Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Blijf Gods Woord met vrijmoedigheid spreken

Blijf Gods Woord met vrijmoedigheid spreken

Hoofdstuk 22

Blijf Gods Woord met vrijmoedigheid spreken

1. (a) Welk goede nieuws begonnen Jezus’ discipelen vanaf Pinksteren 33 G.T. te verkondigen, maar wat was de reactie van de joodse regeerders en oudere mannen? (b) Welke vragen zouden wij onszelf in dit verband kunnen stellen?

DE BELANGRIJKSTE gebeurtenissen in ruim 4000 jaar menselijke geschiedenis hadden plaatsgevonden. Gods eigen Zoon, Jezus Christus, was gezalfd als de toekomstige Koning over heel de aarde. Hoewel Jezus op aanstichting van religieuze vijanden was terechtgesteld, had Jehovah zijn Zoon uit de doden opgewekt. Door bemiddeling van hem was redding mogelijk, met eeuwig leven in het vooruitzicht. Maar toen Jezus’ getrouwe discipelen dit goede nieuws in het openbaar verkondigden, brak er felle tegenstand los. Eerst werden twee van de apostelen in de gevangenis geworpen, daarna alle apostelen. Zij werden gegeseld en kregen het bevel niet meer op basis van Jezus’ naam te spreken (Hand. 4:1-3, 17; 5:17, 18, 40). Wat moesten zij doen? Wat zou jij gedaan hebben? Zou jij vrijmoedig zijn blijven getuigen?

2. (a) Welk nog wonderbaarlijker nieuws moet in onze tijd verkondigd worden? (b) Op wie rust de verantwoordelijkheid dit te doen?

2 In het jaar 1914 G.T. vond een nog wonderbaarlijker gebeurtenis van universeel belang plaats. Gods koninkrijk in handen van Jezus Christus werd werkelijk in de hemel opgericht. Vervolgens werden Satan en zijn demonen naar de aarde neergeslingerd (Openb. 12:1-5, 7-12). De laatste dagen van het huidige goddeloze stelsel waren begonnen. Voordat het geslacht dat van de gebeurtenissen in 1914 getuige is geweest, uitsterft, zal God het gehele Satanische samenstel van dingen verbrijzelen (Matth. 24:34). Overlevenden zullen het vooruitzicht op eeuwig leven hebben. Als vervulling van Gods oorspronkelijke voornemen zal de gehele aarde een paradijs worden. Als je dit goede nieuws reeds hebt aanvaard, rust op jou de verantwoordelijkheid het met anderen te delen (Matth. 24:14). Maar wat voor reactie kun je verwachten?

3. (a) Hoe reageren mensen op de Koninkrijksboodschap? (b) Voor welke vraag zien wij ons daarom gesteld?

3 Hoewel sommige mensen je vriendelijk zullen ontvangen als verkondiger van het Koninkrijk, zal de meerderheid gewoon onverschillig zijn (Matth. 24:37-39). Anderen zullen je misschien bespotten of je bitter tegenstaan. Jezus waarschuwde dat er zelfs tegenstand zou kunnen komen van de zijde van je eigen familieleden (Luk. 21:16-19). Ook op je werk of op school kun je ermee te kampen krijgen. In veel delen van de aarde zijn door regeringen zelfs ten onrechte verbodsbepalingen tegen Jehovah’s Getuigen uitgevaardigd. Als jij voor een van deze of al deze situaties komt te staan, zul je Gods Woord dan vrijmoedig blijven spreken?

4. Vormt persoonlijke vastbeslotenheid een waarborg dat wij God getrouw zullen blijven dienen?

4 Ongetwijfeld wil je een moedige dienstknecht van God zijn. Toch hebben sommigen die dachten dat niets hen van de prediking kon weerhouden, de gelederen der Koninkrijksverkondigers verlaten. Daar staat tegenover dat anderen, ook personen die wat verlegen van aard zijn, onafgebroken ijverige dienstknechten van God zijn gebleven. Hoe kun jij er blijk van geven iemand te zijn die ’vaststaat in het geloof’? — 1 Kor. 16:13.

