Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Lessen over ontrouw

Lessen over ontrouw

Hoofdstuk achttien

Lessen over ontrouw

Jesaja 22:1-25

1. Hoe kan het in de oudheid geweest zijn om zich binnen een belegerde stad te bevinden?

HOE moet het in de oudheid geweest zijn om zich in een belegerde stad te bevinden? Voor de muren staat de vijand — sterk en meedogenloos. Het is bekend dat andere steden reeds voor hem gevallen zijn. Nu is hij vastbesloten deze stad in te nemen en te plunderen en de inwoners te verkrachten en om te brengen. De vijandelijke legers zijn veel te sterk om rechtstreeks de strijd met ze aan te binden; hopelijk zullen de muren van de stad ze buiten kunnen houden. Wie over de muren kijkt, kan zien dat de vijand belegeringstorens in stelling brengt. Hij beschikt ook over belegeringswerktuigen waarmee keien kunnen worden weggeslingerd om de verdedigingswerken te vernielen. De stormrammen en stormladders, de boogschutters en strijdwagens en de horden soldaten bieden een angstaanjagende aanblik!

2. Wanneer vindt de in Jesaja hoofdstuk 22 beschreven belegering plaats?

2 In Jesaja hoofdstuk 22 lezen wij over zo’n belegering — een belegering van Jeruzalem. Wanneer vindt die plaats? Het is moeilijk één belegering aan te wijzen waarbij alle beschreven details in vervulling gaan. Kennelijk is het het beste de profetie op te vatten als een algemene beschrijving van de verschillende belegeringen die Jeruzalem zal meemaken, een globale waarschuwing voor wat er in het verschiet ligt.

3. Hoe reageren de inwoners van Jeruzalem op de belegering die Jesaja beschrijft?

3 Wat doen de inwoners van Jeruzalem, geconfronteerd met de belegering die Jesaja beschrijft? Roepen zij, als Gods verbondsvolk, Jehovah aan, hem smekend hen te redden? Nee, zij geven van een zeer onverstandige houding blijk, een houding zoals die ook in deze tijd onder velen wordt aangetroffen die beweren God te aanbidden.

Een belegerde stad

4. (a) Wat is „het dal van het visioen”, en vanwaar die naam? (b) In welke geestelijke toestand verkeren de inwoners van Jeruzalem?

4 In hoofdstuk 21 van Jesaja werd elk van de drie oordeelsboodschappen ingeleid met de uitdrukking „De formele uitspraak” (Jesaja 21:1, 11, 13). Hoofdstuk 22 begint ook zo: De formele uitspraak over het dal van het visioen: Wat hebt gij dan, dat gij te zamen op de daken geklommen zijt?” (Jesaja 22:1) Met „het dal van het visioen” wordt Jeruzalem bedoeld. De stad wordt het dal genoemd omdat ze, ook al ligt ze hoog, omringd wordt door hogere bergen. Dat daaraan „het visioen” wordt gekoppeld, komt doordat veel goddelijke visioenen en openbaringen in Jeruzalem gegeven worden. Om die reden zouden de inwoners van de stad acht moeten slaan op Jehovah’s woorden. In plaats daarvan hebben zij hem genegeerd en zijn zij tot valse aanbidding vervallen. De vijand die de stad belegert, is een werktuig waarmee God zijn oordeel aan zijn eigenzinnige volk voltrekt. — Deuteronomium 28:45, 49, 50, 52.

5. Wat is waarschijnlijk de reden waarom de bevolking op de daken klimt?

5 Merk op dat de inwoners van Jeruzalem ’tezamen op de daken van hun huizen geklommen zijn’. In oude tijden waren de daken van Israëlitische woonhuizen plat en kwamen families daar vaak bijeen. Jesaja vertelt niet waarom zij dat bij deze gelegenheid doen, maar uit zijn woorden spreekt afkeuring. Het is dan ook waarschijnlijk dat zij de daken op zijn gegaan om een beroep te doen op hun valse goden. Dat is hun gewoonte in de jaren die aan de verwoesting van Jeruzalem in 607 v.G.T. voorafgaan. — Jeremia 19:13; Zefanja 1:5.

6. (a) Welke toestanden heersen er in Jeruzalem? (b) Waarom zijn sommigen uitgelaten, maar wat ligt er in het verschiet?

