Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Voorzegde wereldveranderingen tot aan de oprichting van Gods koninkrijk

Voorzegde wereldveranderingen tot aan de oprichting van Gods koninkrijk

Hoofdstuk 3

Voorzegde wereldveranderingen tot aan de oprichting van Gods koninkrijk

1. Welke grootste verandering aller tijden is op komst?

„VERANDERENDE TIJDEN” — die woorden beschrijven wat deze generatie sinds het gekenmerkte jaar 1914 G.T. heeft doorgemaakt. Net als een ouderwetse caleidoscoop afwisselende figuren vertoont wanneer men de kijker draait, is het patroon der dingen veranderd. Hoevelen van ons zijn werkelijk ingenomen met de veranderingen? Niet iedereen is er blij mee. Het schenkt ons weinig vreugde tegen onze betere neigingen in te moeten gaan om ons aan de ongewenste veranderingen aan te passen. De tijd voor de grootste verandering die de mens ooit heeft meegemaakt, is nabij! De tijd ervoor is vastgesteld, en gelukkig zal de enorme verandering die zal plaatsvinden, een geleide verandering zijn, tot het blijvende welzijn van allen die stabiele goede tijden liefhebben.

2. Aan welke krachten, die op een verandering uit zijn, wordt nog steeds weerstand geboden?

2 Hoe kunnen wij hier zeker van zijn? Wij zien thans machtige politieke krachten, welke van jaar tot jaar sterker worden, die eropuit zijn als het ware het aanzien van de wereld te veranderen. Ze zijn ervan overtuigd dat de toekomst van de mensheid in hun handen rust. Hoe wij, de doorsneemens, het graag zouden hebben, interesseert deze radicale krachten, die de wereld willen veranderen, niet. Een vrij groot aantal mensen geeft er de voorkeur aan op de oude voet voort te gaan, waarbij de mens een behoorlijke mate van persoonlijke keus wordt gelaten. De politieke krachten die vasthouden aan de wijze waarop de menselijke aangelegenheden vanouds worden bestuurd, zijn nog steeds sterk, en bieden weerstand, zij het ook in steeds mindere mate, aan de toenemende krachten die het erop gemunt hebben de oude stijl inzake de behartiging van de belangen van de mensheid te ontwortelen en omver te werpen.

3. Hoe bejegenen de twee grote politieke groepen elkaar?

3 Er zijn in deze tijd dus twee grote groepen op het aardse toneel. De ene groep, die voor een snelle, ingrijpende revolutionaire verandering is, wordt over het algemeen de radicale partij genoemd. De andere groep, die een sterke band met het verleden bewaart en aan de bestaande structuren en vormen vasthoudt, wordt heel passend de conservatieve partij genoemd. Vreemd genoeg zien wij soms dat een nationale regering die door een gewelddadige revolutie aan de macht is gekomen, na vrij lange tijd conservatief wordt. Ze schaart zich dan in de gelederen van de conservatieven. Naar het schijnt, zal het spoedig tot een laatste krachtmeting tussen de radicalen en de conservatieven komen. Op het ogenblik trachten de twee politieke groepen elkaar te verdragen. Uiterlijk trachten ze elkaar vriendelijk te bejegenen. Maar bij officiële ontmoetingen blijven ze in hun hart altijd zeer gereserveerd. In wezen, in de grond der zaak, zijn ze verschillend. Ze kunnen eenvoudig niet samengaan — evenmin als hard ijzer zich met pottenbakkersleem vermengt. — Daniël 2:43.

4. Welke wereldsituatie werd vóór de Eerste Wereldoorlog niet verwacht?

4 Deze situatie in de menselijke geschiedenis is nieuw. Ze heeft vooral vorm aangenomen in onze twintigste eeuw. Vóór de wereldoorlog van 1914 tot 1918 had men de situatie die thans over de gehele wereld heerst, beslist niet verwacht, noch voorspeld. Zelfs de politici die helderzienden en astrologen raadplegen, hadden hier destijds, vóór de Eerste Wereldoorlog, die hen uit hun zelfgenoegzaamheid wakker schudde, geen flauw vermoeden van. De kortzichtige mens had inderdaad niet voorzien dat de menselijke maatschappij in politiek opzicht zo sterk verdeeld zou raken als thans, en wel sinds de Eerste Wereldoorlog, het geval is. Maar zijn wij ons ervan bewust dat deze politieke situatie in de menselijke aangelegenheden meer dan 2580 jaar geleden, ofte wel omstreeks het jaar 605 vóór de Gewone Tijdrekening, profetisch werd geïllustreerd?

5, 6. Wie kon in 605 v.G.T. de huidige situatie niet voorzeggen?

5 Die oude datum voert ons terug tot de tijd dat Babylon de wereldmacht was. Als een uiting van haar streven naar wereldverovering had deze Babylonische wereldmacht de wereldberoemde stad Jeruzalem en haar tempel, die aan de aanbidding van de God van de Hebreeën, Jehovah, was opgedragen, vernietigd. Zo ver terug in het grijze verleden had een helderziende, een astroloog of welk sterfelijk mens maar ook de politieke stand van zaken in onze tijd beslist niet kunnen voorspellen.

6 Dat moeten wij allen toegeven!

7. Wie kan de koers van de wereldheerschappij uitstippelen?

7 Nu dan, welk bewijs hebben wij dat wie maar ook in de hemel of op aarde de huidige politieke situatie heeft voorspeld? Hoewel het bijna ongelofelijk mag schijnen, hebben wij dit bewijs. Het is afkomstig van Degene die de koers van de menselijke heerschappij vanaf de tijd van Babylon tot onze tijd heeft uitgestippeld. Het bewijs is voorhanden waaruit blijkt dat de koers van de wereldmachten werd uitgestippeld en dat de koers die tot nu toe voor ze was uitgestippeld, in de menselijke geschiedenis is gevolgd. Bij dit alles moest rekening worden gehouden met veranderingen in tijden en tijdperken om dingen die van groter belang waren te laten geschieden, en moest tevens in aanmerking worden genomen dat de ene dynastie van wereldheersers vervangen moest worden door een nieuwe reeks van wereldheersers, zelfs van een ander ras. Er moest ook rekening worden gehouden met de grootste verandering en overdracht van wereldmacht die in heel de menselijke geschiedenis plaatsvindt, de verandering die het huidige mensengeslacht binnenkort te wachten staat. Alleen iemand die bovenmenselijk is, die vanaf het begin de grootse afloop weet, zou de koers van de wereldheerschappij met betrekking tot de mensheid zo nauwkeurig kunnen uitstippelen. Alleen God zou dit kunnen, niet de zogenoemde „god van dit samenstel van dingen”, maar de Almachtige God, de Alwijze God, ’s mensen Schepper. — 2 Korinthiërs 4:4; Romeinen 11:33.

8, 9. (a) Aan wie werd deze loop van de menselijke geschiedenis onthuld? (b) Wat zei hij als een uiting van dankbaarheid jegens de Bron van de inlichtingen die hij kreeg?

