Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Wat waren de „aapmensen”?

Wat waren de „aapmensen”?

Hoofdstuk 7

Wat waren de „aapmensen”?

1, 2. Wie waren volgens de evolutietheorie onze voorouders?

REEDS vele jaren zijn er berichten geweest dat er fossiele resten zijn gevonden van mensen die op mensapen leken. Wetenschappelijke publikaties staan vol met tekeningen van dergelijke wezens. Zijn dit de evolutionaire overgangsvormen tussen dier en mens? Zijn „aapmensen” onze voorouders? Evolutiebiologen beweren dat dit zo is. Daarom lezen wij vaak uitingen zoals deze titel van een artikel in een wetenschappelijk tijdschrift: „Hoe mensapen mensen werden.”1

2 Het is waar dat sommige evolutionisten niet van mening zijn dat deze theoretische voorouders van de mens „mensapen” genoemd kunnen worden. Maar toch zijn sommigen van hun collega’s niet zo veeleisend.2 Stephen Jay Gould zegt: „Mensen . . . zijn uit mensaapachtige voorouders geëvolueerd.”3 En George Gaylord Simpson verklaarde: ’De gemeenschappelijke voorouder zou in het normale spraakgebruik door ieder die hem zag, een mensaap of aap genoemd worden. Omdat de betekenis van de termen mensaap en aap wordt bepaald door het normale gebruik ervan, waren de voorouders van de mens mensapen of apen.’4

3. Welke betekenis hecht men aan het fossielenverslag bij het vaststellen van de afstamming van de mens?

3 Waarom is het fossielenverslag zo belangrijk bij de poging om het bestaan van mensaapachtige voorouders van het mensdom te bewijzen? Omdat de huidige dierenwereld niets bevat om deze gedachte te ondersteunen. Zoals in hoofdstuk 6 is aangetoond, bestaat er een reusachtige kloof tussen mensen en alles wat er thans aan dieren leeft, met inbegrip van de mensapenfamilie. Omdat de levende dierenwereld dus geen schakel tussen mens en mensaap oplevert, hoopte men dat het fossielenverslag dit zou doen.

4. Waarom is de afwezigheid van levende „aapmensen” vanuit het standpunt van evolutie bezien zo vreemd?

4 Vanuit het standpunt van evolutie bezien, is de duidelijke kloof die er thans tussen mens en mensaap bestaat, vreemd. De evolutietheorie beweert dat naarmate dieren hoger op de evolutionaire ladder kwamen, ze steeds beter in staat waren om te overleven. Waarom is de „inferieure” mensapenfamilie er dan nog steeds, maar bestaat er van de veronderstelde tussenvormen geen enkele meer, terwijl die toch hoger ontwikkeld zouden zijn geweest? In deze tijd zien wij chimpansees, gorilla’s en orang-oetans, maar geen „aapmensen”. Lijkt het waarschijnlijk dat alle recentere en — naar wordt verondersteld — hoger ontwikkelde „schakels” tussen mensaapachtige wezens en de moderne mens uitgestorven zijn, maar de lagere mensapen niet?

Hoeveel fossiel bewijsmateriaal is er?

5. Welke indruk krijgt men als het gaat over het fossiele bewijsmateriaal voor de evolutie van de mens?

5 Uit verslagen in wetenschappelijke publikaties, tentoonstellingen in musea en tv-programma’s krijgt men de indruk dat er een overvloed aan bewijzen voorhanden is om aan te tonen dat de mens uit mensaapachtige wezens is geëvolueerd. Is dit werkelijk zo? Hoeveel fossiele bewijzen hiervoor waren er bijvoorbeeld in Darwins tijd? Waren het fossiele bewijzen die hem ertoe aanmoedigden zijn theorie te formuleren?

6. (a) Waren vroegere theorieën over de evolutie van de mens op fossiele bewijzen gebaseerd? (b) Waarom heeft men de evolutietheorie aanvaard zonder dat er deugdelijke bewijzen voor bestonden?

6 The Bulletin of the Atomic Scientists vertelt ons: „De eerste theorieën over de evolutie van de mens zijn, wanneer men erbij stilstaat, in werkelijkheid zeer merkwaardig. David Pilbeam heeft de eerste theorieën als ’fossielvrij’ beschreven. Dat wil zeggen, het waren theorieën over de evolutie van de mens waarvan men zou denken dat ze met enige fossiele bewijzen gestaafd zouden moeten worden, maar in feite waren er ofwel zo weinig fossielen dat ze niet van invloed waren op de theorie, of er waren helemaal geen fossielen. Tussen de veronderstelde naaste verwanten van de mens en de eerste menselijke fossielen stond derhalve slechts de verbeelding van negentiende-eeuwse geleerden.” Deze wetenschappelijke publikatie laat zien waarom: „Mensen wilden geloof stellen in evolutie, in de evolutie van de mens, en dit was van invloed op de resultaten van hun werk.”5

7-9. Hoeveel fossiel bewijsmateriaal voor de evolutie van de mens is er thans?

