Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Jehovah’s huis verheven

Jehovah’s huis verheven

Hoofdstuk vier

Jehovah’s huis verheven

Jesaja 2:1-5

1, 2. Welke woorden staan in een muur op de United Nations Plaza gegraveerd, en wat is hun herkomst?

„ZIJ zullen hun zwaarden tot ploegscharen slaan. En hun speren tot snoeimessen: natie zal tegen natie geen zwaard opheffen. En zij zullen de oorlog niet meer leren.” Die woorden staan gegraveerd in een muur op de United Nations Plaza in New York. Decennia lang stond de herkomst van dat citaat niet vermeld. Omdat het de doelstelling van de VN is de wereldvrede te bevorderen, lag de conclusie voor de hand dat het citaat zijn oorsprong vond bij de oprichters van de VN, in 1945.

2 Maar in 1975 werd onder het citaat de naam Jesaja in de muur gebeiteld. Toen was duidelijk dat de woorden niet uit deze tijd stammen. Ze werden in feite ruim 2700 jaar geleden als profetie opgetekend in wat nu het tweede hoofdstuk van het boek Jesaja is. Duizenden jaren lang hebben mensen die de vrede liefhebben erover gepeinsd hoe en wanneer de dingen die Jesaja voorzei, zouden gebeuren. Het is niet langer nodig zich dat af te vragen. Wij zien de opmerkelijke vervulling van die oude profetie nu met eigen ogen.

3. Wie zijn de naties die hun zwaarden tot ploegscharen slaan?

3 Wie zijn de naties die hun zwaarden tot ploegscharen slaan? Het zijn beslist niet de hedendaagse politieke naties en regeringen. Tot nu toe hebben die naties zwaarden of wapens ontwikkeld, om oorlog te voeren maar ook om door militaire kracht de „vrede” te handhaven. In feite is de tendens altijd geweest dat naties hun ploegscharen tot zwaarden slaan! Jesaja’s profetie vindt haar vervulling in mensen in wie alle naties vertegenwoordigd zijn, mensen die Jehovah, „de God van vrede”, aanbidden. — Filippenzen 4:9.

De naties die naar de zuivere aanbidding stromen

4, 5. Wat voorzeggen de eerste verzen van Jesaja hoofdstuk 2, en waardoor wordt de betrouwbaarheid van die woorden beklemtoond?

4 Jesaja hoofdstuk 2 begint met de volgende woorden: „Datgene wat Jesaja, de zoon van Amoz, geschouwd heeft betreffende Juda en Jeruzalem: En het moet geschieden in het laatst der dagen dat de berg van het huis van Jehovah stevig bevestigd zal worden boven de top der bergen, en hij zal stellig verheven worden boven de heuvels; en daarheen moeten alle natiën stromen.” — Jesaja 2:1, 2.

5 Let wel, wat Jesaja voorzegt is niet louter speculatief. Jesaja krijgt opdracht gebeurtenissen op te tekenen die ’moeten geschieden’ — zonder mankeren. Al wat Jehovah zich voorneemt, heeft „stellig succes” (Jesaja 55:11). Klaarblijkelijk ter beklemtoning van de betrouwbaarheid van zijn belofte inspireerde God de profeet Micha, een tijdgenoot van Jesaja, ertoe in zijn boek dezelfde profetie op te tekenen als in Jesaja 2:2-4 vermeld staat. — Micha 4:1-3.

6. Wanneer gaat Jesaja’s profetie in vervulling?

6 Wanneer moet Jesaja’s profetie in vervulling gaan? „In het laatst der dagen.” De Nederlandse Professorenbijbel gebruikt hier de uitdrukking „in de laatste dagen”. De christelijke Griekse Geschriften hebben kenmerken voorzegd die deze periode zouden identificeren. Daartoe behoren oorlogen, aardbevingen, pestilenties, voedseltekorten en „kritieke tijden . . ., die moeilijk zijn door te komen” * (2 Timotheüs 3:1-5; Lukas 21:10, 11). De vervulling van die profetieën verschaft een overvloed aan bewijzen dat wij „in het laatst der dagen”, de laatste dagen van het huidige wereldstelsel, leven. Het is dus logisch in onze tijd de vervulling te verwachten van de dingen die Jesaja voorzei.