8 Deze door Hem uitgestippelde koers of loop van de menselijke geschiedenis moest aan iemand op aarde worden onthuld, opdat hij deze ter informatie van ons allen kon optekenen en te boek kon stellen. Die iemand was een jonge Hebreeër, Daniël genaamd. Als hij niet een aanbidder van de Almachtige, Alwijze God was geweest, zou hij deze openbaring nooit hebben gekregen. Hij begreep de belangrijkheid van de openbaring die hem werd gegeven. Daarom tekende Daniël in zijn profetische boek de volgende woorden op, waarin hij zijn dankbaarheid betuigde jegens de Goddelijke Bron van de inlichtingen die hij kreeg:

9 „Laat de naam van God gezegend worden van onbepaalde tijd, ja, tot onbepaalde tijd, want de wijsheid en de macht — want ze behoren hém toe. En hij verandert tijden en tijdperken, zet koningen af en stelt koningen aan, geeft wijsheid aan de wijzen en kennis aan hen die onderscheid kennen. Hij openbaart de diepe dingen en de verborgen dingen, wetend wat in de duisternis is; en bij hem woont werkelijk het licht. U, o God van mijn voorvaders, geef ik lof en roem, want wijsheid en macht hebt gij mij gegeven. En nu hebt gij mij bekendgemaakt wat wij u verzocht hebben, want de zaak van de koning hebt gij ons bekendgemaakt.” — Daniël 2:20-23.

10, 11. Wat zei Nebukadnezar, nadat hem zijn droom was verteld, over God?

10 Toen de profeet Daniël de heerser van Babylon, die zich zijn droom niet meer kon herinneren, de vergeten „zaak van de koning” onthulde, was deze hoogste politicus van die tijd, Nebukadnezar, eerlijk genoeg om toe te geven dat alleen de Allerhoogste God een dergelijke onthulling met betrekking tot de destijds nog duistere en verborgen toekomst kon doen. Met diep respect zei hij tot Daniël:

11 „Waarlijk, de God van ulieden is een God der goden en een Heer der koningen en een Onthuller van geheimen, want gij hebt dit geheim kunnen openbaren.” — Daniël 2:47.

12. Hoe verschillen de hedendaagse politici van Nebukadnezar?

12 Welke politieke heerser in deze tijd zou, na het verslag van Daniël over het onthulde geheim te hebben gelezen en het vervolgens met de koers van de wereldheerschappij tot nu toe te hebben vergeleken, zo’n erkentenis doen omtrent de God van Daniël en zijn drie Hebreeuwse metgezellen? Tevergeefs zoeken wij zo’n eerlijke, zichzelf vernederende politieke heerser die er blijk van geeft zich met betrekking tot zijn eigen handelwijze door het aan Daniël onthulde geheim te laten leiden. Derhalve zal de wereldverandering die binnenkort teweeggebracht zal worden door Degene die tijden en tijdperken verandert, hen allen met vernietigende kracht overvallen.

13. Tot wie wendde Nebukadnezar zich in verband met de droom die hij was vergeten?

13 Wat overtuigde de profeet Daniël, alsook de toonaangevende politicus van die tijd, koning Nebukadnezar van Babylon, ervan dat Degene die aldus van tevoren duizenden jaren van de menselijke geschiedenis kon overzien en derhalve ’vanaf het begin het einde verkondigde’, de Almachtige God moest zijn? (Jesaja 46:10, Willibrordvertaling) Welnu, menselijkerwijs gesproken was het onmogelijk een dergelijke onthulling te doen. In het tweede jaar van zijn regering als de veroveraar van de stad Jeruzalem met haar tempel van Jehovah’s aanbidding, had koning Nebukadnezar een droom. Toen hij uit de slaap ontwaakte, kon hij zich de droom niet meer herinneren. Hij was diep verontrust over de zaak, omdat er door de vergeten droom een voor hem hoogst belangrijke boodschap overgebracht scheen te worden. Hij onderwierp zijn astrologen en magie-beoefenende priesters aan een abnormale toets door te eisen dat zij de droom niet alleen zouden uitleggen, maar de koning eerst de droom in herinnering zouden brengen. Omdat zij een dergelijke eis volkomen onredelijk noemden, beval koning Nebukadnezar dat zij als bedriegers, die onbevoegd hun profetische beroep uitoefenden, ter dood gebracht zouden worden. Dat uit de beslissing die hij nam, echter bleek dat hij geestelijk gestoord was, zal zelfs de meest vooraanstaande psycholoog van thans willen toegeven.

14. Hoe kreeg Daniël de nodige levenreddende inlichtingen?

14 De hachelijke noodtoestand die nu bestond, was van invloed op de profeet Daniël, want hij werd als de voornaamste onder de wijzen van Babylon beschouwd. Hij vroeg de beambte van de lijfwacht van de koning waarom hij was gekomen om hem en zijn drie Hebreeuwse metgezellen, Hananja, Misaël en Azarja, te doden. Nadat Daniël hierover was ingelicht, vroeg hij of de terechtstelling van de wijzen van Babylon slechts een dag uitgesteld mocht worden. Hij had het vertrouwen dat voor zijn God, Jehovah, niets onmogelijk was. De gezamenlijke gebeden van Daniël en zijn drie Hebreeuwse metgezellen bleken niet tot een valse, mythische god gericht te zijn. Zowel Nebukadnezars droom als de van wereldbelang zijnde betekenis ervan werden Daniël in een profetisch „nachtvisioen”, afkomstig van zijn God, Jehovah, geopenbaard (Daniël 2:19). Nadat Daniël God gezegend en geëerd had voor het tot stand brengen van dingen die menselijkerwijs gesproken onmogelijk waren, vroeg hij Arioch, de overste van de lijfwacht van koning Nebukadnezar, hem naar de verbijsterde vorst van het Babylonische Rijk te brengen.

15, 16. Voor wie vormde dit noodgedwongen een toets, en aan wie gaf Daniël de eer?

15 Het leven van Daniël en zijn drie Hebreeuwse metgezellen stond op het spel. Als hij de vorst de vergeten droom niet in herinnering kon brengen en vervolgens, op grond daarvan, geen bevredigende verklaring van de droom kon geven, zouden zij met alle wijzen van Babylon ter dood gebracht moeten worden. Dit vormde noodgedwongen een toets, niet voor een mens, maar voor de werkelijke God van het universum, want de astrologen en magie-beoefenende priesters van Babylon hadden reeds gefaald. Door wat Daniël nu aan de heerser van de Babylonische wereldmacht onthulde, werd hij op een in het oog springende wijze een getuige van Jehovah, een van Jehovah’s voorchristelijke getuigen (Jesaja 43:10-12; 44:8). Als een voortreffelijk voorbeeld voor alle hedendaagse getuigen van Jehovah, gaf Daniël niet zichzelf de eer voor datgene wat hij nu op het punt stond aan de voornaamste politicus van de wereld te onthullen, maar gaf hij de heerlijkheid aan de werkelijke „God in de hemel” door te zeggen:

16 „Het geheim dat de koning zelf vraagt, kunnen zelfs de wijzen, de bezweerders, de magie-beoefenende priesters en de astrologen de koning niet duidelijk maken. Nochtans bestaat er een God in de hemel die een Onthuller van geheimen is, en hij heeft koning Nebukadnezar bekendgemaakt wat er in het laatst der dagen zal geschieden. Uw droom en de visioenen van uw hoofd op uw bed — dit is het.” — Daniël 2:27, 28.

