Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Profetische beelden en beschrijvingen van mensen die thans leven en die het aardse gebied van Gods koninkrijk zullen beërven

Profetische beelden en beschrijvingen van mensen die thans leven en die het aardse gebied van Gods koninkrijk zullen beërven

Profetische beelden en beschrijvingen van mensen die thans leven en die het aardse gebied van Gods koninkrijk zullen beërven

Afgeschaduwd door de volgende groepen of personen:

(1) Noachs zonen en schoondochters (Genesis 6-9).

(2) Lot en zijn dochters (Genesis 19).

(3) Jozefs tien berouwvolle halfbroers (Genesis 37, 42-45).

(4) Uitgehongerde Egyptenaren die zich aan Jozef verkochten (Genesis 41; 47:13-26).

(5) Gemengde gezelschap dat met Israël Egypte verliet (Exodus 12:38).

(6) Twaalf niet-levitische stammen van Israël op de Verzoendag (Leviticus 16; Matthéüs 19:28).

(7) Inwonende vreemdelingen in Israël (Leviticus 19:34).

(8) Hobab, de zwager van Mozes (Numeri 10:29-32).

(9) Rachab uit Jericho (Jozua 2, 6).

(10) Gibeonieten die vrede met Israël zochten (Jozua 9, 10).

(11) Jaël, de vrouw van Heber de Keniet (Rechters 4, 5).

(12) Jonathan, de zoon van koning Saul (1 Samuël 18; 23:16, 17).

(13) Buitenlanders die aan Davids zijde streden (2 Samuël 15:18-22).

(14) Koningin van Scheba (1 Koningen 10).

(15) Naäman gereinigd van melaatsheid (2 Koningen 5).

(16) Jonadab, de zoon van Rechab (2 Koningen 10:15-28).

(17) Buitenlanders die in de richting van Jehovah’s tempel baden (2 Kronieken 6:32, 33).

(18) Nethinim en de zonen van niet-Israëlitische knechten van Salomo (Ezra 2, 8).

(19) Rechabieten (Jeremia 35).

(20) Ebed-Melech, de Ethiopiër (Jeremia 38; 39:16-18).

(21) Berouwvolle Ninevieten (Jona 3).

Bovendien profetisch als volgt beschreven:

(1) Families van de aardbodem die zich door bemiddeling van Abraham via zijn zaad zegenen (Genesis 12:3; 22:18).

(2) Naties die vrolijk zijn met Jehovah’s volk (Deuteronomium 32:43).

(3) Rechtvaardigen, degenen die op Jehovah hopen (Psalm 37:9, 29).

(4) Maagdelijke metgezellinnen van de bruid (Psalm 45:14).

(5) Oprechten en onberispelijken (Spreuken 2:21).

(6) Naties die in Jehovah’s huis onderricht worden en zijn paden bewandelen (Jesaja 2:2-4).

(7) Naties die zich vragend tot het Signaal wenden (Jesaja 11:10).

(8) Naties die uit de duisternis komen (Jesaja 49:6, 9, 10).

(9) Natie die vroeger onbekend was (Jesaja 55:5).

(10) Buitenlanders die Jehovah dienen en zijn naam liefhebben (Jesaja 56:6).

(11) „Rijkdom der zee”, „vermogen der naties”, degenen die komen ’aanvliegen als een wolk duiven’ (Jesaja 60:5, 6, 8).

(12) Vreemden die Israëls kudden weiden, buitenlanders die zijn landbouwers en wijngaardeniers zijn (Jesaja 61:5).

(13) Degenen die door man met schrijversinkthoorn op voorhoofd gekentekend worden (Ezechiël 9).

(14) Personen die de naam van Jehovah aanroepen en veilig ontkomen op zijn vrees inboezemende dag (Joël 2:32).

(15) Begeerlijke dingen van alle naties (Haggaï 2:7).

(16) Naties die zich „bij Jehovah aansluiten” (Zacharia 2:11).

(17) ’Tien mannen die slip vastgrijpen van een jood’ (Zacharia 8:23).

(18) Naties tot wie Koning vrede spreekt (Zacharia 9:10).

(19) „Schapen” die goeddoen aan broeders van de Koning (Matthéüs 25:31-46).

(20) Berouwvolle verloren zoon (Lukas 15:11-32).

(21) „Andere schapen” die naar de stem van de Voortreffelijke Herder luisteren (Johannes 10:16).

(22) Personen die geloof oefenen in Christus en ’nooit zullen sterven’ (Johannes 11:26).

(23) Schepping die bevrijd zal worden van slavernij des verderfs en glorierijke vrijheid van kinderen Gods zal hebben (Romeinen 8:20, 21).

(24) Degenen van de wereld die eeuwig leven ontvangen omdat zij geloof oefenen in Gods Zoon (1 Johannes 2:2; Johannes 3:16, 36).

(25) „Grote schare” die dag en nacht dienst verricht in Jehovah’s tempel (Openbaring 7:9-17).

(26) Al wie water des levens drinkt en zelf tot anderen zegt: „Kom!” (Openbaring 22:17).

Bovenstaande vermeldingen zijn alleen die welke in dit boek besproken worden of waarnaar verwezen wordt.