7 Hoeveel fossiel bewijsmateriaal van „aapmensen” is er na meer dan een eeuw speurwerk? Richard Leakey verklaarde: „Degenen die op dit terrein werkzaam zijn, hebben zo weinig bewijzen waarop zij hun conclusies kunnen baseren, dat zij hun conclusies veelvuldig moeten veranderen.”6 In de New Scientist stond het volgende commentaar: „Te oordelen naar de hoeveelheid bewijsmateriaal waarop ze is gebaseerd, verdient de studie van de fossiele mens nauwelijks meer te zijn dan een onderdeel van paleontologie of antropologie. . . . de verzameling is tantaliserend onvolledig, en de specimens zelf zijn vaak zeer fragmentarisch en niet overtuigend.”7

8 In het boek Nieuwe inzichten in oorsprong en ontwikkeling van de mens wordt insgelijks toegegeven: „Naarmate wij vorderen op de weg van evolutie naar de mens, wordt de voortzetting bijzonder onzeker, tengevolge van het geringe fossiele bewijsmateriaal.”8 Het tijdschrift Science voegt hier nog aan toe: „Het voornaamste wetenschappelijke bewijsmateriaal is een erbarmelijk kleine verzameling beenderen waaruit men de evolutiegeschiedenis van de mens moet construeren. Een antropoloog heeft deze opgave eens vergeleken met het reconstrueren van het verhaal van Oorlog en vrede aan de hand van dertien willekeurig gekozen bladzijden.”9

9 Hoe pover is het fossielenverslag met betrekking tot „aapmensen”? Let eens op het volgende. Newsweek: „’Je zou alle fossielen op één bureau kunnen leggen’, zei Elwyn Simons van de Duke University.”10 The New York Times: „De bekende fossiele resten van de voorouders van de mens zouden op een biljarttafel passen. Dat levert een armzalig platform op om vandaar in de nevelen van de afgelopen paar miljoen jaar te turen.”11 Science Digest: „Het opmerkelijke feit is dat alle tastbare bewijzen die wij voor de evolutie van de mens bezitten, nog steeds in één enkele doodskist passen, en dan is er nog ruimte over! . . . De hedendaagse mensapen bijvoorbeeld schijnen uit het niets opgedoken te zijn. Ze hebben geen verleden, geen fossielenverslag. En de ware oorsprong van hedendaagse mensen — van rechtop lopende, onbehaarde, werktuigen vervaardigende wezens met een grote hersenomvang — is, als wij eerlijk tegenover onszelf moeten zijn, al even mysterieus.”12

10. Wat laat het bewijsmateriaal zien met betrekking tot het verschijnen van de moderne mens?

10 De mens zoals hij nu is, met het vermogen om te redeneren, plannen te maken, dingen uit te vinden, op eerder verworven kennis verder te bouwen en ingewikkelde talen te gebruiken, verschijnt plotseling in het fossielenverslag. Gould merkt in zijn boek The Mismeasure of Man op: „Wij hebben geen bewijzen van een biologische verandering in hersenomvang of -structuur sinds Homo sapiens zo’n vijftigduizend jaar geleden in het fossielenverslag verscheen.”13 In het boek The Universe Within wordt derhalve gevraagd: „Wat heeft de evolutie ertoe gebracht . . . als het ware van de ene dag op de andere de moderne mens met zijn zeer bijzondere brein voort te brengen?”14 De evolutie kan geen antwoord geven. Maar zou het antwoord gelegen kunnen zijn in de schepping van een zeer ingewikkeld, volkomen nieuw wezen?

Waar zijn de „schakels”?

11. Wat is, zoals men toegeeft, „de regel” in het fossielenverslag?

11 Hebben de geleerden echter niet de noodzakelijke „schakels” tussen mensaapachtige dieren en mensen gevonden? Uit het bewijsmateriaal blijkt dat niet. Science Digest spreekt over „de afwezigheid van een ontbrekende schakel om de betrekkelijk plotselinge verschijning van de moderne mens te verklaren”.15 Newsweek merkte op: „De ontbrekende schakel tussen de mens en de mensapen . . . is alleen maar de betoverendste van een hele hiërarchie van denkbeeldige wezens. In het fossielenverslag vormen ontbrekende schakels de regel.”16

