen die heersen, degene die volken sloeg in verbolgenheid met een slaan zonder ophouden, degene die in louter toorn natiën onderwierp met een vervolging zonder beteugeling’” (Jesaja 14:4-6). Babylon heeft zich een hele reputatie verworven als veroveraar, als onderdrukker die vrije mensen in slavernij brengt. Wat passend dat Babylons val wordt gevierd met een „spreuk” die in de eerste plaats gericht is tot de Babylonische dynastie — beginnend met Nebukadnezar en eindigend met Nabonidus en Belsazar — die heerste in de gloriedagen van de grote stad!

21 Wat een verschil zal Babylons val betekenen! De hele aarde is tot rust gekomen, is vrij van rustverstoring geworden. De mensen zijn vrolijk geworden met vreugdekreten. Zelfs de jeneverbomen hebben zich ook over u verheugd, de ceders van de Libanon, en ze zeggen: ’Sinds gij neerligt, klimt geen houthakker tegen ons op’” (Jesaja 14:7, 8). De koningen van de naties rondom waren in de ogen van Babylons heersers als bomen die omgehakt en voor hun eigen doeleinden gebruikt konden worden. Welnu, dat is allemaal voorbij. De Babylonische houthakker heeft zijn laatste boom geveld!

22. Op welke tot de verbeelding sprekende manier wordt de reactie van Sjeool op de val van de Babylonische dynastie weergegeven?

22 Zo verbazingwekkend is de val van Babylon dat het graf zelf reageert: „Zelfs Sjeool beneden is om u in beroering gekomen ten einde u bij uw aankomst tegemoet te gaan. Om u heeft ze degenen die machteloos zijn in de dood, gewekt, alle bokkige leiders der aarde. Ze heeft alle koningen der natiën van hun tronen doen opstaan. Zij allen heffen aan en zeggen tot u: ’Zijt ook gíj zwak gemaakt als wij? Zijt gij met òns vergelijkbaar gemaakt? In Sjeool is uw trots neergeworpen, de klank van uw snaarinstrumenten. Onder u zijn maden als een rustbed gespreid; en wormen zijn uw dek’” (Jesaja 14:9-11). Wat een indrukwekkend, tot de verbeelding sprekend beeld! Het is alsof het gemeenschappelijke graf van de mensheid alle koningen die de Babylonische dynastie in de dood zijn voorgegaan, gaat wekken opdat zij de nieuwkomer kunnen begroeten. Zij drijven de spot met de Babylonische heersende macht, die nu hulpeloos is, liggend op een bed van maden in plaats van een kostbare divan, bedekt met wormen in plaats van duur linnengoed.

„Als een vertreden kadaver”

23, 24. Van welke extreme arrogantie geven Babylons koningen blijk?

23 Jesaja vervolgt de spreuk: „O hoe zijt gij uit de hemel gevallen, gij schijnende, zoon des dageraads! Hoe zijt gij ter aarde neergehouwen, gij die de natiën machteloos placht te maken!” (Jesaja 14:12) In hun zelfzuchtige trots verhogen Babylons koningen zich boven degenen rondom hen. Als een helder schijnende ster aan de vroege ochtendhemel oefenen zij arrogant hun macht en gezag uit. Een bijzondere reden tot trots is Nebukadnezars verovering van Jeruzalem, een prestatie die Assyrië niet heeft kunnen leveren. In de spreuk wordt de trotse Babylonische dynastie afgebeeld als zeggend: „Ten hemel zal ik opstijgen. Boven de sterren Gods zal ik mijn troon verheffen, en ik zal mij neerzetten op de berg der samenkomst, in de meest afgelegen streken van het noorden. Ik zal opstijgen boven de hoge plaatsen der wolken; ik zal mij op de Allerhoogste doen gelijken” (Jesaja 14:13, 14). Is dat niet het toppunt van schaamteloosheid?

