Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Hun geloof overleefde de smeltkroes

Hun geloof overleefde de smeltkroes

Hoofdstuk vijf

Hun geloof overleefde de smeltkroes

1. Hoe bezien velen toewijding aan God en aan hun vaderland?

MOET uw toewijding God toebehoren of het land waar u woont? Velen zullen antwoorden: ’Ik eer beiden. Ik aanbid God naar de voorschriften van mijn religie; tegelijkertijd betuig ik mijn trouw aan mijn vaderland.’

2. Waarom was de koning van Babylon zowel een religieuze als een politieke figuur?

2 De grens tussen religieuze toewijding en patriottisme mag in deze tijd vaag zijn, in het oude Babylon bestond ze praktisch helemaal niet. Ja, het burgerlijke en het gewijde waren zo vervlochten dat ze bij tijden niet te onderscheiden waren. „In het oude Babylon”, schrijft professor Charles F. Pfeiffer, „was de koning zowel hogepriester als burgerlijk bestuurder. Hij bracht offers en bepaalde het religieuze leven van zijn onderdanen.”

3. Waaruit blijkt dat Nebukadnezar een diepreligieus man was?

3 Neem nu koning Nebukadnezar. Zijn naam al betekent „O Nebo, bescherm de erfgenaam!” Nebo was de Babylonische god van de wijsheid en de landbouw. Nebukadnezar was een diepreligieus man. Zoals reeds opgemerkt, bouwde en verfraaide hij tempels voor talrijke Babylonische goden en gold zijn speciale verering Marduk, aan wie hij zijn militaire successen toeschreef. * Nebukadnezar schijnt ook sterk op waarzeggerij vertrouwd te hebben bij het opstellen van zijn krijgsplannen. — Ezechiël 21:18-23.

4. Beschrijf het religieuze klimaat van Babylon.

4 Werkelijk, Babylon was doortrokken van religie. De stad had meer dan vijftig tempels, waarin een hele reeks goden en godinnen aanbeden werden, met inbegrip van de triade Anu (god van de hemel), Enlil (god van de aarde, de lucht en de storm) en Ea (god over de wateren). Een andere drie-eenheid bestond uit Sin (de maangod), Sjamasj (de zonnegod) en Isjtar (de vruchtbaarheidsgodin). Magie, toverij en astrologie speelden een belangrijke rol in de Babylonische aanbidding.

5. Welke uitdaging vormde de religieuze omgeving van Babylon voor de joodse ballingen?

5 Onder mensen te leven die vele goden aanbaden, vormde een formidabele uitdaging voor de joodse ballingen. Eeuwen voordien had Mozes de Israëlieten gewaarschuwd dat het ernstige consequenties zou hebben als zij tegen de Opperste Wetgever zouden rebelleren. Mozes zei tegen hen: „Jehovah zal u en uw koning die gij over u zult aanstellen, naar een natie voeren die gij niet hebt gekend, gij noch uw voorvaders; en daar zult gij andere goden moeten dienen, van hout en van steen.” — Deuteronomium 28:15, 36.

6. Waarom vormde het verblijf in Babylon een speciale uitdaging voor Daniël, Hananja, Misaël en Azarja?

6 En in die ellendige situatie bevonden de joden zich nu. Hun rechtschapenheid jegens Jehovah bewaren zou moeilijk zijn, vooral voor Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. Deze vier jonge Hebreeën waren speciaal geselecteerd om opgeleid te worden voor regeringsdienst (Daniël 1:3-5). Bedenk dat zij zelfs Babylonische namen hadden gekregen — Beltsazar, Sadrach, Mesach en Abednego — waarschijnlijk om hen ertoe te brengen zich aan hun nieuwe omgeving te conformeren. * Omdat deze mannen vanwege hun positie veel in de openbaarheid waren, zou iedere weigering van hun zijde om de goden van het land te aanbidden sterk opvallen — ja, op verraad neerkomen.

EEN GOUDEN BEELD VORMT EEN DREIGING

7. (a) Beschrijf het beeld dat door Nebukadnezar werd opgericht. (b) Wat was het doel van het beeld?