12. Waartoe heeft het gebrek aan schakels geleid?

12 Omdat er geen schakels zijn, moeten er aan de hand van een minimum aan bewijsmateriaal „denkbeeldige wezens” worden gefabriceerd en gepresenteerd alsof ze werkelijk hebben bestaan. Dat verklaart waarom de volgende tegenstrijdigheid zich kon voordoen, zoals in een wetenschappelijk tijdschrift werd bericht: „Mensen zijn met geleidelijke stappen uit hun mensaapachtige voorouders geëvolueerd en niet, zoals sommige geleerden beweren, met plotselinge sprongen van de ene vorm naar de andere. . . . Maar andere antropologen, die met vrijwel dezelfde gegevens werken, zijn naar verluidt tot precies de tegenovergestelde conclusie gekomen.”17

13. Wat is het gevolg van het feit dat men geen „ontbrekende schakels” kan vinden?

13 Nu kunnen wij de opmerking van de gerespecteerde anatoom Solly Zuckerman beter begrijpen, die in de Journal of the Royal College of Surgeons of Edinburgh schreef: „De speurtocht naar de spreekwoordelijke ’ontbrekende schakel’ in de evolutie van de mens, die heilige graal van een nooit uitstervende sekte van anatomen en biologen, laat in deze tijd speculatie en mythe net zo welig tieren als 50 jaar of langer geleden.”18 Hij merkte op dat feiten maar al te vaak werden genegeerd en dat in plaats daarvan werd verdedigd wat op dat moment populair was, ook al waren er bewijzen van het tegendeel.

De „stamboom” van de mens

14, 15. Wat hebben allerlei fossiele vondsten aangericht in de evolutionaire „stamboom” van de mens?

14 Als gevolg daarvan moet er voortdurend een nieuwe „stamboom” getekend worden van de vermeende evolutie van de mens uit lagere dieren. Richard Leakey verklaarde bijvoorbeeld dat een recentere ontdekking van een fossiel „niets heel laat van het denkbeeld dat alle vroege fossielen in een ordelijke opeenvolging van evolutionaire veranderingen kunnen worden gerangschikt”.19 En in een krantebericht over die ontdekking werd gezegd: „Elk boek over antropologie, elk artikel over de evolutie van de mens, elke tekening van de stamboom van de mens kan op de vuilhoop worden gegooid. Ze hebben het duidelijk mis.”20

15 Rond de theoretische stamboom van de evolutie van de mens ligt de grond bezaaid met afval van voorheen aanvaarde „schakels”. In een redactioneel artikel in The New York Times werd opgemerkt dat de evolutiewetenschap „zo veel ruimte laat voor gissingen, dat theorieën over de wijze waarop de mens is ontstaan gewoonlijk meer over de auteur dan over het onderwerp vertellen. . . . De vinder van een nieuwe schedel schijnt vaak de stamboom van de mens opnieuw te tekenen, met zijn ontdekking op de centrale lijn die naar de mens leidt, en de schedels van alle anderen op doodlopende zijtakken”.21

16. Waarom hebben twee geleerden in hun boek helemaal geen evolutiestamboom opgenomen?

16 In een bespreking van The Myths of Human Evolution, geschreven door de evolutionisten Niles Eldredge en Ian Tattersall, merkte het tijdschrift Discover op dat de schrijvers helemaal geen evolutionaire stamboom ter sprake brengen. Waarom niet? Na te hebben opgemerkt dat „naar de schakels die de voorouders van de menselijke soort vormen, alleen maar gegist kan worden”, verklaarde het tijdschrift: „Eldredge en Tattersall houden vol dat de mens tevergeefs naar zijn voorouders zoekt. . . . Indien de bewijzen er waren, zo zeggen zij, ’zou men mogen verwachten dat naarmate er meer fossielen van hominiden werden gevonden, de geschiedenis van de evolutie van de mens duidelijker zou worden. Het tegendeel is echter gebeurd.’”

17, 18. (a) Hoe kan datgene wat sommige evolutionisten als ’niet te achterhalen’ beschouwen, worden ’gevonden’? (b) Hoe wordt dit door het fossielenverslag bevestigd?

17 Discover concludeerde: „De menselijke soort, en alle soorten trouwens, zullen in zekere zin weeskinderen blijven, omdat de identiteit van hun ouders niet meer valt te achterhalen.”22 Misschien ’niet te achterhalen’ volgens de evolutietheorie. Maar heeft het Genesisverslag niet de identiteit van onze ouders bewaard zoals ze in werkelijkheid in het fossielenverslag voorkomen — volledig menselijk, net als wij?

18 Uit het fossielenverslag blijkt dat mensapen en mensen een onderscheiden, aparte oorsprong hebben. Dat is de reden waarom er geen fossiel bewijsmateriaal bestaat voor de verwantschap van de mens met mensaapachtige dieren. De schakels zijn er in werkelijkheid nooit geweest.

Hoe zagen ze eruit?

19, 20. Waarop zijn tekeningen van „aapmensen” gebaseerd?