17. Hoe verheerlijkte Jehovah zijn macht als „Onthuller van geheimen”?

17 Als Nebukadnezars droom zo maar een droom zonder betekenis was geweest, zoals iedereen wel eens dromen heeft, zou zijn droom nooit in Jehovah’s Woord, de bijbel, zijn opgetekend. De droom had echter een bedoeling en was afkomstig van God, de „Onthuller van geheimen”, maar de droom zou zonder betekenis zijn als hij niet verklaard kon worden. En toch had de Almachtige God des hemels de herinnering aan de droom volkomen uit Nebukadnezars geest gewist. Verijdelde Jehovah daardoor niet zijn doel, door de koning de droom te doen vergeten? Volstrekt niet. Hij legde in plaats daarvan de basis om zijn eigen bovenmenselijke macht te verheerlijken. Hij stelde een probleem dat alleen een god, alleen de ware God, kon oplossen.

18. Hoe werd de koning ertoe gedwongen te erkennen dat God bestaat?

18 Door aldus te werk te gaan in deze kwestie die van wereldbelang was, maakte Jehovah het noodzakelijk dat er aan de aardse „koning der koningen” van die tijd een getuigenis betreffende de goddelijke macht werd gegeven. De koning werd ertoe gebracht zijn absolute autoriteit te gebruiken en te vragen of hem de droom in herinnering gebracht kon worden en ook de uitlegging ervan bekendgemaakt kon worden. Hij vroeg erom en moest toen hetgeen hem op wonderbaarlijke wijze werd meegedeeld, aanvaarden. Of Nebukadnezar het nu prettig vond of niet, hij kreeg wat hij verlangde. Aldus kreeg deze hoogste politicus aan het begin van de onbetwiste heerschappij van de Babylonische wereldmacht het bewijs dat er een God is, dat God bestaat! — Daniël 2:1, 28.

DE DROOM INZAKE VERANDERINGEN IN WERELDHEERSCHAPPIJ

19. Wat zal Jehovah politici tonen in verband met aanspraken betreffende de aarde?

19 Er is een oud gezegde, dat luidt: „De mens wikt maar God beschikt.” Dit is waar met betrekking tot wereldaangelegenheden. De Schepper van hemel en aarde stelt werkelijk belang in de wereldaangelegenheden op onze aarde. Hij interesseert zich voor wat hier gebeurt, omdat de aarde waarop wij leven, Hem toebehoort en niet het rechtmatige domein van het wereldcommunisme of van de kapitalistische democratie is. Dat Zijn belangen met betrekking tot de aarde op de eerste plaats komen en ten slotte opgeëist en behartigd zullen worden, illustreerde Jehovah in de droom die zijn profeet Daniël opnieuw aan koning Nebukadnezar van Babylon onthulde toen dit rijk op het toppunt van zijn macht stond en eropuit was de gehele aarde te veroveren en aan zich te onderwerpen. Met de grootste aandacht luisterde de koning naar Gods Woord en nam het serieus op toen Jehovah’s profeet Daniël vervolgens zei:

20. Hoe luidde de droom die Daniël de koning in herinnering bracht?

20 „Gij dan, o koning, aanschouwde en zie! er was een reusachtig groot beeld. Dat beeld, dat groot was en waarvan de glans buitengewoon was, stond vóór u, en de aanblik ervan was angstwekkend. Wat dat beeld betreft, zijn hoofd was van gedegen goud, zijn borst en zijn armen waren van zilver, zijn buik en zijn dijen waren van koper, zijn benen waren van ijzer, zijn voeten waren deels van ijzer en deels van gevormd leem. Gij bleeft kijken totdat er een steen, niet door handen, werd uitgehouwen, en die trof het beeld aan zijn voeten van ijzer en gevormd leem en verbrijzelde ze. Terstond werden het ijzer, het gevormde leem, het koper, het zilver en het goud alle te zamen verbrijzeld en werden als het kaf van de zomerdorsvloer, en de wind voerde ze weg zodat er geen spoor meer van werd gevonden. En wat de steen aangaat die het beeld trof, hij werd tot een grote berg en vulde de gehele aarde.” — Daniël 2:31-35.

21. Hoe toonde God aldus dat hij vanaf het „begin” „het einde” weet?

21 Wij kunnen ons voorstellen hoe verbaasd koning Nebukadnezar was over deze geïnspireerde beschrijving. Ze klopte precies met de droom, zoals hij die had gezien! Dit grote beeld, dat zo’n verblindende glans had, was vreesinboezemend, angstwekkend, en bood wegens de indrukwekkendheid ervan een schrikwekkende aanblik. Hoe had hij het ooit kunnen vergeten? Toch was dit gebeurd! Indien de droom van het beeld nooit in de herinnering was teruggeroepen, zou de boodschap die erdoor overgebracht moest worden, voor altijd verloren zijn gegaan. Daar de droom kennelijk door goddelijke macht was gezonden en op een tijdstip dat Nebukadnezar de positie van „koning der koningen” in de wereld bekleedde, moet er een actuele boodschap van wereldomvattende betekenis in opgesloten hebben gelegen. Alleen God had datgene wat volledig uit Nebukadnezars geest verdwenen was, in een nachtvisioen aan Daniël kunnen openbaren. Maar zou dezelfde God ook de betekenis van de vergeten droom kunnen verklaren? Stellig zou de God van wie de droom afkomstig was, moeten weten wat hij ermee beoogde. Hij kon vertellen wat dat op een mens gelijkende beeld van top tot teen betekende. Door een volledige droom te geven, waarin werd onthuld hoe het betekenisvolle beeld werd vernietigd, toonde hij dat Hij ’vanaf het begin het einde’ wist en verkondigde. Ga dus alsjeblieft verder, Daniël!

22. Waarom zijn wij nog meer in de droom geïnteresseerd dan de koning?

22 Het was niet voldoende de profetische droom alleen maar te onthullen. De droom moest ook worden verklaard, wilde het leven van Daniël en alle andere wijzen van Babylon worden gespaard. Daniël kon de droom van het beeld verklaren, maar zou zijn uitlegging ook naar de zin zijn van koning Nebukadnezar, een heidense heerser die Jehovah’s tempel te Jeruzalem had verwoest? En hoe staat het wat dit betreft met ons in deze tijd? Vinden wij de uitlegging niet alleen redelijk en logisch, maar ook in harmonie met de rest van Gods geopenbaarde Woord, de geïnspireerde bijbel? Wij in deze tijd, die klaarblijkelijk in de tijd van „het einde” van de vervulling van de droom leven, dienen nog meer in de droom geïnteresseerd te zijn dan Nebukadnezar, die leefde toen de vervulling van de droom nog in het „begin”-stadium verkeerde. Hij stond niet voor de wereldomvattende catastrofe die nog moest plaatsvinden. Wij wel!