24 In de bijbel worden de koningen uit de koninklijke lijn van David met sterren vergeleken (Numeri 24:17). Te beginnen met David regeerden die „sterren” vanaf de berg Sion. Nadat Salomo de tempel in Jeruzalem had gebouwd, ging men de naam Sion voor de hele stad gebruiken. Onder het Wetsverbond waren alle mannelijke Israëlieten verplicht driemaal per jaar naar Sion te reizen. Zo werd het „de berg der samenkomst”. Met zijn beslissing de Judese koningen te onderwerpen en hen dan van die berg te verwijderen, maakt Nebukadnezar zijn bedoeling kenbaar zich boven die „sterren” te verheffen. Hij geeft Jehovah niet de eer voor zijn overwinning op hen. In plaats daarvan is hij in feite zo arrogant zich op Jehovah’s plaats neer te zetten.

25, 26. Hoe komt de Babylonische dynastie eerloos aan haar eind?

25 Wat een ommekeer ligt er voor de trotse Babylonische dynastie in het verschiet! Babylon wordt bij lange na niet verheven boven de sterren Gods. In plaats daarvan zegt Jehovah: „In Sjeool zult gij worden neergeworpen, in de meest afgelegen delen van de kuil. Die u zien, zullen u zelfs aanstaren; zij zullen u zelfs goed bekijken en zeggen: ’Is dit de man die de aarde in beroering bracht, die koninkrijken deed schudden, die het produktieve land als de wildernis maakte en die zelfs de steden ervan omverwierp, die zelfs voor zijn gevangenen de weg naar huis niet opende?’” (Jesaja 14:15-17) De eerzuchtige dynastie zal in Hades (Sjeool) belanden, net als elk willekeurig mens.

26 Waar zal de macht dan zijn die koninkrijken veroverde, productief land verwoestte en talloze steden ten val bracht? Waar zal de wereldmacht zijn die gevangenen meevoerde en hun nooit toestond naar huis terug te keren? Wel, de Babylonische dynastie zal niet eens een fatsoenlijke begrafenis krijgen! Jehovah zegt: „Alle andere koningen der natiën, ja, zij allen, hebben zich in heerlijkheid neergelegd, ieder in zijn eigen huis. Maar wat u betreft, gij zijt weggeworpen zonder een grafstede voor u, als een verfoeide spruit, bekleed met gedoden die met het zwaard zijn doorboord, die neerdalen tot de stenen van een kuil, als een vertreden kadaver. Gij zult niet met hen verenigd worden in een graf, omdat gij uw eigen land in het verderf hebt gestort, uw eigen volk hebt gedood. Tot onbepaalde tijd zal het nageslacht der boosdoeners niet worden genoemd” (Jesaja 14:18-20). In de oudheid werd het een schande voor een koning geacht als hem een eervolle begrafenis werd ontzegd. Hoe vergaat het Babylons koninklijke dynastie dan? Weliswaar krijgen individuele koningen waarschijnlijk een eervolle begrafenis, maar de vorstelijke dynastie die van Nebukadnezar afstamt, wordt weggegooid „als een verfoeide spruit”. Het is alsof de dynastie in een ongemarkeerd graf wordt geworpen — als een eenvoudige infanterist die in de strijd is gebleven. Wat een vernedering!

27. In welk opzicht hebben toekomstige generaties Babyloniërs het zwaar te verduren wegens de dwaling van hun voorvaders?

27 De spreuk eindigt met een laatste opdracht voor de zegevierende Meden en Perzen: „Maakt een slachtblok gereed voor zijn eigen zonen wegens de dwaling van hun voorvaders, opdat zij niet opstaan en werkelijk de aarde in bezit nemen en de oppervlakte van het produktieve land met steden vullen” (Jesaja 14:21). De val van Babylon zal blijvend zijn. De Babylonische dynastie zal uitgeroeid worden. Er zal geen wederopleving zijn. Toekomstige generaties Babyloniërs zullen het zwaar te verduren krijgen wegens „de dwaling van hun voorvaders”.