19 Maar als de voorouders van de mens niet een soort mensapen waren, waarom vinden wij dan in wetenschappelijke publikaties en musea over de gehele wereld zo veel tekeningen en replica’s van „aapmensen”? Waar zijn deze op gebaseerd? Het boek The Biology of Race antwoordt: „Het vlees en het haar op zulke reconstructies moeten worden ingevuld door een beroep te doen op de verbeelding.” Het voegt eraan toe: „Huidkleur; de kleur, vorm, en verdeling van het haar; de vorm van de neus, ogen en mond; en de gelaatsuitdrukking — ten aanzien van geen enkele prehistorische mens weten wij ook maar iets van deze kenmerken.”23

20 Science Digest gaf een zelfde commentaar: „De ideeën van de kunstenaars zijn voor het overgrote deel meer op verbeelding dan op bewijzen gebaseerd. . . . Kunstenaars moeten iets creëren wat tussen een mensaap en een menselijk wezen in staat; hoe ouder het specimen volgens zeggen is, hoe meer zij het op een mensaap laten lijken.”24 Donald Johanson gaf toe: „Niemand kan met zekerheid zeggen hoe een uitgestorven hominide eruit zag.”25

21. Wat zijn de afbeeldingen van „aapmensen” in werkelijkheid?

21 De New Scientist berichtte dan ook dat er niet „voldoende bewijzen op grond van fossiel materiaal [zijn] om ons getheoretiseer uit het rijk der fantasie te halen”.26 De afbeeldingen van „aapmensen” zijn dus, zoals een evolutionist toegaf, „in de meeste opzichten louter fictie . . . niets dan een verzinsel”.27 Ivar Lissner merkte in zijn boek Man, God and Magic derhalve op: „Precies zoals wij langzamerhand gaan inzien dat primitieve mensen niet noodzakelijkerwijs ’wilden’ zijn, zo moeten wij ook leren beseffen dat de vroege mensen uit de IJstijd geen brute, dierlijke wezens, noch halve apen, noch idioten waren. Vandaar de onuitsprekelijke onzinnigheid van elke poging om de Neanderthaler of zelfs de Pekingmens te reconstrueren.”28

22. Hoe zijn veel ondersteuners van evolutie bedrogen?

22 In hun verlangen om bewijzen van „aapmensen” te vinden, hebben sommige geleerden zich door regelrecht bedrog om de tuin laten leiden, bijvoorbeeld in de kwestie van de Piltdown-mens in 1912. Ongeveer veertig jaar lang werd hij door de meeste evolutionisten als echt aanvaard. Uiteindelijk werd in 1953 de vervalsing ontdekt, toen moderne technieken onthulden dat er beenderen van een mens en een mensaap bij elkaar gevoegd en kunstmatig ouder gemaakt waren. Bij een andere gelegenheid werd er een mensaapachtige „ontbrekende schakel” ontworpen en in de pers gepresenteerd. Maar later werd toegegeven dat het „bewijsmateriaal” uit slechts één kies bestond die van een uitgestorven varkenssoort afkomstig was.29

Wat waren het dan wel?

23. Wat waren enkele fossielen die de veronderstelde voorouders van de mens waren, in werkelijkheid?

23 Indien reconstructies van „aapmensen” niet deugdelijk zijn, wat waren dan die oude wezens wier fossiele beenderen zijn gevonden? Een van die vroegste zoogdieren die naar men beweert in de afstammingslijn van de mens voorkomen, is een knaagdierachtig beest dat 70 miljoen jaar geleden geleefd zou hebben. Donald Johanson en Maitland Edey schreven in hun boek Lucy, het begin van de mensheid: „Het waren insektenetende viervoeters die op eekhoorns leken.”30 Richard Leakey noemde dit zoogdier een „ratachtige primaat”.31 Maar bestaat er enig deugdelijk bewijs dat deze kleine dieren de voorouders van mensen waren? Nee; in plaats daarvan is het alleen maar hoopvolle speculatie. Ze zijn door geen enkele overgangsvorm ooit in verband gebracht met iets anders dan wat ze zelf waren: kleine, knaagdierachtige zoogdieren.

24. Welke problemen rijzen er wanneer men wil bewijzen dat Aegyptopithecus een voorouder van de mens was?

24 De volgende op de lijst van algemeen aanvaarde voorouders, na een hiaat, zo erkent men, van ongeveer 40 miljoen jaar, is een dier waarvan de fossielen in Egypte zijn gevonden en dat Aegyptopithecus — Egyptische aap — wordt genoemd. Dit dier zou ongeveer 30 miljoen jaar geleden hebben geleefd. In tijdschriften, kranten en boeken zijn afbeeldingen van dit kleine dier verschenen, met opschriften als: „Aapachtig dier was onze voorouder” (Time).32 „Aapachtige Afrikaanse primaat gemeenschappelijke voorouder van mensen en mensapen genoemd” (The New York Times).33 ’Aegyptopithecus is een voorouder die wij gemeen hebben met de levende mensapen’ (Nieuwe inzichten).34 Maar waar zijn de schakels tussen dit dier en het knaagdier dat eraan voorafging? Waar zijn de schakels met wat erna komt in de evolutielijn? Er is geen enkele schakel gevonden.