7 Kennelijk in een poging de eenheid in zijn rijk te versterken, richtte Nebukadnezar een gouden beeld op in de vlakte van Dura. Het was 60 el (27 meter) hoog en 6 el (2,7 meter) breed. * Sommigen geloven dat het beeld eenvoudig een zuil of een obelisk was. Het kan een heel hoge sokkel hebben gehad waarop zich een enorm standbeeld van een menselijke gedaante bevond, misschien Nebukadnezar zelf voorstellend of de god Nebo. Hoe dan ook, dit hoog oprijzende monument was een symbool van het Babylonische Rijk. Als zodanig diende het gezien en vereerd te worden. — Daniël 3:1.

8. (a) Wie werden opgeroepen voor de inwijding van het beeld, en wat moesten alle aanwezigen doen? (b) Welke straf stond er op weigering om voor het beeld te buigen?

8 Nebukadnezar trof dan ook regelingen voor een inwijdingsplechtigheid. Hij liet zijn satrapen, prefecten, stadhouders, raadslieden, schatmeesters, rechters, politiemagistraten en alle bestuurders van de rechtsgebieden bijeenroepen. Een heraut riep uit: „Tot u wordt gezegd, o volken, nationale groepen en talen, dat gij op het ogenblik dat gij het geluid van de horen, de schalmei, de citer, de driehoekige harp, het snaarinstrument, de doedelzak en allerlei muziekinstrumenten hoort, neervalt en het gouden beeld aanbidt dat koning Nebukadnezar heeft opgericht. En al wie niet neervalt en aanbidt, zal op hetzelfde ogenblik in de brandende vuuroven geworpen worden.” — Daniël 3:2-6.

9. Wat was de kennelijke betekenis van het buigen voor het beeld dat Nebukadnezar had opgericht?

9 Sommigen geloven dat Nebukadnezar deze ceremonie had georganiseerd in een poging de joden te dwingen tot schipperen ten aanzien van hun aanbidding van Jehovah. Waarschijnlijk lag het anders, want kennelijk waren er alleen regeringsfunctionarissen voor opgeroepen. De enige joden die erbij aanwezig zouden zijn, waren dus zij die in de een of andere bestuurshoedanigheid dienden. Het lijkt er dan ook op dat buigen voor het beeld een ceremonie was die de solidariteit van de heersende klasse moest versterken. De bijbelgeleerde John F. Walvoord merkt op: „Zo’n vertoon van hoogwaardigheidsbekleders was enerzijds een zeer bevredigende demonstratie van de macht van Nebukadnezars rijk en anderzijds betekenisvol als eerbetuiging aan de goden die in hun gedachtegang verantwoordelijk waren voor hun overwinningen.”

JEHOVAH’S DIENSTKNECHTEN WEIGEREN TE SCHIPPEREN

10. Waarom zouden niet-joden probleemloos gehoor kunnen geven aan Nebukadnezars bevel?

10 In weerwil van hun toewijding aan diverse eigen beschermgoden zouden de meesten van degenen die daar voor Nebukadnezars beeld waren bijeengebracht, er geen problemen mee hebben het te aanbidden. „Zij waren allen gewend beelden te aanbidden, en de aanbidding van de ene god verhinderde niet dat zij ook een andere eer betoonden”, legde een bijbelgeleerde uit. Hij vervolgde: „Het was in overeenstemming met de heersende opvattingen van afgodendienaars dat er vele goden waren . . . en dat het niet onjuist was de god van welk volk of land maar ook eer te betonen.”

11. Waarom weigerden Sadrach, Mesach en Abednego zich voor het beeld neer te buigen?

11 Voor de joden was het echter een andere zaak. Hun was door hun God, Jehovah, geboden: „Gij moogt u geen gesneden beeld maken, noch enige gedaante gelijkend op iets wat in de hemel boven of wat op de aarde beneden of wat in de wateren onder de aarde is. Gij moogt u voor die niet buigen, noch u ertoe laten bewegen ze te dienen, want ik, Jehovah, uw God, ben een God die exclusieve toewijding eist” (Exodus 20:4, 5). Toen dan ook de muziek begon en de verzamelde menigte zich voor het beeld op de grond wierp, bleven drie jonge Hebreeën — Sadrach, Mesach en Abednego — staan. — Daniël 3:7.