6 Jesaja vervolgt: „Van tumult waart gij vol, een onstuimige stad, een uitgelaten stad. Uw verslagenen zijn niet degenen die met het zwaard zijn verslagen, noch degenen die gestorven zijn in de strijd” (Jesaja 22:2). Grote menigten zijn naar de stad getrokken, die in tumult verkeert. De mensen op straat zijn luidruchtig en bang. Sommigen zijn echter uitgelaten, misschien omdat zij zich veilig voelen of geloven dat het gevaar van voorbijgaande aard is. * Het is echter dwaas nu uitgelaten te zijn. Velen in de stad zullen een dood sterven die veel wreder is dan die door het scherp van het zwaard. Een belegerde stad is afgesneden van voedselaanvoer van buiten. De voorraden in de stad slinken. Hongersnood en een te grote concentratie van mensen leiden tot epidemieën. Velen in Jeruzalem zullen dan ook de hongerdood sterven of door een epidemische ziekte omkomen. Dat gebeurt zowel in 607 v.G.T. als in 70 G.T. — 2 Koningen 25:3; Klaagliederen 4:9, 10. *

7. Wat doen Jeruzalems heersers tijdens het beleg, en wat gebeurt er met hen?

7 Wat voor leiding geven Jeruzalems heersers in deze crisissituatie? Jesaja antwoordt: „Al uw dictators zijn tegelijk gevlucht. Zonder de noodzaak van een boog zijn zij gevangengenomen. Al degenen van u die zijn gevonden, zijn te zamen gevangengenomen. Ver weg waren zij weggelopen” (Jesaja 22:3). De heersers en de sterke mannen lopen weg en worden dan gevangengenomen! Zonder dat er ook maar een boog tegen hen gespannen wordt, worden zij overmeesterd en gevankelijk weggeleid. Dat gebeurt in 607 v.G.T. Nadat er een bres in de muur van Jeruzalem is geslagen, vlucht koning Zedekia ’s nachts met zijn sterke mannen. De vijand hoort dit, zet de achtervolging in en haalt hen in op de vlakten van Jericho. De sterke mannen raken verstrooid. Zedekia wordt gegrepen, de ogen worden hem uitgestoken, hij wordt gebonden met koperen boeien en naar Babylon gevoerd (2 Koningen 25:2-7). Wat een tragisch gevolg van zijn ontrouw!

Ontzet over de rampspoed

8. (a) Hoe reageert Jesaja op de profetie die rampspoed over Jeruzalem voorzegt? (b) Hoe zal het er in Jeruzalem toegaan?

8 Deze profetie raakt Jesaja diep. Hij zegt: „Wendt uw blik van mij af. Ik wil blijk geven van bitterheid in geween. Staat er niet op mij te troosten over de gewelddadige plundering van de dochter van mijn volk” (Jesaja 22:4). Jesaja treurde om het voorzegde lot van Moab en Babylon (Jesaja 16:11; 21:3). Nu zijn zijn ontzetting en smart nog intenser als hij stilstaat bij de ramp die over zijn eigen volk komt. Hij is ontroostbaar. Waarom? „Want het is de dag van verwarring en van vertreding en van ontsteltenis die de Soevereine Heer, Jehovah der legerscharen, heeft in het dal van het visioen. Daar is de vernieler van de muur, en het geschreeuw naar het gebergte” (Jesaja 22:5). In Jeruzalem zal totale verwarring heersen. Mensen zullen in paniek doelloos rondlopen. Terwijl de vijand door de stadsmuren begint te breken, zal er een „geschreeuw naar het gebergte” klinken. Wil dit zeggen dat de inwoners van de stad God zullen aanroepen in zijn heilige tempel op de berg Moria? Misschien. Maar gezien hun ontrouw wil het waarschijnlijk niets anders zeggen dan dat hun angstkreten zullen weerkaatsen in de bergen rondom.

9. Beschrijf het leger dat Jeruzalem bedreigt.

9 Wat voor vijand bedreigt Jeruzalem? Jesaja vertelt ons: „Elam zelf heeft de pijlkoker opgenomen, in de strijdwagen van de aardse mens, met rijpaarden; en Kir zelf heeft het schild ontbloot” (Jesaja 22:6). De tegenstanders zijn volledig bewapend. Zij beschikken over boogschutters met pijlkokers vol pijlen. Krijgslieden maken hun schild gereed voor de strijd. Er zijn strijdwagens en voor de strijd afgerichte paarden. Het leger omvat soldaten uit Elam, gelegen ten noorden van wat nu de Perzische Golf is, en uit Kir, vermoedelijk dicht bij Elam gelegen. De vermelding van die landen geeft aan van hoe ver de invallers komen. Er blijkt ook uit dat er Elamitische boogschutters geweest kunnen zijn in het leger dat Jeruzalem in Hizkia’s tijd bedreigde.

