Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Redding en vreugde onder de regering van de Messias

Redding en vreugde onder de regering van de Messias

Hoofdstuk dertien

Redding en vreugde onder de regering van de Messias

Jesaja 11:1–12:6

1. Beschrijf de geestelijke toestand van Gods verbondsvolk in de dagen van Jesaja.

IN DE dagen van Jesaja verkeerde Gods verbondsvolk in een slechte geestelijke toestand. Zelfs onder de heerschappij van getrouwe koningen, zoals Uzzia en Jotham, gingen velen van het volk naar de hoge plaatsen om er te aanbidden (2 Koningen 15:1-4, 34, 35; 2 Kronieken 26:1, 4). Toen Hizkia koning werd, viel er voor hem heel wat uit het land te verwijderen dat met de Baälaanbidding te maken had (2 Kronieken 31:1). Geen wonder dat Jehovah er bij zijn volk op aandrong tot hem terug te keren en waarschuwde dat er streng onderricht zou komen!

2, 3. Welke aanmoediging verschaft Jehovah degenen die hem ondanks wijdverbreide ontrouw willen dienen?

2 Toch was niet iedereen door en door weerspannig. Jehovah had getrouwe profeten en waarschijnlijk waren er wel joden die naar hen luisterden. Voor hen had Jehovah woorden van troost. Na de verschrikkelijke plunderingen beschreven te hebben die Juda tijdens de Assyrische inval zou meemaken, tekende de profeet Jesaja onder inspiratie een van de mooiste passages in de hele bijbel op, een beschrijving van de zegeningen die onder de regering van de Messias zouden komen. * Enkele aspecten van deze zegeningen bleken op kleine schaal in vervulling te gaan toen de joden uit hun ballingschap in Babylon terugkeerden. Maar de profetie in haar geheel heeft een grotere vervulling in deze tijd. Weliswaar hebben Jesaja en andere getrouwe joden uit zijn tijd deze zegeningen niet meer meegemaakt, maar zij zagen er in geloof naar uit en zullen na de opstanding een vervulling van Jesaja’s woorden zien. — Hebreeën 11:35.

3 Jehovah’s hedendaagse volk heeft ook behoefte aan aanmoediging. De snel afkalvende morele waarden in de wereld, de boosaardige tegenwerking die de Koninkrijksboodschap ondervindt en persoonlijke zwakheden zijn een uitdaging voor hen allen. Jesaja’s schitterende woorden over de Messias en zijn regering kunnen Gods volk sterken en helpen om er het hoofd aan te bieden.

De Messias — Een bekwaam leider

4, 5. Wat profeteerde Jesaja over de komst van de Messias, en welke toepassing heeft Mattheüs klaarblijkelijk aan Jesaja’s woorden gegeven?

4 Eeuwen voor Jesaja’s tijd wezen andere Hebreeuwse bijbelschrijvers op de komst van de Messias, de ware Leider, die Jehovah naar Israël zou zenden (Genesis 49:10; Deuteronomium 18:18; Psalm 118:22, 26). Nu geeft Jehovah via Jesaja verdere bijzonderheden. Jesaja schrijft: „Er moet een rijsje voortkomen uit de tronk van Isaï; en uit zijn wortels zal een spruit vruchtbaar zijn” (Jesaja 11:1; vergelijk Psalm 132:11). „Rijsje” en „spruit” duiden er allebei op dat de Messias de nakomeling van Isaï zal zijn via zijn zoon David, die met olie tot koning van Israël werd gezalfd (1 Samuël 16:13; Jeremia 23:5; Openbaring 22:16). Als de ware Messias komt, zal deze „spruit” uit het huis van David goede vruchten voortbrengen.

5 De beloofde Messias is Jezus. De evangelieschrijver Mattheüs zinspeelde op de woorden in Jesaja 11:1 toen hij zei dat het feit dat Jezus „een Nazarener” werd genoemd, een vervulling was van de woorden van de profeten. Omdat Jezus opgroeide in de stad Nazareth werd hij een Nazarener genoemd, een naam die klaarblijkelijk verwant was aan het Hebreeuwse woord dat in Jesaja 11:1 voor „spruit” wordt gebruikt. *Mattheüs 2:23, voetnoot; Lukas 2:39, 40.