12. Waarvan beschuldigden zekere Chaldeeën de drie Hebreeën, en waarom?

12 De weigering van drie Hebreeuwse beambten om het beeld te aanbidden, maakte zekere Chaldeeën woedend. Onmiddellijk benaderden zij de koning en „beschuldigden de joden”. * Zij waren niet geïnteresseerd in een uitleg. Erop gebrand de Hebreeën bestraft te zien voor deloyaliteit en verraad zeiden de beschuldigers: „Er zijn zekere joden die gij hebt belast met het bestuur van het rechtsgebied Babylon, Sadrach, Mesach en Abednego; deze fysiek sterke mannen hebben geen aandacht aan u geschonken, o koning, zij dienen úw goden niet, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, aanbidden zij niet.” — Daniël 3:8-12.

13, 14. Hoe reageerde Nebukadnezar op de gedragslijn die Sadrach, Mesach en Abednego volgden?

13 Wat moet het Nebukadnezar hebben gefrustreerd dat de drie Hebreeën zijn bevel ongehoorzaam waren! Het was duidelijk dat hij er niet in was geslaagd Sadrach, Mesach en Abednego in loyale aanhangers van het Babylonische Rijk te veranderen. Had hij hen niet in de wijsheid der Chaldeeën laten onderwijzen? Hij had nota bene zelfs hun namen gewijzigd! Maar als Nebukadnezar dacht dat een prachtige opleiding hun een nieuwe wijze van aanbidden zou bijbrengen of dat het veranderen van hun namen hun identiteit zou veranderen, dan had hij het helemaal mis. Sadrach, Mesach en Abednego bleven loyale dienstknechten van Jehovah.

14 Koning Nebukadnezar was woedend. Direct liet hij Sadrach, Mesach en Abednego komen. Hij vroeg: „Is het werkelijk zo, o Sadrach, Mesach en Abednego, dat gij míjn goden niet dient en het gouden beeld dat ik heb opgericht, niet aanbidt?” Ongetwijfeld sprak Nebukadnezar deze woorden op een toon van geschokt ongeloof. ’Hoe hebben drie mannen die bij hun volle verstand zijn, het kunnen bestaan zo’n duidelijk bevel naast zich neer te leggen — een bevel waarop bij ongehoorzaamheid zo’n zware straf stond?’ — Daniël 3:13, 14.

15, 16. Welke kans bood Nebukadnezar de drie Hebreeën?

15 Nebukadnezar was bereid de drie Hebreeën nog een kans te geven. „Nu, indien gij bereid zijt,” zei hij, „zodat gij zodra gij het geluid van de horen, de schalmei, de citer, de driehoekige harp, het snaarinstrument, en de doedelzak en allerlei muziekinstrumenten hoort, neervalt en het beeld aanbidt dat ik gemaakt heb, goed. Maar indien gij niet aanbidt, zult gij op datzelfde ogenblik in de brandende vuuroven worden geworpen. En wie is die god die u uit mijn handen kan verlossen?” — Daniël 3:15.

16 Kennelijk had de les van het beeld in de droom (opgetekend in Daniël hoofdstuk 2) geen blijvende indruk gemaakt op Nebukadnezars geest en hart. Misschien was hij al weer vergeten wat hij zelf tegen Daniël had gezegd: „De God van ulieden is een God der goden en een Heer der koningen” (Daniël 2:47). Nu leek Nebukadnezar Jehovah uit te dagen met de uitspraak dat zelfs Hij de Hebreeën niet kon redden van de straf die hun wachtte.

17. Hoe reageerden Sadrach, Mesach en Abednego op het aanbod van de koning?

17 Sadrach, Mesach en Abednego hoefden de kwestie niet opnieuw in overweging te nemen. Onmiddellijk antwoordden zij: „O Nebukadnezar, het is voor ons niet noodzakelijk u hieromtrent een woord terug te zeggen. Als het moet, kan onze God die wij dienen, ons verlossen. Uit de brandende vuuroven en uit uw hand, o koning, zal hij ons verlossen. Maar zo niet, het worde u bekend, o koning, dat wij úw goden niet dienen, en het gouden beeld dat gij hebt opgericht, zullen wij stellig niet aanbidden.” — Daniël 3:16-18.

DE VUUROVEN IN!

18, 19. Wat gebeurde er toen de drie Hebreeën in de vuuroven werden geworpen?

18 In grote woede beval Nebukadnezar dat zijn dienaren de oven zevenmaal meer moesten verhitten dan gebruikelijk. Toen gebood hij „zekere fysiek sterke mannen met vitale kracht” Sadrach, Mesach en Abednego te binden en in de „brandende vuuroven” te werpen. Zij volgden de orders van de koning op en wierpen de drie Hebreeën in het vuur, gebonden en volledig gekleed — wellicht opdat zij des te sneller door het vuur verteerd zouden worden. Het waren echter Nebukadnezars beulen zelf die door de vlammen omkwamen. — Daniël 3:19-22.