Pogingen tot verdediging

10. Welke ontwikkeling voorspelt weinig goeds voor de stad?

10 Jesaja beschrijft de situatie die zich ontwikkelt: „Het zal geschieden dat de keur van uw laagvlakten vol strijdwagens moet worden, en wat de rijpaarden betreft, die moeten zich zonder mankeren opstellen bij de poort, en men zal de dekking van Juda wegnemen” (Jesaja 22:7, 8a). Op de vlakten buiten de stad Jeruzalem krioelt het van de strijdwagens en paarden die zich opstellen om de poorten van de stad aan te vallen. Wat is „de dekking van Juda” die wordt weggenomen? Waarschijnlijk is het een stadspoort, waarvan de inname weinig goeds voorspelt voor de verdedigers. * Wanneer deze beschermende dekking wordt weggenomen, ligt de stad open voor haar aanvallers.

11, 12. Welke verdedigingsmaatregelen nemen de inwoners van Jeruzalem?

11 Jesaja richt zich nu op de pogingen van de bevolking om zich te verdedigen. Hun eerste gedachte is: wapens! „Gij zult op die dag kijken naar het arsenaal van het huis van het woud, en wat gijlieden stellig zult zien, dat zijn de bressen van de Stad van David, want die zullen werkelijk vele zijn. En gij zult de wateren van de benedenvijver vergaren” (Jesaja 22:8b, 9). De wapens liggen opgeslagen in het arsenaal van het huis van het woud. Dit arsenaal werd door Salomo gebouwd. Omdat het gebouwd was van cederhout van de Libanon, kwam het bekend te staan als „het Huis van het Libanonwoud” (1 Koningen 7:2-5). De bressen in de muur worden bekeken. Er wordt water vergaard — een belangrijke verdedigingsmaatregel. Het volk heeft water nodig om in leven te blijven. Zonder water kan een stad niet standhouden. Merk echter op dat met geen woord gerept wordt van naar Jehovah opzien voor bevrijding. In plaats daarvan verlaten zij zich op hun eigen redmiddelen. Laten wij die fout nooit maken! — Psalm 127:1.

12 Wat is er te doen aan die bressen in de stadsmuur? De huizen van Jeruzalem zult gij werkelijk tellen. Ook zult gij de huizen afbreken om de muur ontoegankelijk te maken” (Jesaja 22:10). Huizen worden gemonsterd om te kijken welke er afgebroken kunnen worden om aan materiaal te komen voor het herstellen van de bressen. Dat is een poging om te voorkomen dat de vijand de muur volledig in handen krijgt.

Een trouweloos volk

13. Hoe probeert de bevolking een watervoorraad aan te leggen, maar wie vergeten zij?

13 „Er zal een vergaarbekken zijn dat gij moet maken tussen de twee muren voor de wateren van de oude vijver. En gij zult stellig niet kijken naar de grote maker ervan, en degene die het lang geleden formeerde, zult gij stellig niet zien” (Jesaja 22:11). De zowel hier als in vers 9 beschreven pogingen om water te vergaren, doen ons denken aan wat koning Hizkia ondernam om de stad tegen de binnenvallende Assyriërs te beschermen (2 Kronieken 32:2-5). Maar de inwoners van de stad in deze profetie van Jesaja zijn volkomen trouweloos. Terwijl zij aan de verdediging van de stad werken, denken zij geen moment aan de Schepper, in tegenstelling tot Hizkia.

14. Wat is de onverstandige instelling van de bevolking, ondanks Jehovah’s waarschuwingsboodschap?

14 Jesaja vervolgt: De Soevereine Heer, Jehovah der legerscharen, zal op die dag oproepen tot geween en tot rouwklacht en tot kaalheid en tot omgording met de zak. Maar zie! uitbundige vreugde en verheuging, het doden van runderen en het slachten van schapen, het eten van vlees en het drinken van wijn: ’Laat er gegeten en gedronken worden, want morgen zullen wij sterven’” (Jesaja 22:12, 13). De inwoners van Jeruzalem tonen geen wroeging over hun weerspannigheid tegen Jehovah. Zij wenen niet, knippen hun haar niet af en gaan niet in zakken gekleed als teken van berouw. Zouden zij dat wel doen, dan zou Jehovah hun waarschijnlijk de komende verschrikkingen besparen. In plaats daarvan geven zij zich over aan zinnelijke genoegens. Dezelfde instelling bestaat thans onder velen die geen geloof in God stellen. Omdat zij geen hoop hebben — noch op een opstanding uit de doden noch op leven op de toekomstige paradijsaarde — leiden zij een leven van genotzucht onder het motto: „Laat ons . . . eten en drinken, want morgen sterven wij” (1 Korinthiërs 15:32). Wat kortzichtig! Zouden zij hun vertrouwen toch maar op Jehovah stellen, dan zouden zij een blijvende hoop hebben! — Psalm 4:6-8; Spreuken 1:33.

