Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

„Een nieuwe naam”

„Een nieuwe naam”

Hoofdstuk drieëntwintig

„Een nieuwe naam”

Jesaja 62:1-12

1. Welke verzekering bevat Jesaja hoofdstuk 62?

GERUSTSTELLING, troost, hoop op herstel — daaraan hebben de moedeloze joden in Babylon behoefte. Er zijn verscheidene decennia verstreken sinds Jeruzalem en zijn tempel verwoest werden. Op een afstand van zo’n 800 kilometer van Babylon ligt Juda er woest en verlaten bij en de joden schijnen door Jehovah vergeten te zijn. Wat kan verbetering brengen in hun situatie? Beloften van Jehovah dat hij hen naar huis terug zal brengen en hun zal toestaan de zuivere aanbidding te herstellen. Dan zullen beschrijvingen als „geheel verlaten” en „woestenij” plaatsmaken voor namen die op Gods goedkeuring duiden (Jesaja 62:4; Zacharia 2:12). In hoofdstuk 62 van Jesaja wemelt het van deze beloften. Maar net als andere herstellingsprofetieën handelt dit hoofdstuk ook over kwesties die veel verder gaan dan de bevrijding van de joden uit hun ballingschap in Babylon. In zijn grotere vervulling verzekert Jesaja hoofdstuk 62 ons dat de redding van Jehovah’s geestelijke natie, „het Israël Gods”, vaststaat. — Galaten 6:16.

Jehovah houdt zich niet rustig

2. Op welke manier betoont Jehovah Sion opnieuw gunst?

2 Babylon valt in 539 v.G.T. Daarna vaardigt koning Cyrus van Perzië een decreet uit dat godvrezende joden in staat stelt naar Jeruzalem terug te keren en Jehovah’s aanbidding te herstellen (Ezra 1:2-4). In 537 v.G.T. zijn de eerste terugkerende joden weer in hun land. Jehovah betoont Jeruzalem opnieuw gunst, wat tot uiting komt in de warmte van zijn profetische uitspraak: „Ter wille van Sion zal ik mij niet stilhouden, en ter wille van Jeruzalem zal ik mij niet rustig houden, totdat haar rechtvaardigheid te voorschijn komt net als de lichtglans, en haar redding als een brandende fakkel.” — Jesaja 62:1.

3. (a) Waarom wordt het aardse Sion uiteindelijk door Jehovah verstoten, en wie neemt haar plaats in? (b) Welke afval vindt er plaats, en wanneer, en in welke periode leven wij nu?

3 In 537 v.G.T. vervulde Jehovah zijn belofte om Sion of Jeruzalem te herstellen. De inwoners van de stad werden door hem gered en hun rechtvaardigheid glansde helder. Later dreven zij echter weer af van de zuivere aanbidding. Uiteindelijk verwierpen zij Jezus als de Messias, waarna Jehovah hen ten slotte als zijn uitverkoren natie verstootte (Mattheüs 21:43; 23:38; Johannes 1:9-13). Jehovah zorgde ervoor dat er een nieuwe natie, „het Israël Gods”, werd geboren. Deze nieuwe natie werd zijn speciale volk, en in de eerste eeuw predikten de leden ervan ijverig het goede nieuws in de hele toen bekende wereld (Galaten 6:16; Kolossenzen 1:23). Helaas vond er na de dood van de apostelen een afval van het ware geloof plaats. Als gevolg daarvan ontwikkelde zich een afvallige vorm van christendom, zoals die nu in de christenheid wordt aangetroffen (Mattheüs 13:24-30, 36-43; Handelingen 20:29, 30). Eeuwenlang werd toegelaten dat de christenheid grote smaad op Jehovah’s naam bracht. Maar uiteindelijk, in 1914, begon Jehovah’s „jaar van goede wil”, samen met de grotere vervulling van dit deel van Jesaja’s profetie. — Jesaja 61:2.