Een berg om op te aanbidden

7. Welk profetische beeld schildert Jesaja?

7 Met enkele woorden schildert Jesaja een levendig profetisch beeld. Wij zien een hoge berg, bekroond met een luisterrijk huis, de tempel van Jehovah. Deze berg torent boven de omringende bergen en heuvels uit. Toch is hij niet onheilspellend of angstaanjagend; hij is aantrekkelijk. Mensen van alle naties verlangen ernaar op te gaan naar de berg van het huis van Jehovah; zij stromen erheen. Daar kunnen wij ons makkelijk een voorstelling van maken, maar wat houdt het in?

8. (a) Waarmee worden heuvels en bergen in Jesaja’s tijd geassocieerd? (b) Wat beeldt het naar „de berg van het huis van Jehovah” stromen van de naties af?

8 In Jesaja’s tijd worden heuvels en bergen vaak geassocieerd met aanbidding. Ze dienen bijvoorbeeld als plaatsen waar men afgodische aanbidding beoefent en heiligdommen voor valse goden bouwt (Deuteronomium 12:2; Jeremia 3:6). Maar het huis of de tempel van Jehovah siert de top van de berg Moria in Jeruzalem. Getrouwe Israëlieten reizen driemaal per jaar naar Jeruzalem en gaan de berg Moria op om de ware God te aanbidden (Deuteronomium 16:16). Dat de naties naar „de berg van het huis van Jehovah” stromen, beeldt dus de bijeenvergadering van veel volken tot de ware aanbidding af.

9. Wat stelt „de berg van het huis van Jehovah” voor?

9 Tegenwoordig vergadert Gods volk zich uiteraard niet op een letterlijke berg met een stenen tempel. Jehovah’s tempel in Jeruzalem werd in 70 G.T. door Romeinse legers verwoest. Bovendien maakte de apostel Paulus duidelijk dat de tempel in Jeruzalem en de tabernakel die eraan voorafging, een afschaduwing waren. Ze stelden een grotere, geestelijke werkelijkheid voor, „de ware tent, die door Jehovah en niet door een mens is opgericht” (Hebreeën 8:2). Die geestelijke tent is de regeling waardoor mensen op basis van het loskoopoffer van Jezus Christus in aanbidding tot Jehovah kunnen naderen (Hebreeën 9:2-10, 23). In harmonie daarmee stelt „de berg van het huis van Jehovah” die in Jesaja 2:2 wordt genoemd, de verheven zuivere aanbidding van Jehovah in onze tijd voor. Zij die tot de zuivere aanbidding overgaan, vergaderen zich niet op een bepaalde geografische plek; zij vergaderen zich in eenheid van aanbidding.

De verheffing van de zuivere aanbidding

10, 11. In welke zin is Jehovah’s aanbidding in onze tijd hoog verheven?

10 De profeet zegt dat „de berg van het huis van Jehovah” oftewel de zuivere aanbidding „stevig bevestigd [zou] worden boven de top der bergen” en „verheven [zou] worden boven de heuvels”. Lang voor Jesaja’s tijd bracht koning David de ark van het verbond op naar de berg Sion in Jeruzalem, 760 meter boven zeeniveau gelegen. Daar bleef de Ark totdat hij werd overgebracht naar de voltooide tempel op de berg Moria (2 Samuël 5:7; 6:14-19; 2 Kronieken 3:1; 5:1-10). In Jesaja’s tijd had de heilige ark dus al letterlijk een verheven plaats gekregen en was hij in de tempel gezet, op een hogere plaats dan de vele omringende heuvels die voor valse aanbidding werden gebruikt.

11 In geestelijke zin is Jehovah’s aanbidding natuurlijk altijd superieur geweest aan de religieuze praktijken van degenen die valse goden dienen. In onze tijd heeft Jehovah zijn aanbidding echter hemelhoog verheven, boven alle vormen van onreine aanbidding, ja, ver boven al „de heuvels” en „de top der bergen”. Hoe dan wel? Grotendeels door het bijeenbrengen van personen die hem „met geest en waarheid” willen aanbidden. — Johannes 4:23.

12. Wie zijn „de zonen van het koninkrijk”, en welke bijeenvergadering heeft er plaatsgevonden?

12 Christus Jezus sprak over „een besluit van een samenstel van dingen” als een oogsttijd waarin de engelen „de zonen van het koninkrijk” — degenen die de hoop hebben om met Jezus in hemelse heerlijkheid te regeren — zouden binnenhalen (Mattheüs 13:36-43). Sinds 1919 heeft Jehovah „de overgeblevenen” van deze zonen gemachtigd om samen met de engelen deel te nemen aan het oogstwerk (Openbaring 12:17). Zo zijn om te beginnen „de zonen van het koninkrijk”, Jezus’ gezalfde broeders, bijeengebracht, waarna zij aan een verder bijeenvergaderingswerk deelnemen.

