Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Filosofie

Filosofie

Filosofie

Definitie: Het woord filosofie is afgeleid van Griekse grondwoorden die „liefde voor wijsheid” betekenen. In de hier gebruikte betekenis stoelt filosofie niet op aanvaarding van geloof in God, maar tracht ze mensen een samenhangende, allesomvattende visie op het universum te geven en kritische denkers van hen te maken. Ze maakt bij haar zoeken naar waarheid hoofdzakelijk gebruik van bespiegelingen en niet van waarnemingen.

Hoe kan elk van ons ware kennis en wijsheid verwerven?

Spr. 1:7; Ps. 111:10: „De vrees voor Jehovah is het begin van kennis . . . [en] van wijsheid.” (Als het universum niet door een intelligente Schepper, maar louter door een of andere blinde, redeloze kracht was voortgebracht, zou er geen samenhangend wereldbeeld mogelijk zijn, is het wel? Niets dat de naam wijsheid verdient, zou verkregen kunnen worden uit een studie van iets dat zelf redeloos was, niet waar? Degenen die pogen het universum of het leven zelf te doorgronden en daarbij God en zijn voornemen buiten beschouwing laten, zullen voortdurend teleurgesteld worden. Zij leggen het geleerde verkeerd uit en passen feiten die zij verzameld hebben verkeerd toe. Door het geloof in God buiten beschouwing te laten, wordt de sleutel tot nauwkeurige kennis weggenomen en is het onmogelijk tot een werkelijk consequent raamwerk van gedachten te geraken.)

Spr. 2:4-7: „Indien gij ernaar blijft zoeken als naar zilver, en gij er als naar verborgen schatten naar blijft speuren, in dat geval zult gij de vrees voor Jehovah begrijpen, en gij zult de kénnis van God vinden. Want Jehovah zelf geeft wijsheid; uit zijn mond zijn kennis en onderscheidingsvermogen afkomstig. En voor de oprechten zal hij praktische wijsheid als een schat wegleggen.” (Jehovah voorziet in de benodigde hulp door middel van zijn geschreven Woord en zijn zichtbare organisatie. Ook dient men ernstig naar deze kennis te verlangen en er persoonlijk moeite voor te doen en daarbij zijn denkvermogen op opbouwende wijze te gebruiken.)

Is het realistisch te verwachten bij deze Bron de absolute waarheid te vinden?

2 Tim. 3:16; Joh. 17:17: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd.” „[Jezus zei tot zijn hemelse Vader:] Uw woord is waarheid.” (Is het niet redelijk dat de Schepper van het universum er een volledig begrip van zou hebben? In de bijbel heeft hij ons niet alles over het universum onthuld, maar wat hij erin heeft laten optekenen, is geen bespiegeling; het is waarheid. Hij heeft ook in de bijbel uiteengezet wat zijn voornemen met de aarde en de mensheid is en hoe hij het zal verwezenlijken. Zijn almacht, zijn allesovertreffende wijsheid, zijn volmaakte gerechtigheid en zijn grote liefde staan er borg voor dat dit voornemen volledig en op de allerbeste manier verwezenlijkt zal worden. Zijn eigenschappen verzekeren ons dus dat zijn bekendgemaakte voornemen volkomen betrouwbaar is; het is waarheid.)

Bij wie vinden menselijke filosofieën hun oorsprong?

Ze zijn afkomstig van mensen die beperkingen hebben: De bijbel zegt ons: „Het staat niet aan een man die wandelt, zelfs maar zijn schrede te richten” (Jer. 10:23). De geschiedenis bewijst dat de poging om die beperking te negeren, geen goede resultaten heeft voortgebracht. Bij één gelegenheid „antwoordde Jehovah Job uit de storm en zei: ’Wie is daar bezig raad te verduisteren door woorden zonder kennis? Omgord uw lendenen alstublieft, als een fysiek sterke man, en laat mij u ondervragen, en licht gij mij in. Waar bevondt gij u, toen ik de aarde grondvestte? Vertel het mij, indien gij werkelijk het verstand kent’” (Job 38:1-4). (Mensen hebben van nature hun beperkingen. Bovendien hebben zij betrekkelijk weinig levenservaring opgedaan en is die gewoonlijk aan één cultuur of één milieu gebonden. De kennis die zij bezitten, is derhalve beperkt en alles is onderling zozeer met elkaar verweven dat zij voortdurend aspecten vinden waarmee zij onvoldoende rekening hadden gehouden. Elke van hen afkomstige filosofie zal deze beperkingen te zien geven.)