4, 5. (a) Waarvan zijn Sion en haar kinderen in deze tijd een symbool? (b) Op welke manier heeft Jehovah Sion gebruikt om „haar redding als een brandende fakkel” te maken?

4 In deze tijd is Jehovah’s belofte om Sion te herstellen in vervulling gegaan ten aanzien van zijn hemelse organisatie, „het Jeruzalem dat boven is”, op aarde vertegenwoordigd door haar kinderen, de met de geest gezalfde christenen (Galaten 4:26). Jehovah’s hemelse organisatie dient als een toegewijde hulp — waakzaam, liefdevol en ijverig. Wat was het ontroerend toen ze in 1914 het Messiaanse koninkrijk baarde! (Openbaring 12:1-5) Vanaf 1919 in het bijzonder hebben haar aardse kinderen tot de naties gepredikt over haar rechtvaardigheid en redding. Zoals Jesaja voorzei, hebben deze kinderen als een fakkel het duister verlicht door hun licht te laten schijnen. — Mattheüs 5:15, 16; Filippenzen 2:15.

5 Jehovah is zeer in zijn aanbidders geïnteresseerd en zal niet rusten, of zich rustig houden, voordat hij alle beloften heeft vervuld die hij aan Sion en haar kinderen heeft gedaan. De overgeblevenen van de gezalfden en hun metgezellen, de „andere schapen”, weigeren eveneens zich stil te houden (Johannes 10:16). Zij laten zich terdege horen aangezien zij mensen de enige weg tot redding wijzen. — Romeinen 10:10.

„Een nieuwe naam” gegeven door Jehovah

6. Wat is Jehovah van plan met Sion?

6 Wat is Jehovah van plan met Sion, zijn hemelse „vrouw”, afgebeeld door het Jeruzalem uit de oudheid? Hij verklaart: De natiën zullen stellig uw rechtvaardigheid zien, o vrouw, en alle koningen uw heerlijkheid. En gij zult werkelijk met een nieuwe naam worden genoemd, die Jehovah’s eigen mond zal aanduiden” (Jesaja 62:2). Omdat de Israëlieten rechtvaardig handelen, moeten de naties wel aandachtig toekijken. Zelfs koningen zien zich gedwongen te erkennen dat Jehovah Jeruzalem gebruikt en dat elke heerschappij die zij uitoefenen in het niet verzinkt bij Jehovah’s koninkrijk. — Jesaja 49:23.

7. Wat beduidt Sions nieuwe naam?

7 Jehovah bevestigt nu de veranderde toestand van Sion door haar een nieuwe naam te geven. Die nieuwe naam beduidt de gezegende toestand en eervolle status waarin Sions aardse kinderen zich vanaf 537 v.G.T. verheugen. * Er blijkt uit dat Jehovah erkent dat Sion hem toebehoort. In deze tijd is het Israël Gods overgelukkig op deze manier het voorwerp van Jehovah’s welbehagen te zijn, en de andere schapen verheugen zich met hen.

8. Op welke manieren heeft Jehovah Sion geëerd?

8 Nu Jehovah Sion haar nieuwe naam heeft gegeven, belooft hij: „Gij moet een luisterrijke kroon worden in de hand van Jehovah, en een koninklijke tulband in de handpalm van uw God” (Jesaja 62:3). Jehovah houdt zijn symbolische vrouw, het hemelse Sion, als het ware omhoog opdat ze bewonderd kan worden (Psalm 48:2; 50:2). De luisterrijke kroon en de „koninklijke tulband” duiden erop dat ze met eer en gezag bekleed is (Zacharia 9:16). Het Israël Gods, dat het hemelse Sion of „het Jeruzalem dat boven is” vertegenwoordigt, is een frappant resultaat van Gods hand — zijn aangewende macht — in actie (Galaten 4:26). Met Jehovah’s hulp heeft die geestelijke natie qua rechtschapenheid en toewijding een monumentale staat van dienst opgebouwd. Miljoenen, onder wie zowel gezalfden als andere schapen, worden dermate gesterkt dat zij van een opmerkelijk geloof en een buitengewone liefde blijk geven. Tijdens de duizendjarige regering van Christus zullen de gezalfden, die dan hun glorierijke hemelse beloning hebben ontvangen, instrumenten in Jehovah’s hand zijn om de zuchtende schepping te verheffen tot eeuwig leven. — Romeinen 8:21, 22; Openbaring 22:2.