NIET OP EIGEN KRACHT VERTROUWEN

5. (a) Wat is een basisvereiste om ons getrouwe dienstknechten van God te kunnen betonen? (b) Waarom zijn de vergaderingen zo belangrijk?

5 Een getrouwe dienstknecht van God te zijn, is natuurlijk iets waarbij veel factoren een rol spelen. Maar aan al die factoren ligt vertrouwen in Jehovah en zijn voorzieningen ten grondslag. Hoe geven wij van een dergelijk vertrouwen blijk? Onder andere door gemeentevergaderingen bij te wonen. De Schrift spoort ons aan ze niet te veronachtzamen (Hebr. 10:23-25). Degenen die ondanks de algemene apathie of in weerwil van vervolging getrouwe getuigen van Jehovah zijn gebleven, hebben zich ingespannen om geregeld vergaderingen met medeaanbidders bij te wonen. Op deze vergaderingen neemt onze kennis van de Schrift toe, maar wij worden niet alleen getrokken doordat wij gefascineerd raken van al het nieuwe dat wij leren. (Vergelijk Handelingen 17:21.) Onze waardering voor bekende waarheden groeit en wij krijgen steeds meer inzicht in manieren waarop wij ze kunnen toepassen. Het voorbeeld dat Jezus ons heeft gegeven, raakt diep in onze geest en ons hart gegrift (Ef. 4:20-24). Wij worden steeds nauwer in aanbidding verenigd met onze christelijke broeders en zusters en wij worden persoonlijk gesterkt om Gods wil te blijven doen. Jehovah’s geest voorziet in leiding via de gemeente, en door middel van die geest is Jezus in ons midden wanneer wij in zijn naam bijeenkomen. — Openb. 3:6; Matth. 18:20.

6. Wat wordt er op het gebied van vergaderingen gedaan in landen waar Jehovah’s Getuigen aan verbodsbepalingen onderhevig zijn?

6 Woon jij geregeld alle vergaderingen bij en breng je dat wat je daar hoort, persoonlijk in praktijk? Soms kan het noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld wanneer er verbodsbepalingen tegen het werk zijn uitgevaardigd, de vergaderingen in kleine groepen in particuliere woningen te houden. De plaats en de tijd kunnen variëren en zijn misschien niet altijd zo geschikt; soms worden de vergaderingen ’s avonds laat gehouden. Maar in weerwil van persoonlijk ongemak of gevaar stellen getrouwe broeders en zusters ernstige pogingen in het werk om op elke vergadering aanwezig te zijn.

7. (a) Hoe tonen wij ons vertrouwen in Jehovah nog meer? (b) Hoe kan dit ons helpen vrijmoedig te blijven spreken?

7 Vertrouwen in Jehovah tonen wij ook door geregeld tot hem te bidden — niet als slechts een formele routine, maar met een diepgevoeld besef dat wij Gods hulp nodig hebben. Doe jij dat? Jezus bad herhaaldelijk tijdens zijn aardse bediening (Luk. 3:21; 6:12, 13; 9:18, 28; 11:1; 22:39-44). En op de avond voordat hij aan de paal werd genageld, drong hij er bij zijn discipelen op aan: „Waakt en bidt voortdurend, opdat gij niet in verzoeking komt” (Mark. 14:38). Als wij op veel onverschilligheid tegenover de Koninkrijksboodschap stuiten, zou het verleidelijk kunnen zijn het wat kalmer aan te doen in onze bediening. Als mensen ons bespotten of als er zelfs van heviger vervolging sprake is, zouden wij in de verleiding kunnen komen onze mond te houden ten einde spot of vervolging te vermijden. Maar als wij oprecht bidden of God ons door zijn geest wil helpen vrijmoedig te blijven spreken, zullen wij ervoor behoed worden aan die verleiding toe te geven. — Luk. 11:13; Ef. 6:18-20.