19 Maar er was iets vreemds gaande. Hoewel Sadrach, Mesach en Abednego zich midden in de vuuroven bevonden, verteerden de vlammen hen niet. Stel u Nebukadnezars verbazing eens voor! Zij waren in een laaiend vuur geworpen, stevig gebonden, maar zij leefden nog. En zij liepen vrij in het vuur rond! Maar Nebukadnezar merkte nog iets op. „Hebben wij niet dríe fysiek sterke mannen gebonden midden in het vuur geworpen?”, vroeg hij aan zijn hoge koninklijke beambten. „Ja, o koning”, antwoordden zij. „Ziet!”, riep Nebukadnezar uit, „Ik aanschouw vier fysiek sterke mannen die midden in het vuur vrij rondlopen, en er is geen letsel aan hen, en het uiterlijk van de vierde gelijkt op dat van een zoon der goden.” — Daniël 3:23-25.

20, 21. (a) Wat merkte Nebukadnezar aan Sadrach, Mesach en Abednego toen zij uit de oven kwamen? (b) Wat moest Nebukadnezar erkennen?

20 Nebukadnezar trad op de deur van de vuuroven toe. „Sadrach, Mesach en Abednego, gij dienaren van de Allerhoogste God,” riep hij, „treedt naar buiten en komt hier!” De drie Hebreeën kwamen uit het midden van het vuur naar buiten. Ongetwijfeld stonden allen die ooggetuige waren van dit wonder — met inbegrip van de satrapen, de prefecten, de stadhouders en de hoge beambten — versteld. Wat, het was alsof deze drie jonge mannen nooit de vuuroven waren ingegaan! Zij roken niet naar het vuur en geen haar op hun hoofd was geschroeid. — Daniël 3:26, 27.

21 Nu was koning Nebukadnezar gedwongen te erkennen dat Jehovah de Allerhoogste God is. „Gezegend zij de God van Sadrach, Mesach en Abednego,” verklaarde hij, „die zijn engel heeft gezonden en zijn dienaren heeft verlost, die op hem vertrouwden en die zelfs het woord van de koning veranderden en hun lichaam overgaven, omdat zij geen enkele god wilden dienen en aanbidden behalve hun eigen God.” Toen voegde de koning er deze ernstige waarschuwing aan toe: „Door mij wordt een bevel uitgevaardigd dat welk volk, welke nationale groep of welke taal maar ook die iets miszegt tegen de God van Sadrach, Mesach en Abednego, in stukken gehouwen dient te worden en zijn huis in een openbaar privaat veranderd dient te worden, aangezien er geen andere god bestaat die zo kan bevrijden als deze.” De drie Hebreeën werden daarmee in de gunst van de koning hersteld en ’het ging hun goed in het rechtsgebied Babylon’. — Daniël 3:28-30.

GELOOF EN DE SMELTKROES IN DEZE TIJD

22. Hoe hebben Jehovah’s hedendaagse dienstknechten met soortgelijke situaties te maken als Sadrach, Mesach en Abednego?

22 In deze tijd hebben aanbidders van Jehovah met soortgelijke situaties te maken als Sadrach, Mesach en Abednego. Goed, Gods volk bevindt zich misschien niet in letterlijke ballingschap. Maar Jezus zei dat zijn volgelingen „geen deel van de wereld” zouden zijn (Johannes 17:14). Zij zijn „buitenlanders” in de zin dat zij niet de onschriftuurlijke gewoonten, instellingen en praktijken overnemen van de mensen om hen heen. Zoals de apostel Paulus schreef, moeten christenen ’niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd worden’. — Romeinen 12:2.

23. Hoe gaven de drie Hebreeën blijk van standvastigheid, en hoe kunnen christenen in onze tijd hun voorbeeld navolgen?

23 De drie Hebreeën weigerden zich naar het Babylonische samenstel te laten vormen. Zelfs een grondige opleiding in Chaldeeuwse wijsheid bracht hen niet aan het wankelen. Op het punt van aanbidding viel er niet met hen tot een vergelijk te komen en hun trouw gold Jehovah. Christenen in deze tijd moeten net zo standvastig zijn. Zij hoeven zich niet te schamen omdat zij anders zijn dan mensen in de wereld. Immers, „de wereld gaat . . . voorbij en ook haar begeerte” (1 Johannes 2:17). Het zou dus dwaas en zinloos zijn om zich te conformeren aan dit stervende samenstel van dingen.