13. Hoe heeft Jehovah het gezalfde overblijfsel gezegend?

13 In deze oogsttijd heeft Jehovah het gezalfde overblijfsel progressief geholpen zijn Woord, de bijbel, te begrijpen en in praktijk te brengen. Ook dat heeft bijgedragen tot de verheffing van de zuivere aanbidding. Hoewel ’niets dan duisternis de aarde bedekt en dikke donkerheid de nationale groepen’, ’schijnen’ de gezalfden „als lichtgevers” onder de mensheid doordat zij door Jehovah gereinigd en gelouterd zijn (Jesaja 60:2; Filippenzen 2:15). „Vervuld . . . met de nauwkeurige kennis van zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht,” schijnen deze met de geest gezalfden „zo helder . . . als de zon in het koninkrijk van hun Vader”. — Kolossenzen 1:9; Mattheüs 13:43.

14, 15. Welke bijeenvergadering heeft er naast de bijeenvergadering van „de zonen van het koninkrijk” plaatsgevonden, en hoe werd dit door Haggaï voorzegd?

14 Bovendien zijn er nog anderen naar „de berg van het huis van Jehovah” gestroomd. Zij worden door Jezus zijn „andere schapen” genoemd en hebben de hoop eeuwig op een paradijsaarde te leven (Johannes 10:16; Openbaring 21:3, 4). Vanaf de jaren dertig van de vorige eeuw verschenen zij bij duizenden, toen bij honderdduizenden en nu bij miljoenen! In een visioen dat de apostel Johannes kreeg, worden zij beschreven als „een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen”. — Openbaring 7:9.

15 De profeet Haggaï voorzei de opkomst van deze grote schare. Hij schreef: „Dit heeft Jehovah der legerscharen gezegd: ’Nog eenmaal — een korte tijd is het — en ik schud de hemel en de aarde en de zee en de droge aardbodem.’ ’En ik wil alle natiën schudden, en de begeerlijke dingen van alle natiën [zij die zich bij de gezalfde christenen aansluiten in de zuivere aanbidding] moeten binnenkomen; en ik wil dit huis met heerlijkheid vervullen’, heeft Jehovah der legerscharen gezegd” (Haggaï 2:6, 7). Het bestaan van deze nog steeds groeiende „grote schare” en hun gezalfde metgezellen verheft, ja verheerlijkt, de zuivere aanbidding in Jehovah’s huis. Nooit eerder hebben de cijfers uitgewezen dat zo veel personen verenigd waren in de aanbidding van de ware God, tot heerlijkheid van Jehovah en zijn geïnstalleerde Koning, Jezus Christus. Koning Salomo schreef: „In de veelheid van volk ligt het sieraad van een koning.” — Spreuken 14:28.

Aanbidding verheven in het leven van mensen

16-18. Welke veranderingen hebben sommigen aangebracht om Jehovah op een aanvaardbare manier te aanbidden?

16 Jehovah komt alle eer toe voor de verheffing van de zuivere aanbidding in onze tijd. Toch genieten degenen die tot hem naderen het voorrecht een aandeel te hebben aan dit werk. Zoals het moeite kost een berg te beklimmen, zo kost het ook moeite Gods rechtvaardige maatstaven te leren kennen en ernaar te leven. Net als de christenen in de eerste eeuw hebben Gods dienstknechten in deze tijd manieren van leven en praktijken laten varen die niet verenigbaar zijn met de ware aanbidding. Hoereerders, afgodendienaars, overspelers, dieven, hebzuchtige personen, dronkaards en anderen hebben hun gewoonten veranderd en zijn in Gods ogen „rein gewassen”. — 1 Korinthiërs 6:9-11.

17 Typerend is de ervaring van een jonge vrouw, die schreef: „Eens was ik verloren, zonder hoop. Ik leidde een leven van immoraliteit en dronkenschap. Ik had geslachtsziekten. Ik verkocht ook drugs en lapte alles aan mijn laars.” Na de bijbel bestudeerd te hebben, bracht zij grote veranderingen aan om aan Gods maatstaven te voldoen. Nu zegt zij: „Ik heb nu innerlijke vrede, zelfrespect, hoop voor de toekomst, een echte familie en, bovenal, een band met onze Vader, Jehovah.”

