Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Onze problemen — Wie zal ons helpen ze op te lossen?

Onze problemen — Wie zal ons helpen ze op te lossen?

Onze problemen — Wie zal ons helpen ze op te lossen?

De onweerswolken pakten zich samen terwijl Ramu behoedzaam over het oneffen pad naar het huis van de buurman liep. Hij was nerveus. De examentijd naderde, en hij begreep een paar wiskundelessen niet. Zijn moeder had erop gestaan dat hij hun buurman om hulp ging vragen, maar Ramu had Masterji, * die wiskundeles gaf aan een school in de stad, nog niet gesproken. Ma had gezegd dat het een aardig gezin was, en dat zij graag zouden helpen. Had Masterji’s vrouw Ma’s graan niet vanaf de distributiewinkel voor haar gedragen toen zij zag dat Ma hoogzwanger was?

Ramu dacht aan zijn moeder, hoe hard zij van de vroege ochtend tot de late avond werkte. En binnenkort kwam er een nieuw gezinslid bij dat gevoed, gekleed en verzorgd moest worden. Geen wonder dat zijn vader hem bleef aansporen om hard te studeren, zodat hij een goede baan zou kunnen krijgen en kon meehelpen de kost voor het gezin te verdienen.

Hij was bij Masterji’s huis aangekomen. Terwijl hij bij de deur aarzelde, zei een vriendelijke stem: „Hallo, kom erin”, en Ramu stapte naar binnen.

Een poosje later, toen Anand, Ramu’s vader, van zijn werk op weg was naar huis, zag hij zijn zoon uit Masterji’s huis komen. Ramu leek blij, en zijn tred was veerkrachtig. Toen Anand bij Masterji’s huis kwam, leken de sluizen van de hemel open te gaan en viel de regen bij stromen neer. De leraar, die Ramu had staan nakijken toen die naar huis holde, riep Anand binnen en deed vanwege de kletterende regen vlug de deur dicht.

De problemen waar wij allen mee te kampen hebben

Vermoeid na zijn lange dagtaak in zijn fietsenreparatiewerkplaats nam Anand dankbaar de hete kop thee aan die Mariam, Masterji’s vrouw, voor hem inschonk. Hij keek de keurige kamer rond terwijl Mariam weer achter haar naaimachine ging zitten en Paul en Rachel, Masterji’s kinderen, aan hun huiswerk begonnen. Plotseling bekroop Anand een gevoel van grote bitterheid, en hij barstte uit: „Ik kan wel zien dat jullie niet de problemen hebben waar ik dagelijks mee te kampen heb. Jullie zijn zo rustig en tevreden. Ik benijd jullie!” Masterji glimlachte en zei: „Wij hebben ook wel de nodige problemen, Anand. Maar wat in het bijzonder zit je dwars?”

Aangemoedigd door Masterji’s vriendelijke belangstelling begon Anand zijn hart uit te storten. Geld, dat was het voornaamste probleem. Er was nooit genoeg om de eindjes aan elkaar te knopen. De huisbaas bleef de huur maar verhogen; het schoolgeld en de kosten voor boeken en schooluniformen vlogen voortdurend omhoog. Iedere keer als Nirmala, zijn vrouw, van de markt thuiskwam, klaagde zij over de stijgende prijzen van zelfs de fundamentele levensbehoeften. Nu was zij weer zwanger, en de dokter zei dat zij versterkende middelen moest hebben omdat zij zwak was en bloedarmoede had. Waar moest het geld vandaan komen? Het zou nog een paar jaar duren voordat zijn zoon, Ramu, van school kwam, en welke garantie hadden zij, na alle kosten die zij gemaakt hadden om hem naar een goede school te sturen, dat hij een goede baan zou krijgen? Zelfs mensen die met verschillende graden van de universiteit kwamen, waren immers werkloos. Welke hoop was er dan voor de zoon van een fietsenmaker om de soort baan te vinden die hun levenslot zou verbeteren? Hoe kon hij hopen echtgenoten voor zijn dochters te vinden als hij geen geld had om een bruidsschat voor hen te geven? Ook al was het onwettig, de mensen vroegen er toch altijd nog in een of andere vorm om.

Anand beschouwde zichzelf als een eerlijk man. Zijn ouders hadden hem geleerd niet te liegen of te bedriegen. Maar wat bereikte hij daarmee? Hij hield niet van oneerlijke praktijken, maar hij besefte dat hij met eerlijke middelen misschien nooit vooruit zou komen. Andere fietsenmakers handelden in gestolen fietsen en verkochten tweedehands onderdelen als nieuw, en zij deden goede zaken. Waarom zou hij dat ook niet doen? Een beetje meer geld zou zo veel van zijn lasten verlichten.

Masterji luisterde geduldig en meelevend totdat Anand zijn leed had geklaagd.

„Anand,” vroeg hij, „denk je werkelijk dat geld je problemen zal oplossen? Denk je dat alle rijke mensen gelukkig zijn, in zekerheid leven en geen problemen hebben? Worden zij nooit ziek? En als hun kinderen nu eens aan drugs verslaafd raken, een immoreel leven gaan leiden of opstandig worden? Horen wij niet van corruptie, het aannemen van steekpenningen, werkloosheid en toenemend geweld in de zogenaamd ontwikkelde landen, waar de mensen over meer geld beschikken? Nee, Anand, ik ben het niet met je eens dat geld alleen de oplossing zal vormen voor jouw of mijn problemen.”

„Jouw problemen,” zei Anand, „wat zijn die dan?”

„Dezelfde als de jouwe, Anand. Weet je, ik denk dat de meesten van ons dezelfde problemen hebben.”

„Maar jullie worden er niet zo door gekweld als ik. Ik zie dat jullie gezin vredig en gelukkig is. Wat is jullie geheim, Masterji?”

„Tja, Anand, wij als gezin zijn ervan overtuigd dat iemand binnenkort al onze problemen gaat oplossen.”

„Zo, verwachten jullie soms een grote erfenis?”

„Nee, dat niet”, lachte Masterji. „Nee, Anand, wij geloven dat God heel binnenkort in de wereldaangelegenheden gaat ingrijpen en zo’n verandering teweeg zal brengen dat fatsoenlijke, vredelievende mensen zich geen zorgen meer zullen hoeven maken over hoge prijzen, ziekte, misdaad, woningproblemen, werkloosheid, geweld of onzekerheid.”

Anand keek verbaasd. „Je lijkt mijn moeder wel, die zegt altijd: ’Laat alles maar aan God over; jouw lot ligt in zijn handen.’ Ik had niet verwacht dat een ontwikkeld iemand als jij zo zou denken, Masterji. Ik weet dat je een christen bent, maar andere christenen die ik ken, denken er niet zo over als jij. Zij zijn actief in de politiek en doen mee aan demonstraties om te proberen de omstandigheden door hun eigen inspanningen te verbeteren. Zij ’laten het niet maar aan God over’ de dingen te veranderen.”

„Misschien moet ik uitleggen, Anand, dat er een heel groot verschil bestaat tussen wat mijn gezin en ik geloven en wat door de kerken geleerd en in praktijk gebracht wordt. Je weet dat veel verschillende groeperingen hier in de stad beweren christelijk te zijn, dat wil zeggen, ze belijden dat ze Christus en de leer van de bijbel navolgen. Maar als je hun geloofsovertuigingen onderzoekt, merk je dat hun leer in veel opzichten afwijkt van de leer van Christus. Christus leerde zijn volgelingen bijvoorbeeld dat zij geweldloos moesten zijn en hun vijanden moesten liefhebben. Houden de zogenaamd christelijke naties zich aan die leer? Hebben zij niet de leiding genomen in twee wereldoorlogen en in het maken van kernwapens? En de geschiedenis laat zien dat de kerken hen hebben gesteund. Dus als zij hun zendelingen naar niet-christelijke naties sturen, brengen die niet altijd de leer van Christus.