’Jehovah heeft behagen in u geschept’

9. Beschrijf de ingrijpende verandering die Sion ondergaat.

9 Het geven van een nieuwe naam maakt deel uit van de heerlijke verandering van het hemelse Sion, dat vertegenwoordigd wordt door haar aardse kinderen. Wij lezen: „Men zal u niet meer een geheel verlaten vrouw heten; en uw eigen land zal niet meer een woestenij heten; maar gijzelf zult genoemd worden: Mijn welbehagen is in haar, en uw land: Als een echtgenote in eigendom. Want Jehovah zal behagen in u hebben geschept, en uw eigen land zal als een echtgenote in eigendom worden gehouden” (Jesaja 62:4). Het aardse Sion heeft sinds haar verwoesting in 607 v.G.T. woest gelegen. Maar Jehovah’s woorden geven haar de verzekering dat haar land hersteld en opnieuw bevolkt zal worden. Het eens verwoeste Sion zal niet langer een geheel verlaten vrouw zijn en haar land geen woestenij meer. Het herstel van Jeruzalem in 537 v.G.T. betekent een nieuwe toestand voor haar die scherp contrasteert met haar vroegere vervallen staat. Jehovah verklaart dat Sion „Mijn welbehagen is in haar” en haar land „Als een echtgenote in eigendom” zal worden genoemd. — Jesaja 54:1, 5, 6; 66:8; Jeremia 23:5-8; 30:17; Galaten 4:27-31.

10. (a) Welke verandering maakte het Israël Gods door? (b) Wat is het „land” van het Israël Gods?

10 Vanaf 1919 maakte het Israël Gods een soortgelijke verandering door. Tijdens de Eerste Wereldoorlog leken de gezalfde christenen door God verstoten te zijn. Maar in 1919 werd hun begunstigde status hersteld en hun wijze van aanbidding gelouterd. Dat was van invloed op hun leer, hun organisatie en hun activiteit. Zij kwamen in hun „land”, hun geestelijke status of domein van activiteit. — Jesaja 66:7, 8, 20-22.

11. Hoe nemen de joden hun moeder als echtgenote in bezit?

11 Jehovah beklemtoont de nieuwe, begunstigde positie van zijn volk verder als hij verklaart: „Net zoals een jonge man een maagd als zijn echtgenote in bezit neemt, zullen uw zonen u als echtgenote in bezit nemen. En met de uitbundige vreugde van een bruidegom over een bruid, zal uw God zich over ú uitbundig verheugen” (Jesaja 62:5). Hoe kunnen de joden, de „zonen” van Sion, hun moeder als echtgenote in bezit nemen? In de zin dat de uit de Babylonische ballingschap vrijgelaten, terugkerende zonen van Sion hun oude hoofdstad in bezit nemen en zich er opnieuw vestigen. Wanneer dat gebeurt is Sion niet langer een woestenij maar is ze vol zonen. — Jeremia 3:14.

12. (a) Op welke manier heeft Jehovah duidelijk gemaakt dat de gezalfde christenen deel uitmaken van de organisatie waarmee hij door het huwelijk verenigd is? (b) Hoe vormen Jehovah’s bemoeienissen met zijn volk een verheven voorbeeld voor een huwelijk in deze tijd? (Zie het  kader op blz. 342.)

