De pochende Farizeeër
Hoofdstuk 36
De pochende Farizeeër
WAT betekent het te pochen? Weet je dat? —
Hier is een voorbeeld. Heb je wel eens geprobeerd iets te doen waar je niet zo goed in bent? Misschien heb je geprobeerd te voetballen. Of misschien heb je geprobeerd touwtje te springen. Heeft iemand toen wel eens gezegd: „Ha! Ha! Ha! Ik kan dat beter dan jij”? — Nou, die persoon pochte. Hij schepte op over zichzelf.
Hoe voel je je als anderen dat doen? Vind je het fijn? — Hoe denk je dan dat anderen zich zouden voelen als jij pocht? — Is het vriendelijk om tegen iemand anders te zeggen: „Ik ben beter dan jij”? — Houdt Jehovah van mensen die dat doen? —
De Grote Onderwijzer kende enkele mensen die zulke dingen deden. Op een dag vertelde hij hun een verhaal. Het ging over een Farizeeër en een belastinginner.
De Farizeeën waren trotse religieuze onderwijzers. Zij handelden dikwijls alsof zij rechtvaardiger of heiliger waren dan andere mensen. De Farizeeër in Jezus’ verhaal ging naar Gods tempel in Jeruzalem om te bidden.
Jezus zei dat er ook een belastinginner naar toe ging om te bidden. De meeste mensen nu hielden niet van belastinginners. Zij dachten dat de belastinginners tegen hen waren. En bovendien waren sommige belastinginners niet altijd eerlijk.
In de tempel begon de Farizeeër zo tot God te bidden: ’O God, ik dank u dat ik geen zondaar ben zoals andere mensen. Ik bedrieg de mensen niet en ik doe geen andere slechte dingen. Ik ben niet zoals die belastinginner daarginds. Ik ben een rechtvaardig man. Ik gebruik twee maal per week geen voedsel zodat ik meer tijd heb om aan u te denken. En ik geef een tiende van alles wat ik krijg aan de tempel.’ Die Farizeeër dacht werkelijk dat hij rechtvaardig was, of niet soms? — En hij zei dit nog tegen God ook.
Maar de belastinginner was niet zo. Hij dacht dat hij niet eens goed genoeg was om dicht bij Gods tempel te komen. Hij wilde zelfs zijn ogen niet naar de hemel opheffen. Daarom bleef hij met gebogen hoofd op een afstand staan. Hij had spijt over zijn zonden. En hij sloeg zich in droefheid op de borst. Hij probeerde God niet te vertellen hoe goed hij was. Maar hij bad: ’O God, wees goed voor mij als zondaar.’
Wie van die mannen was volgens jou welgevallig in Gods ogen? Was dat de pochende Farizeeër, degene die dacht dat hij zo goed was? Of was het de belastinginner, die spijt had over zijn zonden? —
Jezus zei: ’Voor God was de belastinginner rechtvaardiger dan de Farizeeër. Want iedereen die probeert te doen alsof hij beter is dan andere mensen zal vernederd worden. Maar hij die nederig is in zijn eigen ogen zal verhoogd worden.’ — Lukas 18:9-14.
Heb je de les begrepen die Jezus daar leerde? — Hij liet zien dat het verkeerd is te denken dat wij
beter zijn dan andere mensen. Laten wij eens kijken hoe deze les op ons leven van toepassing is.Misschien worden er aan jou en nog een kind op school enkele vragen gesteld. Wat doe je nu als je de antwoorden onmiddellijk kunt geven maar het andere kind langzamer is? Natuurlijk vind je het fijn als je de antwoorden weet. Maar zou het vriendelijk zijn om de andere leerling te zeggen dat hij dom is? — Is het juist om te proberen jezelf goed te doen lijken door de ander slecht te doen lijken? —
Dat deed de Farizeeër. Hij pochte dat hij beter was dan de belastinginner. Maar de Grote Onderwijzer zei dat hij fout was.
Het is waar dat de een iets bepaalds soms beter kan dan de ander. Maar wil dit zeggen dat hij een beter mens is? —
Denk er eens over na. Als wij een heleboel weten, dienen wij dan te pochen? — Hebben wij onze eigen hersenen gemaakt? — Nee, het is God die de mens hersenen heeft gegeven. En alles wat wij weten, hebben wij van iemand anders geleerd. Misschien hebben wij het in een boek gelezen. Of misschien heeft iemand het ons verteld. En ook al zijn
wij er zelf achter gekomen, hoe zijn wij er dan achter gekomen? Door te kijken naar dingen die door God waren gemaakt. Alles wat wij hebben, is van iemand anders afkomstig.Sommige mensen zijn sterk. Maakt dit hen beter dan iemand anders? — Zij hebben toch niet hun eigen lichaam gemaakt, of wel soms? — Het is God die de mens spieren gaf. En het is God die het voedsel doet groeien zodat wij kunnen eten en sterk kunnen zijn.
Heeft iemand van ons dus reden om te pochen? Zijn wij beter dan andere mensen? — In plaats van aan anderen te vertellen hoe goed wij wel zijn, dienen wij hun in werkelijkheid te vertellen hoe geweldig Jehovah is, niet waar? — Omdat Hij het is die het ons mogelijk maakt de dingen goed te doen.
Als iemand goed zijn best doet, is het vriendelijk om iets te zeggen dat hem blij maakt. Zeg hem dat je blij bent met wat hij heeft gedaan. Misschien kun je hem zelfs helpen het nog beter te doen. Zo zou je toch graag willen dat de mensen jou behandelden, niet waar? — Nu dan, Jezus zei: ’Zoals gij wilt dat andere mensen u behandelen, moet gij het hun doen.’ Dat is een goede regel om na te volgen, vind je ook niet? — — Lukas 6:31.
Als wij dat doen, zullen wij nooit opscheppen of pochen. Wij zullen niet zoals die pochende Farizeeër zijn.
(Trots en pochen zijn dingen die vermeden moeten worden. Lees maar eens wat in de volgende teksten staat: Spreuken 16:5, 18; 1 Korinthiërs 4:7; 13:4.)