18 Ook na een goedgekeurde positie voor Jehovah’s aangezicht verworven te hebben, moeten allen de zuivere aanbidding blijven verheffen door ze een voorname plaats in hun leven te geven. Duizenden jaren geleden bracht Jehovah via Jesaja zijn vertrouwen onder woorden dat er thans grote menigten zouden zijn die zijn aanbidding heel graag tot het belangrijkste in hun leven zouden maken. Bent u een van hen?

Een volk dat Jehovah’s weg onderwezen krijgt

19, 20. Waarin wordt Gods volk onderwezen, en waar?

19 Jesaja vertelt ons meer over degenen die nu tot de zuivere aanbidding overgaan. Hij zegt: „Vele volken zullen stellig heengaan en zeggen: ’Komt, en laten wij opgaan naar de berg van Jehovah, naar het huis van de God van Jakob; en hij zal ons onderrichten omtrent zijn wegen, en wij willen zijn paden bewandelen.’ Want uit Sion zal de wet uitgaan, en het woord van Jehovah uit Jeruzalem.” — Jesaja 2:3.

20 Jehovah laat zijn volk niet ronddolen als verdwaalde schapen. Via de bijbel en op de bijbel gebaseerde publicaties deelt hij hun zijn „wet” en zijn „woord” mee zodat zij zijn wegen leren kennen. Die kennis rust hen toe om ’zijn paden te bewandelen’. Uit een hart vol waardering en in harmonie met Gods leiding spreken zij met elkaar over Jehovah’s wegen. Zij komen bijeen op grote congressen en in kleinere groepen — in Koninkrijkszalen en particuliere woningen — om naar Gods wegen te luisteren en ze te leren kennen (Deuteronomium 31:12, 13). Zo volgen zij het voorbeeld van de eerste christenen, die bijeenkwamen om elkaar aan te moedigen en aan te sporen tot „liefde en voortreffelijke werken” in overvloed. — Hebreeën 10:24, 25.

21. Aan welk werk nemen Jehovah’s dienstknechten deel?

21 Zij nodigen anderen uit ’op te gaan’ naar de verheven aanbidding van Jehovah God. Wat komt dit prachtig overeen met het gebod dat Jezus zijn discipelen vlak voor zijn hemelvaart gaf! Hij gaf hun de opdracht: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën, hen dopende in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest, en leert hun onderhouden alles wat ik u geboden heb” (Mattheüs 28:19, 20). Met Gods steun gaan Jehovah’s Getuigen gehoorzaam over de hele aarde om te onderwijzen en discipelen te maken en hen te dopen.

Zwaarden tot ploegscharen

22, 23. Wat voorzegt Jesaja 2:4, en wat zei een VN-functionaris daarover?

22 Nu komen wij bij het volgende vers, waarvan een deel in de muur op de United Nations Plaza gegraveerd staat. Jesaja schrijft: „Hij zal stellig rechtspreken onder de natiën en de zaken rechtzetten met betrekking tot vele volken. En zij zullen hun zwaarden tot ploegscharen moeten smeden en hun speren tot snoeimessen. Natie zal tegen natie geen zwaard opheffen, ook zullen zij de oorlog niet meer leren.” — Jesaja 2:4.

23 Als dit bereikt werd, zou dat geen geringe prestatie zijn. Federico Mayor, directeur-generaal van de UNESCO (de organisatie van de Verenigde Naties voor onderwijs, wetenschap en cultuur), zei eens: „Alle oorlogsgruwelen, o zo dichtbij tegenwoordig via audiovisuele apparatuur, schijnen toch niet de enorme, al eeuwen bestaande en onderhouden oorlogsmachinerie tot staan te kunnen brengen. De huidige generaties hebben de bijna onmogelijke, bijbelse taak ’hun zwaarden tot ploegscharen te slaan’ en over te stappen van een oorlogsinstinct — sinds onheuglijke tijden ontwikkeld — op vredelievendheid. Het bereiken daarvan zou het beste en edelste zijn dat het huidige ’werelddorp’ tot stand zou kunnen brengen, en het beste dat wij onze nakomelingen kunnen nalaten.”

24, 25. In wie vinden Jesaja’s woorden hun vervulling, en op welke manier?

24 De naties in hun geheel zullen dit verheven doel nooit bereiken. Het gaat hun macht gewoon te boven. Jesaja’s woorden worden vervuld door afzonderlijke personen uit talrijke naties die verenigd zijn in zuivere aanbidding. Jehovah heeft ’de zaken rechtgezet’ onder hen. Hij heeft zijn volk geleerd in vrede met elkaar te leven. In een verdeelde en door conflicten verscheurde wereld hebben zij in figuurlijke zin werkelijk hun „zwaarden tot ploegscharen . . . en hun speren tot snoeimessen” geslagen. Hoe?