De opkomst en val van de „aapmensen”

25, 26. (a) Wat werd er omtrent Ramapithecus beweerd? (b) Op grond van welke fossiele bewijzen was hij gereconstrueerd als een „aapmens”?

25 Na weer een, zoals men toegeeft, gigantisch hiaat in het fossielenverslag was een ander fossiel dier als de eerste mensachtige aap gepresenteerd. Hij zou ongeveer 14 miljoen jaar geleden hebben geleefd en werd Ramapithecus — Rama’s aap — genoemd (Rama was een mythische vorst van India). Ongeveer een halve eeuw geleden werden er in India fossielen van gevonden. Op grond van deze fossielen werd een mensaapachtig dier geconstrueerd dat rechtop, op twee ledematen, stond. In Nieuwe inzichten werd erover gezegd: ’Het is de eerste vertegenwoordiger van de menselijke familie voorzover men dit nu kan overzien.’35

26 Op grond van welke fossiele bewijzen kwam men tot deze conclusie? In dezelfde publikatie werd opgemerkt: ’Het bewijsmateriaal met betrekking tot Ramapithecus is aanzienlijk — hoewel het in absolute termen akelig klein is: delen van onder- en bovenkaken, plus een verzameling tanden.’36 Denkt u dat dit „bewijsmateriaal” „aanzienlijk” genoeg was om een rechtopstaande „aapmens” als voorouder van de mens te reconstrueren? Toch werd dit goeddeels hypothetische wezen door kunstenaars getekend als een „aapmens”, en in allerlei publikaties over evolutie kwamen afbeeldingen ervan te staan — alles op grond van kaakfragmenten en tanden! Niettemin zat, zoals The New York Times berichtte, Ramapithecus tientallen jaren lang „zo zeker als wat aan de voet van de evolutionaire stamboom van de mens”.37

27. Wat bleek uit latere bewijzen in verband met Ramapithecus?

27 Dat is echter niet langer het geval. Recente en completere fossiele vondsten onthulden dat Ramapithecus erg veel op de huidige mensapenfamilie leek. De New Scientist verklaart nu dus: „Ramapithecus kan niet het eerste lid van de menselijke lijn zijn geweest.”38 Die nieuwe informatie ontlokte de volgende vraag in het tijdschrift Natural History: „Hoe is Ramapithecus, . . . gereconstrueerd uit slechts tanden en kaken — zonder dat er een bekken, beenderen van ledematen, of een schedel, bekend was — deze stoet van voorouders van de mens binnengeglipt?”39 Het is duidelijk dat voor een groot deel de wens de vader van de gedachte was bij die pogingen om het bewijsmateriaal iets te laten zeggen wat het in feite niet zegt.

28, 29. Wat werd er omtrent Australopithecus beweerd?

28 Nog een kloof van enorme afmetingen ligt er tussen dat dier en het volgende dat als „aapmens” op de lijst van voorouders stond. Deze wordt Australopithecus — zuidelijke aap — genoemd. Fossielen ervan werden voor het eerst in de jaren twintig van deze eeuw in zuidelijk Afrika gevonden. Hij had een kleine mensaapachtige hersenpan, een zwaargebouwde onderkaak en werd lopend op twee ledematen afgebeeld, voorovergebogen, behaard en met een aapachtig uiterlijk. Men zei dat hij ongeveer drie of vier miljoen jaar geleden heeft geleefd. Mettertijd werd hij door bijna alle evolutionisten als voorouder van de mens aanvaard.

29 In het boek The Social Contract werd bijvoorbeeld opgemerkt: „Op één of twee uitzonderingen na zijn alle competente onderzoekers op dit gebied het er thans over eens dat de australopithecinen . . . werkelijke menselijke voorouders zijn.”40 The New York Times verklaarde: „Het was Australopithecus . . . die uiteindelijk tot Homo sapiens, de moderne mens, evolueerde.”41 En in Man, Time, and Fossils zei Ruth Moore: „Al het bewijsmateriaal gaf te kennen dat de mens eindelijk zijn lang onbekend gebleven, vroege voorouders had ontmoet.” Nadrukkelijk verklaarde zij: „De bewijzen waren overweldigend . . . de ontbrekende schakel was ten langen leste gevonden.”42

30, 31. Wat tonen latere bewijzen in verband met Australopithecus?

30 Maar wanneer de bewijzen voor iets in werkelijkheid ondeugdelijk zijn of niet bestaan, of op regelrecht bedrog gebaseerd zijn, loopt de bewering vroeg of laat op niets uit. Dit is het geval gebleken met vele vroegere voorbeelden van veronderstelde „aapmensen”.