Maar toch zijn er in de hele wereld mensen die net als wij geloven dat God weldra de oplossing voor onze problemen zal brengen. Wij baseren onze hoop op voorzeggingen die lang geleden in de bijbel zijn opgetekend. Die overtuigen ons ervan dat een wereldomvattende verandering vlak voor de deur staat, en wij doen alles wat wij kunnen om dit goede nieuws met onze naasten te delen. Aangezien de God van de bijbel — hij is degene die deze verandering belooft — Jehovah heet, staan wij bekend als Jehovah’s Getuigen.”

„Nee maar, Masterji, dat is iets nieuws voor mij. Daar moet je me een andere keer eens meer over vertellen.”

Het verlangen om gelukkig te zijn op aarde

„Zij geloven wel degelijk in God”, zei Nirmala tegen haar schoonvader.

„Waar heb je het over, Nirmala?”

„U dacht dat Masterji en zijn gezin, omdat zij nooit naar de tempel of de moskee of naar een kerk gingen en geen beelden of religieuze afbeeldingen in huis hadden, niet in God geloofden. Maar dat doen zij wel. Dat heeft Mariam mij uitgelegd toen zij mij kleertjes voor de aanstaande baby leerde maken. Ze zei dat zij in één God geloven, die alles geschapen heeft en wiens naam Jehovah is. Omdat hij onzichtbaar is en niemand hem ooit heeft gezien, maken zij geen beelden of afbeeldingen van hem. Zij vertelde mij dat hun heilige boek, de bijbel, zegt dat ’God een Geest is, en dat wie hem aanbidden, hem met geest en waarheid moeten aanbidden’ (Johannes 4:24). Daarom bidden zij tot God zonder iets zichtbaars te gebruiken om naar te kijken. Zij noemen zich Jehovah’s Getuigen.

En ze zei iets heel interessants over het met waarheid aanbidden van God. Ze zei dat waarheid duidt op de dingen zoals ze werkelijk zijn en niets te maken heeft met mythologie of fantasie. Daarom geloven zij niet in menselijke filosofie, die niet met de werkelijke feiten in overeenstemming is (Markus 7:7, 8). Ze zei bijvoorbeeld dat hoewel de meeste religies leren dat het ons uiteindelijke doel is deze aarde te verlaten en met God verenigd te worden, of een beloning te krijgen in een geestenrijk in het hiernamaals, dit niet in overeenstemming was met de feiten, aangezien de mens daar niet van nature naar verlangde. Mensen willen bovenal een goed huis, gezondheid, een gelukkig gezin en liefhebbende vrienden, betoogde zij met klem. Als mensen gelukkig zijn, willen zij niet sterven en naar de hemel gaan of Nirvana of moksja bereiken, hun persoonlijkheid verliezen en ophouden als menselijk wezen te bestaan. ’Wie moet dit verlangen om in geluk op aarde te leven aan de mens hebben gegeven?’, vroeg ze mij. Dat moet Degene zijn die hem geschapen heeft. De bijbel schijnt dus te leren dat Jehovah God de mens gemaakt heeft om voor eeuwig in geluk hier op aarde te leven. Aangezien dat het natuurlijke verlangen van de mens is, beschrijft deze leer van de bijbel volgens haar de dingen zoals ze werkelijk zijn en kan daarom waarheid genoemd worden.”

„Nou, Nirmala, als dat waar is, dan heeft God in zijn opzet gefaald. De mensen zijn niet gelukkig op aarde. Het aardse leven betekent problemen en lijden, en wij kunnen alleen maar verlichting krijgen als wij aan deze aarde ontkomen. Maar hoe het ook zij, Anand zegt dat Masterji vanavond met zijn gezin bij ons op bezoek komt. Laten wij eens zien wat hij hierover zegt.”

Degene die belooft alle problemen op te lossen

Na een babbeltje over het weer en de komende examens van de kinderen bracht Dadaji * het argument ter sprake dat hij eerder op de dag tegenover Nirmala had aangevoerd. Masterji dacht even na en vroeg toen aan Anands moeder: „Dadi, * wat doet u als iemand in het gezin malaria heeft?”

Verbaasd antwoordde zij: „Dan geef ik hem natuurlijk medicijnen. Wij hebben het vaak genoeg gehad, dus ik weet waar ik de apotheker om moet vragen.”

Zich tot Anands vader richtend, zei Masterji: „Ziet u, Dadaji, dat doe je vanzelfsprekend als je ziek bent; je neemt medicijnen om beter te worden. Je zegt niet: ’Laat mij maar sterven en de aarde verlaten.’ Maar stel nu eens dat wij de juiste ’medicijn’ hadden om alle lijden te verhelpen en al onze problemen hier op aarde op te lossen. Zouden wij dan niet liever hier blijven dan sterven en onze geliefden verlaten?

Het is duidelijk dat de mens niet bij machte is om al zijn problemen op te lossen. Het menselijk lijden op aarde duurt dus al heel lang. Maar leert uw eigen geloof niet dat God gedurende kali-yuga avatara moet aannemen om satyayuga op aarde te brengen? * Laat dat niet zien dat de oude filosofen die deze leer hebben ontwikkeld, ook geloofden dat God wilde dat de mens hier op aarde gelukkig zou zijn?

Denk eens aan deze woonwijk, Dadaji. Toen ze pas gebouwd was, was het toch een prachtige wijk, niet waar? Maar kijk nu eens. Er zijn zo veel huurders komen wonen die zich niet om anderen bekommeren. Ze hebben de straatlantaarns vernield, vuilnis neergegooid waar ze maar willen, ruiten ingegooid en kranen gestolen, zodat er water wordt verspild en de wegen modderig worden. Wat moet er nu gedaan worden? Als de slechte huurders verwijderd en de faciliteiten van de woonwijk hersteld werden, zou het hier dan niet fijn wonen zijn? Dat belooft God met de hele aarde te doen.

Volgens de bijbel heeft God de mens volmaakt, gezond en gelukkig geschapen. Maar door Gods wetten niet te gehoorzamen, hebben de mensen verderfelijk gehandeld en zijn zij onvolmaakt geworden (Deuteronomium 32:4, 5). Dat niet alleen, maar tegenwoordig verderven zij zelfs de aarde, die Gods schepping is. Daarom zegt de bijbel dat God eerst de goddeloze ’huurders’ van de aarde zal verwijderen en dan de goede mensen zal helpen gelukkige omstandigheden te herstellen.” — Openbaring 11:18.

„Maar Masterji, na een poosje zou alles toch alleen maar weer slecht worden. Daarom komen nadat God de aarde gereinigd en satyayuga ingevoerd heeft, de slechte toestanden terug en leiden weer tot kali-yuga. Dus alleen door aan de aarde te ontkomen, kan iemand duurzame vrede vinden. Ik heb bijvoorbeeld af en toe wel enkele problemen van mijn gezin opgelost, maar ze komen gewoon weer terug, of er komen nieuwe problemen voor in de plaats.”

„Ja, zo vergaat het ons allemaal. Maar met God is het anders. Niet alleen heeft hij de macht om problemen op te lossen, maar hij heeft ook de macht en het verlangen ervoor te zorgen dat ze zich nooit meer voordoen; hij is bij machte voorgoed vrede en zekerheid op de hele aarde tot stand te brengen.” — Nahum 1:9.

Op dit punt viel Anand, die zwijgend naar het gesprek had zitten luisteren, in de rede: „Ik ben het helemaal niet met je eens, Masterji. Wij hebben onze problemen al zó lang moeten verduren, en heeft God ingegrepen? Nee! Ik geloof dat alleen wij mensen een verandering kunnen bewerkstelligen. Wij moeten het hele systeem veranderen, tegen de rijken en de corrupten in opstand komen en hun de macht ontnemen. Als de vertrapten in de hele wereld in opstand zouden komen tegen de onderdrukking, zouden wij een verandering kunnen bewerkstelligen. Dan zou ik Ramu en Priya misschien naar een betere school kunnen sturen zonder een grote schenking te hoeven doen of druk te moeten uitoefenen door invloed aan te wenden.”

