Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Talen, Het spreken in

Talen, Het spreken in

Talen, Het spreken in

Definitie: Een speciale gave, door middel van de heilige geest gegeven aan sommige discipelen in de vroeg-christelijke gemeente, waardoor zij in staat werden gesteld in een andere dan hun eigen taal te prediken of God anderszins te verheerlijken.

Zouden volgens de bijbel allen die Gods geest bezitten, ’in talen spreken’?

1 Kor. 12:13, 30: „Waarlijk, door één geest werden wij allen tot één lichaam gedoopt . . . Hebben soms allen gaven van gezondmakingen? Spreken soms allen in talen?” (Zie ook 1 Korinthiërs 14:26.)

1 Kor. 14:5: „Nu zou ik wel willen dat gij allen in talen spreekt, maar ik heb liever dat gij profeteert. Ja, wie profeteert, is groter dan wie in talen spreekt, tenzij hij het ook vertaalt, opdat de gemeente opbouw ontvangt.”

Bewijst het in vervoering spreken in een taal die iemand nooit geleerd heeft, dat hij heilige geest bezit?

Kan het vermogen om ’in talen te spreken’, afkomstig zijn uit een andere bron dan de ware God?

1 Joh. 4:1: „Geliefden, gelooft niet elke geïnspireerde uiting [„iederen geest”, Lu, NBG], maar beproeft de geïnspireerde uitingen om te zien of ze uit God voortspruiten.” (Zie ook Matthéüs 7:21-23; 2 Korinthiërs 11:14, 15.)

Tot degenen die in deze tijd ’in talen spreken’, behoren leden van de pinkstergemeente en baptisten, alsook rooms-katholieken, anglicanen, methodisten, lutheranen en presbyterianen. Jezus zei dat de heilige geest zijn discipelen ’in alle waarheid zou leiden’ (Joh. 16:13). Geloven de leden van elk van deze religies dat de anderen die ook ’in talen spreken’, „in alle waarheid” zijn geleid? Hoe zou dat kunnen, aangezien zij het niet allemaal met elkaar eens zijn? Welke geest stelt hen in staat ’in talen te spreken’?

In een gezamenlijke verklaring van de Fountain Trust en de Evangelische Raad van de Anglicaanse Kerk werd toegegeven: „Wij zijn ons er ook van bewust dat een soortgelijk verschijnsel zich kan voordoen onder occulte/demonische invloed” (Gospel and Spirit, april 1977, uitgegeven door de Fountain Trust en de Evangelische Raad van de Anglicaanse Kerk, blz. 12). Het boek Religious Movements in Contemporary America (onder redactie van Irving I. Zaretsky en Mark P. Leone, in een citaat van L. P. Gerlach) bericht dat het ’spreken in talen’ op Haïti karakteristiek is voor zowel pinksterbewegingen als vodou-religies. — (Princeton, N.J.; 1974), blz. 693; zie ook 2 Thessalonicenzen 2:9, 10.

Is het ’spreken in talen’ in deze tijd hetzelfde als wat de eerste-eeuwse christenen deden?

In de eerste eeuw bevestigden de wonderbaarlijke gaven van de geest, met inbegrip van het vermogen om ’in talen te spreken’, dat Gods gunst van het joodse stelsel van aanbidding was overgegaan op de pasopgerichte christelijke gemeente (Hebr. 2:2-4). Is het, aangezien dat doel in de eerste eeuw werd bereikt, dan nodig hetzelfde in onze tijd keer op keer te bewijzen?

In de eerste eeuw verleende het vermogen om ’in talen te spreken’, stuwkracht aan het internationale getuigeniswerk dat Christus zijn volgelingen had opgedragen (Hand. 1:8; 2:1-11; Matth. 28:19). Gebruiken degenen die ’in talen spreken’, dat vermogen in deze tijd voor dat doel?

In de eerste eeuw had hetgeen de christenen zeiden wanneer zij ’in talen spraken’, betekenis voor mensen die deze talen kenden (Hand. 2:4, 8). Is het tegenwoordig niet zo dat ’het spreken in talen’ gewoonlijk gepaard gaat met een extatische uitbarsting van onverstaanbare klanken?

In de eerste eeuw, zo toont de bijbel, moesten gemeenten het ’spreken in talen’ beperken tot twee of drie personen die dat misschien op een willekeurige vergadering zouden doen; zij moesten het „ieder op zijn beurt” doen, en als er geen vertaler aanwezig was, moesten zij zwijgen (1 Kor. 14:27, 28, NBG). Wordt het tegenwoordig op deze wijze gedaan?

Zie ook blz. 157, 158, onder „Geest”.

Zou de heilige geest aanhangers van de charismatische beweging kunnen aanzetten tot bepaalde onschriftuurlijke dingen?

2 Tim. 3:16, 17: „De gehele Schrift is door God geïnspireerd en nuttig om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid, opdat de mens Gods volkomen bekwaam zij, volledig toegerust tot ieder goed werk.” (Als iemand beweert een geïnspireerde boodschap te hebben die in tegenspraak is met openbaringen die Gods geest door bemiddeling van Jezus en zijn apostelen heeft gegeven, zou die boodschap dan uit dezelfde bron afkomstig kunnen zijn?)

Gal. 1:8: „Maar ook al zouden wij of een engel uit de hemel u iets als goed nieuws bekendmaken buiten [„afwijkend van”, NBG] hetgeen wij u als goed nieuws hebben bekendgemaakt, hij zij vervloekt.”

Blijkt uit de levenswijze van leden van organisaties die het ’spreken in talen’ voorstaan, dat zij Gods geest bezitten?

Leggen zij als groep op een opvallende wijze zachtaardigheid en zelfbeheersing aan de dag? Zijn deze vruchten van de geest duidelijk merkbaar voor personen die hun samenkomsten voor aanbidding bijwonen? — Gal. 5:22, 23.

