Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Aarde

Aarde

Aarde

Definitie: Het woord „aarde” wordt in de Schrift in meer dan één betekenis gebruikt. Gewoonlijk denken wij aan de planeet zelf, die door Jehovah edelmoedig van alles is voorzien om menselijk leven in stand te houden opdat wij rijke voldoening uit ons leven zouden putten. Men dient echter te beseffen dat „aarde” ook in figuurlijke zin gebruikt kan worden en bijvoorbeeld betrekking kan hebben op mensen die op deze planeet wonen of op een mensenmaatschappij met bepaalde kenmerken.

Zal de aarde in een kernoorlog vernietigd worden?

Wat is Gods voornemen met de aarde?

Matth. 6:10: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, alzo ook op aarde.”

Ps. 37:29: „De rechtvaardigen, díe zullen de aarde bezitten, en zij zullen er eeuwig op verblijven.”

Zie ook Prediker 1:4; Psalm 104:5.

Zou het, aangezien de natiën zich weinig aan Gods voornemen gelegen laten liggen, ooit zover kunnen komen dat ze de aarde volkomen ongeschikt maken voor bewoning?

Jes. 55:8-11: „[De uitspraak van Jehovah is:] Zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen, en mijn gedachten dan uw gedachten. . . . Mijn woord . . . zal niet zonder resultaten tot mij terugkeren, maar het zal stellig datgene doen waarin ik behagen heb geschept en het zal stellig succes hebben in dat waarvoor ik het heb gezonden.”

Jes. 40:15, 26: „Zie! De natiën zijn [vanuit het standpunt van Jehovah God bezien] als een druppel uit een emmer; en als het stoflaagje op de weegschaal . . . geacht. . . . ’Heft uw ogen naar omhoog en ziet [de zon, de maan en de miljarden sterren]. Wie heeft deze dingen geschapen? Het is Degene die het heerleger daarvan zelfs naar het getal uitleidt, ze alle zelfs bij name roept. Vanwege de overvloed van dynamische energie, en omdat hij sterk is in kracht, ontbreekt er niet één aan.’” (De kernenergie die de natiën hebben ontwikkeld, is voor mensen vrees inboezemend. Maar in miljarden sterren wordt kernenergie aangewend op een schaal die ons bevattingsvermogen te boven gaat. Wie heeft al deze hemellichamen geschapen en bestuurt ze? Kan Hij niet verhinderen dat de natiën hun kernwapens zo gebruiken dat zijn voornemen gedwarsboomd zou worden? Dat God dit zal doen, wordt geïllustreerd door het feit dat hij de Egyptische legermacht vernietigde toen Farao trachtte te verhinderen dat Israël bevrijd werd. — Ex. 14:5-31.)

Openb. 11:17, 18: „Wij danken u, Jehovah God, de Almachtige, die is en die was, dat gij uw grote kracht hebt opgenomen en als koning zijt gaan regeren. Doch de natiën ontstaken in gramschap, en úw gramschap kwam, en de bestemde tijd . . . om te verderven die de aarde verderven.”

Zal God zelf de aarde door vuur vernietigen?

Ondersteunt 2 Petrus 3:7, 10 (SV) die opvatting? „De hemelen, die nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde woord als een schat weggelegd, en worden ten vure bewaard tegen den dag des oordeels, en der verderving [„ondergang”, NBG] der goddeloze mensen. . . . De dag des Heren zal komen als een dief in den nacht, in welken de hemelen met een gedruis zullen voorbijgaan, en de elementen branden zullen en vergaan, en de aarde en de werken, die daarin zijn, zullen verbranden [„verbrand worden”, Belgische PB; „niet meer worden gevonden”, LV; „bloot komen te liggen”, LW; „ontdekt worden”, NW].” (Opmerking: In de Codex Sinaiticus en het Vaticaanse handschrift nr. 1209, beide uit de 4de eeuw G.T., staat „ontdekt worden”. In latere handschriften, de 5de-eeuwse Codex Alexandrinus en de 16de-eeuwse Clementina-recensie van de Vulgaat, staat „verbrand worden”.)

