Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Reïncarnatie

Reïncarnatie

Reïncarnatie

Definitie: Het geloof dat men eenmaal of meerdere malen achtereen opnieuw geboren wordt, hetzij als mens of als dier. Doorgaans gaat het om een ontastbare „ziel” die, zo gelooft men, in een ander lichaam wedergeboren wordt. Een onbijbelse leer.

Bewijst het eigenaardige gevoel dat men totaal nieuwe kennissen en plaatsen al kent, dat reïncarnatie een feit is?

Hebt u wel eens een man of vrouw bij vergissing aangezien voor iemand anders die nog leeft? Velen hebben die ervaring gehad. Hoe komt dat? Doordat sommige mensen overeenkomsten vertonen in hun gedragingen of zelfs bijna sprekend op elkaar lijken. Dus het gevoel dat u iemand kent ook al hebt u hem nooit eerder ontmoet, bewijst in feite nog niet dat u hem in een vorig leven hebt gekend, is het wel?

Waarom kan een huis of een stad u bekend voorkomen als u er nooit eerder bent geweest? Komt dat doordat u er in een vorig leven hebt gewoond? Veel huizen worden volgens een gelijksoortig ontwerp gebouwd. En is het niet zo dat het landschap in heel verschillende plaatsen zeer veel overeenkomst kan vertonen? Dus dat gevoel dat u iets kent, is heel verklaarbaar zonder dat u daarbij aan reïncarnatie hoeft te denken.

Vormen de herinneringen aan een leven in een andere tijd op een andere plaats, zoals ze onder hypnose worden opgeroepen, het bewijs voor reïncarnatie?

Onder hypnose kan veel informatie die in de hersenen opgeslagen ligt, naar boven worden gehaald. Hypnotiseurs tappen het onderbewuste geheugen als het ware af. Maar hoe zijn die herinneringen daar gekomen? Misschien hebt u een boek gelezen, een film gezien of op de televisie iets over bepaalde mensen vernomen. Als u zich vereenzelvigd hebt met de mensen over wie u iets hebt gezien, kan dit een levendige indruk hebben achtergelaten, bijna alsof het een ervaring van uzelf was. Wat u in werkelijkheid gedaan hebt, kan al zo lang geleden zijn dat u het vergeten bent, maar onder hypnose kan die ervaring weer worden opgeroepen alsof u zich „een ander leven” herinnert. Maar als dat het geval was, zou dan niet iedereen zulke herinneringen hebben? Dat is echter niet zo. Het is opmerkenswaard dat in steeds meer Amerikaanse staten het hooggerechtshof geen getuigenverklaringen accepteert die onder hypnose zijn afgelegd. In 1980 verklaarde het hooggerechtshof van Minnesota dat „volgens het getuigenis van de beste deskundigen geen enkele deskundige kan vaststellen of een onder hypnose opgeroepen herinnering, of enig deel van die herinnering, waarheid, leugen of een verdichtsel is — een vullen van hiaten met fantasieën. Wetenschappelijk zijn dergelijke resultaten niet betrouwbaar wat nauwkeurigheid betreft” (De staat vs. Mack, 292 N.W.2d 764). De invloed van suggesties die door de hypnotiseur aan de gehypnotiseerde gegeven worden, is een factor die in deze onbetrouwbaarheid meespeelt.

Bevat de bijbel bewijzen voor geloof in reïncarnatie?

Spreekt uit Matthéüs 17:12, 13 geloof in reïncarnatie?

Matth. 17:12, 13: „[Jezus zei:] ’Elia [is] reeds gekomen . . ., en zij hebben hem niet herkend, maar met hem gedaan al wat zij wilden. Zo staat ook de Zoon des mensen van hun zijde lijden te wachten.’ Toen bemerkten de discipelen dat hij hun over Johannes de Doper gesproken had.”