Zijn zij werkelijk „geen deel van de wereld”? Betekent dit dat zij volledig toegewijd zijn aan Gods koninkrijk of laten zij zich in met de politiek? Zijn zij in oorlogstijd rein gebleven van bloedschuld? Genieten zij als groep een voortreffelijke morele reputatie? — Joh. 17:16; Jes. 2:4; 1 Thess. 4:3-8.

Zijn ware christenen in deze tijd te herkennen aan het feit dat zij het vermogen bezitten ’in talen te spreken’?

Joh. 13:35: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.”

1 Kor. 13:1, 8: „Al spreek ik de talen van mensen en van engelen, maar heb geen liefde, dan ben ik een klinkend stuk koper of een rinkelende cimbaal geworden. De liefde faalt nimmer. Maar hetzij er gaven van profeteren zijn, ze zullen worden weggedaan; hetzij er talen zijn, ze zullen ophouden.”

Jezus zei dat heilige geest op zijn volgelingen zou komen en dat zij getuigen van hem zouden zijn tot de verst verwijderde streek der aarde (Hand. 1:8). Hij gelastte hun ’discipelen te maken van mensen uit alle natiën’ (Matth. 28:19). Tevens voorzei hij dat ’dit goede nieuws van het koninkrijk op de gehele bewoonde aarde gepredikt zou worden tot een getuigenis voor alle natiën’ (Matth. 24:14). Wie verrichten in deze tijd, zowel als groep als individueel, dit werk? Dienen wij in overeenstemming met Jezus’ woorden niet hiernaar te zoeken als bewijs dat een groep heilige geest bezit?

Zal het ’spreken in talen’ voortduren totdat het „volmaakte” komt?

In 1 Korinthiërs 13:8 worden verscheidene wonderbaarlijke gaven genoemd — profeteren, talen en kennis. Vers 9 noemt opnieuw twee van deze gaven — kennis en profeteren — en zegt: „Want wij kennen ten dele [hebben gedeeltelijke kennis, NW], en wij profeteren ten dele” (SV). Of zoals NBG het weergeeft: „Want onvolkomen is ons kennen en onvolkomen ons profeteren.” Vervolgens staat in vers 10: „Doch wanneer het volmaakte [„het volledige”, NW] zal gekomen zijn, dan zal hetgeen ten dele is, te niet gedaan worden” (SV). Het woord ’volmaakt’ is vertaald uit het Griekse te·leiʹon, dat de gedachte inhoudt van volwassen, volledig of volmaakt zijn. Merk op dat niet over de gave van talen wordt gezegd dat ze „onvolkomen”, „ten dele” of ’gedeeltelijk’ is. Dat wordt gezegd van „profeteren” en „kennis”. Dus zelfs met deze wonderbaarlijke gaven hadden de vroege christenen slechts een onvolmaakt of gedeeltelijk begrip van Gods voornemen. Maar wanneer de profetieën in vervulling zouden gaan, wanneer Gods voornemen tot stand gebracht zou worden, zou „het volmaakte”, of het volledige, komen. Hier wordt dus klaarblijkelijk niet besproken hoe lang de ’gave van talen’ zou voortduren.

De bijbel laat echter wel zien hoe lang de ’gave van talen’ zou voortbestaan. Volgens het verslag werden deze en de andere gaven van de geest altijd aan personen overgedragen doordat de apostelen van Jezus Christus hun de handen oplegden of in hun tegenwoordigheid (Hand. 2:4, 14, 17; 10:44-46; 19:6; zie ook Handelingen 8:14-18). Derhalve moet er na hun dood en toen de personen die de gaven op die wijze hadden ontvangen, stierven, een einde zijn gekomen aan de wonderbaarlijke gaven die het resultaat waren van de werking van Gods geest. Die zienswijze strookt met het doel van die gaven, zoals dat in Hebreeën 2:2-4 wordt uiteengezet.

Laat Markus 16:17, 18 (WV) niet zien dat het vermogen om ’in nieuwe talen te spreken’ een teken is waardoor gelovigen zouden worden geïdentificeerd?

Er zij opgemerkt dat deze verzen niet alleen verwijzen naar ’het spreken in nieuwe talen’, maar ook naar het beetpakken van slangen en het drinken van dodelijk vergif. Moedigen allen die ’in talen spreken’, ook tot dit soort handelingen aan?

Zie voor commentaren omtrent de redenen waarom deze verzen niet door alle bijbelgeleerden worden aanvaard, blz. 170, onder „Gezondmaking”.

Als iemand zegt —

’Gelooft u in het spreken in talen?’

Dan zou je kunnen antwoorden: ’Jehovah’s Getuigen spreken wel vele talen, maar wij houden ons niet bezig met het extatische spreken in „onbekende talen”. Maar mag ik u vragen: Gelooft u dat het „spreken in talen” zoals dat nu gebeurt, hetzelfde is als wat de eerste-eeuwse christenen deden?’ En misschien toevoegen: ’Hier zijn enkele punten van vergelijking die ik erg interessant vond. (Misschien kun je materiaal gebruiken van blz. 398.)’

Of kunnen zeggen: ’Wij geloven inderdaad dat de eerste-eeuwse christenen „in talen spraken” en dat dit toen in duidelijke behoeften voorzag. Weet u waarom het nodig was?’ En misschien toevoegen: (1) ’Het diende als teken dat Gods gunst van het joodse stelsel was overgegaan op de pasopgerichte christelijke gemeente (Hebr. 2:2-4).’ (2) ’Het was een praktisch middel om het goede nieuws in korte tijd op internationale schaal te verbreiden (Hand. 1:8).’