Liefde voor onze broeders en zusters
Hoofdstuk 19
Liefde voor onze broeders en zusters
HOEVEEL broertjes en zusjes heb jij? — Niet iedereen heeft thuis een broertje of een zusje. Zelfs al heb je er maar één, dan kun je al dankbaar zijn.
God heeft ons zo gemaakt dat wij ons op een heel bijzondere manier verbonden voelen met bepaalde personen. Wij kunnen heel veel vrienden hebben, maar broers en zusjes geven gewoonlijk zelfs nog meer om elkaar dan vrienden. Als de één in moeilijkheden zit, dan helpt de ander hem eruit. Zo’n broer zou je graag willen hebben, niet waar? —
Maar niet iedereen is goed voor zijn broer of zusje. De bijbel vertelt ons over iemand die zijn broer sloeg. Weet je hoe hij heet? — Het was Kaïn, een zoon van de eerste mens.
Op een dag nam Kaïn wat voedsel dat hij verbouwd had. Hij bracht van dit voedsel een gave of een offer aan Jehovah. Zijn broer Abel bracht ook een offer aan Jehovah. Abel offerde aan God de allerbeste schapen die hij had. God was ingenomen met Abel en zijn offer. Maar hij was niet ingenomen met Kaïn en diens offer.
Waarom niet? — Niet omdat Abel méér offerde. En het verschil lag ook niet alleen in het feit dat
hij een schaap offerde. De bijbel vertelt ons dat God kan zien wat er in ons hart omgaat. Hij weet hoe wij diep van binnen denken.Wat zag God in Kaïns hart? — Hij zag dat Kaïn niet werkelijk van zijn broer hield. Kaïn kon zien dat Jehovah ingenomen was met Abel en zijn offer. Maar probeerde Kaïn zich te veranderen zodat hij net als zijn broer zou zijn? — Nee. Hij werd boos.
Jehovah zei tegen Kaïn dat hij zijn handelwijze moest veranderen. Maar Kaïn luisterde niet. Als hij werkelijk van God had gehouden, zou hij naar hem geluisterd hebben. Maar hij hield niet van God. En hij hield ook niet van zijn broer.
Op een dag zei hij daarom tegen Abel: „Laten wij het veld ingaan.” Kaïn had boze bedoelingen, maar Abel wist het niet. Abel ging met Kaïn mee. Terwijl zij daar alleen in het veld waren, sloeg Kaïn zijn broer. Hij sloeg hem zo hard dat hij hem doodde. Was dat niet verschrikkelijk? — — Genesis 4:2-8.
De bijbel vertelt ons dat wij hieruit een speciale les moeten leren. Weet je welke les? — ’Dit is de boodschap die gij van het begin af hebt gehoord: wij moeten liefde voor elkaar hebben; niet zoals Kaïn, die uit de goddeloze was.’ Broers en zusjes moeten dus liefde voor elkaar hebben. Zij moeten niet als Kaïn zijn. — 1 Johannes 3:11, 12.
Waarom zou het zo slecht zijn om als Kaïn te zijn? — Omdat de bijbel zegt dat hij ’uit de goddeloze was’. Omdat Kaïn precies zo als de
Duivel handelde, was het net alsof de Duivel zijn vader was. Denk je dat eens in!Zie je waarom het zo belangrijk is om van je broers en zusjes te houden? — Als je niet van hen houdt, wiens kind zou je dan zijn? — Je zou een kind van de Duivel zijn. Dat zou je toch niet willen, is het wel? — Hoe kun je dus bewijzen dat je een kind van God wilt zijn? — Door werkelijk van je broers en zusjes te houden.
Maar wat is liefde? — Liefde is een diep gevoel binnenin ons dat maakt dat wij goede dingen voor andere mensen willen doen. Wij laten zien dat wij van andere mensen houden als wij goede gevoelens jegens hen koesteren. Wij laten het zien als wij goede dingen voor hen doen. En als wij werkelijk van iemand houden, zullen wij er dan mee wachten hem goed te doen totdat hij eerst iets voor ons heeft gedaan? —
God doet dat niet. Zelfs voordat wij van God hielden, hield God al van ons. Wij kunnen hiervan leren. Zelfs voordat anderen liefde voor ons tonen, kunnen wij tonen dat wij hen liefhebben.
De bijbel zegt dat christenen veel meer broers en zusters hebben dan alleen maar degenen die met hen in hetzelfde Matthéüs 12:50.
huis wonen. Weet je wie dat zijn? — Jezus zei: ’Al wie de wil van mijn Vader in de hemel doet, is mijn broer en zuster.’ Dit betekent dat allen die Gods wil doen, broeders en zusters zijn. Zij vormen een bijzonder gezin van broeders en zusters. Wist je dat? — —Houd jij van alle broeders en zusters in dit grote christelijke gezin? — Jezus zei dat wij dat moeten doen. Hij zei: ’Iedereen zal weten dat gij mijn discipelen zijt als gij elkaar liefhebt.’ Wij kunnen niet alleen maar van een paar van hen houden. Wij moeten van al onze broeders en zusters houden. — Johannes 13:35.
Hoe kunnen wij tonen dat wij werkelijk van hen houden? — Welnu, als wij van hen houden, zullen wij niet bij hen weg willen blijven omdat wij niet met hen willen praten. Wij zullen voor hen allemaal vriendelijk zijn. Wij zullen altijd goed doen jegens hen. En als zij ooit in moeilijkheden verkeren, zullen wij hen te hulp komen, omdat wij werkelijk één groot gezin vormen.
Als wij werkelijk van al onze broeders en zusters houden, wat bewijst dit dan? — Het bewijst dat wij discipelen zijn van Jezus, de Grote Onderwijzer. En willen wij dat niet graag zijn? —
(Dat wij liefde voor onze broeders en zusters moeten tonen, wordt ook in 1 Johannes 4:8, 20, 21 en Galáten 6:10 besproken. Laten wij dus onze bijbel openslaan en die teksten lezen.)