12 In overeenkomstige zin hebben de kinderen van het hemelse Sion sinds 1919 bezit genomen van hun land — hun geestelijke status — dat de profetische naam „Als een echtgenote in eigendom” draagt. Uit hun christelijke activiteit in dat land is duidelijk gebleken dat deze gezalfde christenen het „volk voor [Jehovah’s] naam” zijn (Handelingen 15:14). Dat zij de vruchten van het Koninkrijk voortbrengen en Jehovah’s naam verkondigen getuigt ervan dat Jehovah behagen schept in deze christenen. Hij heeft duidelijk gemaakt dat zij deel uitmaken van de organisatie die in onverbrekelijke eenheid met hem verbonden is. Door deze christenen met heilige geest te zalven, hen uit geestelijke gevangenschap te bevrijden en hen te gebruiken voor de prediking van de Koninkrijkshoop tot de gehele mensheid, heeft Jehovah laten zien dat hij zich over hen verheugt met de vreugde van een bruidegom over een bruid. — Jeremia 32:41.

„Laat er van uw zijde geen stilzwijgen zijn”

13, 14. (a) Hoe wordt Jeruzalem in oude tijden een stad die veiligheid biedt? (b) Hoe is Sion in moderne tijden „een lof op aarde” geworden?

13 De figuurlijke nieuwe naam die Jehovah zijn volk heeft geschonken, geeft hun een gevoel van zekerheid. Zij weten dat hij hen erkent en dat zij zijn eigendom zijn. Jehovah gebruikt nu een andere illustratie als hij zijn volk toespreekt als een ommuurde stad: „Op uw muren, o Jeruzalem, heb ik wachters aangesteld. Laten zij zich de gehele dag en de gehele nacht, constant, niet stilhouden. Gij die van Jehovah gewaagt, laat er van uw zijde geen stilzwijgen zijn, en zwijgt niet stil voor hem totdat hij stevig bevestigt, ja, totdat hij Jeruzalem stelt tot een lof op aarde” (Jesaja 62:6, 7). Na de terugkeer van het getrouwe overblijfsel uit Babylon wordt Jeruzalem op Jehovah’s bestemde tijd inderdaad „een lof op aarde” — een ommuurde stad die haar inwoners veiligheid biedt. Dag en nacht zijn de wachters op die muren alert om de veiligheid van de stad zeker te stellen en om aan haar burgers waarschuwingsboodschappen over te brengen. — Nehemia 6:15; 7:3; Jesaja 52:8.

14 In moderne tijden heeft Jehovah zijn gezalfde wachters gebruikt om zachtmoedigen de weg naar bevrijding uit slavernij aan valse religie te wijzen. Deze zachtmoedigen zijn uitgenodigd om in zijn organisatie te komen, waar zij bescherming vinden tegen geestelijke verontreiniging, goddeloze invloeden en Jehovah’s misnoegen (Jeremia 33:9; Zefanja 3:19). Onmisbaar voor die bescherming is de rol van de wachterklasse, „de getrouwe en beleidvolle slaaf”, die zorgt voor geestelijk ’voedsel te rechter tijd’ (Mattheüs 24:45-47). Door hun samenwerking met de wachterklasse speelt ook de „grote schare” er een betekenisvolle rol in dat Sion tot „een lof op aarde” wordt gemaakt. — Openbaring 7:9.

15. Hoe dienen de wachterklasse en hun metgezellen Jehovah constant?

15 Het werk van de wachterklasse en hun metgezellen gaat door! Hun onverdeelde inzet blijkt uit de ijverige activiteit van miljoenen getrouwe personen, gesteund door reizende opzieners en hun echtgenotes; vrijwilligers op de verschillende Bethelhuizen en drukkerijen van Jehovah’s Getuigen; zendelingen en speciale, gewone en hulppioniers. Daarnaast zijn zij druk bezig met de bouw van nieuwe Koninkrijkszalen, het bezoeken van zieken, het assisteren van personen in lastige medische situaties en het verlenen van snelle hulp aan slachtoffers van rampen en ongelukken. Veel van deze zelfopofferende personen dienen vaak letterlijk „dag en nacht”! — Openbaring 7:14, 15.