„Ik kan me je gevoelens wel indenken, Anand. De bijbel spreekt trouwens over deze toestanden en zegt dat eeuwenlang ’de ene mens over de andere mens heeft geheerst tot diens nadeel’.” — Prediker 8:9.

„Maar is dat dan niet Gods bedoeling?”, vroeg Anand. „Zelfs op plaatsen van aanbidding genieten de rijken voorrang boven de armen en heersen over hen.”

„Nee, dat was niet Gods bedoeling, Anand. Het bijbelse verslag zegt dat God de mens maakte om over de lagere levensvormen te heersen — alleen over de viervoetige dieren, de vissen en de vogels — niet over medemensen.” — Genesis 1:28.

„Goed. Als die overheersing dan in strijd is met Gods wensen, zouden de revolutionairen dan niet Gods wil uitvoeren als zij de corrupte, overheersende mensen zouden vernietigen?”

„Maar wat zou er gebeuren nadat de revolutionairen die mensen verwijderd hadden? Zij zouden het heft in handen nemen en zelf onderdrukkend worden, zodat wij weer op ons uitgangspunt terug zouden zijn. Nee, alleen God kan alle goddeloze overheersing verwijderen en duurzame vrede brengen door een goddelijke heerschappij in te stellen. En de bijbel zegt dat Jehovah God dat zeer binnenkort zal doen. Daar geloven mijn gezin en vele duizenden getuigen van Jehovah rotsvast in, en het geeft ons een schitterende hoop voor de toekomst.”

Wanneer zullen de problemen worden opgelost?

„Dat klinkt goed,” zei Anand, „maar ik zie geen enkel teken van verandering of verbetering op aarde. Hoe kan ik dan geloven dat God tijdens mijn leven een verandering gaat brengen?”

„Anand, stel nu eens dat ik je vertelde dat ik, terwijl je niet thuis was, zaad van een mangoboom in je tuin had geplant. Je gaat naar buiten en kijkt, maar je ziet niets, nog geen oneffenheid in de aarde. Ik ben een vreemde voor je. Dan denk je misschien: ’Waarom zou deze vreemdeling de moeite nemen om naar mijn tuin te gaan en mangozaad te planten?’ Zou je geneigd zijn te geloven dat ik werkelijk had gedaan wat ik beweerde?”

„Nee, dat denk ik niet. Ik zou het op zijn minst sterk betwijfelen.”

„Ja, daar kan ik in komen. Veronderstel nu dat je na enige tijd een plant ziet opkomen. Je beseft dat iemand de plant stilletjes water geeft als je niet thuis bent. De tijd verstrijkt, er verstrijken jaren. Je begint te onderscheiden dat dit echt een mangoboom is. En dan zie je in een zeker jaar dat de boom vol bloesem zit. Wat zou je nu denken?”

„Tja, ik zou weten dat wat je gezegd had, waar was. Ik zou weten dat je een goed mens was en je werkelijk om mij bekommerde. En ik zou op de boom blijven letten en opgewonden de vruchten afwachten.”

„Juist. Je reactie is precies wat men zou verwachten. Welnu, dit is een illustratie om je te laten zien waarom Jehovah’s Getuigen zeer binnenkort een enorme, wereldomvattende verandering verwachten. Laat ik het uitleggen.

De bijbel is in de loop van ongeveer 1600 jaar geschreven. Meer dan 40 verschillende mannen hebben hem geschreven in de vorm van 66 kleine boeken, die later tot één groot boek werden verzameld. Niet een van de schrijvers beweerde dat hij zijn eigen gedachten weergaf. Zij verklaarden dat God hun vertelde wat zij moesten optekenen en dat de inlichtingen van hem afkomstig waren. Eén schrijver, een koning die in het Midden-Oosten regeerde, zei: ’De geest van Jehovah was het die door mij heeft gesproken, en zijn woord was op mijn tong.’ — 2 Samuël 23:2.

Het allereerste boek beschrijft de schepping; het zegt dat Jehovah God de mens volmaakt schiep en hem wetten gaf waardoor hij zich moest laten leiden. Maar hij gaf hem ook een vrije wil zodat hij kon kiezen of hij Gods wetten zou gehoorzamen of niet. Als hij deze wetten gehoorzaamde, zou dat geluk voor hem betekenen; ze overtreden zou straf tot gevolg hebben. De mens verkoos Gods wetten te overtreden en bracht daardoor lijden en de dood over zichzelf en zijn nageslacht. Maar nu plantte God een ’zaad’. Ja, een ’zaad’ van hoop dat hij op zekere dag al onze problemen zou oplossen en voor het mensdom vrede en geluk zou herstellen.

Dit ’zaad’ had de vorm van een belofte dat God een verandering teweeg zou brengen. Nu is God door de hele geschiedenis heen voor de meeste mensen een ’vreemde’ geweest. Jij en ik en alle mensen die nu leven, waren er niet bij toen Jehovah die oorspronkelijke belofte deed of dat ’zaad’ plantte. Ook waren wij er niet bij toen hij het zaad bleef ’begieten’ doordat hij in de loop der eeuwen zijn belofte herhaalde en uitbreidde door meer bijzonderheden te verschaffen. Maar een verslag hiervan is te vinden in de bijbel, verspreid over de verschillende boeken. Toen de bijbel voltooid was, stond daarin volledig uiteengezet hoe God de problemen van de mensheid zou oplossen.

Dit wil ik dus duidelijk maken met mijn illustratie, Anand. Zelfs al hebben wij niet gezien dat het ’zaad’ — Gods oorspronkelijke belofte — werd geplant of dat het werd begoten door middel van alle nieuwe inlichtingen die God verstrekte, toch kunnen wij in deze tijd de volgroeide boom met de bloesem eraan zien. Wij kunnen er dus zeker van zijn dat de vruchten zullen komen.”

„Wat bedoel je? Zoals ik je al gezegd heb, kan ik niets zien wat op een komende verandering wijst.”

„Ja, dat kun je wel. Maar je onderscheidt het niet omdat niemand je verteld heeft waar je op moet letten. De bijbel geeft een gedetailleerde beschrijving van de toestanden die op aarde zullen heersen in de tijd dat God zal ingrijpen. De bijbel zegt duidelijk dat één generatie van mensen een aantal opvallende dingen zal zien, en dat dezelfde generatie die dit ’teken’ ziet, ook het einde van goddeloosheid en het begin van een vredige nieuwe wereld te zien zal krijgen (Mattheüs 24:3). Nu, Anand, zou je niet graag willen weten wat de bijbel zegt, zodat je zelf kunt beoordelen en zien of je deze dingen eveneens kunt zien gebeuren?”

„Dat zou ik heel graag willen.”

„Het teken”

„Weet je nog dat wij het laatst op een avond hadden over het toenemende geweld in onze woonwijk, en dat wij het erover eens waren dat de vrouwen en de kinderen na het invallen van de duisternis niet alleen naar buiten moesten gaan? Er zijn in dit gebied, dat vroeger zo’n vredig deel van de stad was, al zo veel mensen overvallen en beroofd. Welnu, dat is een onderdeel van het teken. De bijbel zegt dat ’de wetteloosheid zou toenemen’ en dat de mensen ’het geld zouden liefhebben en zonder zelfbeheersing en heftig zouden zijn’. Wij hadden het ook over de recente invallen bij de makers van namaakmedicijnen — weet je nog? Wat is dat toch wreed, mensenlevens in gevaar brengen om geld te verdienen! Normaal gesproken hebben mensen medelijden met de zieken, maar de bijbel zegt dat gedurende de laatste dagen van deze goddeloze wereld de tijden zeer kritiek zouden zijn omdat de mensen ’zichzelf zouden liefhebben en geen natuurlijke genegenheid en geen liefde voor het goede zouden hebben’.” — Mattheüs 24:12; 2 Timotheüs 3:1-3.