EEN VERSLAG OVER VRIJMOEDIGE PREDIKING

8. (a) Waarom is het verslag in Handelingen voor ons van speciaal belang? (b) Beantwoord de vragen die aan het eind van deze paragraaf staan en beklemtoon hoe wij voordeel kunnen trekken van deze inlichtingen.

8 Het verslag dat in het boek Handelingen staat, is voor ons allemaal van speciaal belang. Het vertelt hoe de apostelen en andere vroege discipelen, mensen die net zulke gevoelens hadden als wij, belemmeringen overwonnen en zich vrijmoedige en getrouwe getuigen van Jehovah betoonden. Laten wij aan de hand van de volgende vragen en de aangehaalde schriftplaatsen eens een deel van dat verslag onder de loep nemen. Ga daarbij na hoe jij persoonlijk voordeel kunt trekken van wat je leest.

Waren de apostelen zeer ontwikkelde mannen? Waren zij personen die van nature onbevreesd waren, ongeacht wat er gebeurde? (Hand. 4:13; Joh. 18:17, 25-27; 20:19)

Waardoor was Petrus in staat vrijmoedig te spreken voor het joodse gerechtshof dat enkele weken voordien Gods eigen Zoon ter dood had veroordeeld? (Hand. 4:8; Matth. 10:19, 20)

Wat hadden de apostelen in de weken voordat zij voor het Sanhedrin werden gebracht, gedaan? (Hand. 1:14; 2:1, 42)

Wat antwoordden Petrus en Johannes toen hun door de regeerders het gebod werd opgelegd niet meer op basis van Jezus’ naam te prediken? (Hand. 4:19, 20)

Tot wie wendden zij zich na hun vrijlating weer om hulp? Smeekten zij hem een eind te maken aan de vervolging, of wat vroegen zij? (Hand. 4:24-31)

Op welke manieren verschafte Jehovah hulp toen tegenstanders probeerden het predikingswerk een halt toe te roepen? (Hand. 5:17-20, 33-40)

Hoe toonden de apostelen dat zij de reden begrepen waarom zij bevrijd waren? (Hand. 5:21, 41, 42)

Wat bleven de discipelen doen ondanks het feit dat velen van hen verstrooid werden wegens de hevigheid van de vervolging? (Hand. 8:3, 4; 11:19-21)

9. (a) Welke opwindende resultaten had de bediening van die vroege discipelen? (b) Hoe zijn wij erbij betrokken geraakt?

9 Hun werk in verband met het goede nieuws was niet vergeefs. Met Pinksteren in 33 G.T. waren er ongeveer 3000 discipelen gedoopt. „Er bleven gelovigen in de Heer toegevoegd worden, menigten van zowel mannen als vrouwen” (Hand. 2:41; 4:4; 5:14). Na verloop van tijd werd bericht dat zelfs een van de vurigste vervolgers, Saulus van Tarsus, een christen was geworden en nu ook zelf vrijmoedig van de waarheid getuigde. Hij kwam bekend te staan als de apostel Paulus (Gal. 1:22-24). Aan het werk dat in de eerste eeuw begon, is geen einde gekomen. Het heeft in deze „laatste dagen” een steeds grotere stuwkracht gekregen en zich tot alle delen van de aarde uitgebreid. Wij genieten het voorrecht er een aandeel aan te hebben en kunnen daarbij leren van het voorbeeld van loyale getuigen die vóór ons hebben gediend.

10. (a) Van welke gelegenheden maakte Paulus gebruik om getuigenis te geven? (b) Op welke manieren verbreid jij de Koninkrijksboodschap?

10 Toen Paulus de waarheid omtrent Jezus Christus vernam, talmde hij niet. „Onmiddellijk ging hij . . . Jezus prediken, dat Deze de Zoon van God is” (Hand. 9:20). Hij waardeerde Gods onverdiende goedheid jegens hem en hij besefte dat iedereen het goede nieuws dat hij had ontvangen, nodig had. Volgens de gewoonte van die tijd ging hij, daar hij een jood was, naar de synagogen, de joodse openbare vergaderplaatsen, om getuigenis te geven. Hij predikte ook van huis tot huis en redeneerde met mensen op de marktplaats. Ook was hij bereid naar nieuwe gebieden te trekken om daar het goede nieuws te verkondigen. — Hand. 17:17; 20:20; Rom. 15:23, 24.