Betekende dit dat Johannes de Doper een reïncarnatie van Elia was? Toen joodse priesters aan Johannes vroegen: „Zijt gij Elia?” zei hij: „Dat ben ik niet” (Joh. 1:21). Wat bedoelde Jezus dan? Zoals Jehovah’s engel had voorzegd, ging Johannes voor Jehovah’s Messías uit „met de geest en de kracht van Elia, ten einde de harten van vaders tot kinderen terug te brengen en . . . om voor Jehovah een toebereid volk gereed te maken” (Luk. 1:17). Johannes de Doper vervulde dus een profetie door een werk te doen gelijk dat van de profeet Elia. Mal. 4:5, 6.

Vormt Johannes 9:1, 2 een bewijs voor reïncarnatie?

Joh. 9:1, 2: „In het voorbijgaan nu zag hij [Jezus] een mens die blind was van zijn geboorte af. En zijn discipelen vroegen hem: ’Rabbi, wie heeft gezondigd, deze man of zijn ouders, dat hij blind werd geboren?’”

Is het mogelijk dat deze discipelen beïnvloed waren door het geloof van de joodse Farizeeën, die zeiden dat „slechts de ziel der goeden . . . na den dood in een ander lichaam over[gaat]”? (De joodse oorlog, Josephus, Boek II, hfdst. VIII, par. 14) Dat is niet waarschijnlijk, aangezien hun vraag niet suggereert dat zij dachten dat hij een ’goed mens’ was. Waarschijnlijker is het dat zij, als Jezus’ discipelen, de Schrift geloofden en wisten dat de ziel sterft. Maar aangezien zelfs een baby in de moederschoot leven heeft en in zonde ontvangen is, kunnen zij zich hebben afgevraagd of zo’n ongeboren kind gezondigd kon hebben, wat zijn blindheid tot gevolg had. Hoe het ook zij, Jezus’ antwoord pleit noch voor reïncarnatie noch voor de gedachte dat een kind dat zich nog in de moederschoot bevindt, vóór de geboorte zondigt. Jezus zelf antwoordde: „Noch deze man noch zijn ouders hebben gezondigd” (Joh. 9:3). Jezus wist dat omdat wij Adams nageslacht zijn, menselijke gebreken en onvolmaaktheden ons erfdeel zijn. Jezus maakte van de situatie gebruik om God te verheerlijken en genas de blinde.

Laat de bijbelse leer omtrent de ziel en de dood ruimte voor reïncarnatie?

In Genesis 2:7 staat: „Jehovah God ging ertoe over de mens te vormen uit stof van de aardbodem en in zijn neusgaten de levensadem te blazen, en de mens werd een levende ziel.” Merk op dat de mens zelf de ziel was; de ziel was niet onstoffelijk, los en onderscheiden van het lichaam. „De ziel die zondigt, díe zal sterven” (Ezech. 18:4, 20). En een dode wordt een „dode ziel” genoemd (Num. 6:6). Bij zijn dood „gaat [zijn geest] uit, hij keert terug naar zijn grond; waarlijk, op die dag vergaan zijn gedachten” (Ps. 146:4). Dus wanneer iemand sterft, is de hele persoon dood; er is niets dat in leven blijft en dat in een ander lichaam zou kunnen overgaan. (Zie voor verdere details de onderwerpen „Ziel” en „Dood”.)

Pred. 3:19: „Er is een afloop met betrekking tot de mensenzonen en een afloop met betrekking tot de beesten, en zij hebben dezelfde afloop. Zoals de één sterft, zo sterft de ander.” (Net als in het geval van mensen, blijft er bij de dood van een dier niets in leven. Er is niets dat een wedergeboorte in een ander lichaam kan ondergaan.)

Pred. 9:10: „Alles wat uw hand te doen vindt, doe dat met uw krácht, want er is geen werk noch overleg noch kennis noch wijsheid in Sjeool, de plaats waarheen gij gaat.” (De doden verhuizen niet naar een ander lichaam, maar gaan naar Sjeool, het gemeenschappelijke graf van de mensheid.)