31 Dat gebeurde ook met Australopithecus. Verder onderzoek heeft aan het licht gebracht dat zijn schedel „in meer opzichten van die van de mens verschilde dan alleen de geringere hersencapaciteit”.43 De anatoom Zuckerman schreef: „Wanneer de australopithecine schedel wordt vergeleken met de schedel van een mens en die van een mensaap, is hij wat uiterlijk betreft overweldigend mensaapachtig — niet menselijk. Het tegenovergestelde te beweren, zou gelijkgesteld kunnen worden met de bewering dat zwart wit is.”44 Hij zei ook: „Onze bevindingen laten er weinig twijfel over bestaan dat . . . Australopithecus niet op Homo sapiens gelijkt, maar op de levende apen en mensapen.”45 Ook Donald Johanson zei: „Australopithecinae waren . . . geen mensen.”46 Richard Leakey noemde het eveneens „onwaarschijnlijk dat onze directe voorouders afstammelingen waren van de Australopitheci”.47

32. Indien zulke wezens in deze tijd nog zouden leven, als wat zouden ze dan worden beschouwd?

32 Indien er in deze tijd nog levende australopithecinen werden gevonden, zouden ze in de dierentuin bij de apen worden ondergebracht. Niemand zou ze „aapmensen” noemen. Hetzelfde geldt voor andere fossiele „neven” die erop lijken, zoals een kleinere soort australopithecine die „Lucy” wordt genoemd. Robert Jastrow zegt hierover: „Die hersenen waren niet groot in absolute zin; de afmetingen waren ongeveer een derde van de huidige menselijke hersenen.”48 Vanzelfsprekend was ook dit dier gewoon een „mensaap”. In de New Scientist werd in feite gezegd dat „Lucy” een schedel had „die erg veel op die van een chimpansee leek”.49

33. Welke fossiele vorm kan al dan niet een mens zijn geweest?

33 Een andere fossiele vorm wordt Homo erectus — rechtopgaande mens — genoemd. Zijn hersenomvang en vorm vallen binnen de grenzen voor de huidige mens, zij het aan de lage kant. In de Encyclopædia Britannica werd ook opgemerkt dat „de beenderen van de ledematen die tot dusver zijn ontdekt, niet te onderscheiden waren van die van H[omo] sapiens”.50 Het is echter niet duidelijk of het een mens was of niet. Indien dit zo is, dan was het gewoon een tak van de menselijke familie, die is uitgestorven.

De menselijke familie

34. Hoe is men ten aanzien van de Neanderthaler van gedachten veranderd?

34 De Neanderthaler (zo genoemd naar het Neanderthal in Duitsland, waar het eerste fossiel werd gevonden) was ongetwijfeld een mens. Aanvankelijk werd hij afgebeeld als een voorovergebogen, dom uitziend, behaard en aapachtig wezen. Thans is bekend dat deze foutieve reconstructie gebaseerd was op een fossiel skelet dat door ziekte ernstig misvormd was. Sindsdien zijn er vele fossielen van Neanderthalers gevonden die bevestigen dat zij niet veel van de hedendaagse mensen verschilden. Fred Hoyle zei in zijn boek Ice: „Er zijn geen bewijzen dat de Neanderthaler in enig opzicht inferieur aan ons was.”51 Als gevolg daarvan hebben recente tekeningen van Neanderthalers een modernere aanblik gekregen.

35. Wat waren de Cro-Magnons?

35 Een andere fossiele vorm die men veelvuldig in wetenschappelijke publikaties tegenkomt, is de Cro-Magnonmens. Hij dankt zijn naam aan de plaats in Zuid-Frankrijk waar zijn beenderen voor het eerst werden opgegraven. Deze exemplaren ’onderscheidden zich zo weinig van onze huidige, dat zelfs de grootste sceptici moesten toegeven dat het mensen waren’, zei het boek Lucy.52

36. Wat zijn de feiten met betrekking tot aapachtige fossielen in het verleden en mensachtige fossielen?

36 De bewijzen tonen dus duidelijk aan dat geloof in „aapmensen” ongegrond is. In plaats daarvan hebben mensen alle kenmerken van schepping — apart en onderscheiden van alle dieren. Mensen planten zich slechts naar hun eigen soort voort. Dat is heden ten dage zo en dat is in het verleden altijd zo geweest. Aapachtige dieren die in het verleden hebben geleefd, waren gewoon mensapen of apen — geen mensen. En fossielen van vroegere mensen die lichtelijk verschillen van mensen in deze tijd, vormen gewoon een demonstratie van de verscheidenheid binnen de menselijke familie, net zoals er tegenwoordig vele variëteiten naast elkaar leven. Er zijn mensen die meer dan twee meter lang zijn en er zijn pygmeeën, en hun skeletten variëren in afmeting en vorm. Maar zij behoren allen tot dezelfde menselijke „soort”, niet tot een dier-”soort”.