6. Wat voor heerser zal de Messias volgens de profetie zijn?

6 Wat voor heerser zal de Messias zijn? Zal hij als de wrede, koppige Assyriër zijn die het noordelijke tienstammenrijk Israël vernietigt? Natuurlijk niet. Over de Messias zegt Jesaja: „Op hem moet de geest van Jehovah komen te rusten, de geest van wijsheid en van verstand, de geest van raad en van kracht, de geest van kennis en van de vrees voor Jehovah; en hij zal vreugde scheppen in de vrees voor Jehovah” (Jesaja 11:2, 3a). De Messias wordt niet met olie gezalfd maar met Gods heilige geest. Dat gebeurt bij Jezus’ doop, wanneer Johannes de Doper Gods heilige geest in de vorm van een duif op Jezus ziet neerdalen (Lukas 3:22). Jehovah’s geest ’komt op Jezus te rusten’, en daar geeft hij blijk van wanneer hij met wijsheid, verstand, raad, kracht en kennis handelt. Wat een uitnemende kwaliteiten voor een heerser!

7. Welke belofte deed Jezus aan zijn getrouwe volgelingen?

7 Ook Jezus’ volgelingen kunnen heilige geest ontvangen. In een van zijn toespraken verklaarde Jezus: „Als gij . . ., ofschoon gij slecht zijt, goede gaven aan uw kinderen weet te geven, hoeveel te meer zal dan de Vader in de hemel heilige geest geven aan wie hem erom vragen!” (Lukas 11:13) Wij dienen dus nooit te aarzelen God om heilige geest te vragen en er evenmin mee te stoppen de heilzame vrucht ervan aan te kweken — „liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing” (Galaten 5:22, 23). Jehovah belooft gehoor te geven aan het verzoek om „wijsheid van boven” van Jezus’ volgelingen als hulp om de problemen van het leven aan te kunnen. — Jakobus 1:5; 3:17.

8. Hoe schept Jezus vreugde in de vrees voor Jehovah?

8 Wat is de vrees voor Jehovah die de Messias tentoonspreidt? Jezus is beslist niet bang voor God, bevreesd door hem afgekeurd te worden. De Messias heeft veeleer een eerbiedig ontzag voor God, een liefdevolle verering voor hem. Iemand die God vreest, wil altijd net als Jezus ’de dingen doen die hem behagen’ (Johannes 8:29). Met woord en voorbeeld onderwijst Jezus dat er geen grotere vreugde is dan elke dag in de gezonde vrees voor Jehovah te wandelen.

Een rechtvaardig en barmhartig rechter

9. Welk voorbeeld geeft Jezus aan degenen die recht moeten spreken in de christelijke gemeente?

9 Jesaja voorzegt meer over de kenmerkende eigenschappen van de Messias: „Hij zal niet richten naar wat zijn ogen alleen maar zien, noch terechtwijzen naar wat zijn oren slechts horen” (Jesaja 11:3b). Als wij voor een rechtbank moesten verschijnen, zouden wij dan niet blij zijn met een dergelijke rechter? In zijn hoedanigheid van Rechter der gehele mensheid laat de Messias zich niet beïnvloeden door valse argumenten, slimme juridische tactieken, geruchten of irrelevante factoren, zoals rijkdom. Hij ziet door bedrog heen en kijkt verder dan een minder fraai uiterlijk; hij onderscheidt „de verborgen persoon van het hart”, „de verborgen mens” (1 Petrus 3:4, voetnoot). Jezus’ ongeëvenaarde voorbeeld dient als model voor allen van wie verlangd wordt dat zij rechtspreken in de christelijke gemeente. — 1 Korinthiërs 6:1-4.

10, 11. (a) Hoe corrigeert Jezus zijn volgelingen? (b) Welk oordeel voltrekt Jezus aan de goddelozen?

10 Hoe zullen de ongeëvenaarde hoedanigheden van de Messias zijn rechterlijke beslissingen beïnvloeden? Jesaja legt uit: „Met rechtvaardigheid moet hij de geringen richten, en met oprechtheid moet hij terechtwijzing geven ten behoeve van de zachtmoedigen der aarde. En hij moet de aarde slaan met de roede van zijn mond; en met de geest van zijn lippen zal hij de goddeloze ter dood brengen. En rechtvaardigheid moet de gordel van zijn heupen blijken te zijn, en getrouwheid de gordel van zijn lendenen.” — Jesaja 11:4, 5.