15. (a) Hoe luidt Jehovah’s oordeelsboodschap tegen Jeruzalem, en wie voltrekt zijn oordeel? (b) Waarom zal de christenheid eenzelfde lot treffen als Jeruzalem?

15 De belegerde inwoners van Jeruzalem zullen geen zekerheid kennen. Jesaja zegt: „In mijn oren heeft Jehovah der legerscharen zich geopenbaard: ’„Deze dwaling zal niet worden verzoend ten behoeve van u, totdat gijlieden sterft”, heeft de Soevereine Heer, Jehovah der legerscharen, gezegd’” (Jesaja 22:14). Wegens de hardheid van hart van het volk zal er geen pardon zijn. De dood zal zonder mankeren komen. Dat is zeker. De Soevereine Heer, Jehovah der legerscharen, heeft het gezegd. Als een vervulling van Jesaja’s profetische woorden komt er tweemaal rampspoed over het ontrouwe Jeruzalem. Het wordt verwoest door de legers van Babylon en later door die van Rome. Zo zal er ook rampspoed komen over de ontrouwe christenheid, waarvan de leden beweren God te aanbidden terwijl zij hem in feite verloochenen door hun werken (Titus 1:16). De zonden van de christenheid hebben zich, samen met die van de andere godsdiensten in de wereld die Gods rechtvaardige wegen negeren, „helemaal tot aan de hemel opgehoopt”. Net als de dwaling van het afvallige Jeruzalem is hun dwaling te groot om verzoend te worden. — Openbaring 18:5, 8, 21.

Een zelfzuchtige beheerder

16, 17. (a) Wie ontvangt nu een waarschuwingsboodschap van Jehovah, en waarom? (b) Wat zal er wegens Sebna’s hoge aspiraties met hem gebeuren?

16 De profeet verschuift zijn aandacht nu van een ontrouw volk naar een ontrouw individu. Jesaja schrijft: „Dit heeft de Soevereine Heer, Jehovah der legerscharen, gezegd: ’Ga, treed binnen bij deze beheerder, bij Sebna, die over het huis gaat: „Wat is hier van belang voor u, en wie is hier van belang voor u, dat gij u hier een grafstede hebt uitgehouwen?” Op een hoogte houwt hij zijn grafstede uit; in een steile rots hakt hij zich een woning uit.’” — Jesaja 22:15, 16.

17 Sebna is ’beheerder over het huis’, waarschijnlijk het huis van koning Hizkia. Als zodanig bekleedt hij een invloedrijke positie, met alleen de koning boven zich. Er wordt veel van hem verwacht (1 Korinthiërs 4:2). Maar terwijl Sebna in de eerste plaats aandacht zou moeten besteden aan staatszaken, jaagt hij heerlijkheid voor zichzelf na. Hij laat zich een luxueus graf — vergelijkbaar met dat van een koning — uithouwen, hoog in een steile rots. Jehovah, die dit ziet, laat Jesaja onder inspiratie de ontrouwe beheerder waarschuwen: „Zie! Jehovah slingert u neer met een krachtige slingering, o fysiek sterke man, en grijpt u met geweld. Hij zal u zonder mankeren stevig inwikkelen, als een bal voor een uitgestrekt land. Daar zult gij sterven, en daar zullen de wagens van uw heerlijkheid de schandvlek van het huis van uw meester zijn. En ik wil u uit uw positie wegstoten; en van uw officiële post zal men u neerhalen” (Jesaja 22:17-19). Omdat Sebna zo egocentrisch is, zal hij niet eens een gewoon graf in Jeruzalem krijgen. In plaats daarvan zal hij als een bal worden weggeslingerd, om in een ver land te sterven. Daarin schuilt een waarschuwing voor allen onder Gods volk aan wie gezag is toevertrouwd. Machtsmisbruik zal leiden tot het verlies van dat gezag en mogelijk tot verbanning.