Hoe groot is het verschil tussen reïncarnatie en de hoop die de bijbel ons voor ogen stelt?

Reïncarnatie: Volgens dit geloof gaat wanneer iemand sterft, de ziel, het „ware zelf”, over naar een beter bestaan indien de persoon een goed en betamelijk leven heeft geleid, maar mogelijk naar een bestaan als dier indien hij in zijn leven meer slechte dan goede dingen heeft gedaan. Iedere wedergeboorte, zo gelooft men, brengt de persoon terug in ditzelfde samenstel van dingen, waar hij opnieuw lijden en uiteindelijk de dood zal ondergaan. De kringloop van wedergeboorten wordt als vrijwel eindeloos beschouwd. Staat u werkelijk zo’n toekomst te wachten? Sommigen geloven dat de enige manier om eraan te ontsnappen, gelegen is in het uitdoven van alle verlangens die als aangenaam worden ervaren. Waarheen ontsnappen zij? Naar iets wat sommigen beschrijven als onbewust leven.

Bijbel: Volgens de bijbel is de ziel de hele persoon. Ook al heeft iemand in het verleden slechte dingen gedaan, indien hij berouw heeft en zijn levenswijze verandert, zal Jehovah God hem vergeven (Ps. 103:12, 13). Wanneer iemand sterft, blijft er niets van hem in leven. De dood is als een diepe, droomloze slaap. Er zal een opstanding van de doden zijn. Dit is geen reïncarnatie maar een opnieuw tot leven brengen van dezelfde persoonlijkheid (Hand. 24:15). De meeste mensen zullen bij hun opstanding leven op aarde krijgen. Die opstanding zal plaatsvinden nadat God een eind heeft gemaakt aan het huidige goddeloze samenstel. Ziekte, lijden, ja zelfs de noodzaak om te sterven, zullen tot het verleden gaan behoren (Dan. 2:44; Openb. 21:3, 4). Zou u niet graag meer over een dergelijke hoop willen vernemen, zodat u te weten kunt komen waarom u er vertrouwen in kunt stellen?

Als iemand zegt —

’Ik geloof in reïncarnatie’

Dan zou je kunnen antwoorden: ’Verwacht u via reïncarnatie uiteindelijk een beter leven te zullen krijgen? . . . Hoe zou u het vinden om te leven in een wereld zoals die hier in Openbaring 21:1-5 wordt beschreven?’

Of kunnen zeggen: ’Ik waardeer het dat u me dit vertelt. Mag ik eens vragen: Hebt u dit altijd al geloofd? . . . Waarom bent u van uw vroegere opvattingen afgestapt?’ (Misschien kun je vervolgens gebruik maken van de gedachten onder het kopje op blz. 357.)

Een andere mogelijkheid: ’Ik heb heel fijne gesprekken gehad met anderen die daar ook in geloven. Mag ik eens vragen: Waarom vindt u dat reïncarnatie nodig is?’ En misschien toevoegen: (1) ’Herinnert u zich alle bijzonderheden van de vroegere levens die u gehad meent te hebben? . . . Maar dat zou wel noodzakelijk zijn als men zijn vroegere fouten wil herstellen en vorderingen wil maken, niet waar?’ (2) Indien de persoon zegt dat het een zegen is dat wij vergeten, zou je kunnen vragen: ’Maar ziet u het als een voordeel als iemand in het dagelijks leven een slecht geheugen heeft? Zouden wij trouwens geholpen worden ons lot te verbeteren als wij ongeveer om de zeventig jaar alles zouden vergeten wat wij geleerd hebben?’ (3) Indien de persoon zegt dat alleen de betere mensen weer als mens geboren worden, zou je kunnen vragen: ’Hoe komt het dan dat de toestanden in de wereld steeds slechter zijn geworden? . . . De bijbel laat zien hoe er nog in onze tijd een werkelijke verbetering zal komen (Dan. 2:44).’