28. Waaraan was de zonde van de Babylonische koningen te wijten, en wat leren wij daaruit?

28 Het over de Babylonische dynastie uitgesproken vonnis vormt een waardevolle les voor ons. De zonde van de Babylonische koningen was te wijten aan hun tomeloze eerzucht (Daniël 5:23). Hun hart werd beheerst door een verlangen naar macht. Zij wilden over anderen heersen (Jesaja 47:5, 6). En zij hunkerden naar heerlijkheid van de zijde van mensen, die rechtens God toekomt (Openbaring 4:11). Dat is een waarschuwing voor iedereen in een gezagspositie — zelfs in de christelijke gemeente. Eerzucht en zelfzuchtige trots zijn eigenschappen die Jehovah niet zal tolereren, in individuen noch in naties.

29. Waarvan waren de trots en eerzucht van de Babylonische heersers een weerspiegeling?

29 De trots van de Babylonische heersers was een weerspiegeling van de geest van „de god van dit samenstel van dingen”, Satan de Duivel (2 Korinthiërs 4:4). Ook hij hunkert naar macht en wil zich boven Jehovah God stellen. Net als in het geval van de koning van Babylon en de mensen die hij onderwierp, heeft Satans onheilige eerzucht geleid tot ellende en lijden voor de gehele mensheid.

30. Welk andere Babylon wordt in de bijbel genoemd, en van welke geest heeft ze blijk gegeven?

30 Verder lezen wij in het boek Openbaring over een ander Babylon — „Babylon de Grote” (Openbaring 18:2). Die organisatie, het wereldrijk van valse religie, heeft ook van een trotse, onderdrukkende en wrede geest blijk gegeven. Bijgevolg wacht ook haar een „dag van Jehovah” en zal ze op Gods bestemde tijd vernietigd worden (Jesaja 13:6). Sinds 1919 heeft overal op aarde de boodschap geklonken: „Babylon de Grote is gevallen!” (Openbaring 14:8) Toen ze niet in staat was Gods volk in gevangenschap te houden, viel ze. Weldra zal ze volkomen vernietigd worden. Ten aanzien van het oude Babylon gebood Jehovah: „Vergeldt haar naar haar activiteit. Doet haar naar alles wat zijzelf heeft gedaan. Want tegen Jehovah heeft ze overmoedig gehandeld, tegen de Heilige Israëls” (Jeremia 50:29; Jakobus 2:13). Babylon de Grote zal eenzelfde oordeel ondergaan.

31. Wat zal er weldra met Babylon de Grote gebeuren?

31 Jehovah’s laatste uitspraak in deze profetie in het boek Jesaja geldt daarom niet alleen het oude Babylon maar ook Babylon de Grote: „Ik wil tegen hen opstaan . . . En ik wil van Babylon afsnijden naam en overblijfsel en kroost en nakomelingschap . . . En ik wil haar maken tot een bezitting van stekelvarkens en tot rietpoelen van water, en ik wil haar wegvegen met de bezem der verdelging” (Jesaja 14:22, 23). De verlaten ruïnes van het oude Babylon laten zien wat Jehovah weldra met Babylon de Grote zal doen. Wat een troost voor wie de ware aanbidding liefhebben! Wat een aanmoediging nooit toe te laten dat de satanische eigenschappen trots, arrogantie of wreedheid zich in ons ontwikkelen!

[Voetnoten]

^ ¶10 Jesaja noemt alleen de Meden bij naam, maar er zal zich een aantal naties tegen Babylon aaneensluiten — Medië, Perzië, Elam en andere kleinere naties (Jeremia 50:9; 51:24, 27, 28). Naburige naties duiden zowel de Meden als de Perzen met „de Meden” aan. Bovendien is in Jesaja’s tijd Medië de dominerende macht. Pas onder Cyrus krijgt Perzië de hegemonie.

^ ¶12 Later blijken de Meden en de Perzen echter zeer op luxe gesteld geraakt te zijn. — Esther 1:1-7.

^ ¶17 Daniël bijvoorbeeld werd onder de Meden en de Perzen op een hoge post in Babylon benoemd. En ongeveer zestig jaar later werd Esther als gemalin van de Perzische koning Ahasveros koningin en werd Mordechai eerste minister van het hele Perzische Rijk.

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 178]

Het gevallen Babylon zal de schuilplaats van woestijndieren worden

[Illustraties op blz. 186]

Net als het oude Babylon zal Babylon de Grote één grote ruïne worden