16. In welke zin is er bij Jehovah’s dienstknechten ook geen sprake van een ’stilzwijgen voor hem’?

16 Jehovah’s dienstknechten worden aangemoedigd zonder ophouden te bidden, God te vragen of ’zijn wil mag geschieden, gelijk in de hemel, zo ook op aarde’ (Mattheüs 6:9, 10; 1 Thessalonicenzen 5:17). Zij krijgen de aansporing ’niet stil te zwijgen voor Jehovah’ voordat aan de wensen en verwachtingen ten aanzien van het herstel van de ware aanbidding is voldaan. Jezus beklemtoonde de noodzaak voortdurend te bidden door er bij zijn volgelingen op aan te dringen ’dag en nacht tot God te roepen’. — Lukas 18:1-8.

Dienst voor God zal beloond worden

17, 18. (a) Op welke manier kunnen de inwoners van Sion verwachten van de vruchten van hun arbeid te genieten? (b) Hoe geniet Jehovah’s volk in deze tijd van de vruchten van hun arbeid?

17 De nieuwe naam die Jehovah zijn volk geeft, verzekert hen ervan dat hun inspanningen niet tevergeefs zijn. „Jehovah heeft gezworen met zijn rechterhand en met zijn sterke arm: ’Ik wil uw koren niet meer als voedsel aan uw vijanden geven, noch zullen buitenlanders uw nieuwe wijn drinken, waarvoor gij hebt gezwoegd. Maar zij die het inzamelen, díe zullen het eten, en zij zullen stellig Jehovah loven; en zij die hem binnenhalen, díe zullen hem drinken in mijn heilige voorhoven’” (Jesaja 62:8, 9). Jehovah’s rechterhand en sterke arm zijn symbolen van zijn macht en kracht (Deuteronomium 32:40; Ezechiël 20:5). Dat hij die in een eed opheft, toont aan dat hij vastbesloten is verandering te brengen in Sions stand van zaken. In 607 v.G.T. staat Jehovah Sions vijanden toe haar te beroven en haar eigendommen te plunderen (Deuteronomium 28:33, 51). Maar nu zullen alleen degenen die recht hebben op Sions bezittingen ervan genieten. — Deuteronomium 14:22-27.

18 In de hedendaagse vervulling van deze belofte verheugt Jehovah’s herstelde volk zich in grote geestelijke voorspoed. Zij genieten ten volle van de vruchten van hun arbeid — een groter aantal christelijke discipelen en een overvloed aan geestelijk voedsel (Jesaja 55:1, 2; 65:14). Omdat zijn volk getrouw is, laat Jehovah niet toe dat hun vijanden zich vergrijpen aan hun geestelijke voorspoed of hen beroven van de resultaten van hun toegewijde dienst. Niets van het werk dat in Jehovah’s dienst wordt gedaan is tevergeefs. — Maleachi 3:10-12; Hebreeën 6:10.

19, 20. (a) Hoe wordt de weg gebaand voor de terugkeer van de joden naar Jeruzalem? (b) Hoe is in moderne tijden voor zachtmoedigen de weg gebaand om in Jehovah’s organisatie te komen?

19 De nieuwe naam maakt Jehovah’s organisatie ook aantrekkelijk voor rechtgeaarde mensen. Grote menigten stromen erheen en de weg wordt voor hen opengehouden. Jesaja’s profetie vermeldt: „Trekt uit, trekt uit door de poorten. Baant de weg van het volk. Hoogt op, hoogt de hoofdweg op. Ruimt de stenen weg. Heft een signaal op voor de volken” (Jesaja 62:10). In eerste instantie heeft deze oproep waarschijnlijk betrekking op het uittrekken door de poorten van de steden van Babylonië om naar Jeruzalem terug te keren. De terugkerenden moeten stenen van de weg verwijderen om de reis gemakkelijker te maken en een signaal opheffen om de weg aan te geven. — Jesaja 11:12.

