Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Aanbidding komt God toe

Aanbidding komt God toe

Hoofdstuk 34

Aanbidding komt God toe

IK GA je een belangrijke vraag stellen. Die vraag is zo belangrijk dat de wijze waarop je de vraag beantwoordt van invloed is op je toekomstige leven. Wie is jouw God? —

Jouw God is degene die je aanbidt. Mensen over de hele aarde aanbidden vele soorten van goden. Sommigen van deze goden zijn gewoon van hout of steen gesneden of gemaakt. Anderen zijn mensen die heel goed bekend zijn in de sport- of muziekwereld. Zij worden „sterren” en „idolen” genoemd. Maar is het juist om eer aan deze andere goden te geven? —

De Grote Onderwijzer zei: „Jehovah, uw God, moet gij aanbidden en voor hem alleen heilige dienst verrichten.” — Matthéüs 4:10.

Jezus maakte het dus duidelijk. Onze aanbidding komt alleen Jehovah God toe. Wij kunnen zelfs nog geen klein beetje van onze aanbidding aan enige andere god geven. Er staat een opwindende geschiedenis in de bijbel over enkele jonge mannen die dit wisten.

Zij heetten Sadrach, Mesach en Abednego. Zij waren Hebreeën, maar zij woonden in het land Babylon. De koning van Babylon maakte een reusachtig beeld van goud. Hij gebood dat wanneer de muziek werd gespeeld, iedereen zich voor zijn beeld moest neerbuigen. ’Al wie niet neerbuigt en aanbidt, zal op hetzelfde ogenblik in de brandende vuuroven geworpen worden’, waarschuwde hij. Wat zou jij hebben gedaan? —

Sadrach, Mesach en Abednego deden gewoonlijk alles wat de koning gebood. Maar dit weigerden zij te doen. Weet je waarom? — Omdat Gods wet zei: ’Gij moogt geen andere goden hebben naast mij. Gij moogt u geen gesneden beeld maken en u er niet voor buigen.’ Sadrach, Mesach en Abednego gehoorzaamden dus de wet van Jehovah en niet het gebod van de koning. — Exodus 20:3, 4.

De koning was heel erg boos toen hij dit hoorde. Hij liet Sadrach, Mesach en Abednego onmiddellijk bij zich brengen. Hij vroeg: ’Is het werkelijk zo dat jullie míjn goden niet dienen? Ik geef jullie nog een kans. Zodra jullie de muziek horen, moeten jullie neervallen en het beeld aanbidden dat ik heb gemaakt. Doen jullie dit niet, dan zullen jullie in de brandende vuuroven geworpen worden. En wie is die god die jullie uit mijn handen kan verlossen?’

Wat zouden Sadrach, Mesach en Abednego nu doen? Wat zou jij hebben gedaan? — Zij vertrouwden op Jehovah. Onmiddellijk spraken zij vrijuit en zeiden tot de koning: ’Onze God die wij dienen, is in staat ons te verlossen. Maar ook al doet hij dit niet, dan zullen wij toch uw goden niet dienen. Wij zullen ons niet voor uw gouden beeld buigen.’

De koning was woedend. Hij gebood: ’Laat de oven zeven maal heter worden gestookt dan gewoonlijk!’ Hij gaf zijn sterke mannen bevel om Sadrach, Mesach en Abednego te binden. Toen zei hij: ’Werp hen in de oven!’

De dienaren van de koning wierpen hen erin. Maar de oven was zo heet dat de mannen van de koning door de vlammen werden gedood! Wat gebeurde er met de drie Hebreeën?

Sadrach, Mesach en Abednego vielen midden in het vuur. Maar toen stonden zij op! Zij waren ongedeerd. En zij waren niet meer gebonden. Hoe was dit mogelijk?

De koning keek in de oven en wat hij zag, maakte hem bevreesd. ’Hebben wij niet drie mannen in het vuur geworpen?’ vroeg hij

Zijn dienaren antwoordden: ’Ja, o koning.’

Maar de koning zei: ’Zie! Ik zie daar vier mannen rondlopen en geen van hen wordt door het vuur gedeerd.’

Weet je wie die vierde persoon was? — Het was Jehovah’s engel. En hij was daar om die drie getrouwe Hebreeuwse dienstknechten van de ware God te beschermen.

Toen de koning dit zag, ging hij naar de deur van de oven toe en riep: „Sadrach, Mesach en Abednego, gij knechten van de Allerhoogste God, treedt naar buiten en komt hier!” Toen zij naar buiten kwamen, kon iedereen zien dat zij niet waren verbrand. Er was zelfs geen brandlucht aan hen gekomen.

Toen zei de koning: ’Gezegend zij de God van Sadrach, Mesach en Abednego, die zijn knechten heeft verlost omdat zij geen enkele god wilden dienen behalve hun eigen God.’ — Daniël hoofdstuk drie.

Was dat niet geweldig? — Jehovah was heel blij met wat die drie jonge mannen deden. En wij kunnen er een les uit leren.

Zelfs in deze tijd richten mensen beelden op voor aanbidding. Sommige zijn gemaakt van hout of steen of metaal. Zou jij voor die beelden buigen? —

Andere beelden zijn van goed gemaakt. Heb je zo’n beeld wel eens gezien? — Denk je dat het voor God verschil maakt of het van goed of van hout of steen is gemaakt? — Zou het voor een dienstknecht van Jehovah juist zijn een daad van aanbidding voor zo’n beeld te verrichten? —

Sadrach, Mesach en Abednego wilden alleen Jehovah aanbidden. God was heel blij met hen. Zul jij hun voorbeeld navolgen? —

(Zij die Jehovah dienen, kunnen niet tevens beelden aanbidden. Lees maar eens wat hierover staat in Jesaja 42:8 en Jozua 24:14, 15, 19-22.)