11 Wanneer zijn volgelingen gecorrigeerd moeten worden, doet Jezus dat op de manier waar zij het meest mee gebaat zijn — een uitstekend voorbeeld voor christelijke ouderlingen. Daarentegen kunnen degenen die goddeloosheid beoefenen een streng oordeel verwachten. Wanneer God dit samenstel van dingen ter verantwoording roept, zal de Messias „de aarde slaan” met zijn gezaghebbende stem door voor alle goddelozen een vernietigingsoordeel te vellen (Psalm 2:9; vergelijk Openbaring 19:15). Uiteindelijk zullen er geen goddelozen meer over zijn om de vrede van de mensheid te verstoren (Psalm 37:10, 11). Jezus, met zijn heupen en lendenen omgord met rechtvaardigheid en getrouwheid, is bij machte dit tot stand te brengen. — Psalm 45:3-7.

Veranderde omstandigheden op aarde

12. Waarover zou een jood zich zorgen kunnen maken wanneer hij overweegt vanuit Babylon naar het Beloofde Land terug te keren?

12 Wat zal er zijn omgegaan in een Israëliet die pas gehoord heeft van Cyrus’ decreet dat de joden naar Jeruzalem mogen terugkeren en de tempel mogen herbouwen? Zal hij de zekerheid van Babylon achterlaten om de lange reis naar huis te aanvaarden? Tijdens Israëls zeventigjarige afwezigheid zijn de verlaten velden door onkruid overwoekerd. Wolven, luipaarden, leeuwen en beren maken die velden nu onveilig. Ook huizen er cobra’s. De terugkerende joden zullen voor overleving afhankelijk zijn van huisdieren — kudden kleinvee en rundvee zullen hen van melk, wol en vlees voorzien en ossen zullen de ploeg trekken. Zullen die ten prooi vallen aan roofdieren? Zullen kleine kinderen door slangen gebeten worden? En dan is er nog het gevaar onderweg in een hinderlaag gelokt te worden.

13. (a) Welk hartverwarmende beeld schildert Jesaja? (b) Hoe weten wij dat in de vrede die Jesaja beschrijft meer opgesloten ligt dan bescherming tegen wilde dieren?

13 Jesaja schildert nu een hartverwarmend beeld van de omstandigheden die God in het land zal bewerkstelligen. Hij zegt: De wolf zal werkelijk een poosje bij het mannetjeslam vertoeven, en bij het bokje zal de luipaard zelf zich neerleggen, en het kalf en de jonge leeuw met manen en het weldoorvoede dier alle bij elkaar; en een kleine jongen nog maar zal leider over ze zijn. Ja, de koe en de beer zullen weiden; samen zullen hun jongen neerliggen. En zelfs de leeuw zal stro eten net als de stier. En de zuigeling zal stellig spelen bij het hol van de cobra; en op de lichtopening van een giftige slang zal een gespeend kind werkelijk zijn eigen hand leggen. Men zal generlei kwaad doen noch enig verderf stichten op heel mijn heilige berg; want de aarde zal stellig vervuld zijn van de kennis van Jehovah, zoals de wateren ook de zee bedekken” (Jesaja 11:6-9). Zijn die woorden niet ontroerend? Merk op dat de hier beschreven vrede het resultaat is van de kennis van Jehovah. Er ligt dus meer in opgesloten dan louter bescherming tegen wilde dieren. De kennis van Jehovah zal geen dieren veranderen maar mensen beïnvloeden. Noch onderweg naar huis noch in hun herstelde land zullen de Israëlieten bang hoeven zijn voor wilde dieren of beestachtige mensen. — Ezra 8:21, 22; Jesaja 35:8-10; 65:25.