23. Wie beeldde volgens Daniëls zeggen het gouden hoofd van het beeld af? Waarom?

23 Arioch, de overste van de lijfwacht van Nebukadnezar, heeft wellicht zijn greep op zijn zwaard verslapt, toen hij Daniël vervolgens tot zijn militaire opperbevelhebber hoorde zeggen: „Dit is de droom, en zijn uitlegging zullen wij voor de koning zeggen. Gij, o koning, de koning der koningen, gij aan wie de God des hemels het koninkrijk, de macht, de sterkte en de waardigheid heeft gegeven, en in wiens hand hij, overal waar de mensenzonen wonen, de beesten van het veld en de gevleugelde schepselen van de hemel heeft gegeven, en die hij tot heerser over die alle gemaakt heeft, gijzelf zijt het hoofd van goud.” — Daniël 2:36-38.

24. Begon het „beeld” derhalve met de stichter van Babylon?

24 Dat Nebukadnezar aan het begin van de verklaring van het beeld werd verteld dat het betrekking had op hem en in werkelijkheid bij hem begon, dient zijn belangstelling voor de uitlegging van de gehele droom te hebben vergroot. Dat hem werd verteld dat hij gesymboliseerd werd door een hoofd dat gemaakt was van het kostbaarste metaal dat destijds bekend was, moet hem haast wel behaagd hebben en het gevoel hebben gegeven dat hem gepaste waardigheid werd geschonken. Door het gouden hoofd werd op passende wijze een vorst afgebeeld, de „koning der koningen” die door toelating van de God des hemels de gebiedende wereldfiguur was geworden, de heerser van de Babylonische wereldmacht. Datgene wat door het uit vier verschillende metalen bestaande beeld werd gesymboliseerd, begon derhalve niet bij Nimrod, de Kuschiet van het Hamitische ras, die meer dan 1500 jaar voordien het oorspronkelijke Babel of Babylon had gesticht. — Genesis 10:8-10; 1 Kronieken 1:10.

25. Begon het met de eerste wereldmacht, of de tweede?

25 Het symbolische beeld begon ook niet bij de Egyptische wereldmacht, een Hamitisch rijk dat de eerste wereldmacht was waarvan in het bijbelse verslag melding wordt gemaakt (Genesis 10:6, 13, 14; 12:11 tot 13:1; Psalm 78:51; 105:23, 27; 106:21, 22). Evenmin begon het bij de Assyrische wereldmacht, een Semitisch rijk dat de tweede wereldmacht in het bijbelse verslag werd (Genesis 10:21, 22; 2:14; 25:18; 2 Koningen 15:19-29). In 632 v.G.T. had Nebukadnezar een aandeel aan de omverwerping van de Assyrische wereldmacht en dit leidde tot de oprichting van het Neobabylonische Rijk, dat als de derde wereldmacht in het bijbelse verslag gold. — Nahum 2:8 tot 3:18; Zefanja 2:13.

26. Waarom was het „beeld” vanaf de vernietiging van Jeruzalem van toepassing?

26 Ongeveer vijfentwintig jaar later, nadat koning Nebukadnezar als Jehovah’s werktuig was gebruikt om het ontrouwe Jeruzalem te vernietigen, waren de woorden van de profeet Daniël van toepassing toen hij zei: ’In [uw] hand heeft hij [de God des hemels], overal waar de mensenzonen wonen, de beesten van het veld en de gevleugelde schepselen van de hemel gegeven, en [u] heeft hij tot heerser over die alle gemaakt’ (Daniël 2:38). Dit was zo omdat in 607 v.G.T., toen Jeruzalem door de Babyloniërs werd verwoest, een typologisch koninkrijk van Jehovah God ophield op aarde te bestaan. — 1 Kronieken 29:23; 2 Kronieken 36:17-21.

27. Wat wordt, in politiek opzicht, door elk metaal van het „beeld” afgebeeld?

27 Aangezien Daniël tot Nebukadnezar zei: „Gijzelf zijt het hoofd van goud”, was het uit verschillende metalen bestaande beeld in zijn geheel een afbeelding van een reeks vorsten of wereldheersers. In feite beeldde het „hoofd van goud” meer af dan Nebukadnezar zelf. Het beeldde de heersende dynastie af die in hem was gegrondvest. Derhalve beeldde het gouden hoofd, in volledige zin, Nebukadnezar zelf af, vervolgens zijn oudste zoon Evil-Merodach, vervolgens Nabonidus, de schoonzoon van Nebukadnezar, en ten slotte Belsazar, de kleinzoon van Nebukadnezar (2 Koningen 25:27-30; Jeremia 52:31-34; Daniël 5:10, 11, 18, 22). Deze dynastie vertegenwoordigde de Babylonische wereldmacht. Bijgevolg beeldt de reeks van vier metalen van het beeld uit Nebukadnezars droom een reeks van wereldmachten af die zonder inmenging van Gods koninkrijk (hetzij het typologische aardse koninkrijk of het tegenbeeldige hemelse koninkrijk) wereldheerschappij hebben uitgeoefend. Dat dit zo is, wordt door Daniëls uitlegging van de droom bewezen.

28, 29. Waarom werd het volgende koninkrijk, dat geringer dan Babylon was, niet met name genoemd?

28 Wijzend op de wereldheerschappij die door de opvolgers van de Babylonische wereldmacht uitgeoefend zou worden, vervolgde Daniël zijn uitlegging door tot Nebukadnezar, de „koning der koningen”, te zeggen: „En na u zal er een ander koninkrijk opstaan, geringer dan gij; en nog een koninkrijk, een derde, van koper, dat over de gehele aarde zal heersen.” — Daniël 2:39.

29 Het koninkrijk dat „geringer” dan Nebukadnezar zou zijn en onmiddellijk op de Babylonische wereldmacht zou volgen, werd door Daniël niet met name genoemd. Was dit wel gebeurd, dan had de Babylonische wereldmacht zich voor de toekomstige aspirant met betrekking tot de wereldheerschappij kunnen hoeden. Aan de hand van vroegere profetieën van Jesaja (13:1-17; 21:2-9) had Daniël echter kunnen weten dat de Meden, de bondgenoten van de Perzen, bij de omverwerping van Babylon uit zijn hoge positie als wereldmacht betrokken zouden zijn.