Hoe staat het met de datering?

37. Hoe lang zijn er volgens de bijbelse chronologie mensen op aarde?

37 De bijbelse chronologie geeft te kennen dat er sinds de schepping van de mens een periode van ongeveer 6000 jaar is verstreken. Waarom leest men dan vaak over veel langere perioden sinds er erkend menselijke fossielen zijn verschenen?

38. Bewijzen dateringen aan de hand van radioactief verval die in strijd zijn met de bijbelse chronologie, dat de bijbel het bij het verkeerde eind heeft?

38 Alvorens te concluderen dat de bijbelse chronologie het bij het verkeerde eind heeft, is het goed te bedenken dat dateringsmethoden aan de hand van radioactiviteit door sommige geleerden scherp zijn bekritiseerd. Een wetenschappelijk blad berichtte over studies waaruit bleek dat „dateringen, bepaald aan de hand van radioactief verval, ernaast kunnen zitten — niet slechts een paar jaar, maar verscheidene orden van grootte”. Het zei: „In plaats dat de mens reeds 3,6 miljoen jaar op aarde rondwandelt, kan het zijn dat hij er nog maar een paar duizend jaar is.”53

39. Is de radiokoolstof-„klok” altijd betrouwbaar?

39 Als voorbeeld noemen wij de radiokoolstof-„klok”. Deze dateringsmethode aan de hand van radioactieve koolstof werd door geleerden over de gehele wereld in een periode van twintig jaar ontwikkeld. Ze werd alom toegejuicht als een nauwkeurige dateringsmethode voor artefacten uit de oude geschiedenis van de mens. Maar toen werd er in Uppsala in Zweden een conferentie gehouden van de experts uit de hele wereld, onder wie radiochemici, archeologen en geologen, om hun bevindingen te vergelijken. Het rapport van hun conferentie liet zien dat de fundamentele veronderstellingen waarop de metingen waren gebaseerd, in mindere of meerdere mate onbetrouwbaar waren bevonden. Men ontdekte bijvoorbeeld dat de hoeveelheid radioactieve koolstof die in de atmosfeer wordt gevormd, in het verleden niet constant is geweest en dat deze methode niet betrouwbaar is voor de ouderdomsbepaling van voorwerpen uit ongeveer 2000 v.G.T. of daarvóór.54

40. Hoe ondersteunen historische verslagen de bijbelse chronologie met betrekking tot de ouderdom van het mensengeslacht?

40 Houd in gedachte dat werkelijk betrouwbare bewijzen van ’s mensen activiteit op aarde geen miljoenen, maar slechts duizenden jaren teruggaan. Wij lezen bijvoorbeeld in Het lot van de aarde: „Slechts zes- tot zevenduizend jaar geleden . . . begon de huidige beschaving zich af te tekenen. Die beschaving stelde ons in staat een menselijke wereld op te bouwen.”55 In The Last Two Million Years wordt gezegd: „In de Oude Wereld werden de meeste belangrijke stappen in de landbouwrevolutie tussen 10.000 en 5000 v. Chr. genomen.” En ook: „Slechts de afgelopen 5000 jaar heeft de mens geschreven berichten achtergelaten.”56 Het feit dat het fossielenverslag laat zien dat de moderne mens plotseling op aarde verscheen, en dat betrouwbare historische verslagen, zoals men toegeeft, van recente datum zijn, is in overeenstemming met de bijbelse chronologie met betrekking tot menselijk leven op aarde.

41. Wat zei een pionier op het gebied van radiokoolstofdatering over „prehistorische” dateringen?

41 Merk in dit verband eens op wat de Nobelprijswinnaar en kernfysicus W. F. Libby, een van de pioniers op het gebied van radiokoolstofdatering, in het tijdschrift Science zei: „Het researchwerk bij het ontwikkelen van de dateringstechniek bestond uit twee fasen — het dateren van monsters uit respectievelijk het historische en het prehistorische tijdperk. Arnold [een medewerker] en ik kregen onze eerste schok toen onze adviseurs ons vertelden dat de geschiedenis slechts 5000 jaar terugging. . . . Je leest verklaringen die erop neerkomen dat die en die gemeenschap of archeologische vindplaats 20.000 jaar oud is. Wij kwamen nogal abrupt te weten dat deze getallen, deze hoge ouderdommen, niet nauwkeurig bekend zijn.”57