14. Wat is de grotere vervulling van Jesaja 11:6-9?

14 Deze profetie heeft echter een grotere vervulling. In 1914 werd Jezus, de Messias, als koning geïnstalleerd op de hemelse berg Sion. In 1919 werden de overgeblevenen van „het Israël Gods” vrijgelaten uit hun Babylonische gevangenschap en namen zij deel aan het herstel van de ware aanbidding (Galaten 6:16). Als gevolg daarvan werd de weg geopend voor een hedendaagse vervulling van Jesaja’s paradijsprofetie. „Nauwkeurige kennis”, de kennis van Jehovah, heeft persoonlijkheden veranderd (Kolossenzen 3:9, 10). Voorheen gewelddadige mensen zijn vredelievend geworden (Romeinen 12:2; Efeziërs 4:17-24). Deze ontwikkelingen zijn nu van invloed geweest op miljoenen mensen omdat Jesaja’s profetie zich tot een snelgroeiend aantal christenen met een aardse hoop is gaan uitstrekken (Psalm 37:29; Jesaja 60:22). Zij hebben naar de tijd leren uitzien waarin de hele aarde tot een veilig, vredig paradijs gemaakt zal zijn, in overeenstemming met Gods oorspronkelijke voornemen. — Mattheüs 6:9, 10; 2 Petrus 3:13.

15. Kunnen wij redelijkerwijs verwachten dat Jesaja’s woorden in de nieuwe wereld een letterlijke vervulling krijgen? Leg dat uit.

15 Zal Jesaja’s profetie in dat herstelde paradijs een verdere, misschien letterlijker, vervulling krijgen? Die gedachte lijkt redelijk. De profetie geeft aan allen die onder de heerschappij van de Messias zullen leven dezelfde verzekering als aan de terugkerende Israëlieten; zij en hun kinderen zullen zich door mens noch dier bedreigd voelen. Onder de Koninkrijksregering van de Messias zullen alle aardbewoners van vredige toestanden genieten zoals die waarin Adam en Eva zich in Eden verheugden. Natuurlijk onthult de Schrift niet elk detail van het leven in Eden — of van het leven in het Paradijs. Wij kunnen er echter op vertrouwen dat onder de wijze en liefdevolle heerschappij van de koning Jezus Christus alles precies zo zal zijn als het moet zijn.

Zuivere aanbidding hersteld via de Messias

16. Wat stond in 537 v.G.T. tot een signaal voor Gods volk?

16 De eerste keer dat er een aanval op de zuivere aanbidding werd gedaan, was in Eden, toen Satan Adam en Eva ertoe wist te bewegen Jehovah ongehoorzaam te zijn. Tot op de huidige dag heeft Satan zijn oogmerk zo veel mogelijk mensen van God af te keren niet laten varen. Maar Jehovah zal nooit toelaten dat de zuivere aanbidding van de aarde verdwijnt. Zijn naam is erbij betrokken en hij geeft om degenen die hem dienen. Daarom doet hij bij monde van Jesaja een treffende belofte: „Het moet geschieden op die dag dat de wortel van Isaï er zal zijn, die daar zal staan tot een signaal voor de volken. Tot hem zullen zelfs de natiën zich vragend wenden, en zijn rustplaats moet heerlijk worden” (Jesaja 11:10). In 537 v.G.T. diende Jeruzalem, de stad die David tot nationale hoofdstad had gemaakt, als een signaal dat een getrouw overblijfsel van het verstrooide joodse volk opriep terug te keren en de tempel te herbouwen.

17. Hoe is Jezus in de eerste eeuw en in onze tijd ’opgestaan om over de natiën te heersen’?

17 De profetie wijst echter op meer dan dat. Zoals wij reeds hebben gezien, wijst ze op de heerschappij van de Messias, de ene ware Leider voor mensen van alle naties. De apostel Paulus citeerde Jesaja 11:10 om aan te tonen dat er in zijn tijd in de christelijke gemeente plaats zou zijn voor mensen uit de naties. Hij citeerde de Septuaginta-weergave van dit vers toen hij schreef: „Jesaja [zegt]: ’Er zal zijn de wortel van Isaï, en er zal iemand opstaan om over de natiën te heersen; op hem zullen de natiën hun hoop vestigen’” (Romeinen 15:12). En de profetie reikt nog verder — tot in onze tijd, waarin mensen uit de naties hun liefde voor Jehovah tonen door de gezalfde broeders van de Messias te steunen. — Jesaja 61:5-9; Mattheüs 25:31-40.