Plotseling nam Ramu het woord: „Dat is precies wat volgens Dadi een teken van kali-yuga is; zij zegt dat de mensen gedurende kali-yuga erg zelfzuchtig en hebzuchtig worden. Maar zij zegt dat het nog heel lang zal duren voordat satyayuga komt, dat het niet tijdens haar leven zal komen.”

„Ja, Ramu, veel mensen denken er net zo over als Dadi. Zij beseffen dat de toestanden heel slecht zijn, en zij verwachten een verandering, maar er zijn veel verschillende ideeën over wanneer die zal komen. Daarin helpt de bijbel ons. De bijbel maakt heel duidelijk dat de verandering tijdens ons leven zal komen. Weet je, het teken omvat veel meer dan louter een verslechtering van de menselijke aard.

In het bijbelboek Mattheüs, hoofdstuk 24 vers 7, staat: ’Want natie zal tegen natie opstaan en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen in de ene plaats na de andere voedseltekorten en aardbevingen zijn.’ Dit is een onderdeel van het teken dat Jezus Christus gaf om aan te tonen dat de laatste dagen van goddeloosheid zouden zijn gekomen en de verwoesting door God nabij zou zijn. Vergelijk dit nu eens met een beschrijving van dezelfde tijdsperiode in het laatste boek van de bijbel, Openbaring genaamd. In hoofdstuk 6 vers 4 tot en met 8 staat dat deze toestanden over de hele wereld zouden heersen. Over oorlog wordt gezegd dat die ’de vrede van de aarde weg’ zou nemen. Je hebt ongetwijfeld in je geschiedenislessen geleerd, Ramu, dat 1914 het jaar was waarin de Eerste Wereldoorlog begon. Geschiedkundigen vertellen ons dat dit een keerpunt in de geschiedenis is geweest, omdat wij sedertdien de ene oorlog na de andere hebben gezien en de vrede volledig van de hele aarde is weggenomen.

Hetzelfde hoofdstuk geeft meer bijzonderheden omtrent de voedseltekorten waarover Jezus sprak. Er staat dat men voor een vol dagloon slechts een kleine hoeveelheid tarwe kon krijgen. Is dat niet precies waar Nirmala over klaagt, Anand, als zij naar de markt gaat? Dat zelfs de prijzen van de fundamentele levensbehoeften voortdurend stijgen? Kijk eens naar de verschrikkelijke voedseltekorten die in veel delen van Afrika en Azië door droogte zijn veroorzaakt. Lakhs * mensen gaan ’s avonds hongerig naar bed. Kinderen sterven aan door ondervoeding veroorzaakte ziekten. Ja, voedseltekorten vormen in onze tijd een wereldwijde bedreiging.

Een ander onderdeel van hetzelfde teken is pestilentie of ziekte. Ondanks alle vooruitgang die de mens heeft geboekt op het gebied van de geneeskunde, kan hij ons nog steeds niet bevrijden van de muskieten die ons met malaria en andere ziekten teisteren. De mens is nog steeds niet in staat ervoor te zorgen dat iedereen zuiver drinkwater heeft, opdat wij geen tyfus, cholera, geelzucht, dysenterie of wormziekten krijgen. En in de zogenaamd ontwikkelde landen waar deze kwalen zeldzaam zijn, is er een toenemend aantal gevallen van kanker, hartziekten, seksueel overdraagbare ziekten en vele andere pestilenties.

Hier nu geeft de bijbel nauwkeurig de tijdsperiode aan waarin het einde werkelijk zal komen. Priya, misschien wil je ons eens voorlezen wat in het boek Mattheüs hoofdstuk 24 vers 32 tot en met 34 staat.”

„Leert nu van de vijgeboom als illustratie het volgende: Zodra zijn jonge tak zacht wordt en in het blad schiet, weet gij dat de zomer nabij is. Zo ook gij, wanneer gij al deze dingen ziet, weet dan dat hij nabij is, voor de deur. Voorwaar, ik zeg u dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan voordat al deze dingen geschieden.”

„Dank je wel, Priya. Zien jullie wat dit betekent? De boom brengt bloesem voort, en je weet dat de zomer nabij is. Je ziet het teken — alle verschillende dingen die het teken vormen, vinden plaats — en je weet dat Gods tijd om de wereldaangelegenheden over te nemen, nabij is. Hoe nabij? Jezus zegt dat ’dit geslacht geenszins zal voorbijgaan voordat al deze dingen geschieden’. Welk geslacht? Natuurlijk het geslacht dat het volledige teken ziet. Wat voor zin zou het teken anders hebben? Dit is een waarschuwing voor de mensen die in die tijd leven dat zij positieve stappen moeten doen om hun leven te behouden. Als op het perron de bel gaat, betekent het dan dat de trein morgen komt? Gaan we er gemakkelijk bij zitten om een dutje te doen? Nee. Wij pakken onze koffers op en staan klaar omdat wij weten dat de trein spoedig binnenkomt. Jezus zei dus dat het mensengeslacht dat het waarschuwingsteken zag, hetzelfde geslacht zou zijn dat het volledige einde van deze goddeloze wereld zou zien. Met andere woorden, sommige mensen die leefden en zich bewust waren van wat er gebeurde toen het eerste onderdeel van het teken in 1914 verscheen, zouden nog in leven zijn als het einde kwam.”

„Dadaji, leefde u in 1914 al?”

„Nee, Ramu, zo oud ben ik nog niet. Maar ik ben niet zo lang daarna geboren, en ik weet nog dat mijn moeder mij toen ik klein was vertelde dat wij arm waren omdat mijn vader en velen van zijn familie waren gestorven aan een verschrikkelijke ziekte die vlak na de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Ze noemden die ziekte de Spaanse griep, en miljoenen mensen in de hele wereld zijn eraan gestorven.”

„Kijk nu eens, Dadaji, dat is nog een onderdeel van het teken. Die epidemie was zo opmerkelijk dat u ervan af weet en u zich de gevolgen ervan nog herinnert, ook al is het meer dan 70 jaar geleden gebeurd.

Maar hoewel God ons in zijn goedheid zo duidelijk waarschuwt wat hij gaat doen, zegt de bijbel dat de meerderheid van de mensen de waarschuwing in de wind zal slaan. De bijbel vertelt ons dat de meeste mensen zich met hun dagelijkse aangelegenheden zullen bezighouden en zich er alleen maar om zullen bekommeren wat zij zullen eten en drinken, met wie hun kinderen zullen trouwen en meer van zulke normale dingen, en dat zij er geen acht op zullen slaan totdat de vernietiging plotseling over hen komt. De bijbel voorzegt dat velen zelfs zullen smalen en spotten wanneer hun verteld wordt over het komende einde van deze goddeloze wereld. Daarom waarschuwt de bijbel nederige, oprechte mensen om niet te zijn als de meerderheid, maar deze waarschuwing serieus te nemen. — Mattheüs 24:38, 39; Lukas 21:34-36; 2 Petrus 3:3, 4.

Zo’n 40 lakhs mensen in 212 landen hebben dat gedaan. Zij geloven deze waarschuwing en doen alles wat zij kunnen om te bewijzen dat zij het waard zijn deze grote vernietiging te overleven en op aarde te blijven als geschikte ’huurders’ van dit prachtige tehuis dat God de mens gegeven heeft. U zult bemerken dat Jehovah’s Getuigen waar zij ook wonen geen onderscheid maken wat betreft ras, kaste of kleur; zij zijn één grote, wereldwijde familie. In gehoorzaamheid aan Gods wetten houden zij zich afzijdig van oorlogen, geweld, revoluties of politieke bewegingen die proberen veranderingen in de wereld te bewerkstelligen. In plaats daarvan geven zij jegens allen van liefde blijk, en de grootste uiting van die liefde is de tijd, de moeite en de financiële middelen die zij allen eraan besteden om mensen van huis tot huis te bezoeken en hen aan te moedigen aandacht te schenken aan Gods waarschuwingen, zodat ook zij leven kunnen genieten in Gods vredige nieuwe wereld.”

Een nieuwe wereld — In hoeverre anders?