42. Wat merkte een Engelse schrijver op in verband met het verschil tussen evolutieverslagen en het Genesisverslag?

42 Toen de Engelse schrijver Malcolm Muggeridge een boek over evolutie besprak, gaf hij commentaar op het gebrek aan bewijzen voor evolutie. Hij merkte op dat wilde speculaties niettemin floreerden. Vervolgens zei hij: „In vergelijking daarmee schijnt het Genesisverslag heel sober en heeft het op zijn minst de verdienste dat het werkelijk een samenhang vertoont met wat wij over menselijke wezens en hun gedrag weten.” Hij zei dat de ongegronde beweringen omtrent miljoenen jaren in verband met de evolutie van de mens „en de wilde sprongen van schedel naar schedel, iedereen die niet is ingepalmd door de mythe [van de evolutie], alleen maar als pure fantasie kunnen voorkomen”. Muggeridge besloot: „Het nageslacht zal beslist verbaasd staan, en naar ik hoop bijzonder geamuseerd zijn, over het feit dat zulk een slordig en niet-overtuigend getheoretiseer de twintigste-eeuwse geest zo gemakkelijk in beslag heeft genomen en op een zo grote schaal en zo gedachteloos is toegepast.”58

[Studievragen]

[Inzet op blz. 84]

Waarom bestaan de „inferieure” mensapen nog steeds, maar is er geen enkele „superieure” „aapmens” meer?

[Inzet op blz. 85]

Vroegere theorieën over de evolutie van de mens waren „de verbeelding van negentiende-eeuwse geleerden”

[Inzet op blz. 85]

„Het voornaamste wetenschappelijke bewijsmateriaal is een erbarmelijk kleine verzameling beenderen”

[Inzet op blz. 87]

’De speurtocht naar de spreekwoordelijke „ontbrekende schakel” laat speculatie en mythe welig tieren’

[Inzet op blz. 88]

„Elke tekening van de stamboom van de mens kan op de vuilhoop worden gegooid”

[Inzet op blz. 90]

Er zijn niet „voldoende bewijzen op grond van fossiel materiaal om ons getheoretiseer uit het rijk der fantasie te halen”

[Inzet op blz. 93]

„Ramapithecus kan niet het eerste lid van de menselijke lijn zijn geweest”

[Inzet op blz. 95]

„Er zijn geen bewijzen dat de Neanderthaler in enig opzicht inferieur aan ons was”

[Inzet op blz. 98]

„Het nageslacht zal beslist verbaasd staan . . . over het feit dat zulk een slordig en niet-overtuigend getheoretiseer de twintigste-eeuwse geest zo gemakkelijk in beslag heeft genomen”

[Kader/Illustraties op blz. 94]

Australopithecus werd eens als een voorouder van de mens aanvaard, „de ontbrekende schakel”. Nu geven sommige geleerden toe dat zijn schedel „overweldigend mensaapachtig — niet menselijk” was

[Illustraties]

Schedel van Australopithecus

Schedel van een chimpansee

Menselijke schedel

[Illustratie op blz. 84]

Omdat de huidige dierenwereld geen enkele schakel tussen mens en dier oplevert, hoopten evolutionisten dat fossielen dit zouden doen

[Illustratie op blz. 86]

Een evolutionist geeft toe: „Wij hebben geen bewijzen van een biologische verandering in hersenomvang of -structuur sinds Homo sapiens . . . in het fossielenverslag verscheen”

[Illustratie op blz. 89]

Waarop zijn tekeningen van „aapmensen” gebaseerd? Evolutionisten antwoorden: „de verbeelding”, „in de meeste opzichten louter fictie”, „niets dan een verzinsel”

[Illustraties op blz. 91]

Men zegt dat een spitsmuisachtig knaagdier een voorouder van de mens is. Er zijn echter geen fossiele bewijzen van die verwantschap

Dit aapachtige wezen is een van onze voorouders genoemd. Er bestaan geen fossiele bewijzen voor deze bewering

[Illustraties op blz. 92]

Slechts gebaseerd op tanden en gedeelten van kaakbeenderen, werd Ramapithecus „de eerste vertegenwoordiger van de menselijke familie” genoemd. Verdere bewijzen toonden aan dat hij dat niet was

[Illustratie op blz. 96]

Evenals dat in het fossielenverslag het geval is, bestaat er ook thans bij mensen een grote verscheidenheid in afmeting en vorm van skeletstructuur. Maar allen behoren tot de menselijke „soort”

[Illustratie op blz. 97]

Mensen hebben alle kenmerken van schepping — apart en onderscheiden van de mensapen

[Diagram/Illustratie op blz. 90]

De Piltdown-mens werd veertig jaar lang als een „ontbrekende schakel” aanvaard, totdat hij werd ontmaskerd als een vervalsing. Delen van de kaak en kiezen van een orang-oetan waren gecombineerd met delen van een menselijke schedel

[Diagram]

(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)

De donkere gebieden zijn fragmenten van een menselijke schedel

Het gehele lichte gebied is van gips vervaardigd

De donkere gebieden zijn fragmenten van de kaak en kiezen van een orang-oetan