18. Hoe is Jezus in onze tijd een verzamelpunt geweest?

18 In de hedendaagse vervulling begon „die dag” waarover Jesaja sprak toen de Messias in 1914 als koning van Gods hemelse koninkrijk geïnstalleerd werd (Lukas 21:10; 2 Timotheüs 3:1-5; Openbaring 12:10). Sindsdien is Jezus Christus een duidelijk signaal, een verzamelpunt, geweest voor het geestelijke Israël en voor mensen uit alle naties die naar een rechtvaardige regering verlangen. Onder leiding van de Messias is het goede nieuws van het Koninkrijk naar alle naties gebracht, zoals Jezus voorzei (Mattheüs 24:14; Markus 13:10). Dit goede nieuws heeft een krachtige uitwerking. „Een grote schare, die niemand tellen [kan], uit alle natiën” onderwerpt zich aan de Messias door zich in zuivere aanbidding bij het gezalfde overblijfsel aan te sluiten (Openbaring 7:9). Doordat zich aanhoudend veel nieuwelingen bij het overblijfsel voegen in Jehovah’s geestelijke „huis van gebed”, vergroten zij de heerlijkheid van de „rustplaats” van de Messias, Gods grote geestelijke tempel. — Jesaja 56:7; Haggaï 2:7.

Een verenigd volk dient Jehovah

19. Bij welke twee gelegenheden herstelt Jehovah een overblijfsel van zijn over de hele aarde verstrooide volk?

19 Jesaja herinnert de Israëlieten er vervolgens aan dat Jehovah hun al eens eerder redding heeft verschaft toen de natie onderdrukt werd door een machtige vijand. Dat deel van Israëls geschiedenis — Jehovah’s bevrijding van de natie uit de gevangenschap in Egypte — is alle getrouwe joden dierbaar. Jesaja schrijft: „Het moet geschieden op die dag dat Jehovah wederom zijn hand zal bieden, een tweede maal, om het overblijfsel van zijn volk te verwerven, dat zal overblijven uit Assyrië en uit Egypte en uit Pathros en uit Kusch en uit Elam en uit Sinear en uit Hamath en van de eilanden der zee. En hij zal stellig een signaal opheffen voor de natiën en de verdrevenen van Israël vergaderen; en de verstrooiden van Juda zal hij bijeenbrengen van de vier uiteinden der aarde” (Jesaja 11:11, 12). Alsof Jehovah hen bij de hand neemt, zal hij een getrouw overblijfsel van zowel Israël als Juda uit de naties leiden waarheen zij verstrooid zijn en hen veilig thuisbrengen. Dat gebeurt op kleine schaal in 537 v.G.T. Maar hoeveel te glorierijker is de grotere vervulling! In 1914 hief Jehovah de geïnstalleerde Jezus Christus op als ’een signaal voor de natiën’. Vanaf 1919 begonnen de overgeblevenen van „het Israël Gods” naar dit signaal te stromen, vol verlangen een aandeel te hebben aan de zuivere aanbidding onder Gods koninkrijk. Deze unieke geestelijke natie komt „uit elke stam en taal en elk volk en elke natie”. — Openbaring 5:9.

20. Welke eenheid zal Gods volk bij hun terugkeer uit Babylon kennen?

20 Jesaja beschrijft nu de eenheid van de herstelde natie. Hij duidt het noordelijke koninkrijk aan als Efraïm en het zuidelijke koninkrijk als Juda wanneer hij zegt: De jaloezie van Efraïm moet wijken, en zelfs zij die blijk geven van vijandschap jegens Juda, zullen worden afgesneden. Ja, Efraïm zal niet jaloers zijn op Juda, noch Juda blijk geven van vijandschap ten opzichte van Efraïm. En westwaarts moeten zij de Filistijnen op de schouder vliegen; samen zullen zij de zonen van het Oosten plunderen. Naar Edom en Moab zullen zij hun hand uitsteken, en de zonen van Ammon zullen hun onderdanen zijn” (Jesaja 11:13, 14). Wanneer de joden uit Babylon terugkeren, zullen zij niet langer in twee naties verdeeld zijn. Leden van alle stammen van Israël zullen eendrachtig naar hun land terugkeren (Ezra 6:17). Niet langer zullen zij elkaar wrokkig en vijandig bejegenen. Als een verenigd volk zullen zij over hun vijanden in de omliggende naties zegevieren.

