Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

„Vlucht uit het midden van Babylon”

„Vlucht uit het midden van Babylon”

Hoofdstuk 11

„Vlucht uit het midden van Babylon”

1. (a) Hoe kunnen wij weten wat voor aanbidding God welgevallig is? (b) Waaruit moeten wij volgens Gods dringende aansporing vluchten?

VEEL mensen zijn van de ene religie naar de andere gegaan op zoek naar bevredigende antwoorden op hun vragen omtrent het leven. Zij treffen bepaalde overeenkomsten in geloofsovertuigingen en religieuze gebruiken aan, en ook veel verschillen. Maar alleen wanneer men Gods eigen Woord als gids gebruikt, kan men er zeker van zijn de juiste antwoorden te vinden en met stelligheid te weten komen welke religieuze gebruiken God werkelijk behagen. Door middel van de bijbel laat de Schepper ons kennis maken met zichzelf en zijn voornemen. Hij opent onze ogen ook voor de oorsprong van valse aanbidding. In dit verband waarschuwt hij ons tegen wat hij als „Babylon de Grote” beschrijft en dringt er bij ons op aan uit haar midden te ’vluchten’. Hebt u die waarschuwing ter harte genomen? — Openbaring 18:4, 21; Jeremia 51:6.

2. Wat is „Babylon de Grote”?

2 Wat is „Babylon de Grote”? Collectief beschouwd, omvat Babylon de Grote alle religies die opvattingen, geloofsovertuigingen of gebruiken voorstaan die geworteld zijn in de religie van het oude Babylon. Haar kenmerkende hoedanigheden kunnen derhalve worden vastgesteld door de oorsprong en de godsdienst van het oude Babylon zelf aan een onderzoek te onderwerpen.

3. (a) Hoe is het oude Babylon ontstaan, en wat voor geest werd door de stichter ervan aangemoedigd? (b) In welke opzichten wordt die geest heden ten dage in religies weerspiegeld?

3 Ruim een eeuw na de vloed van Noachs dagen werd de stad Babel (later Babylon genoemd) gebouwd rondom een toren — een project dat klaarblijkelijk door Nimrod werd bevorderd. Deze Nimrod kweekte in zijn metgezellen een geest van opstand tegen Jehovah aan en een verlangen om aanzien voor zichzelf te verwerven (Genesis 10:9, 10; 11:1-9). Neemt u zo’n zelfde geest in deze tijd waar — minachting voor Gods Woord, zelfs van de zijde van hen die religieus beweren te zijn, en een religieuze schijn om de aandacht op zichzelf te vestigen of zelfs aanzien te verkrijgen?

4. Hoe heeft de Babylonische religie de waarheid omtrent God zelf verdraaid?

4 In de Babylonische religie speelden triades van goden een belangrijke rol. Daar was de triade die uit Anu, Bel en Ea bestond; Sin, Sjamasj en Isjtar vormden een andere triade. Bovendien stonden de plaatsen van aanbidding in Babylon boordevol met beelden. Dit alles leidde de aandacht weg van het feit dat er slechts één ware God is, wiens naam Jehovah is (Deuteronomium 4:39; Johannes 17:3). De hoedanigheden en gedragingen die aan hun goden werden toegeschreven, gepaard aan het gebruik van levenloze beelden, gaven veel mensen een verwrongen kijk op de Schepper. — Jeremia 10:10, 14; 50:1, 38; 1 Korinthiërs 10:14, 19-22.

5. (a) Hoe was het Babylonische geloof in verband met de dood in werkelijkheid een opsmukking van Satans leugen aan Eva? (b) Welke andere leerstellingen zijn hieruit voortgesproten?