Blijkt uit Openbaring 21:1 (SV) dat onze planeet vernietigd zal worden? „Ik zag een nieuwen hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer.”

Wil de uitleg van deze verzen juist zijn, dan moet die overeenstemmen met de context en met de rest van de bijbel

Als deze teksten (2 Petrus 3:7, 10 en Openbaring 21:1) betekenen dat de letterlijke planeet Aarde door vuur vernietigd zal worden, dan moeten de letterlijke hemelen (de sterren en andere hemellichamen) ook door vuur vernietigd worden. Zo’n letterlijke opvatting is echter in strijd met de verzekering die in teksten als Matthéüs 6:10, Psalm 37:29 en 104:5, alsook in Spreuken 2:21, 22 opgesloten ligt. Welk effect zou vuur bovendien op de reeds intens hete zon en sterren hebben? De uitdrukking „aarde” in de bovenaangehaalde teksten moet dus een andere betekenis hebben.

In Genesis 11:1, Eén Koningen 2:1, 2, Eén Kronieken 16:31, Psalm 96:1, enz., wordt het woord „aarde” in figuurlijke zin gebruikt en heeft het betrekking op de mensheid, de mensenmaatschappij. Zou dat ook in 2 Petrus 3:7, 10 en Openbaring 21:1 het geval kunnen zijn?

Merk op dat in de context, in 2 Petrus 3:5, 6 (ook in 2:5, 9), een parallel wordt getrokken met de vloed van Noachs dagen, waarin de goddeloze mensenmaatschappij werd vernietigd, maar Noach en zijn gezin, evenals de aardbol zelf, behouden bleven. Insgelijks wordt in 2 Petrus 3:7 gezegd dat degenen die vernietigd zullen worden, „goddeloze mensen” zijn. De opvatting dat „de aarde” hier betrekking heeft op de goddeloze mensenmaatschappij, is volkomen in overeenstemming met de rest van de bijbel, zoals door de bovenaangehaalde teksten wordt geïllustreerd. Het is die symbolische „aarde” of goddeloze mensenmaatschappij die wordt „ontdekt”; dat wil zeggen, Jehovah zal elke vermomming wegbranden als door vuur, de slechtheid van de goddeloze mensenmaatschappij blootleggen en zal laten zien dat ze het verdient volkomen vernietigd te worden. Die goddeloze maatschappij van mensen is ook „de eerste aarde”, waarover Openbaring 21:1 (SV) spreekt.

Dientengevolge moeten Jezus’ woorden in Lukas 21:33 („hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar . . .”) begrepen worden in het licht van de parallelle verklaring in Lukas 16:17 („het is gemakkelijker dat hemel en aarde voorbijgaan, dan . . .”); in beide gevallen wordt eenvoudig de onmogelijkheid van de te berde gebrachte situaties beklemtoond. — Zie ook Matthéüs 5:18.

Zullen de rechtvaardigen in de hemel worden opgenomen en vervolgens, nadat de goddelozen zijn vernietigd, op aarde terugkeren?