18. Wie zal Sebna vervangen, en wat wil het zeggen dat hij Sebna’s ambtsgewaden en de sleutel van het huis van David zal ontvangen?

18 Hoe zal Sebna echter uit zijn positie ontheven worden? Bij monde van Jesaja legt Jehovah uit: „Het moet geschieden op die dag, dat ik stellig mijn knecht zal roepen, namelijk Eljakim, de zoon van Hilkia. En ik wil hem met uw lange gewaad bekleden, en uw sjerp zal ik hem stevig ombinden, en uw heerschappij zal ik in zijn hand geven; en hij moet een vader worden voor de inwoner van Jeruzalem en voor het huis van Juda. En ik wil de sleutel van het huis van David op zijn schouder leggen, en hij moet openen zonder dat er iemand sluit, en hij moet sluiten zonder dat er iemand opent” (Jesaja 22:20-22). Eljakim zal Sebna’s plaats innemen; hij zal de ambtsgewaden van de beheerder krijgen, evenals de sleutel van het huis van David. De bijbel gebruikt de term „sleutel” als symbool van gezag, heerschappij of macht. (Vergelijk Mattheüs 16:19.) In oude tijden had de raadsman van een koning, aan wie de sleutels waren toevertrouwd, gewoonlijk het algehele toezicht over de koninklijke vertrekken; hij besliste zelfs wie in dienst van de koning mochten treden. (Vergelijk Openbaring 3:7, 8.) Het ambt van beheerder is dus belangrijk en er wordt veel verwacht van al wie dat ambt bekleedt (Lukas 12:48). Sebna mag dan bekwaam zijn, maar omdat hij ontrouw is, zal Jehovah hem vervangen.

Twee symbolische pinnen

19, 20. (a) Hoe zal Eljakim een zegen voor zijn volk blijken te zijn? (b) Wat zal er gebeuren met hen die op Sebna blijven vertrouwen?

19 Tot slot gebruikt Jehovah symbolische taal om de overdracht van macht van Sebna op Eljakim weer te geven. Hij verklaart: „’Ik wil hem [Eljakim] inslaan als een pin in een hechte plaats, en hij moet tot een troon van heerlijkheid worden voor het huis van zijn vader. En men moet aan hem heel de heerlijkheid van het huis van zijn vader hangen, de nakomelingen en de zijtakken, alle vaten van het kleine soort, de vaten in de vorm van schalen, alsook alle vaten in de vorm van grote kruiken. Op die dag’, is de uitspraak van Jehovah der legerscharen, ’zal de pin [Sebna] die in een hechte plaats is ingeslagen, worden weggenomen, en ze moet worden afgehouwen en vallen, en de vracht die daaraan is, moet worden afgesneden, want Jehovah zelf heeft het gesproken.’” — Jesaja 22:23-25.

20 In deze verzen is Eljakim de eerste pin. Hij zal „een troon van heerlijkheid” worden voor het huis van zijn vader, Hilkia. In tegenstelling tot Sebna zal hij het huis of de reputatie van zijn vader geen schande aandoen. Eljakim zal een blijvende steun zijn voor huishoudelijke vaten, dat wil zeggen, voor anderen die in dienst van de koning staan (2 Timotheüs 2:20, 21). Met de tweede pin daarentegen wordt Sebna bedoeld. Hoewel hij goed vast lijkt te zitten, zal hij weggenomen worden. Iedereen die op hem blijft vertrouwen, zal vallen.

21. Wie werd er in moderne tijden net als Sebna vervangen, waarom, en door wie?

21 Sebna’s ervaring herinnert ons eraan dat onder hen die beweren God te aanbidden, degenen die dienstvoorrechten aanvaarden deze moeten gebruiken om anderen te dienen en Jehovah lof te brengen. Zij mogen hun positie niet misbruiken om zich te verrijken of persoonlijk aanzien te verwerven. De christenheid bijvoorbeeld heeft lang zichzelf als de aangestelde beheerder, de aardse vertegenwoordiger van Jezus Christus, gepresenteerd. Maar net zoals Sebna zijn vader oneer aandeed door zijn eigen heerlijkheid te zoeken, hebben de leiders van de christenheid de Schepper oneer aangedaan door zich rijkdom en macht te vergaren. Toen dan ook in 1918 de tijd aanbrak om het oordeel „bij het huis van God” te laten beginnen, nam Jehovah de christenheid weg. Er werd een andere beheerder geïdentificeerd — „de getrouwe, de beleidvolle beheerder” — en over Jezus’ aardse huisgezin aangesteld (1 Petrus 4:17; Lukas 12:42-44). Deze samengestelde klasse heeft bewezen het waard te zijn de koninklijke „sleutel” van het huis van David te dragen. Als een vaste „pin” is ze een betrouwbare steun gebleken voor al de verschillende „vaten”, gezalfde christenen met uiteenlopende verantwoordelijkheden die zich er voor geestelijk voedsel op verlaten. Ook de „andere schapen” zijn, net als ’de inwonende vreemdeling binnen de poorten’ van het oude Jeruzalem, van deze „pin”, de hedendaagse Eljakim, afhankelijk. — Johannes 10:16; Deuteronomium 5:14.