20 Sinds 1919 zijn de gezalfde christenen voor het dienen van God afgezonderd en volgen zij „de Weg der Heiligheid” (Jesaja 35:8). Zij waren de eersten die de geestelijke hoofdweg die uit Babylon de Grote voert bewandelden (Jesaja 40:3; 48:20). God gaf hun het voorrecht de leiding te nemen bij het bekendmaken van zijn machtige werken en bij het wijzen van de weg naar de hoofdweg. Het wegruimen van de stenen — struikelblokken verwijderen — gebeurde voornamelijk ten behoeve van henzelf (Jesaja 57:14). Zij moesten een duidelijk begrip krijgen van Gods voornemens en leer. Valse leerstellingen zijn struikelblokken op het pad ten leven, maar Jehovah’s Woord is „als een smidshamer die de steile rots verplettert”. Daarmee hebben de gezalfde christenen struikelblokken verbrijzeld waarover degenen die Jehovah wilden dienen, hadden kunnen vallen. — Jeremia 23:29.

21, 22. Welk signaal heeft Jehovah neergezet voor degenen die de valse religie verlaten, en hoe weten wij dat?

21 In 537 v.G.T. werd Jeruzalem het signaal dat het joodse overblijfsel wenkte terug te keren en de tempel te herbouwen (Jesaja 49:22). Toen het gezalfde overblijfsel in 1919 bevrijd werd uit knechtschap aan valse religie, zwierf het niet doelloos rond. Zij kenden hun bestemming, want Jehovah had een signaal voor hen neergezet. Welk signaal? Hetzelfde signaal dat in Jesaja 11:10 voorzegd was, waar staat: „Het moet geschieden op die dag dat de wortel van Isaï er zal zijn, die daar zal staan tot een signaal voor de volken.” De apostel Paulus brengt deze woorden op Jezus van toepassing (Romeinen 15:8, 12). Ja, het signaal is Christus Jezus, die als Koning regeert op de hemelse berg Sion! — Hebreeën 12:22; Openbaring 14:1.

22 Rond Jezus Christus zijn zowel de gezalfde christenen als de andere schapen vergaderd om deel te nemen aan de verenigende aanbidding van de Allerhoogste God. Zijn heerschappij heeft ten doel Jehovah’s universele soevereiniteit te rechtvaardigen en rechtgeaarde mensen uit alle naties der aarde te zegenen. Is dat voor elk van ons geen reden om in te stemmen met de lofzang ter verheerlijking van hem?

„Uw redding komt”!

23, 24. Hoe wordt degenen die geloof in God stellen redding gebracht?

23 De nieuwe naam die Jehovah zijn met een vrouw vergeleken organisatie verleent, houdt verband met de eeuwige redding van haar kinderen. Jesaja schrijft: „Ziet! Jehovah zelf heeft het doen horen tot de verste streek van de aarde: ’Zegt tot de dochter van Sion: „Zie! Uw redding komt. Zie! De beloning die hij geeft, is bij hem, en het loon dat hij betaalt, gaat voor hem uit”’” (Jesaja 62:11). Er kwam redding voor de joden toen Babylon viel en zij naar hun eigen land terugkeerden. Maar deze woorden duiden op iets groters. Jehovah’s uitspraak doet ons denken aan Zacharia’s profetie over Jeruzalem: „Verblijd u zeer, o dochter van Sion. Juich in triomf, o dochter van Jeruzalem. Zie! Uw koning zelf komt tot u. Hij is rechtvaardig, ja, gered; nederig en rijdend op een ezel, ja, op een volwassen dier, het jong van een ezelin.” — Zacharia 9:9.