„Masterji,” zei Ramu, „u hebt het aldoor maar over een nieuwe wereld en over veranderingen die God gaat brengen. Wat voor veranderingen gaat God brengen? Ik bedoel, wat zal er in die nieuwe wereld anders zijn?”

„Laten wij Rachel eens vragen daar iets over te vertellen, Ramu. Rachel, wat zijn enkele van de dingen die je in de bijbel hebt gelezen over de toestanden die op aarde zullen heersen als God in de aangelegenheden van de mens ingrijpt? Vertel ons eens iets over de dingen die jou aanspreken.”

„Dit is een van de bijbelverzen die ik graag lees,” zei Rachel, „omdat ik het heerlijk vind met dieren te spelen. Mag ik die tekst voorlezen? Hier in het boek Jesaja, hoofdstuk 11 vers 6 tot en met 8, staat: ’De wolf zal werkelijk een poosje bij het mannetjeslam vertoeven, en bij het bokje zal de luipaard zelf zich neerleggen, en het kalf en de jonge leeuw met manen en het weldoorvoede dier alle bij elkaar; en een kleine jongen nog maar zal leider over ze zijn. Ja, de koe en de beer zullen weiden; samen zullen hun jongen neerliggen. En zelfs de leeuw zal stro eten net als de stier. En de zuigeling zal stellig spelen bij het hol van de cobra; en op de lichtopening van een giftige slang zal een gespeend kind werkelijk zijn eigen hand leggen.’ Ik denk dat het heerlijk zal zijn als wij het oerwoud in kunnen gaan zonder bang te hoeven zijn door leeuwen aangevallen of door slangen gebeten te worden; wij zullen met alle dieren kunnen spelen.

Als ik griep of malaria krijg of zelfs flink verkouden ben, denk ik aan de tekst die zegt: ’En geen inwoner zal zeggen: „Ik ben ziek”’ (Jesaja 33:24). Op school hebben wij een meisje dat kreupel is doordat zij polio heeft gehad toen zij heel klein was. Zij lijdt er erg onder en kan niet met ons meedoen als wij aan het spelen zijn. Op een dag heb ik mijn bijbel mee naar school genomen en haar het volgende voorgelezen uit Jesaja 35:5 en 6: ’In die tijd zullen de ogen der blinden geopend worden, en zelfs de oren der doven zullen ontsloten worden. In die tijd zal de kreupele klimmen net als een hert, en de tong van de stomme zal een vreugdegeroep aanheffen.’ Zij was dolgelukkig toen ze dat hoorde.

Mijn oom, een boer bij ons in het dorp, was ook blij toen ik hem het volgende vers voorlas: ’En de door de hitte verschroeide bodem zal als een rietpoel zijn geworden, en de dorstige bodem als waterbronnen’ (Jesaja 35:7). Het is zo moeilijk voor hem als de moessonregens uitblijven en hij een slechte oogst heeft. Maar de bijbel zegt dat er in Gods nieuwe wereld volop voedsel voor iedereen zal zijn — geen mislukte oogsten meer! In de bijbel staat dat Jehovah God ’voor alle volken een feestmaal zal aanrechten van schotels rijk aan olie’, en dat er ’volop koren op aarde zal blijken te zijn’ (Jesaja 25:6; Psalm 72:16). Ezechiël 34:27 vertelt ons: ’En het geboomte van het veld moet zijn vrucht geven en het land zelf zal zijn opbrengst geven, en zij zullen zich werkelijk in zekerheid op hun grond bevinden.’ Is dat niet geweldig?”

„Het zou zeker geweldig zijn als ik echt met een leeuw kon spelen”, zei Asha, Anands jongste dochter. „Ik heb ze in de dierentuin gezien, en ze zien er zo angstaanjagend uit.”

„Ik weet zeker dat je dat fijn zou vinden, Asha”, zei Masterji. „Zie je nu, Anand, hoe de bijbel aantoont dat Jehovah God onze specifieke problemen kent en belooft ze uit de weg te ruimen? Ziekte, voedselgebrek door te weinig regen alsook mislukkende oogsten, dat zijn dingen waar wij allemaal mee te maken hebben. Slechte woonomstandigheden vormen ook een groot probleem. Hoge huren en overvolle woningen, dat zijn dingen die in Gods nieuwe wereld niet zullen voorkomen. In Jesaja 65:21 en 22 staat over behuizing het volgende: ’Zij zullen stellig huizen bouwen en bewonen, en zij zullen stellig wijngaarden planten en hun vrucht eten. Zij zullen niet bouwen en iemand anders het bewonen; zij zullen niet planten en iemand anders ervan eten.’ God belooft dus huizen en tuinen voor iedereen op aarde.

Maar wij zouden niet van deze schitterende toestanden kunnen genieten als wij in onzekerheid leefden omdat er goddeloze mensen waren die oorlogen voerden en geweld veroorzaakten. Zij zullen dan ook door God vernietigd worden. In Psalm 37:10 staat: ’En nog maar een korte tijd en de goddeloze zal er niet meer zijn; en gij zult stellig acht geven op zijn plaats, en hij zal er niet zijn.’ Omdat de goddeloze mensen vernietigd zullen worden, kunnen wij vertrouwen hebben in de belofte: ’Hij doet oorlogen ophouden tot het uiteinde der aarde.’ — Psalm 46:9.

Jehovah God belooft dat hij dit tot stand zal brengen door middel van een regering die in de bijbel Gods koninkrijk wordt genoemd. Deze regering zal in veel opzichten anders zijn dan enige menselijke regering. Om te beginnen zal het een hemelse regering zijn, die dus onmogelijk corrupt kan worden. Ten tweede zal ze rechtvaardigheid garanderen voor allen, niet alleen voor de rijken en de machtigen. Ik wil je een prachtige beschrijving in de bijbel laten zien van deze regering in actie: ’Met rechtvaardigheid moet hij de geringen richten, en met oprechtheid moet hij terechtwijzing geven ten behoeve van de zachtmoedigen der aarde. . . . En rechtvaardigheid moet de gordel van zijn heupen blijken te zijn, en getrouwheid de gordel van zijn lendenen.’ — Jesaja 11:4, 5.

En ten slotte zal Gods koninkrijk alle andere regeringen vervangen, zodat het een echte wereldregering zal zijn. Dit blijkt uit een opmerkelijke profetie in het boek Daniël: ’In de dagen van die koningen zal de God des hemels een koninkrijk oprichten dat nooit te gronde zal worden gericht. En het koninkrijk zelf zal aan geen ander volk worden overgedragen. Het zal al deze koninkrijken verbrijzelen en er een eind aan maken, en zelf zal het tot onbepaalde tijden blijven bestaan’ (Daniël 2:44). Ja, alles zal veel beter zijn wanneer Gods koninkrijk de volledige heerschappij uitoefent. Geen wonder dat Jezus zijn volgelingen leerde uit te zien naar de komst van dat koninkrijk. Hij droeg hun zelfs op tot God te bidden: ’Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, zo ook op aarde.’ — Mattheüs 6:10.

Je ziet dus dat de almachtige God, wiens naam Jehovah is, zich volledig bewust is van onze moeilijkheden en medegevoel met ons heeft. Hij verzekert ons dat hij zeer binnenkort tot handelen zal overgaan om onze problemen op te lossen.”

Huidige voordelen van wijze raad

„Dat klinkt allemaal heel mooi, Masterji, maar door enkel te zitten wachten totdat God een verandering teweegbrengt, krijgen mijn kinderen nu geen voedsel en kleding. Wij moeten werken. Wij moeten ons inspannen om ons levenslot te verbeteren.”