30. Hoe kon Daniël weten door wie Babylon omvergeworpen zou worden?

30 Aan de hand van Jesaja 44:24 tot 45:7 kon Daniël ook weten dat Jehovah een man genaamd Cyrus, die een Pers bleek te zijn, zou gebruiken om goddelijke wraak te voltrekken aan de Babylonische wereldmacht, daar ze Jeruzalem met zijn tempel van Jehovah’s aanbidding had vernietigd (Jesaja 46:11). Daar Daniël ook Jeremia’s profetie had bestudeerd, wist hij dat vooral de Meden bij de laatste belegering van Babylon betrokken zouden zijn en er een aandeel aan zouden hebben dit rijk, dat zijn volk vervolgde, omver te werpen (Jeremia 51:28; Daniël 9:2). Destijds onthulde Daniël deze inlichtingen echter niet aan Nebukadnezar, die deze omverwerping niet zou meemaken. Waarom hem er dus zorgen over laten maken?

31. Hoe werd Daniël bevoorrecht Babylons opvolger te introduceren?

31 De profeet Daniël had het voorrecht het „koninkrijk” of de wereldmacht die door het zilver van het in de droom geziene beeld werd gesymboliseerd, als het ware te introduceren. Dit gebeurde in de bewuste herfstnacht van 539 v.G.T., toen Nebukadnezars kleinzoon, koning Belsazar, in de belegerde stad Babylon een koninklijk feestmaal met duizend van zijn rijksgroten hield. Op het hoogtepunt van het festijn schreef een miraculeuze hand de raadselachtige woorden „Mene, Mene, Tekel en Parsin” op de wand. Als laatste toevlucht moest de verschrikte koning Belsazar Daniël ontbieden om dit handschrift op de wand te vertolken. Ter verklaring van het laatste woord „Parsin”, hetgeen het meervoud van het woord „Peres” is, zei Daniël tot Belsazar: „PERES, uw koninkrijk is verdeeld en aan de Meden en de Perzen gegeven.” Diezelfde nacht rukten de belegeraars Babylon binnen. Koning Belsazar werd gedood en de Medo-Perzische wereldmacht werd opgericht. Daar de Meden en de Perzen Ariërs waren, ging de wereldmacht nu van het Semitische ras over op het Jafetitische ras. — Daniël 5:1-31; 6:12; Esther 1:19.

32. In welk opzicht was Medo-Perzië „geringer” dan Babylon?

32 Daar zilver geringer in waarde is dan goud, was de Medo-Perzische wereldmacht geringer dan de Babylonische wereldmacht. In welk opzicht? Doordat ze zich niet zo hoog verhief als het Babylonische Rijk, dat de stad Jeruzalem en haar tempel van Jehovah’s aanbidding verwoestte. Aldus scheen de koning van Babylon, Nebukadnezar, zich te verheffen boven Jehovah God, wiens naam over de stad Jeruzalem was uitgeroepen, waar de koningen uit Davids koninklijke geslacht op „Jehovah’s troon” zaten (1 Kronieken 29:23; Jesaja 14:4-14). Ook begon met die omverwerping van Jehovah’s typologische koninkrijk in het jaar 607 v.G.T., de periode van 2520 jaar die bekendstaat als „de tijden der heidenen” of „de bestemde tijden der natiën” (Lukas 21:24, NBG; NW). Koning Cyrus, de veroveraar van Babylon, trachtte niet ’op de Allerhoogste te gelijken’, maar erkende Jehovah’s goddelijkheid.

33. Hoe bracht Cyrus zijn handelwijze in overeenstemming met Jesaja’s profetie?

33 In erkenning van de tot uitdrukking gebrachte wil van Jehovah, trachtte koning Cyrus zijn handelwijze in overeenstemming te brengen met datgene wat Jehovah in Jesaja, de hoofdstukken vierenveertig en vijfenveertig omtrent hem had geprofeteerd. Derhalve liet hij in 537 v.G.T. een groep Israëlitische vrijwilligers en hun bedienden uit hun Babylonische gevangenschap vertrekken en naar hun eigen land terugkeren om daar de stad Jeruzalem en haar heilige tempel te herbouwen. Het typologische koninkrijk van Jehovah, met een koninklijke nakomeling van koning David die op „Jehovah’s troon” te Jeruzalem zat, werd daar echter niet wederom opgericht. — 2 Kronieken 36:20-23; Ezra 1:1 tot 2:2.

GRIEKSE (MACEDONISCHE) WERELDMACHT

34. Wat zei Daniël over de opvolger van Medo-Perzië?

34 Hoewel de Perzische wereldmacht Jehovah’s uitverkoren volk op een barmhartige wijze bejegende, zou ze niet tot onze twintigste eeuw blijven bestaan. Over de onmiddellijke opvolger van de Medo-Perzische wereldmacht zei de profeet Daniël vervolgens tot Nebukadnezar: „En nog een koninkrijk, een derde, van koper, dat over de gehele aarde zal heersen.” — Daniël 2:39.

35. Wanneer vernam Daniël de identiteit van de opvolger van Medo-Perzië?

35 Die woorden zouden te kennen geven dat het „derde”, met koper te vergelijken „koninkrijk” (of wereldmacht) uitgestrekter zou zijn dan hetzij de Medo-Perzische of de Babylonische wereldmacht. Daar koper een halfedelmetaal is, geringer in waarde dan zilver, zou deze opkomende wereldmacht geringer dan de Medo-Perzische wereldmacht zijn. In dit opzicht werd ze bijvoorbeeld niet vereerd met het voorrecht Jehovah’s verbannen volk uit hun gevangenschap in Babylon te bevrijden. In de dagen van Nebukadnezars kleinzoon, koning Belsazar, vernam Daniël, de uitlegger van dromen, wie precies die met koper te vergelijken „derde” wereldmacht zou oprichten. Dit zou door een Griekse veroveraar geschieden. Er is niets waaruit valt op te maken dat Daniël deze inlichtingen betreffende ver in de toekomst liggende dagen aan koning Belsazar onthulde.

36. Hoe werd de omverwerping van Medo-Perzië voor Daniël afgebeeld?

36 Ter verklaring van de profetische droom die aan Daniël werd gezonden en waarin hij zag hoe een tweehoornige ram door een eenhoornige harige geitebok werd overweldigd, zei Jehovah’s heilige engel: „De ram die gij gezien hebt, die de twee horens had, beduidt de koningen van Medië en Perzië. En de harige bok beduidt de koning van Griekenland [of, Hellas]; en wat de grote horen aangaat die tussen zijn ogen was, die beduidt de eerste koning. En dat die gebroken werd, zodat er vier waren die ten slotte in zijn plaats opstonden: er zijn vier koninkrijken uit zijn natie die zullen opstaan, maar niet met zijn kracht.” — Daniël 8:20-22.

