Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Gehaat wegens goeddoen

Gehaat wegens goeddoen

Hoofdstuk 27

Gehaat wegens goeddoen

HEB jij liefde voor het goede? — Wij allebei zouden zeggen dat wij liefde voor het goede hebben, niet waar? Maar is die liefde zo sterk dat wij het goede zouden doen ook al werden wij er door anderen om gehaat? — Daar is moed voor nodig, niet waar? —

Denk je dat de Grote Onderwijzer die moed bezat? Deed hij goed ook al werd hij er door anderen om gehaat? —

Heel dikwijls hielden de mensen van Jezus om het goede dat hij deed. Op een keer verzamelden alle mensen van een stad zich voor de deur van het huis waar hij verbleef. Zij kwamen omdat Jezus zieke mensen gezond had gemaakt. — Markus 1:33.

Maar soms bleek uit wat Jezus leerde dat de mensen de waarheid niet geloofden. Vond iedereen het dan fijn om naar hem te luisteren? — Waren zij bereid hun geloofsovertuiging te veranderen? — Niet iedereen. Sommigen van hen toonden zelfs dat zij Jezus werkelijk haatten omdat hij de waarheid sprak.

Dit gebeurde op een dag in Jezus’ eigen stad Nazareth. Jezus ging naar de synagoge. De synagoge is de plaats waar de joodse mensen samenkwamen.

Jezus stond op en hield een prachtige lezing uit de Schrift. In het begin vonden de mensen de lezing heel mooi. Zij waren verbaasd over de schitterende woorden die uit zijn mond kwamen. Zij konden haast niet geloven dat dit de jongeman was die in hun eigen stad was opgegroeid.

Maar toen zei Jezus iets anders. Hij sprak over tijden waarin God speciale gunst had betoond aan mensen die geen joden waren zoals zij. Toen Jezus dit zei, werden de aanwezigen in de synagoge boos. Weet je waarom? —

Zij dachten dat zij de enigen waren die Gods speciale gunst bezaten. Zij dachten dat zij beter waren dan andere mensen. Daarom haatten zij Jezus om wat hij zei. En weet je wat zij met hem probeerden te doen? —

De bijbel zegt: ’Zij grepen Jezus en joegen hem de stad uit. Zij brachten hem naar de rand van de berg en wilden hem ervan afgooien en hem doden! Maar Jezus ontkwam aan hen.’ — Lukas 4:16-30.

Als dat jou was overkomen, zou je dan ooit zijn teruggegaan om die mensen weer over God te vertellen? — Daar zou moed voor nodig zijn, niet waar? — Nu, ongeveer een jaar later ging Jezus naar Nazareth terug. En de bijbel zegt: ’Hij onderwees hen in hun synagoge.’ Jezus hield er niet uit vrees voor mensen die geen liefde voor God hadden mee op de waarheid te spreken. — Matthéüs 13:54.

Op een andere dag bevond Jezus zich in een plaats waar een man was met een verdorde of kreupele hand. Jezus had macht van God om die man te genezen. Maar sommigen die daar waren, probeerden het Jezus lastig te maken. Wat zou de Grote Onderwijzer doen? —

Eerst maakte hij duidelijk wat de juiste handelwijze zou zijn. Hij vroeg: ’Als jullie een schaap hadden dat op de sabbat in een diepe kuil zou vallen, zouden jullie het er dan uit halen?’

Ja, dat zouden zij voor een schaap doen, ook al was het op de sabbat, de dag waarop zij eigenlijk moesten rusten. Daarom zei Jezus: ’Het is nog beter een mens op de sabbat te helpen, omdat een mens meer waard is dan een schaap!’ Hoe duidelijk was het dat Jezus deze man moest helpen door hem te genezen!

Jezus zei de man dus dat hij zijn hand moest uitstrekken. Onmiddellijk werd ze weer even gezond als de andere hand! Wat was die man blij!

Maar hoe stond het met die anderen? Waren zij ook blij? — Nee. Zij haatten Jezus nog meer. Zij gingen naar buiten en maakten plannen om hem te doden! — Matthéüs 12:9-14.

Zo zijn de mensen nu ook. Sommigen hebben liefde voor het goede. Anderen niet. Wat wij ook doen, wij kunnen hen nooit allemaal behagen. Dus moeten wij beslissen wie wij werkelijk willen behagen.

Wie wil je graag als je vrienden hebben? Wil je goede mensen tot vrienden hebben? — Wil je graag dat Jehovah God je vriend is? — Dan moet je altijd het goede doen.

Maar als je het goede doet, denk je dan dat de Duivel van je houdt? — En wil je heus dat de Duivel van je houdt? —

Er zijn mensen van wie de Duivel houdt. De bijbel noemt hen „de wereld”. „De wereld” bestaat uit alle mensen die geen volgelingen van de Grote Onderwijzer zijn. De Grote Onderwijzer zei: „Als gij een deel van de wereld zoudt zijn, zou de wereld ten zeerste gesteld zijn op wat haar toebehoort. Daar gij echter geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u.” — Johannes 15:18, 19.

Sommige mensen van de wereld zeggen dat zij in Jezus geloven, maar zij leren anderen niet de waarheid over God, zoals Jezus dit deed. Als je hun aan de hand van de bijbel laat zien dat zij niet de waarheid leren, zullen zij dat dan prettig vinden? — Nee, de meesten van hen niet. Maar misschien vind je iemand zoals die man met de verdorde hand. Hij was dankbaar dat Jezus de waarheid niet verborgen hield.

Er zijn veel mensen die de waarheid wel verbergen. Zij zijn bang voor wat andere mensen denken. Zij maken zich zo bezorgd om wat andere mensen wel zullen zeggen, dat zij zich hun hele leven ervan laten weerhouden datgene te doen waarvan zij weten dat het goed is. Is dat niet erg? Zij missen heel veel geluk in het leven. En zij missen ook de goedkeuring van God. Dat willen wij toch beslist niet, is het wel? —

(Lees samen de volgende teksten om te laten zien dat wij ons er nooit door vrees voor wat andere mensen wel zullen denken van mogen laten afhouden het goede te doen: Spreuken 29:25; 1 Samuël 15:24; Matthéüs 26:69-75; Johannes 12:42, 43.)