5 De Babyloniërs geloofden dat de dood slechts een overgang naar een ander soort van leven was, maar dit was in tegenspraak met wat God onze eerste ouders had verteld. Griekse filosofen sponnen dit idee verder uit en zeiden dat mensen een onsterfelijke ziel hebben. De eerste leugen van de Duivel kwam hierop neer dat indien Adam en Eva God niet gehoorzaamden, zij ’volstrekt niet zouden sterven’ in het vlees. Nu werd aan de mensen verteld dat wat eeuwig voortleefde, zich binnen in hen bevond en iets was dat zij niet konden zien. Deze valse leer leidde tot het geloof in het hellevuur, het vagevuur, voorouderverering en nog veel meer. — Genesis 3:1-5; Prediker 9:5, 10; Ezechiël 18:4.

6. (a) Welke andere gebruiken die thans heel algemeen zijn, stoelen op Babylonische religie? (b) Hoe ernstig is dit?

6 De Babylonische religie omvatte ook het gebruik van astrologie, waarzeggerij, magie en toverij, waarvan mensen zich hebben bediend in hun zoeken naar bovennatuurlijke leiding die aangewend kon worden om zichzelf te verrijken en over anderen te heersen (Daniël 2:27; Ezechiël 21:21). Hoewel de bijbel tegen al deze gebruiken waarschuwt, zijn ze in deze tijd beslist heel algemeen! Door zich ermee bezig te houden, spelen mensen de demonengeesten rechtstreeks in de kaart, en die eisen een wrede prijs voor de gunsten die zij verlenen. — Deuteronomium 18:10-12; Jesaja 8:19; Handelingen 16:16; Openbaring 18:21, 23.

7. Welke bewijzen ziet u dat Babylon de Grote (a) ongeoorloofde betrekkingen met politieke heersers heeft? (b) grote rijkdom bezit? (c) verantwoordelijk is voor het vergieten van bloed?

7 Als een verdere identificatie van Babylon de Grote vertelt de bijbel over haar ongeoorloofde betrekkingen met politieke heersers, haar rijkdom en haar verantwoordelijkheid voor het vergieten van bloed, met inbegrip van het bloed van Gods ware dienstknechten (Openbaring 17:1-6; 18:24). Het bericht dat de religies der wereld in deze opzichten hebben opgebouwd, is welbekend.

HOE GROOT IS UW LIEFDE VOOR DE WAARHEID?

8. Wie is in werkelijkheid de god van Babylon de Grote?

8 Wanneer iemand tot enig deel van Babylon de Grote behoort, deelneemt aan haar religieuze vieringen of haar wegen navolgt, wie wordt hierdoor dan geëerd? Stellig niet Jehovah God. In plaats daarvan buigt zo iemand in werkelijkheid voor „de god van dit samenstel van dingen”, die de geest van de mensheid heeft verblind. — 2 Korinthiërs 4:4.

9. Hoe heeft Satan zo veel mensen in religieus opzicht kunnen misleiden?

9 Maar hoe is het nu mogelijk geweest dat zo veel mensen op deze wijze zijn misleid? De bijbel antwoordt dat zij in Satans valstrik zijn gelopen „omdat zij de liefde voor de waarheid niet hebben aanvaard” (2 Thessalonicenzen 2:9-12). Dit dient ons niet te verbazen. Hoeveel mensen kent u die altijd de waarheid spreken — thuis, in zakelijke aangelegenheden en wanneer zij met hun eigen tekortkomingen worden geconfronteerd? Hoevelen zijn bereid om wanneer hun wordt getoond wat de bijbel, Gods woord der waarheid, zegt, hun vroegere geloofsovertuigingen of gewoonten te laten varen, of zelfs hun levensstijl te veranderen ten einde overeenkomstig de waarheid te wandelen? Bent u daartoe bereid?

10. (a) Wat voor mensen zoekt Jehovah? (b) Hoe kunnen wij tonen dat wij zo’n persoon zijn?