37. Wat heeft de „eerste koning” van het Griekse Rijk zoal gedaan?

37 Derhalve werd meer dan tweehonderd jaar van tevoren voorzegd dat het „koninkrijk” dat door de buik en dijen van koper van het in de droom geziene beeld werd gesymboliseerd, de Griekse wereldmacht zou zijn. De „eerste koning” van deze wereldmacht bleek de wereldveroveraar Alexander III van Macedonië te zijn, die eropuit trok om het Perzische Rijk te veroveren. In 334 v.G.T. bracht hij de toenmalige Perzische vorst een beslissende, verpletterende nederlaag toe en grondvestte hij de Griekse (Macedonische) wereldmacht. In 332 v.G.T. bracht Alexander de Grote de provincie Judéa, met inbegrip van Jeruzalem, onder zijn heerschappij. Daarna viel Egypte voor hem, en ter gedenking van zijn naam werd daar de stad Alexandrië gesticht. Deze nieuwe Egyptische zeehaven werd zeer welvarend en kreeg een behoorlijk grote joodse bevolking.

38. Hoe werd het mogelijk de gehele bijbel in het Grieks te lezen?

38 Wegens zijn veroveringen helemaal tot aan de Indus van India en tot in Egypte, en omdat hij in de veroverde landen militaire garnizoenen vestigde, werd het algemene Grieks dat door de troepen van Alexander de Grote werd gesproken, de internationale taal van die tijd. Het diende als het medium voor de internationale communicatie, en in de derde eeuw v.G.T. begonnen de Grieks-sprekende joden van Alexandrië (Egypte) de geïnspireerde Hebreeuwse Geschriften in het algemene Grieks te vertalen. Dit voorbeeld werd gevolgd door de geïnspireerde schrijvers die de zevenentwintig boeken van de christelijke Geschriften, van Matthéüs tot Openbaring, vervaardigden. Aldus werd het mogelijk dat de geïnspireerde bijbel in zijn geheel alom door mensen die het algemene Grieks spraken en lazen, gelezen kon worden.

39. Hoe ontstonden er, zoals was geprofeteerd, „vier koninkrijken” in Griekse stijl?

39 In het jaar 323 v.G.T. stierf Alexander de Grote, die gesymboliseerd werd door de „grote horen” van de harige geitebok, te Babylon, dat eens de hoofdstad van het Babylonische Rijk was. Mettertijd werd zijn uitgestrekte rijk tussen vier van zijn Griekse generaals verdeeld. Dit resulteerde in vier hellenistische of vergriekste koninkrijken. Judéa en Jeruzalem werden ten slotte een deel van het koninkrijk dat door generaal Seleucus I Nicator werd begonnen. Natuurlijk liet geen van deze vier hellenistische koninkrijken zich met het grote rijk van Alexander de Grote vergelijken. De profetie dat uit de „grote horen” (Alexander de Grote) ’vier horens’ (vier hellenistische koninkrijken) zouden oprijzen, die geen van alle de kracht en grootsheid van Alexanders rijk zouden bezitten, werd inderdaad op wonderbaarlijke wijze vervuld. Niettemin handhaafden deze vier geringere koninkrijken te zamen de heerschappij van de Griekse wereldmacht, die door het koperen deel van het beeld gesymboliseerd werd.

HET KONINKRIJK VAN IJZER

40. Hoe werd in 30 v.G.T. de Romeinse wereldmacht opgericht?

40 De tijd schreed voort tot in de eerste eeuw vóór onze Gewone Tijdrekening. Voor „de God des hemels”, Jehovah, brak de tijd aan om tijden en tijdperken te veranderen, en koningen af te zetten en koningen aan te stellen voor de invoering van een nieuwe wereldmacht (Daniël 2:19, 21). Rome was nu de opkomende politieke macht waarmee rekening gehouden moest worden. In het jaar 63 v.G.T. veroverde de Romeinse generaal Pompejus Jeruzalem en bracht hij Judéa onder Romeinse heerschappij. In het jaar 30 v.G.T. werd aan de laatste van de vier hellenistische koninkrijken een beslissende nederlaag toegebracht en werd Egypte een Romeinse provincie. Dit kenmerkte de oprichting van de Romeinse wereldmacht in het vijfhonderd zevenenzeventigste jaar van de „tijden der heidenen” of „de bestemde tijden der natiën”. Jeruzalem bleef zonder een koning uit het koninklijke geslacht van David van de stam Juda. „Jehovah’s troon” bevond zich niet langer in de joodse hoofdstad Jeruzalem. — 1 Kronieken 29:23.

41. Hoe verklaarde Daniël de betekenis van het vierde metaal, het ijzer?

41 Hier zien wij de vervulling van datgene wat de profeet Daniël koning Nebukadnezar had verteld toen hij hem de vergeten droom van het uit vier verschillende metalen bestaande beeld verklaarde. Ter verklaring van de betekenis van het vierde metaal, het ijzer, waarvan de benen van het beeld waren gemaakt, zei Daniël: „En wat het vierde koninkrijk aangaat, het zal sterk als ijzer blijken te zijn. Aangezien ijzer al het andere verbrijzelt en vermaalt, zo zal het, gelijk het ijzer dat verplettert, zelfs al deze verbrijzelen en verpletteren.” — Daniël 2:40.

42. Hoe toonde het Romeinse Rijk geen respect voor Koninkrijkspredikers?

42 De Romeinse wereldmacht verbrijzelde de Griekse wereldmacht en slokte overblijfselen van de voorgaande Medo-Perzische en Babylonische wereldmachten op. Ze toonde geen respect voor het „koninkrijk der hemelen”, „het koninkrijk Gods”, dat door Jezus Christus en zijn eerste-eeuwse discipelen werd verkondigd. In het jaar 33 G.T. ontwijdde ze de joodse paschadag door Jezus Christus aan een martelpaal buiten de muren van Jeruzalem ter dood te brengen. Voorts begon ze in het jaar 64 G.T., nadat een deel van de stad Rome was verbrand, de getrouwe discipelen van Jezus Christus te vervolgen en trachtte aldus het ware christendom te verbrijzelen en te verpletteren.

43. Wanneer en waarom verwoestte het Romeinse Rijk Jeruzalem?

43 In het jaar 70 G.T. vond Rome het, in een poging de opstand van de rebellerende joden de kop in te drukken, noodzakelijk Jeruzalem te verbrijzelen en te verpletteren door deze stad en haar luisterrijke tempel in puin te leggen. De 97.000 ongekerstende joden die erin slaagden die verschrikkelijke verwoesting van hun heilige stad te overleven, werden als gevangen genomen slaven tot de uiteinden van het Romeinse Rijk verstrooid. Dit gebeurde in het zeshonderd zesenzeventigste jaar van de „tijden der heidenen”, zodat er nog 1844 jaar tot het einde van de tijden der heidenen overbleven.

44, 45. Wat betekende het in werkelijkheid dat Jeruzalem door de heidenen werd vertreden?