Ondersteunt Openbaring 21:2, 3 die opvatting? Daar wordt gezegd: „Ik zag ook de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel neerdalen, toebereid als een bruid die voor haar man versierd is. Toen hoorde ik een luide stem, afkomstig van de troon, zeggen: ’Zie! De tent van God is bij de mensen, en hij zal bij hen verblijven, en zij zullen zijn volken zijn. En God zelf zal bij hen zijn.’” (Betekent het feit dat God bij de mensen zal „verblijven” en ’bij hen zal zijn’, dat hij een stoffelijk Wezen zal worden? Dat kan niet, want Jehovah zei tot Mozes: „Geen mens kan mij zien en nochtans leven” [Ex. 33:20]. Dientengevolge zullen de leden van het Nieuwe Jeruzalem dus niet in een stoffelijk lichaam naar de aarde terugkeren. In welke zin zou God dan „bij” de mensen kunnen zijn en hoe zou het Nieuwe Jeruzalem „uit de hemel neerdalen”? Ongetwijfeld hebben wij een aanwijzing in Genesis 21:1, waar staat dat God Sara „bezocht” en haar op hoge leeftijd met een zoon zegende. Exodus 4:31 vertelt ons dat God Israël „bezocht” door Mozes als bevrijder te zenden. Lukas 7:16 zegt dat God zijn volk „bezocht” door middel van Jezus’ bediening [alle aanhalingen uit SV en Lu]. Andere vertalingen gebruiken de uitdrukking ’God heeft zijn aandacht gericht’ op zijn volk [NW] of naar hen „omgezien” [NBG]. Openbaring 21:2, 3 moet dus betekenen dat God de mensheid zal ’bezoeken’ of bij de mensen zal zijn door tussenkomst van het hemelse Nieuwe Jeruzalem, door middel waarvan gehoorzame mensen zegeningen ten deel zullen vallen.)

Spr. 2:21, 22, SV: „De vromen zullen de aarde bewonen, en de oprechten zullen daarin overblijven; maar de goddelozen zullen van de aarde uitgeroeid worden, en de trouwelozen zullen er van uitgerukt worden.” (Merk op dat er niet wordt gezegd dat de oprechten naar de aarde zullen terugkeren, maar dat zij daarin zullen „overblijven”.)

Is Gods oorspronkelijke voornemen met betrekking tot de aarde veranderd?

Gen. 1:27, 28: „God ging ertoe over de mens te scheppen naar zijn beeld, naar Gods beeld schiep hij hem; als man en als vrouw schiep hij hen. Voorts zegende God hen en God zei tot hen: ’Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde en onderwerpt haar, en hebt de vissen der zee en de vliegende schepselen van de hemel en elk levend schepsel dat zich op de aarde beweegt, in onderworpenheid.’” (Aldus maakte God als zijn voornemen kenbaar dat de aarde gevuld zou worden met de nakomelingen van Adam en Eva, die zorg zouden dragen voor een wereldomvattend paradijs. Is God, nadat hij deze aarde zo schitterend voor menselijke bewoning had ontworpen en ze tot iets unieks had gemaakt onder alle planeten die de mens met zijn telescopen en vanuit zijn ruimteschepen heeft waargenomen, als Schepper gewoon van zijn voornemen afgestapt, zodat het vanwege Adams zonde nooit verwezenlijkt zal worden?)

Jes. 45:18: „Dit heeft Jehovah gezegd, de Schepper van de hemelen, Hij, de ware God, de Formeerder van de aarde en de Maker ervan, Hij, Degene die haar stevig heeft bevestigd, . . . die haar ter bewoning geformeerd heeft: ’Ik ben Jehovah, en er is geen ander.’” (Zie ook Jesaja 55:10, 11.)

Als er in Gods Nieuwe Ordening nooit iemand zal sterven, hoe zal er dan op aarde genoeg plaats voor alle mensen zijn?

Houd in gedachte dat God het volgende zei toen hij zijn voornemen met de aarde tot uitdrukking bracht: „Weest vruchtbaar en wordt tot velen en vult de aarde” (Gen. 1:28). God heeft de mens het vermogen geschonken zich voort te planten, en wanneer Zijn voornemen in dit opzicht verwezenlijkt is, kan Hij de voortplanting doen ophouden.

Wat voor mensen zal God met eeuwig leven op aarde begunstigen?

Zef. 2:3: „Zoekt Jehovah, al gij zachtmoedigen der aarde, die Zíjn rechterlijke beslissing hebt volbracht. Zoekt rechtvaardigheid, zoekt zachtmoedigheid. Wellicht zult gij verborgen worden op de dag van Jehovah’s toorn.”

Ps. 37:9, 11: „Wie op Jehovah hopen, díe zullen de aarde bezitten. De zachtmoedigen . . . zullen de aarde bezitten, en zij zullen inderdaad hun heerlijke verrukking vinden in de overvloed van vrede.”