Ze zijn uitgedacht door mensen die onvolmaakt zijn: „Allen hebben gezondigd en bereiken niet de heerlijkheid Gods” (Rom. 3:23). „Er bestaat een weg die recht is voor het aangezicht van een man, maar de wegen van de dood zijn er naderhand het einde van” (Spr. 14:12). (Vanwege die onvolmaaktheid weerspiegelen menselijke filosofieën vaak een wezenlijke zelfzucht die misschien kortstondige ogenblikken van genot schenkt, maar ook frustratie en heel wat verdriet met zich brengt.)

Ze zijn door demonische geesten beïnvloed: „De gehele wereld ligt in de macht van de goddeloze” (1 Joh. 5:19). „[Degene] die Duivel en Satan wordt genoemd, [misleidt] de gehele bewoonde aarde” (Openb. 12:9). „Gij [hebt] eens . . . gewandeld overeenkomstig het samenstel van dingen van deze wereld, overeenkomstig de heerser van de autoriteit der lucht, de geest die thans werkzaam is in de zonen der ongehoorzaamheid” (Ef. 2:2). (Filosofieën die mensen ertoe aanzetten Gods heilzame en rechtvaardige geboden ongehoorzaam te zijn, weerspiegelen die invloed. Geen wonder dat, zoals de geschiedenis aantoont, menselijke filosofieën en ideologieën vaak droefheid over grote delen van de mensheid hebben gebracht.)

Waarom getuigt het van helder denken om de leringen van Jezus Christus te bestuderen in plaats van menselijke filosofie?

Kol. 1:15-17: „Hij [Jezus Christus] is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene van heel de schepping, want door bemiddeling van hem werden alle andere dingen in de hemelen en op de aarde geschapen . . . Alle andere dingen zijn door tussenkomst van hem en voor hem geschapen. Ook is hij vóór alle andere dingen en door bemiddeling van hem werden alle andere dingen tot bestaan geroepen.” (Door zijn intieme verhouding met God kan hij ons helpen de waarheid over God te leren kennen. Als degene door tussenkomst van wie alle andere dingen werden gemaakt, bezit Jezus bovendien een volledige kennis van het gehele geschapen universum. Geen enkele filosoof kan ook maar iets dergelijks verschaffen.)

Kol. 1:19, 20: „Het heeft God goedgedacht de gehele volheid in hem [Jezus Christus] te doen wonen en door tussenkomst van hem alle andere dingen weer met zich te verzoenen door vrede te maken door middel van het bloed dat hij aan de martelpaal heeft vergoten.” (Jezus Christus is dus degene door bemiddeling van wie God voornemens is de hele schepping weer in harmonie met zichzelf te brengen. Zoals uit Daniël 7:13, 14 blijkt, heeft God aan Jezus ook de heerschappij over de gehele aarde toevertrouwd. Willen wij dus voor toekomstig leven in aanmerking komen, dan moeten wij hem leren kennen en gunstig op zijn onderwijs reageren.)

Kol. 2:8: „Past op: misschien zal iemand u als zijn prooi wegdragen door middel van de filosofie en door ijdel bedrog overeenkomstig de overlevering van mensen, overeenkomstig de elementaire dingen van de wereld en niet overeenkomstig Christus.” (Wat een droevige misvatting zou het zijn zo’n bedrieglijke menselijke filosofie te verkiezen boven het verwerven van ware wijsheid als een discipel van Jezus Christus, de grootste persoon in het universum op God na!)

Hoe beziet God de „wijsheid” die menselijke filosofie biedt?

1 Kor. 1:19-25: „Er staat geschreven: ’Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan en de intelligentie der intellectuelen negeren.’ Waar is de wijze? Waar de schriftgeleerde? Waar de debatvoerder van dit samenstel van dingen? Heeft God de wijsheid van de wereld niet dwaas gemaakt? Want daar de wereld in de wijsheid Gods, door middel van haar wijsheid God niet heeft leren kennen, heeft God het goedgedacht door middel van de dwaasheid [zoals de wereld het ziet] van wat wordt gepredikt, degenen te redden die geloven. . . . Want iets dwaas van God is wijzer dan de mensen, en iets zwaks van God [zoals de wereld het wellicht ziet] is sterker dan de mensen.” (Een dergelijk door God ingenomen standpunt is beslist niet willekeurig of onredelijk. Hij heeft in de bijbel, het meest verspreide boek, zijn voornemen duidelijk uiteengezet. Hij heeft zijn getuigen uitgezonden om er met allen die willen luisteren, over te spreken. Hoe dwaas zou het zijn wanneer een schepsel zou denken over een grotere wijsheid te beschikken dan God!)