Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

’Wat van caesar is aan caesar’

’Wat van caesar is aan caesar’

Hoofdstuk 33

’Wat van caesar is aan caesar’

LATEN wij eens wat geld nemen en dat bekijken. Wat zie je op het geld staan? — Wie heeft dit geld gemaakt? — De regering.

Duizenden jaren lang hebben regeringen het geld gemaakt dat de mensen gebruiken. Toen de Grote Onderwijzer op aarde was, maakte de Romeinse regering geld. En weet je wie de regeerder van die regering was? — Caesar.

De Romeinse regering deed veel goede dingen voor de mensen in die dagen. En regeringen in deze tijd doen veel goede dingen voor ons. Ze bouwen wegen om te kunnen reizen. Ze betalen politieagenten en brandweerlieden.

Het kost een regering geld om deze dingen te doen. Weet je waar de regering het geld vandaan krijgt? — Ze krijgt dit van de mensen. Het geld dat de mensen aan de regering betalen, wordt belasting genoemd.

Veel mensen vinden het niet fijn belasting te betalen. Toen Jezus op aarde was, wilden sommigen van de joden geen belasting aan de Romeinse regering betalen. Zij haatten zulke belastingen. Op een dag kwamen er daarom enkele mannen bij Jezus en vroegen hem: ’Moeten wij belasting aan caesar betalen?’

De mannen nu stelden deze vraag om Jezus erin te laten lopen. Want als Jezus antwoordde: ’Ja, jullie moeten belasting betalen’, zouden velen van de joden helemaal niet blij zijn met wat Jezus zei. Maar Jezus kon niet zeggen: ’Nee, jullie hoeven geen belasting te betalen.’ Het zou verkeerd zijn dat te zeggen.

Daarom deed Jezus het volgende. Hij zei tegen die mannen: ’Laat mij een geldstuk zien.’ Toen zij hem een geldstuk brachten, vroeg Jezus hun: ’Wiens beeld en naam staan daarop?’

De mannen zeiden: „Van caesar.”

Daarom zei Jezus: „Betaalt caesar dan in elk geval terug wat van caesar is, maar God wat van God is.” — Lukas 20:19-26.

Was dat geen voortreffelijk antwoord?— Niemand kon er iets tegen inbrengen. Als caesar dingen voor de mensen doet, is het alleen maar juist om het door caesar gemaakte geld te gebruiken ten einde hem voor deze dingen te betalen. Op deze wijze liet Jezus dus zien dat het juist is om de regering belasting te betalen voor de dingen die wij ontvangen.

Nu kan het zijn dat je nog niet oud genoeg bent om belasting te betalen. Maar toch is er iets dat je aan de regering moet geven. Weet je wat dat is? — Het is gehoorzaamheid aan de wetten van de regering.

Het is God die ons dit vertelt. Zijn Woord zegt: ’Wees gehoorzaam aan de superieure autoriteiten.’ En wie zijn de ’superieure autoriteiten’? — De mannen die macht hebben in de regering. Wij dienen dus werkelijk de wet te gehoorzamen. God zegt het. — Romeinen 13:1, 2.

Beschouw eens een voorbeeld. Misschien is er een wet dat je geen papier of ander afval op straat mag gooien. Dien je die wet te gehoorzamen? — Ja, God wil dat je dat doet.

Moeten wij ook gehoorzaam zijn aan politieagenten? — De regering betaalt politieagenten om ons te beschermen. Hen te gehoorzamen is hetzelfde als de regering te gehoorzamen.

Als je dus op het punt staat een straat over te steken en een politieagent zegt „Wacht!” wat dien je dan te doen? — En als anderen nu toch naar de overkant hollen, dien jij dat dan ook te doen? — Je dient te blijven staan, ook al ben je de enige die wacht. Wij moeten gehoorzaam zijn.

Misschien zijn er moeilijkheden in de buurt en zegt een politieagent: „Kom niet op straat. Ga niet naar buiten.” Maar dan hoor je misschien geschreeuw en ben je nieuwsgierig wat er aan het handje is. Moet je dan naar buiten gaan om te kijken? — Zou dit gehoorzaamheid aan de ’superieure autoriteiten’ zijn? —

Op veel plaatsen bouwt de regering ook scholen en betaalt ze de onderwijzers. Als de kinderen doen wat de onderwijzer zegt, bevordert dit vrede in de klas. Denk je dus dat God wil dat je gehoorzaam bent aan de onderwijzer? —

Er is geen tekst in de bijbel waar staat: „Gehoorzaam je onderwijzer.” Maar de regering betaalt de onderwijzer opdat hij kan onderwijzen, net zoals een politieagent door de regering wordt betaald om de mensen te beschermen. Gehoorzaamheid aan hen is dus hetzelfde als het gehoorzamen van de regering.

Of wij kunnen het zo bekijken. God zegt dat kinderen ’gehoorzaam moeten zijn aan hun vader en moeder’. Maar je vader en moeder hebben je naar school gestuurd. Het is dus juist om je onderwijzer te gehoorzamen, net zoals je thuis je ouders gehoorzaamt. — Efeziërs 6:1.

Ik ben niet altijd bij je. Dus ik kan niet zien of je de onderwijzer gehoorzaamt. Maar God ziet het wel. En het is God die wij werkelijk willen behagen, niet waar? — Misschien zie ik ook niet of je de politieagent gehoorzaamt. Maar wie ziet het wel? — God ziet het. Vergeet dat nooit.

Vergeet ook niet dat God op de eerste plaats komt in ons leven. Wij gehoorzamen de regering omdat God het wil. Maar als zij ons nu zeggen iets te doen wat volgens God niet mag? — Als iemand zegt: „Je hoeft God niet te gehoorzamen”, wil God dan dat wij daarnaar luisteren? —

Dat gebeurde met de apostelen van Jezus. Wat zouden de apostelen nu doen? Wat zou jij hebben gedaan? — Zij antwoordden: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” — Handelingen 5:29.

(Respect voor de wet wordt in de bijbel geleerd. Lees maar eens wat er staat in Titus 3:1, Matthéüs 5:41 en 1 Petrus 2:12-14.)