21. Waarom is de eenheid van Gods hedendaagse volk werkelijk opvallend?

21 Nog indrukwekkender is de eenheid van „het Israël Gods”. De twaalf symbolische stammen van het geestelijke Israël kennen al bijna 2000 jaar een eenheid die gebaseerd is op liefde voor God en voor hun geestelijke broeders en zusters (Kolossenzen 3:14; Openbaring 7:4-8). Thans geniet Jehovah’s volk — zowel de geestelijke Israëlieten als degenen met een aardse hoop — vrede en wereldwijde eenheid onder de heerschappij van de Messias, een toestand die in de kerken van de christenheid onbekend is. Jehovah’s Getuigen bieden een verenigd geestelijk front tegen Satans inspanningen om hun aanbidding te dwarsbomen. Als één volk kwijten zij zich van Jezus’ opdracht om het goede nieuws van het Messiaanse koninkrijk in alle naties te prediken en te onderwijzen. — Mattheüs 28:19, 20.

Barrières zullen geslecht worden

22. Hoe zal Jehovah „de tong van de Egyptische zee afsnijden” en „zijn hand over de Rivier zwaaien”?

22 Er zijn veel barrières, zowel letterlijke als figuurlijke, die de terugkeer van de Israëlieten uit ballingschap belemmeren. Hoe zullen die geslecht worden? Jesaja zegt: „Jehovah zal stellig de tong van de Egyptische zee afsnijden en in de gloed van zijn geest zijn hand over de Rivier zwaaien. En hij moet haar slaan in haar zeven stromen, en hij zal de mensen werkelijk in hun sandalen doen lopen” (Jesaja 11:15). Het is Jehovah die alles wat de terugkeer van zijn volk belemmert, zal wegnemen. Zelfs een barrière zo formidabel als een tong van de Rode Zee (zoals de Golf van Suez) of zo ondoorwaadbaar als de machtige Eufraat zal als het ware droog worden gelegd, zodat iemand naar de overkant kan gaan zonder zijn sandalen uit te hoeven doen!

23. In welke zin zal er „een hoofdweg komen uit Assyrië”?

23 In Mozes’ tijd baande Jehovah een weg waarlangs Israël uit Egypte kon ontkomen en naar het Beloofde Land kon trekken. Nu zal hij iets soortgelijks doen: „Er moet een hoofdweg komen uit Assyrië voor het overblijfsel van zijn volk, dat zal overblijven, net zoals er een gekomen is voor Israël ten dage dat het optrok uit het land Egypte” (Jesaja 11:16). Jehovah zal de terugkerende ballingen leiden alsof zij langs een hoofdweg van hun plaats van ballingschap naar hun eigen land lopen. Tegenstanders zullen proberen hen tegen te houden, maar hun God, Jehovah, zal met hen zijn. Op gezalfde christenen en hun metgezellen worden thans eveneens boosaardige aanvallen gedaan, maar zij gaan moedig voorwaarts! Zij zijn uit het hedendaagse Assyrië, Satans wereld, gekomen en zij helpen anderen hetzelfde te doen. Zij weten dat de zuivere aanbidding succesvol zal zijn en zal gedijen. Het is geen werk van mensen maar van God.

Eindeloze vreugde voor de onderdanen van de Messias!

24, 25. Welke uitingen van lof en dankbaarheid zal Jehovah’s volk laten horen?

24 In blijde bewoordingen beschrijft Jesaja nu de opgetogenheid van Jehovah’s volk over de vervulling van Zijn woord: „Op die dag zult gij stellig zeggen: ’Ik zal u danken, o Jehovah, want hoewel gij vertoornd op mij werdt, heeft uw toorn zich geleidelijk afgewend, en gij zijt mij gaan vertroosten’” (Jesaja 12:1). Het strenge onderricht dat Jehovah zijn eigenzinnige volk geeft, is zwaar. Maar het doel ervan, het helen van de band tussen hem en de natie en het herstel van de zuivere aanbidding, wordt bereikt. Jehovah verzekert zijn getrouwe aanbidders dat hij hen uiteindelijk zal redden. Geen wonder dat zij zich vol waardering uitlaten!