22. (a) Waarom kwam de vervanging van Sebna als beheerder op het juiste moment? (b) Waarom kwam in moderne tijden de aanstelling van „de getrouwe, de beleidvolle beheerder” op tijd?

22 Eljakim verving Sebna toen Sanherib en zijn horden Jeruzalem bedreigden. Zo ook is „de getrouwe, de beleidvolle beheerder” aangesteld om te dienen in de tijd van het einde, die zal eindigen wanneer Satan en zijn strijdkrachten optrekken voor een laatste aanval op „het Israël Gods” en hun metgezellen, de andere schapen (Galaten 6:16). Net als in Hizkia’s tijd zal die aanval voor de vijanden van rechtvaardigheid op vernietiging uitlopen. Zij die steunen op de „pin in een hechte plaats”, de getrouwe beheerder, zullen in leven blijven, net zoals getrouwe inwoners van Jeruzalem de Assyrische inval in Juda overleefden. Wat wijs is het dus zich niet aan de in oneer geraakte „pin”, de christenheid, vast te klampen!

23. Wat gebeurt er uiteindelijk met Sebna, en wat kunnen wij daaruit leren?

23 Wat gebeurt er met Sebna? Wij beschikken niet over een verslag van de manier waarop de profetie over hem, opgetekend in Jesaja 22:18, in vervulling is gegaan. Het feit dat hij zichzelf verheft en dan in ongenade valt, doet hem op de christenheid lijken, maar misschien heeft hij iets van het strenge onderricht geleerd. Daarin verschilt hij sterk van de christenheid. Wanneer de Assyrische Rabsake eist dat Jeruzalem zich overgeeft, staat Hizkia’s nieuwe beheerder, Eljakim, aan het hoofd van de delegatie die hem tegemoet gaat. Sebna staat echter naast hem als secretaris van de koning. Kennelijk is Sebna nog steeds in dienst van de koning (Jesaja 36:2, 22). Wat een schitterende les voor hen die dienstposities in Gods organisatie verliezen! In plaats van verbitterd en beledigd te zijn, doen zij er wijs aan Jehovah te blijven dienen in ongeacht welke hoedanigheid hij toelaat (Hebreeën 12:6). Op die manier zullen zij de ramp vermijden die de christenheid zal treffen. Zij zullen tot in alle eeuwigheid Gods gunst en zegen genieten.

[Voetnoten]

^ ¶6 In 66 G.T. waren veel joden uitgelaten van vreugde toen de Romeinse legers die Jeruzalem belegerden zich terugtrokken.

^ ¶6 Volgens de eerste-eeuwse geschiedschrijver Josephus was in 70 G.T. de hongersnood in Jeruzalem zo groot dat mensen leer, gras en hooi aten. Er is een geval geboekstaafd van een moeder die haar eigen zoon roosterde en opat.

^ ¶10 Een alternatief zou zijn dat „de dekking van Juda” duidt op iets anders dat de stad beschermt, zoals forten waar wapens opgeslagen liggen en soldaten ondergebracht zijn.

[Studievragen]

[Illustratie op blz. 231]

Wanneer Zedekia vlucht, wordt hij gegrepen en worden hem de ogen uitgestoken

[Illustratie op blz. 232, 233]

De vooruitzichten zijn somber voor de in Jeruzalem opgesloten joden

[Illustratie op blz. 239]

Eljakim wordt door Hizkia tot „een pin in een hechte plaats” gemaakt

[Illustratie op blz. 241]

Net als Sebna hebben veel leiders van de christenheid de Schepper oneer aangedaan door rijkdom te vergaren

[Illustraties op blz. 242]

In moderne tijden is een getrouwe beheerderklasse over Jezus’ huisgezin aangesteld