„Wij moeten beslist werken, Anand. De bijbel zegt ons dat wij zelfs in moeilijke omstandigheden hard moeten werken om in het onderhoud te voorzien van hen die van ons afhankelijk zijn (1 Timotheüs 5:8). Er staat zelfs duidelijk: ’Als iemand niet wil werken, laat hij dan ook niet eten’ (2 Thessalonicenzen 3:10). De bijbel geeft ons ook wetten, beginselen en raad die nuttig zijn voor onze gezondheid en die ons geluk bevorderen als wij ons eraan houden. De bijbel laat bijvoorbeeld zien dat God overmatig eten en overmatig alcoholgebruik afkeurt. Wij weten dat deze beide dingen onze gezondheid ernstig kunnen schaden en dat er moeizaam verdiend geld mee wordt verspild.

Zo leren bijbelse beginselen ons ook ons te onthouden van tabak en betelnoten, waardoor onze gezondheid ernstig wordt geschaad, iets waarover artsen het eens zijn, en waaraan geld wordt verspild dat beter besteed zou kunnen worden om schulden af te betalen of voedsel voor het gezin te kopen (2 Korinthiërs 7:1). Door ons aan de hoge morele maatstaven van de bijbel te houden en de in de bijbel vervatte wijze raad over hygiëne op te volgen, blijven wij emotioneel gelukkig en worden wij geholpen veel ziekten te vermijden. Daarom spreekt Jehovah God in de bijbel over zichzelf als degene ’die u leert uzelf baat te verschaffen’, en hij voegt eraan toe: ’O indien gij slechts werkelijk aandacht aan mijn geboden zoudt schenken! Dan zou uw vrede worden net als een rivier, en uw rechtvaardigheid als de golven der zee.’ — Jesaja 48:17, 18.

Wij moeten echter toegeven dat hoewel wij de kwaliteit van ons leven thans in belangrijke mate kunnen verbeteren door wijze raad op te volgen, wij toch niet in staat zijn de grote problemen zoals onrecht, corruptie, raciaal en kastenvooroordeel, partijdigheid, ernstige ziekte en de dood op te lossen. Om die voorgoed uit de weg te ruimen, zal God zelf moeten ingrijpen.”

„Ik geloof dat wij door onze eigen goede werken grote veranderingen tot stand kunnen brengen”, mengde Dadi zich in het gesprek. „Ons goede karman * is ook van invloed op andere mensen, en door dagelijkse meditatie kunnen wij innerlijke vrede vinden zonder ons te laten verontrusten door wat voor problemen maar ook waar wij mee te maken krijgen.”

„Veel mensen denken erover zoals u, Dadi, maar één ding staat vast. Hoe goed onze daden ook zijn, wij kunnen de goddeloosheid op aarde niet uitbannen. Onze goede werken zullen misschien anderen beïnvloeden om het goede te doen, maar sommige mensen zullen niet veranderen. Sommigen zullen zelfs van uw goedheid profiteren om nog meer kwaad aan te richten.

U zult het met mij eens zijn dat de meeste hindoes geloven dat satyayuga alleen maar kan komen doordat God avatara aanneemt. Zij vinden dat Gods ingrijpen heel noodzakelijk is wanneer het karman van de meeste mensen slecht is. En denk eens na, Dadi, wanneer u innerlijke vrede hebt als gevolg van meditatie, zal dat op zich waarborgen dat Anand genoeg geld verdient om het gezin te voeden, te kleden en naar school te laten gaan? Nee toch?

Wat u over meditatie zegt, is heel interessant. Maar eerst moeten wij leren op de juiste manier te mediteren. Wij moeten bijvoorbeeld eerst inlichtingen hebben waarover wij kunnen mediteren. Daarom sturen wij onze kinderen naar school; zij hebben iemand nodig die meer inlichtingen heeft, zodat hij hen kan onderwijzen. Dan kunnen de kinderen mediteren over wat zij leren. Wij zeggen hun niet, zo maar thuis te gaan zitten mediteren en de kennis van binnenuit te laten komen. Wij beseffen dat er een onderwijzer of goeroe nodig is, iemand die meer weet dan wij. En wie weet er nu meer over de mens en zijn problemen dan Degene die hem geschapen heeft? Dan mogen wij toch beslist verwachten dat onze Schepper ook zal optreden als onze Onderwijzer en ons de oplossing voor onze problemen zal laten zien. Wij geven onze kinderen onderwijs omdat wij van hen houden. Zou een liefhebbende, almachtige, hemelse Vader niet hetzelfde doen?”

„Ik moet zeggen dat je overtuigend klinkt, Masterji,” onderbrak Dadaji hem, „maar de manier waarop je de dingen uitlegt, is te simpel. De filosofie van onze religie gaat veel dieper. Onze heiligen en wijzen hebben jaren besteed aan het mediteren over de betekenis van het leven. Ikzelf lees al mijn leven lang de heilige boeken, maar nog steeds kan ik de betekenis van alle mysteries van het universum en het leven en het doel ervan niet vatten.”

„Het is beslist waar dat Gods wijsheid de onze verre overtreft, Dadaji. De bijbel vertelt over een man die Job heette en die na lange jaren van diep nadenken over God en zijn schepping erkende: ’Ziet! Dit zijn de zomen van zijn wegen, en wat een gefluister van een zaak is er omtrent hem gehoord!’ (Job 26:14) Maar ook al kunnen wij met ons beperkte verstand niet alles begrijpen wat er over God te weten valt, zou hij ons dan niet ten minste kunnen leren wat wij moeten weten, indien hij dat wil?

Als bijvoorbeeld een professor in de wiskunde, een heel geleerd man die de naam heeft een briljant wiskundige te zijn, aanbood Ramu gratis les te geven, zou u dat aanbod dan weigeren en zeggen: ’Zijn kennis is veel te groot; Ramu zou nooit alles kunnen begrijpen wat hij weet?’ Natuurlijk niet! U zou weten dat een geleerde, hoe briljant hij ook is, zelfs kinderen op de kleuterschool, als hij een goed onderwijzer is, zo kan onderwijzen dat zij het kunnen bevatten en begrijpen. Zou dus een alwijze God ons, zijn kinderen, niet kunnen leren wat wij moeten weten, in eenvoudige taal die wij kunnen begrijpen? De bijbel zegt dat hij dat doet. Daarin staat: ’Al uw zonen zullen door Jehovah onderwezen personen zijn’ (Jesaja 54:13). Daarom valt het u op dat de leer van de bijbel eenvoudig en voor ons mensen te begrijpen is. De bijbel staat vol illustraties en bevat berichten over gewone mensen en verslagen van het alledaagse leven, geschreven in eenvoudige taal die ieder van ons kan begrijpen. Dit is voor iemand met een superieure intelligentie een uitstekende manier om ons de oplossing voor onze problemen duidelijk te maken.

Maar wij moeten nu opstappen. Wij hebben echt genoten van de tijd die wij samen hebben doorgebracht en waarderen jullie gastvrijheid.”

Een handleiding

Enkele dagen later zochten Nirmala en Mariam iets op in de handleiding bij Mariams naaimachine, die het niet goed deed. Toen het probleem verholpen was, vroeg Mariam aan Nirmala: „Denk je ook niet dat de God die ons gemaakt heeft, ons een handleiding zou geven die wij kunnen raadplegen als wij problemen hebben?”

„Hoe bedoel je dat, Mariam?”, vroeg Nirmala verbaasd.

„Toen wij deze naaimachine kochten, kregen wij van de maker een handleiding. Zou het niet redelijk zijn dat God, die de Maker van de mens is, op soortgelijke wijze instructies zou geven die de mensen tot nut zouden zijn als zij die instructies opvolgden?”

„En je gelooft zeker dat de bijbel die handleiding is?”

„Ja, inderdaad, Nirmala. Er zijn heel wat boeken die heilige boeken worden genoemd. Sommige worden aanvaard als mythologie, andere als de filosofie van mensen die in een bepaalde tijd in de geschiedenis leefden en een filosofie ontwikkelden door hun eigen denken. Andere bevatten een morele code en sociale wetten die passen bij een bepaald gebied in een bepaalde tijd. Al die boeken leren verschillende dingen, en de mensen kiezen uit wat ze aantrekkelijk vinden om na te volgen, net zoals een vrouw kiest welke kleur sari zij zal dragen.