25 Om te beginnen kiezen zij geen partij in de oorlogen van de naties. Kort voor Jezus’ dood kwamen gewapende mannen hem arresteren. Toen Petrus een uitval deed met een zwaard om zijn Meester te verdedigen, zei Jezus tegen hem: „Steek uw zwaard weer op zijn plaats, want allen die naar het zwaard grijpen, zullen door het zwaard vergaan” (Mattheüs 26:52). Sindsdien hebben degenen die in Jezus’ voetstappen treden hun zwaarden tot ploegscharen geslagen; zij nemen de wapens niet op om hun medemens te doden en steunen de oorlogsinspanningen evenmin op andere manieren. Zij ’streven naar vrede met alle mensen’. — Hebreeën 12:14.

Zij streven vrede na

26, 27. Hoe zoekt Gods volk vrede en streeft het die na? Geef een voorbeeld.

26 De vrede van Gods volk gaat veel verder dan een weigering aan oorlogen mee te doen. Hoewel zij in ruim 230 landen worden aangetroffen en talloze talen en culturen vertegenwoordigen, genieten zij vrede met elkaar. In hen is een hedendaagse vervulling te zien van de woorden van Jezus, die in de eerste eeuw tegen zijn discipelen zei: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt” (Johannes 13:35). Christenen zijn thans „vredestichters” (Mattheüs 5:9, voetnoot). Zij ’zoeken vrede en streven die na’ (1 Petrus 3:11). Daarbij worden zij geschraagd door Jehovah, „de God die vrede geeft”. — Romeinen 15:33.

27 Er zijn opzienbarende voorbeelden van personen die geleerd hebben vredestichters te zijn. Een jonge man schrijft over zijn jeugdjaren: „Door bittere ervaring leerde ik me verdedigen. Ik werd er agressief van en kwaad op het leven. Altijd liep het op vechten uit. Elke dag vocht ik met een andere jongen uit de buurt, soms met mijn vuisten, soms met stenen of flessen. Ik groeide op tot een zeer gewelddadige knaap.” Uiteindelijk ging hij echter in op de uitnodiging naar „de berg van het huis van Jehovah” te gaan. Hij leerde Gods wegen kennen en werd een vredelievende dienstknecht van God.

28. Wat kunnen christenen doen om vrede na te streven?

28 De meeste mensen die Jehovah dienen, komen niet uit zo’n gewelddadig milieu. Toch streven zij ernaar om zelfs in betrekkelijk kleine dingen — door daden van vriendelijkheid, vergeving en empathie — de vrede met anderen te bevorderen. Hoewel zij onvolmaakt zijn, trachten zij de bijbelse raad in Kolossenzen 3:13 op te volgen: „Blijft elkaar verdragen en elkaar vrijelijk vergeven als de een tegen de ander een reden tot klagen heeft.”

Een vredige toekomst

29, 30. Welk vooruitzicht is er voor de aarde?

29 Jehovah heeft iets heel bijzonders gedaan in dit „laatst der dagen”. Hij heeft uit alle naties mensen bijeengebracht die hem willen dienen. Hij heeft hun geleerd zijn wegen te bewandelen, wegen van vrede. Zij zijn het die de komende „grote verdrukking” zullen overleven en een vredige nieuwe wereld zullen binnengaan waarin het voor altijd met oorlog gedaan zal zijn. — Openbaring 7:14.

30 Zwaarden — wapens — zullen er niet meer zijn. De psalmist schreef over die tijd: „Komt, aanschouwt de activiteiten van Jehovah, hoe hij verbazingwekkende gebeurtenissen op de aarde heeft gesteld. Hij doet oorlogen ophouden tot het uiteinde der aarde. De boog verbreekt hij en hij slaat de speer werkelijk aan stukken; de wagens verbrandt hij in het vuur” (Psalm 46:8, 9). Met het oog op dat vooruitzicht is Jesaja’s volgende oproep nu nog net zo passend als toen hij hem optekende: „O huis van Jakob, komt en laten wij in het licht van Jehovah wandelen” (Jesaja 2:5). Ja, laat Jehovah’s licht ons pad nu verlichten, dan zullen wij tot in alle eeuwigheid zijn weg bewandelen. — Micha 4:5.

[Voetnoot]

^ ¶6 Zie het boek Wat leert de bijbel echt?, hoofdstuk 9, „Leven we in ’de laatste dagen’?”, uitgegeven door Jehovah’s Getuigen.

[Studievragen]