11. (a) Hoe toonde Paulus dat hij, hoewel hij vrijmoedig was, ook onderscheidingsvermogen gebruikte wanneer hij getuigenis gaf? (b) Hoe zouden wij van die eigenschap blijk kunnen geven wanneer wij tot familieleden, collega’s of klasgenoten prediken?

11 Paulus was vrijmoedig, maar gebruikte tevens onderscheidingsvermogen, en dat dient ook met ons zo te zijn. Op de joden deed hij een beroep op grond van de beloften die God aan hun voorvaders had gedaan. Tot Grieken sprak hij op basis van dingen waarmee zij vertrouwd waren. Soms bouwde hij zijn getuigenis op rondom datgene wat hij zelf had meegemaakt toen hij de waarheid leerde kennen. Hij verklaarde: „Ik doe alle dingen ter wille van het goede nieuws, om er met anderen deel aan te mogen verkrijgen.” — 1 Kor. 9:20-23; Hand. 22:3-21.

12. (a) Wat deed Paulus, hoewel hij vrijmoedig was, om voortdurende confrontaties met tegenstanders te vermijden? (b) Wanneer zouden wij er verstandig aan doen dat voorbeeld te volgen, en hoe? (c) Waar komt de kracht vandaan om vrijmoedig te blijven spreken?

12 Toen het door tegenstand tegen het goede nieuws het beste leek elders te prediken of voor enige tijd naar een ander gebied te trekken, deed Paulus dit in plaats van aan te sturen op voortdurende confrontaties met vijanden van de waarheid (Hand. 14:5-7; 18:5-7; Rom. 12:18). Maar hij schaamde zich nooit voor het goede nieuws (Rom. 1:16). Hoewel Paulus het onbeschaamde en zelfs gewelddadige optreden van tegenstanders onaangenaam vond, ’verzamelde hij door bemiddeling van onze God vrijmoedigheid’ om te blijven prediken. Ondanks de moeilijke omstandigheden waarin hij kwam te verkeren, zei hij: „De Heer stond bij mij en gaf mij kracht, opdat door bemiddeling van mij de prediking ten volle volbracht zou worden” (1 Thess. 2:2; 2 Tim. 4:17). Het hoofd van de christelijke gemeente, de Heer Jezus, blijft de kracht verlenen die nodig is om het werk te doen dat hij voor onze tijd heeft voorzegd. — Mark. 13:10.

13. Waaruit blijkt christelijke vrijmoedigheid, en wat ligt eraan ten grondslag?

13 Net als Jezus Christus en andere getrouwe dienstknechten van God in de eerste eeuw hebben wij alle reden om Gods Woord vrijmoedig te blijven spreken. Dit wil niet zeggen dat wij scherp of uitdagend moeten zijn in onze manier van doen. Het is niet nodig onattent te zijn of de boodschap op te dringen aan personen die er geen prijs op stellen. Maar wij geven het niet op omdat mensen onverschillig zijn en wij laten ons evenmin zozeer door tegenstand verschrikken dat wij met prediken ophouden. Net als Jezus wijzen wij op Gods koninkrijk als de rechtmatige regering over heel de aarde. Wij spreken met vertrouwen omdat wij de Universele Soeverein Jehovah vertegenwoordigen, en de boodschap die wij verkondigen, komt niet van ons maar van hem. — Fil. 1:27, 28; 1 Thess. 2:13.

OVERZICHTSBESPREKING

Waarom is het belangrijk de Koninkrijksboodschap aan zoveel mogelijk mensen bekend te maken? Maar welke reacties dienen wij te verwachten?

Hoe kunnen wij tonen dat wij niet proberen ons op onze eigen kracht te verlaten om Jehovah te dienen?

Welke waardevolle lessen leren wij uit het boek Handelingen?

[Studievragen]