Maar de bijbel is anders. Zoals wij eerder hebben besproken, beweerde geen van de schrijvers dat zij hun eigen gedachten optekenden. Zoals één schrijver verklaarde, werd de boodschap in de bijbel ’nooit door de wil van een mens voortgebracht, maar hebben mensen van Godswege gesproken’ (2 Petrus 1:21). Hoewel de bijbelse raad praktisch was in de tijd dat de bijbel werd geschreven, is die raad ook thans, in de 20ste eeuw, praktisch omdat Gods leiding eeuwig heilzaam is en zijn maatstaven niet veranderen. De bijbelse raad is te allen tijde een kracht ten goede in het leven van degenen die zich eraan houden, en zij worden erdoor geholpen enorme veranderingen in hun leven aan te brengen. Daarom zei een wetgeleerde die bijna 2000 jaar geleden leefde: ’Want het woord van God is levend en oefent kracht uit.’ — Hebreeën 4:12.

Maar misschien, Nirmala, is de allervoornaamste waarde van de bijbel voor ons die in deze tijd leven, dat hij duidelijk onze generatie aanwijst als het geslacht dat de verandering te zien zal krijgen die God heeft beloofd. De bijbel geeft ons ’het teken’ dat wij een paar avonden geleden bespraken. De bijbelschrijvers zagen uit naar die tijd, maar velen van hen begrepen de betekenis van de profetieën die zij optekenden niet, hoewel zij er levendig in geïnteresseerd waren hoe God de problemen van de mens zou oplossen. Eén schrijver bijvoorbeeld, Daniël, vroeg om uitleg van dingen die hem bevolen waren op te tekenen. Maar kijk eens naar het antwoord dat hij kreeg: ’Ga, Daniël, want de woorden blijven geheim en verzegeld tot de tijd van het einde . . . Zij die inzicht hebben, zullen het verstaan.’ Ook kreeg hij betreffende de tijd van het einde te horen: ’Velen zullen her- en derwaarts gaan, en de ware kennis zal overvloedig worden.’ — Daniël 12:4, 8-10.

Dat gebeurt in deze tijd werkelijk. Eeuwenlang was de bijbel alleen in de oorspronkelijke talen verkrijgbaar, vervolgens in een of twee andere talen. Nu hebben wij de bijbel geheel of gedeeltelijk in meer dan 1900 talen beschikbaar, en er zijn in de hele wereld meer dan 300 crore * exemplaren van verspreid. Voeg hierbij het feit dat zo’n 40 lakhs Jehovah’s Getuigen van huis tot huis gaan om mensen te helpen de bijbel te begrijpen, en je ziet hoe die profetie in vervulling gaat. De dingen die ’geheim’ gemaakt zijn, worden nu begrepen naarmate ’de ware kennis’ in ’de tijd van het einde’ toeneemt. Dit is van levensbelang als mensen op de hoogte gebracht moeten worden van Gods instructies om het einde van deze goddeloze wereld te overleven. Door de bijbel te bestuderen, kunnen mensen zien dat dingen die God in het verleden voorzei, werkelijk hebben plaatsgevonden, zodat zij geloof kunnen stellen in zijn belofte van een nieuwe wereld die de oplossing voor onze problemen zal brengen.”

Wat wij moeten doen om het einde te overleven

Dadi was net klaar met haar avondgebeden toen Mariam met Nirmala mee naar huis kwam lopen. Na de mooie kleertjes voor de aanstaande baby te hebben bewonderd, veranderde Dadi plotseling van onderwerp.

„Als Masterji gelijk heeft”, zei ze, „en God binnenkort de goddeloze mensen gaat vernietigen, zullen wij veilig zijn. Wij liegen en bedriegen niet, wij gaan naar de tempel en bidden, en wij leiden een moreel leven. Ons gezin kan niets kwaads overkomen.”

„Het is beslist noodzakelijk een moreel leven te leiden om Gods vernietiging van goddeloze mensen te overleven, Dadi”, antwoordde Mariam. „Hij wil in zijn nieuwe wereld geen mensen hebben die liegen, bedriegen en doden, anders zou er geen verschil zijn met de huidige wereld, is het wel? Maar denk eens na, Dadi. In een tijd van rampspoed, zoals een overstroming, geeft de regering ons specifieke instructies om te overleven. Die zijn gebaseerd op hun kennis van de exacte situatie en van wat er, zoals zij weten, gaat gebeuren. Wij zouden dan toch niet thuis blijven zitten en zeggen: ’Ik ben een goed mens, dus ik verdrink niet? Welnu, God gaat een veel grotere ramp dan een overstroming brengen. Hij gaat over tot een oorlog, die de bijbel Armageddon noemt, en waarvan ieder mens op aarde de invloed zal ondergaan (Openbaring 16:14-16). De Heilige Schrift vertelt ons dat een moreel goed leven leiden een van de fundamentele voorwaarden voor overleving is. Maar God heeft ook andere specifieke instructies gegeven, gebaseerd op zijn kennis van de situatie. Ook die moeten wij opvolgen als wij het einde willen overleven. Zij die Gods instructies opvolgen, zullen dan als ’rechtvaardigen’, ’oprechten’ en ’onberispelijken’ worden beschouwd, die volgens de bijbel op aarde zullen overblijven wanneer God de goddelozen vernietigt.” — Spreuken 2:20-22.

Op dit punt gekomen, reageerde Dadaji: „Maar hoe kunnen wij in onze huidige toestand rechtvaardig genoeg geacht worden voor overleving?”

Mariam antwoordde: „Jehovah God heeft een prachtige wettelijke regeling getroffen om de mens te helpen. Laat ik dat met een illustratie uitleggen. Veronderstel, Nirmala, dat je Ramu tien rupees geeft en hem erop uitstuurt om een kilo suiker te kopen. Op weg naar de winkel stopt hij om te spelen en verliest het geld. Als hij bij de winkel komt, zal de winkelier hem dan de suiker geven?”

„Nee, natuurlijk niet”, zei Nirmala.

„Ramu staat te huilen. Hij weet dat het hele gezin er de dupe van zal zijn dat hij het geld heeft verloren. Een vriendelijke heer die erbij staat, krijgt medelijden met hem en geeft hem tien rupees. Deze worden aan de winkelier gegeven voor de suiker en jullie gezin kan er gebruik van maken.

De bijbel vertelt ons dat onze problemen begonnen zijn toen het eerste door God geschapen mensenpaar hun vrije wil misbruikte en verkoos ongehoorzaam te zijn aan Gods wijze instructies. God had hen gewaarschuwd welke straf daarop stond — verlies van volmaaktheid, verlies van hun paradijstehuis en verlies van hun recht om eeuwig op aarde te blijven leven. Het was rechtvaardig dat God zijn wetten ten uitvoer legde. Daardoor bleven hun nakomelingen als het ware huilend om hun grote verlies achter. Maar omdat God zijn rechtvaardigheid tempert door liefde, trof hij regelingen om mensen de kans te geven terug te winnen wat het eerste mensenpaar verloren had. Net als die vriendelijke heer in de illustratie verschafte God de exacte prijs van wat verloren was. Hij deed dit door zijn eigen zoon uit het geestenrijk naar de aarde te sturen om geboren te worden als de mens die bekendstaat als Jezus Christus. Toen Jezus bereidwillig zijn volmaakte menselijke leven, dat gelijkwaardig was met het leven dat Adam, de eerste mens, had verbeurd, als slachtoffer gaf en de waarde ervan aan God aanbood, kon die prijs gebruikt worden om voor de mensheid terug te kopen wat verloren was, namelijk volmaakt eeuwig leven op een paradijsaarde.”