44 Toen Jezus Christus de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen onder generaal Titus, de zoon van keizer Vespasianus, voorzei, voegde hij eraan toe: „En zij [de joden in de Romeinse provincie Judéa] zullen vallen door de scherpte van het zwaard en als gevangenen worden weggevoerd naar alle natiën; en Jeruzalem zal door de natiën worden vertreden totdat de bestemde tijden der natiën zijn vervuld” (Lukas 21:20-24). Met die woorden bedoelde Jezus Christus niet dat enkel de stad als zodanig door de niet-joodse of heidense natiën vertreden zou worden. Destijds vertegenwoordigde de stad Jeruzalem meer dan wat het hedendaagse Jeruzalem, de hoofdstad van de Republiek Israël, met haar democratisch gekozen president en haar Knesset, vertegenwoordigt. Destijds, in de dagen van Christus, vertegenwoordigde Jeruzalem met zijn tempel „de stad van de grote Koning”, Jehovah (Matthéüs 5:35; 4:5). Deze voormalige troonstad van Jehovah’s typologische koninkrijk op aarde was een symbool van Gods koninkrijk onder de heerschappij van zijn gezalfde koning uit de koninklijke familie van David.

45 Derhalve is het Messiaanse koninkrijk, waar de koninklijke nakomelingen van David recht op hadden, datgene wat door de heidenen vertreden zou worden totdat de „bestemde tijden der natiën”, waarin deze vertreding zonder Gods inmenging zou geschieden, waren geëindigd. Met het einde van de tijden der heidenen verschijnt onze twintigste eeuw in het beeld!

NOG EEN WERELDMACHT ERBIJ BETROKKEN

46. Heeft de Romeinse keizer Constantijn Gods koninkrijk ingevoerd?

46 Wanneer wij vanuit onze twintigste eeuw terugblikken, vragen wij: Heeft dat „vierde koninkrijk”, dat werd afgebeeld door de ijzeren benen van het beeld dat Nebukadnezar in zijn droom zag, zijn volledige vervulling enkel en alleen in het Romeinse Rijk of de Romeinse wereldmacht gevonden? De bijbel zelf geeft te kennen dat dit niet het geval zou zijn. Hoe dat zo? In de dagen van keizer Constantijn, in de vierde eeuw, werd het Romeinse Rijk „christelijk”, maar dit was louter op keizerlijk bevel en slechts in naam. Door deze verandering van religieuze aard werd er geen nieuwe wereldmacht, een christelijke wereldmacht, in het leven geroepen; hierdoor werd niet het koninkrijk Gods, dat door Jezus Christus werd gepredikt, ingevoerd. Na het verstrijken van vele eeuwen kwam er echter inderdaad een nieuwe wereldmacht — in werkelijk politieke zin. Dit werd in het laatste boek van de bijbel, in Openbaring 17:9, 10, te kennen gegeven.

47. Wat beelden de zeven koppen van het „wilde beest” af?

47 Daar lezen wij met betrekking tot de religieuze hoer, Babylon de Grote, die een wild beest berijdt dat zeven koppen en tien horens heeft: „Hier komt de intelligentie die wijsheid heeft te pas: De zeven koppen betekenen zeven bergen, waarop de vrouw gezeten is. En er zijn zeven koningen: vijf zijn gevallen, één is er, de andere is nog niet gekomen, maar als hij gekomen zal zijn, moet hij een korte tijd blijven.” Aan de hand van deze verklaring van de symbolen die hier in het boek Openbaring gevonden worden, vormt het wilde beest een afbeelding van een politiek stelsel op aarde. De zeven koppen van het wilde beest symboliseren het gezag over het politieke stelsel, niet het gezag van alle zeven tegelijk, maar het gezag van de ene symbolische kop na de andere tot de zevende en laatste kop. De zeven koppen symboliseren op passende wijze „zeven bergen”, die de aarde daaronder domineren. De zeven koppen symboliseren ook zeer terecht „zeven koningen”, want koningen zijn staatshoofden en oefenen gezag of heerschappij uit. Net als in het geval van het beeld uit Nebukadnezars droom symboliseren de koningen koninkrijken of wereldmachten.

48. Wie waren de vijf „koningen” die vóór Rome waren gevallen?

48 Met betrekking tot de „zeven koningen” schreef de christelijke apostel Johannes tegen het einde van de eerste eeuw G.T.: „Vijf zijn gevallen, één is er” (Openbaring 17:10). Ten tijde dat Johannes de Openbaring schreef, werd hij omdat hij een christen was, op het strafeiland Patmos gevangen gehouden (Openbaring 1:1, 2, 9). Wanneer Johannes dus schrijft: „Vijf zijn gevallen, één is er”, duidt hij op een zesde „koning”. Die was er in Johannes’ tijd. Op welke wereldmacht doelt Johannes dus met de uitdrukking „één is er”? Dat kan slechts de Romeinse wereldmacht zijn. Deze wordt hier als de zesde wereldmacht volgens de bijbelse profetieën aangeduid. Wie waren de vijf „koningen” die vóór de Romeinse wereldmacht één voor één waren gevallen? De eerste was de Egyptische wereldmacht; de tweede, de Assyrische wereldmacht; de derde, de Babylonische wereldmacht; de vierde, de Medo-Perzische wereldmacht; en de vijfde, de Griekse wereldmacht.

49. Door wiens toedoen is de zesde „koning” gevallen, en wanneer?

49 De zesde wereldmacht zou echter eveneens vallen, want de engel zei tot de apostel Johannes: „Eén is er, de andere is nog niet gekomen” (Openbaring 17:10). Dit betekende dat er nog een zevende wereldmacht zou komen, die zou overeenkomen met de zevende kop van het wilde beest. Ten tijde van de apostel Johannes was die ’zevende kop’, of ’zevende berg’, of ’zevende koning’, een mysterie. Maar eeuwen van wereldgeschiedenis sinds Johannes’ tijd hebben het mysterie ontsluierd. Wat is derhalve de zevende wereldmacht in de bijbelse profetieën? Ze verscheen in het jaar 1763 G.T., in de vorm van het Britse Rijk, het Brittannië dat de zeven wereldzeeën beheerste.

50. Hoe ontstond de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht?

50 Twaalf jaar later, in 1775, scheidden de dertien Amerikaanse kolonies zich van het Britse Rijk af, om de Amerikaanse Republiek, de Verenigde Staten van Amerika, te stichten. Na verloop van tijd vond de Engels-sprekende Amerikaanse Republiek het raadzaam om, zowel in vredestijd als in oorlogstijd, met het Engels-sprekende Britse Rijk samen te werken, iets wat tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog werd beklemtoond. In werkelijkheid is er dus een Brits-Amerikaanse dualistische wereldmacht. Deze Anglo-Amerikaanse politieke combinatie is nu dus reeds vele jaren, sinds de Amerikaanse Revolutie van 1775-1783, de zevende wereldmacht. Ze treedt op als een tweehoornig beest. — Openbaring 13:11.