24 Drie en een half jaar nadat Jezus in water gedoopt en met Gods geest gezalfd werd, reed hij Jeruzalem binnen en reinigde de tempel (Mattheüs 21:1-5; Johannes 12:14-16). In deze tijd is Jezus Christus degene die redding van Jehovah brengt aan allen die geloof in God stellen. Sinds Jezus in 1914 op de troon is geplaatst, is hij ook Jehovah’s aangestelde Rechter en Oordeelsvoltrekker. In 1918, drie en een half jaar na zijn installatie, reinigde hij Jehovah’s geestelijke tempel, op aarde vertegenwoordigd door de gemeente van gezalfde christenen (Maleachi 3:1-5). Zijn opheffing als signaal kenmerkte het begin van een grote bijeenbrenging van mensen van over de hele aarde, ter ondersteuning van het Messiaanse koninkrijk. Volgens het oude patroon kwam er „redding” voor het Israël Gods toen zij in 1919 uit Babylon de Grote bevrijd werden. „De beloning” of „het loon” dat de zelfopofferende werkers in de oogst wacht, is óf onsterfelijk leven in de hemel óf eeuwig leven op aarde. Iedereen die getrouw blijft, kan erop vertrouwen dat zijn „arbeid niet tevergeefs is in verband met de Heer”. — 1 Korinthiërs 15:58.

25. Welke verzekering wordt Jehovah’s volk gegeven?

25 Wat een positief vooruitzicht voor Jehovah’s hemelse organisatie, voor haar gezalfde vertegenwoordigers hier op aarde, en voor iedereen die actief met hen verbonden is! (Deuteronomium 26:19) Jesaja profeteerde: „Men zal hen stellig het heilige volk noemen, de door Jehovah teruggekochten; en gijzelf zult genoemd worden ’Gezochte’, een ’Stad die niet geheel verlaten is’” (Jesaja 62:12). Er was een tijd dat „het Jeruzalem dat boven is”, vertegenwoordigd door het Israël Gods, zich in de steek gelaten voelde. Zo zal ze zich nooit weer voelen. Jehovah’s volk zal voor eeuwig het voorwerp van zijn beschermende zorg zijn en zich voortdurend in zijn goedkeurende glimlach verheugen.

[Voetnoot]

^ ¶7 In bijbelse profetieën kan „een nieuwe naam” een nieuwe positie of een nieuw voorrecht beduiden. — Openbaring 2:17; 3:12.

[Studievragen]

[Kader op blz. 342]

 Een verheven voorbeeld voor een huwelijk

Als mensen trouwen, hebben zij bepaalde verwachtingen ten aanzien van de echtverbintenis. Maar wat zijn Gods verwachtingen? Hij heeft het huwelijk oorspronkelijk ingesteld. Wat stond hem daarbij voor ogen?

Eén aanwijzing voor Gods zienswijze is te ontlenen aan zijn relatie met de natie Israël. Jesaja schildert deze relatie als een huwelijk (Jesaja 62:1-5). Merk eens op wat Jehovah God als „echtgenoot” doet voor zijn „bruid”. Hij beschermt en heiligt haar (Jesaja 62:6, 7, 12). Hij eert en waardeert haar (Jesaja 62:3, 8, 9). En hij schept behagen in haar, zoals blijkt uit de nieuwe naam die hij haar geeft. — Jesaja 62:4, 5, 12.

In de christelijke Griekse Geschriften geeft Paulus Jesaja’s beschrijving van de relatie tussen Jehovah en Israël weer wanneer hij de relatie van een man en zijn vrouw vergelijkt met die van Christus en de gemeente van gezalfde christenen. — Efeziërs 5:21-27.

Paulus moedigde christenen aan in hun huwelijk een voorbeeld te nemen aan de relatie tussen Jezus en de gemeente. Er kan geen grotere liefde bestaan dan die waarvan Jehovah blijk gaf tegenover Israël en die welke Christus de gemeente betoonde. Die symbolische relaties vormen een verheven voorbeeld voor een succesvol en gelukkig huwelijk tussen christenen. — Efeziërs 5:28-33.

[Illustratie op blz. 339]

Jehovah zal het hemelse Sion bij een nieuwe naam noemen

[Illustraties op blz. 347]

In moderne tijden heeft Jehovah’s wachterklasse niet gezwegen