Nu mengde Masterji, die even tevoren met Anand was binnengekomen, zich in het gesprek. „Uit wat Mariam zegt, kun je dus zien dat Jezus geen avatara van God was, maar een hemelse zoon van God die als mens werd geboren om zijn volmaakte leven voor mensen te offeren teneinde voor hen de weg te bereiden om terug te winnen wat door de ongehoorzaamheid van het eerste mensenpaar verloren was gegaan. Als wij deze door God getroffen regeling gaan aanvaarden, zijn wij een flink eind op weg om het einde van deze goddeloze wereld te overleven en eeuwig leven op een vredige, probleemloze aarde te genieten. Deze hoop is zo schitterend dat Jehovah’s Getuigen over de hele wereld zich krachtig inspannen om mensen van alle naties te helpen erover te vernemen. Zeker, wij moeten moeite doen om ons ervan te vergewissen dat die hoop betrouwbaar is, maar de beloningen die ons in het vooruitzicht worden gesteld, maken de inspanning alleszins de moeite waard.”

Een stralende toekomst

De zon scheen uit een strakblauwe hemel toen Anand Nirmala en de pasgeboren baby uit het ziekenhuis thuisbracht. Het leek alsof de regentijd bijna voorbij was. Er heerste grote opwinding in het gezin, en de buren kwamen aanwippen om naar de nieuwe wereldburger te kijken. Anand glipte stilletjes naar buiten het erf op en ging zitten kijken naar een musje dat strootjes verzamelde om een nest te bouwen. ’Ze wil net als ik een veilige toekomst voor haar kinderen’, dacht hij.

Stel nu eens dat alles wat Masterji gezegd had waar was? Dan zou dit pasgeboren kindje in zijn huis een schitterende toekomst voor zich hebben. Anand dacht terug aan wat Masterji enkele dagen geleden tijdens hun gesprek tot slot had gezegd: „Veronderstel dat je, als Ramu zijn school heeft afgemaakt, een advertentie voor een baan in de krant ziet staan. Er wordt iemand gevraagd met Ramu’s bekwaamheden. Het loon is voortreffelijk, het is in een plaats waar hij graag zou wonen, er is goede woonruimte beschikbaar en het werk is iets wat hij met plezier zou doen. Wat zou je dan doen? De advertentie negeren of alle pogingen in het werk stellen om die betrekking te krijgen?” ’Tja, het antwoord liet zich raden’, overdacht Anand.

Hoe staat het dan met de dingen die God volgens de bijbel aanbiedt aan mensen die nu leven? Een paradijsaarde, een goed huis, volop te eten, voldoening schenkend werk, een volmaakte gezondheid en absolute zekerheid. Veronderstel dat dat waar was. Anand dacht een hele tijd na.

Toen de zon in een verrukkelijke uitbarsting van kleuren onderging, kwam hij tot een besluit. ’Ja’, zei hij bij zichzelf. ’Ik ben het aan mijzelf en mijn gezin verplicht de bewijzen of die verandering werkelijk zal komen, grondig te onderzoeken. En als ik tevredengesteld ben, moeten wij alles doen wat wij kunnen om ons waardig te betonen het einde van goddeloosheid te overleven en een gelukkige toekomst te genieten wanneer al onze problemen opgelost zullen zijn.’

[Voetnoten]

^ ¶2 Respectvolle benaming voor een leraar.

^ ¶29 Grootvader.

^ ¶29 Grootmoeder.

^ ¶32 Kali-yuga is het „zwarte tijdperk” of de tijdsperiode van goddeloosheid. „Avatara” betekent „incarnatie”. Satyayuga is het tijdperk van waarheid, vrede en geluk.

^ ¶62 Een lakh is gelijk aan 100.000.

^ ¶89 Daden of handelingen.

^ ¶105 300 crore is gelijk aan 3.000.000.000.

Overzichtsvragen

Onze problemen — Wie zal ons helpen ze op te lossen?

Waarom ging Ramu bij Masterji op bezoek?

Waarom nodigde Masterji Anand bij zich thuis uit?

De problemen waar wij allen mee te kampen hebben

Waarom was Anand bitter gestemd?

Wat waren enkele van zijn problemen?

Hoe reageerde Masterji op Anands geweeklaag?

Waarom was Masterji’s gezin gelukkig?

Was de religie die Masterji’s gezin beoefende dezelfde als die van de kerken? Waarom niet?

Het verlangen om gelukkig te zijn op aarde

Wat legde Mariam Nirmala uit over God?

Wat is „waarheid”?

Waar wil de mens van nature graag leven?

Degene die belooft alle problemen op te lossen

Vertel de illustratie die Masterji geeft om te bewijzen dat de mens graag op aarde wil leven.

Wie zal volgens Masterji alle problemen van de mensheid oplossen, en voor hoe lang?

Waarom is Anand het hier niet mee eens?

Hoe toont Masterji aan dat geweld de problemen van de mens niet kan oplossen?

Wanneer zullen de problemen worden opgelost?

Waar ging het om in Masterji’s illustratie van de mangoboom?

Noem enkele feiten betreffende de bijbel.

„Het teken”

Wat zijn enkele onderdelen van „het teken” in (a) 2 Timotheüs 3:1-3; (b) Mattheüs 24:7; (c) Openbaring 6:4-8?

Hoe geeft Mattheüs 24:32-34 nauwkeurig de tijdsperiode aan waarin het einde werkelijk zal komen?

Hoe reageren de meesten op de waarschuwing over wat God binnenkort met de goddelozen zal doen?

Hoe zijn Jehovah’s Getuigen anders?

Een nieuwe wereld — In hoeverre anders?

Wat zijn enkele dingen in verband met Gods nieuwe wereld die Rachel aanspraken?

Toon aan de hand van de bijbel aan dat God onze specifieke problemen kent en belooft ze uit de weg te ruimen.

Huidige voordelen van wijze raad

Wat zegt de bijbel over werk?

In welk opzicht zijn de bijbelse wetten en beginselen nuttig?

Waarom is de bijbelse leer eenvoudig en begrijpelijk?

Een handleiding

Waarom is Mariam er zeker van dat de bijbel Gods handleiding is?

Waarom kan de bijbel speciaal voor ons in deze tijd nuttig zijn?

Wat wij moeten doen om het einde te overleven

Is louter een moreel goed leven leiden voldoende voor overleving?

Hoe illustreert Mariam dit?

Welke wettelijk voorziening heeft God, aangezien niemand van ons voldoende goede werken kan doen om zichzelf te bevrijden, getroffen zodat wij het einde kunnen overleven?

Een stralende toekomst

Waarover mediteert Anand nadat het pasgeboren kindje thuisgebracht is?

[Inzet op blz. 5]

„Ik kan wel zien dat jullie niet de problemen hebben waar ik dagelijks mee te kampen heb. Jullie zijn zo rustig en tevreden. Ik benijd jullie!”

[Inzet op blz. 7]

Mensen willen bovenal een goed huis, gezondheid, een gelukkig gezin en liefhebbende vrienden

[Inzet op blz. 13]

Het teken omvat veel meer dan louter een verslechtering van de menselijke aard

[Inzet op blz. 20]

Als de slechte huurders verwijderd en de faciliteiten van de woonwijk hersteld werden, zou het hier dan niet fijn wonen zijn? Dat belooft God met de hele aarde te doen

[Inzet op blz. 23]

„Het is beslist waar dat Gods wijsheid de onze overtreft”

[Inzet op blz. 27]

„Hoe kunnen wij in onze huidige toestand rechtvaardig genoeg geacht worden voor overleving?”

[Illustratie op blz. 8]

Het menselijk lijden op aarde duurt al heel lang

[Illustratie op blz. 9]

Kan alleen een revolutie hun een kans geven op een gelukkige toekomst?

[Illustraties op blz. 14, 15]

Als je de boom ziet bloeien, weet je dat de zomer nabij is. Zo is ook als het hele teken vervuld wordt, het einde nabij

[Illustraties op blz. 16, 17]

De bijbel waarschuwt nederige, oprechte mensen Gods waarschuwingen serieus te nemen

[Illustratie op blz. 25]

De bijbelse raad is thans praktisch omdat Gods Woord eeuwig is

[Illustratie op blz. 29]

„Ik ben het aan mijzelf en mijn gezin verplicht de bewijzen te onderzoeken”