10 Jehovah zoekt mensen die zo’n liefde voor de waarheid hebben. Hijzelf is „de God der waarheid” (Psalm 31:5). De leringen van zijn Woord berusten niet op fantasie, maar zijn de waarheid. Tot een vrouw in Samária zei Jezus: „Ware aanbidders [zullen] de Vader met geest en waarheid . . . aanbidden, ja, want de Vader zoekt zulke mensen om hem te aanbidden. God is een Geest, en wie hem aanbidden, moeten hem met geest en waarheid aanbidden” (Johannes 4:23, 24). Wilt u zo’n persoon zijn?

GODS VOORZIENING VOOR BEVRIJDING

11. (a) Wat wordt in Jesaja 49:8, 9 voorzegd? (b) Wanneer vond de eerste vervulling van deze profetie plaats? (c) Waarom is dit voor ons van belang?

11 Ten einde ons leiding te verschaffen, liet Jehovah lang geleden in de bijbel een belofte van bevrijding uit de onderdrukkende overheersing van Babylon optekenen. Deze belofte werd vervuld toen Cyrus de Grote de joden, te zamen met de niet-Israëlitische Nethinim, bevrijdde opdat zij naar Jeruzalem konden terugkeren om de tempel van Jehovah te herbouwen. Maar daarmee was de zaak niet afgedaan. Wat destijds plaatsvond, wees vooruit naar een verdere bevrijding die zou worden bewerkstelligd door de Grotere Cyrus, de Heer Jezus Christus. Wanneer wij zijn leiding volgen, worden wij beschermd tegen misleiding door mensen die alleen maar aanzien voor zichzelf willen verwerven. De volgende profetie was in het bijzonder op Jezus van toepassing: „Dit heeft Jehovah gezegd: ’In een tijd van aanvaarding heb ik u geantwoord, en op een dag van redding heb ik u geholpen; en ik bleef u beveiligen, opdat ik u tot een verbond voor het volk zou kunnen geven, om het land weer te herstellen, om de woest en verlaten liggende erfelijke bezittingen weer in bezit te doen nemen, om tot de gevangenen te zeggen: „Komt naar buiten!” tot hen die in de duisternis zijn: „Laat u zien!”’” (Jesaja 49:8, 9). Hoe werd dit in Jezus vervuld?

12. (a) Hoe werd die profetie in Jezus vervuld? (Lukas 4:16-18) (b) Welke aanmoediging ligt hierin voor ons opgesloten?

12 Jehovah verhoorde Jezus’ gebeden. Hij hielp en beveiligde zijn Zoon Jezus toen deze op moedige wijze religieuze dwaling aan de kaak stelde en ’de waarheid die mensen zou vrijmaken’ bekendmaakte (Johannes 8:32). Ondanks satanische pogingen om Jezus te doden, behoedde Jehovah zijn Zoon totdat hij zijn werk op aarde voltooid had. Toen wekte hij Jezus uit de doden op tot onsterfelijk leven in de hemel om daar zijn bevrijdingswerk voort te zetten. God gaf hem als een „verbond”, of plechtige belofte, dat mensen uit knechtschap aan Babylon de Grote bevrijd zouden worden. Net zo zeker als er zich een uit de doden opgewekte en verheerlijkte Jezus Christus in de hemel bevindt, zo zeker zullen ook oprechte mensen uit de religieuze duisternis van Babylon de Grote bevrijd worden. Zult u voordeel trekken van die bevrijding?

13. Hoe bleek Jezus vanaf 36 G.T. „een licht der natiën” te zijn?

13 Met betrekking tot de omvang van de bevrijding voorzei Jehovah: „Ik heb u ook tot een licht der natiën gegeven, opdat mijn redding moge reiken tot het uiteinde der aarde” (Jesaja 49:6). Derhalve werd er in 36 G.T. een begin mee gemaakt heidenen, of mensen uit niet-joodse naties, binnen de gemeente van het geestelijke Israël te brengen. De toevoeging van heidenen aan de met de geest gezalfde christelijke gemeente was echter niet de volledige mate waarin Jezus als „een licht der natiën” zou dienen.