24. Hoe valt het standpunt van ware christenen te vergelijken met dat van de drie Hebreeën?

24 Christenen moeten op hun hoede zijn voor iedere vorm van afgoderij, met inbegrip van subtiele vormen (1 Johannes 5:21). * Sadrach, Mesach en Abednego stonden gehoorzaam en respectvol voor het gouden beeld, maar zij beseften dat ervoor buigen meer was dan louter een gebaar van respect. Het was een daad van aanbidding, en daaraan meedoen zou Jehovah’s toorn oproepen (Deuteronomium 5:8-10). John F. Walvoord schrijft: „Het was in wezen een groeten van de vlag, hoewel het vanwege de verwevenheid van religieuze en nationale loyaliteiten ook religieuze betekenis kan hebben gehad.” In deze tijd nemen ware christenen een net zo ferm standpunt tegen afgoderij in.

25. Welke les hebt u geleerd uit dit waar gebeurde verhaal van Sadrach, Mesach en Abednego?

25 Het bijbelverslag van Sadrach, Mesach en Abednego verschaft een schitterend praktijkvoorbeeld voor allen die vastbesloten zijn Jehovah exclusieve toewijding te schenken. De apostel Paulus had kennelijk deze drie Hebreeën in gedachten toen hij het had over velen die geloof oefenden, onder wie degenen die „de kracht van het vuur stuitten” (Hebreeën 11:33, 34). Jehovah zal allen belonen die zo’n geloof nabootsen. De drie Hebreeën werden uit de vuuroven bevrijd, maar wij kunnen er zeker van zijn dat hij alle loyalen die als rechtschapenheidbewaarders hun leven verliezen, zal opwekken uit de dood en met eeuwig leven zal zegenen. In beide gevallen geldt dat Jehovah ’de ziel van zijn loyalen behoedt; uit de hand van de goddelozen bevrijdt hij hen’. — Psalm 97:10.

[Voetnoten]

^ ¶3 Sommigen geloven dat Marduk, die als de stichter van het Babylonische Rijk werd beschouwd, de vergoddelijkte Nimrod voorstelt. Dit valt echter niet met zekerheid te zeggen.

^ ¶6 „Beltsazar” betekent „Bescherm het leven van de koning”. „Sadrach” kan betekenen „Bevel van Aku”, de Sumerische maangod. „Mesach” heeft mogelijk betrekking op een Sumerische god, en „Abednego” betekent „Dienaar van Nego” of Nebo.

^ ¶7 De enorme grootte van het beeld in aanmerking genomen, zijn sommige bijbelgeleerden van mening dat het van hout was gemaakt en daarna overtrokken met goud.

^ ¶12 De met „beschuldigden” vertaalde Aramese uitdrukking betekent het ’eten van de stukken’ van iemand — hem als het ware tussen de kiezen vermalen door hem te belasteren.

^ ¶24 De bijbel brengt bijvoorbeeld vraatzucht en begerigheid in verband met afgoderij. — Filippenzen 3:18, 19; Kolossenzen 3:5.

WAT BENT U TE WETEN GEKOMEN?

• Waarom weigerden Sadrach, Mesach en Abednego zich neer te buigen voor het beeld dat Nebukadnezar had opgericht?

• Hoe reageerde Nebukadnezar op het standpunt dat de drie Hebreeën innamen?

• Hoe beloonde Jehovah de drie Hebreeën voor hun geloof?

• Wat hebt u geleerd door aandacht te schenken aan het waar gebeurde verhaal van Sadrach, Mesach en Abednego?

[Studievragen]

[Paginagrote illustratie op blz. 68]

[Illustraties op blz. 70]

1. Tempeltoren (zigurrat) in Babylon

2. Tempel van Marduk

3. Bronzen plaat met de goden Marduk (links) en Nebo (rechts) staande op draken

4. Camee van Nebukadnezar, befaamd om zijn bouwprojecten

[Paginagrote illustratie op blz. 76]

[Paginagrote illustratie op blz. 78]