25 Het vertrouwen van de teruggekeerde Israëlieten in Jehovah wordt volkomen bevestigd en zij roepen uit: „’Zie! God is mijn redding. Ik zal vertrouwen en niet in angst verkeren; want Jah Jehovah is mijn sterkte en mijn macht, en hij werd mij tot redding.’ Met uitbundige vreugde zult gijlieden stellig water putten uit de bronnen der redding” (Jesaja 12:2, 3). Het Hebreeuwse woord dat in vers 2 met „macht” is vertaald, is in de Septuaginta-vertaling met „lof” weergegeven. Aanbidders heffen spontaan lofliederen aan over de redding door „Jah Jehovah”. Als verkorte vorm van de naam Jehovah wordt „Jah” in de bijbel gebruikt om intense gevoelens van lof en dankbaarheid over te dragen. Het gebruik van de uitdrukking „Jah Jehovah” — een verdubbeling van de goddelijke naam — verhoogt de intensiteit van de lof aan God in nog sterkere mate.

26. Wie maken in deze tijd Gods handelingen bekend onder de naties?

26 Oprechte aanbidders van Jehovah kunnen hun vreugde niet voor zichzelf houden. Jesaja voorzegt: „Op die dag zult gij stellig zeggen: ’Dankt Jehovah! Roept zijn naam aan. Maakt onder de volken zijn handelingen bekend. Vermeldt dat zijn naam hoog verheven is. Bezingt Jehovah met melodieën, want allesovertreffend is hetgeen hij heeft gedaan. Dit wordt op de gehele aarde bekendgemaakt’” (Jesaja 12:4, 5). Sinds 1919 hebben gezalfde christenen — later met de hulp van hun metgezellen die „andere schapen” zijn — ’alom de voortreffelijkheden bekendgemaakt van degene die hen uit de duisternis tot zijn wonderbaar licht heeft geroepen’. Zij zijn „een uitverkoren geslacht, . . . een heilige natie” afgezonderd voor dit doel (Johannes 10:16; 1 Petrus 2:9). Gezalfden verkondigen dat Jehovah’s heilige naam hoog verheven is en doen mee aan de mondiale bekendmaking ervan. Zij gaan al Jehovah’s aanbidders voor in het vreugdebetoon over zijn voorziening voor hun redding. Het is precies zoals Jesaja uitroept: „Jubel en juich, o gij inwoonster van Sion, want groot is in uw midden de Heilige Israëls”! (Jesaja 12:6) De Heilige Israëls is Jehovah God zelf.

Zie de toekomst met vertrouwen tegemoet!

27. Waarin hebben christenen, in afwachting van de verwezenlijking van hun hoop, het volste vertrouwen?

27 Miljoenen zijn in deze tijd naar het „signaal voor de volken” gestroomd — Jezus Christus geïnstalleerd in Gods koninkrijk. Zij verheugen zich erover onderdanen van dat koninkrijk te zijn en vinden het heerlijk Jehovah God en zijn Zoon te kennen (Johannes 17:3). Hun verenigde christelijke omgang is voor hen een bron van geluk en zij doen hun best de vrede te bewaren die kenmerkend is voor Jehovah’s ware dienstknechten (Jesaja 54:13). Ervan overtuigd dat Jah Jehovah een God is die zijn beloften waarmaakt, rekenen zij erop dat hun hoop verwezenlijkt wordt en putten zij er grote vreugde uit die met anderen te delen. Laat elke aanbidder van Jehovah al zijn kracht blijven gebruiken om God te dienen en anderen te helpen hetzelfde te doen. Laten allen Jesaja’s woorden ter harte nemen en zich verheugen in redding door bemiddeling van Jehovah’s Messias!

[Voetnoten]

^ ¶2 „Messias” is afgeleid van het Hebreeuwse woord ma·sjiʹach, dat „Gezalfde” betekent. Het Griekse equivalent is Chriʹstos oftewel „Christus”. — Mattheüs 2:4, voetnoot.

^ ¶5 Het Hebreeuwse woord voor „spruit” is neʹtser en dat voor „Nazarener” Nots·riʹ.

[Studievragen]

[Illustraties op blz. 158]

De Messias is „een rijsje” uit Isaï, via koning David

[Paginagrote illustratie op blz. 162]

[Illustratie op blz. 170]

Jesaja 12:4, 5 in de Dode-Zeerollen (De plaatsen waar Gods naam staat, zijn gemarkeerd)