14. (a) Voor wie nog meer uit „de natiën” zou Jezus een licht zijn? (b) Door welke groepen van personen die uit het oude Babylon wegtrokken, werden zij afgeschaduwd? (c) In welke geestelijke zegeningen verheugen zij zich reeds, als een vervulling van Jesaja 49:10?

14 Jezus wist dat hij ook „andere schapen” zou bijeenbrengen, die zich in eeuwig leven op aarde zouden verheugen (Johannes 10:16). Zij werden afgeschaduwd door de niet-Israëlitische Nethinim en de zonen van de knechten van Salomo die zich bij de joden aansloten toen die in 537 v.G.T. uit Babylon wegtrokken (Ezra 2:1, 43-58). Een grote schare van deze personen heeft in deze tijd reeds gehoor gegeven aan het bevel: „Gaat uit” Babylon de Grote. Zij verheugen zich nu in de verkwikkende geestelijke zegeningen die in Jesaja 49:10 werden voorzegd: „Zij zullen niet hongeren, noch zullen zij dorsten, noch zal verschroeiende hitte of zon hen treffen. Want Degene die medelijden met hen heeft, zal hen leiden, en aan de waterbronnen zal hij hen voeren.” In Openbaring 7:9, 16, 17 worden deze zegeningen terecht van toepassing gebracht op de „grote schare” „andere schapen”.

„GAAT UIT VAN HAAR, MIJN VOLK”

15. Waarom dringt de bijbel er bij degenen die tot Gods volk willen behoren, op aan uit Babylon de Grote weg te gaan?

15 In een geïnspireerd visioen werd de apostel Johannes getoond wat de voltrekking van Gods oordeel voor Babylon de Grote zou betekenen. Met het oog op de zekerheid ervan drong een engel uit de hemel, die voor God sprak, op het volgende aan: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen.” — Openbaring 18:4, 5.

16. Waaruit kan blijken of wij dat bevel werkelijk hebben gehoorzaamd?

16 De leden van het geestelijke Israël hebben dat bevel gehoorzaamd en nu dringen zij er bij anderen op aan hetzelfde te doen. Zij weten dat iemand die de ware aanbidding met de valse vermengt, God niet kan behagen. Doch hoe kan iemand die weliswaar met Jehovah’s Getuigen omgaat maar zijn banden met Babylon de Grote nog niet heeft verbroken, zeggen dat hij geen deel van haar vormt? Ook al bezoekt hij nooit haar religieuze diensten, dan raakt hij toch het onreine aan wanneer hij op de plaats waar hij werkt of samen met zijn familieleden meedoet aan haar religieuze feestdagen (Jesaja 52:11). Als hij deelneemt aan familietradities die zijn ontleend aan het geloof in de onsterfelijkheid van de ziel of waaruit bijgelovige vrees voor boze geesten blijkt, deelt hij nog steeds in haar zonden. Wij kunnen niet de kat uit de boom kijken. Indien wij geloven dat Jehovah de ware God is, moeten wij hem alleen dienen. — 1 Koningen 18:21.

17. (a) Welke uitnodiging wordt volgens Openbaring 14:6, 7 tot mensen overal op aarde gericht? (b) Welk andere bevel moeten zij gehoorzamen, willen zij Jehovah op een aanvaardbare wijze aanbidden?

17 Tot mensen van elke natie en stam en taal wordt de volgende hartelijke uitnodiging gericht: Neem eveneens deel aan de aanbidding van Jehovah, de enige ware God! (Openbaring 14:6, 7) Om dit te doen, moet u ook Gods dienstknechten uit de oudheid navolgen, die gehoor gaven aan het bevel: „Vlucht uit het midden van Babylon, en laat ieder zijn ziel ontkoming verschaffen.” — Jeremia 51:6.

[Studievragen]