51. Waarom werd door de benen van ijzer meer dan het Romeinse Rijk afgebeeld?

51 De zevende wereldmacht ’kwam’ op de tijd die Jehovah in gedachten had om een verandering aan te brengen voordat hij zijn eigen Messiaanse koninkrijk zou oprichten. Over de zevende wereldmacht zegt Openbaring 17:10: „Maar als hij gekomen zal zijn, moet hij een korte tijd blijven.” Het Amerikaanse deel van de zevende wereldmacht heeft zo juist zijn tweehonderdste verjaardag gevierd. Dit is een betrekkelijk „korte tijd” in vergelijking met de bijna achttienhonderd jaar dat de Romeinse wereldmacht heeft bestaan. Die „korte tijd” moet volgens Jehovah’s tijdtafel nu bijna afgelopen zijn. Eén ding is uit de bijbelse profetieën zeker: Het Messiaanse koninkrijk van God zou niet komen voordat eerst die zevende wereldmacht op het wereldtoneel was verschenen (Openbaring 17:11-14). Met het oog op dit alles wordt het heel duidelijk dat de ijzeren benen van het beeld uit Nebukadnezars droom meer dan de Romeinse wereldmacht afbeelden. Ze beelden ook de politieke uitwas van dat Romeinse Rijk af, namelijk de Anglo-Amerikaanse wereldmacht, de zevende wereldmacht, die vanuit menselijk standpunt bezien de grootste wereldmacht van alle zeven is gebleken. Ze is eveneens zo hard als ijzer, als staal!

VOETEN GEDEELTELIJK VAN IJZER EN GEDEELTELIJK VAN LEEM

52. Wat zei Daniël over de voeten, die gedeeltelijk van ijzer en gedeeltelijk van leem waren?

52 Nu komen wij aan de laatste kenmerken van de profetische droom die de koning van Babylon had gedroomd, maar die hij was vergeten. Koning Nebukadnezar wilde weten wat de climax van de droom betekende, en ook wij in deze tijd willen dit graag weten. Jehovah God zij gedankt dat Daniël ertoe werd geïnspireerd de aangelegenheden verder te verklaren met de woorden: „En zoals gij aanschouwd hebt dat de voeten en de tenen deels van gevormd leem van een pottenbakker en deels van ijzer waren: het koninkrijk zelf zal verdeeld blijken te zijn, maar iets van de hardheid van ijzer zal erin blijken te zijn, aangezien, zoals gij hebt aanschouwd, het ijzer vermengd was met vochtig leem. En wat de tenen van de voeten aangaat, die deels van ijzer en deels van gevormd leem waren: het koninkrijk zal deels sterk blijken te zijn en zal deels broos blijken te zijn. Zoals gij hebt aanschouwd dat het ijzer vermengd was met vochtig leem: zij zullen zich gaan vermengen met het nageslacht der mensen; maar zij zullen zich niet aan elkaar blijken te hechten, net als ijzer zich niet met gevormd leem vermengt.” — Daniël 2:41-43.

53. Welke politieke situatie wordt door die voeten afgebeeld? Wanneer?

53 In die profetische woorden wordt ons de illustratie gegeven van een verdeeld koninkrijk. Aangezien dit de wijze is waarop het symbolische beeld van opeenvolgende wereldmachten eindigt, dienen wij in deze tijd, in onze twintigste eeuw, zo’n verdeelde wereldmacht aan te treffen. Dit is inderdaad het geval! Om deze deugdelijke reden kunnen wij niet zo ver meer verwijderd zijn van de verdwijning van dit vanouds bestaande symbolische beeld van wereldheerschappij. Wanneer het symbolische beeld ten slotte werkelijk verdwijnt, wat komt er dan? Volgens de „wijzen” van deze wereld zou een dergelijke verdwijning het ergste zijn dat er zou kunnen gebeuren. Naar hun mening zou het anarchie, chaos, betekenen. Derhalve trachten zij het beeld staande te houden.

54. Wat beeldt volgens Daniëls verklaring het gevormde leem af?

54 Het wereldtoneel wordt nog steeds overschaduwd door de zevende wereldmacht, waarvan de beide delen zwaar bewapend zijn met kernbommen en projectielen om ze voor de ondergang te behoeden. Het dominerende stelsel van heerschappij bevat dus nog steeds de kracht van ijzer met zijn vermogen om te verbrijzelen en te verpletteren. Maar deze Anglo-Amerikaanse wereldmacht, te zamen met haar bondgenoten, heeft met nog een andere factor, een modernere factor, te kampen. Deze factor werd afgebeeld door het vochtige gevormde leem van het beeld uit Nebukadnezars droom. Wat beeldt dit in het licht van onze hedendaagse tijd af? Daniëls verklaring verschaft ons opheldering dienaangaande: „Zij zullen zich gaan vermengen met het nageslacht der mensen; maar zij zullen zich niet aan elkaar blijken te hechten, net als ijzer zich niet met gevormd leem vermengt.” Het gevormde leem symboliseert derhalve „het nageslacht der mensen”, of, letterlijk, ’het zaad der mensen’. — Daniël 2:43.

55. In welk opzicht is er een vermenging met het „nageslacht der mensen”?

55 Leem is een heel passend symbool van het ’zaad der mensen’, want in Job 4:19 wordt over mensen gesproken „die in lemen huizen wonen, wier fundament in het stof is”. En de zwaargekwelde man Job zei tot Jehovah God: „Bedenk alstublieft dat gij mij uit leem hebt gemaakt en mij tot stof zult doen terugkeren” (Job 10:9). In welke richting heeft de menselijke heerschappij, ondanks de broze aard van „leem”, waaruit het „nageslacht der mensen” is gemaakt, zich in deze laatste tientallen jaren van haar bestaan geneigd? Neen, niet tot God, de Schepper van het bezielde „leem”, maar tot de schepselen van leem, tot het gewone volk, het „proletariaat”, zoals de Romeinen in de oudheid de laagste of armste klasse van mensen noemden, die de politieke staat slechts met hun nakomelingschap (proles) dienden. De oude traditionele heerschappij moet steeds meer het oor lenen aan het luide geroep van het gewone volk, dat medezeggenschap in de regering eist.

56. Waarom kunnen het ijzer en het leem niet met elkaar vermengd worden?

56 De oude aristocratische, autoritaire regeringsstijl kan zich echter niet vermengen met het gewone volk, dat voor radicale, ingrijpende veranderingen in de regering is. Dit is net zo min mogelijk als ijzer met leem vermengd kan worden! Wanneer regeringen door revoluties of anderszins democratisch zijn geworden, heeft dit tot radicale, proletarische regeringsvormen geleid. En deze laatstgenoemde zijn onwrikbaar gekant tegen de met ijzer te vergelijken zevende wereldmacht, de Anglo-Amerikaanse dualistische wereldmacht. Tot nu toe hebben de twee regeringsvormen het klaargespeeld naast elkaar te bestaan, maar er is geen werkelijke verbintenis tussen ze tot stand gekomen. De radicale, proletarische regeringen en blokken mogen dan wel heel sterk lijken en de Anglo-Amerikaanse wereldmacht schijnbaar in kracht overtreffen, toch zijn ze net zo broos als menselijke schepselen van leem, die de radicale regeringen ondersteunen. Ze kunnen het symbolische beeld van wereldheerschappij niet versterken ten einde de volgende wereldverandering tegen te gaan.

[Studievragen]