’Hebt intense liefde voor elkaar’
Hoofdstuk 17
’Hebt intense liefde voor elkaar’
1, 2. (a) Wat maakt vaak diepe indruk op mensen die voor de eerste keer een vergadering van Jehovah’s Getuigen bijwonen? (b) Wat merken zij als nòg een bewijs van deze eigenschap tijdens onze congressen op?
ALS mensen voor de eerste keer een gemeentevergadering van Jehovah’s Getuigen bijwonen, zijn zij vaak diep onder de indruk van de liefde die daar wordt betoond. Zij merken dit op in de hartelijke omgang en in de wijze waarop zij persoonlijk verwelkomd worden.
2 Op onze congressen merken bezoekers ook op dat de meeste aanwezigen zich heel goed gedragen. Een journalist schreef over zo’n congres: ’Niemand die onder invloed van drugs of alcohol was. Geen geschreeuw en gekrijs. Geen geduw of gedrang. Niemand die vloekte of schold. Geen smerige moppen of vuile taal. Geen met rook bezwangerde lucht. Geen diefstallen. Niemand die blikjes op het grasveld gooide. Het was werkelijk heel ongewoon.’ Dit alles is een bewijs van liefde, de soort die ’zich niet onbetamelijk gedraagt en niet haar eigen belang zoekt’. — 1 Kor. 13:4-8.
3. (a) Wat moet na verloop van tijd duidelijk blijken met betrekking tot onze tentoonspreiding van liefde? (b) Wat voor liefde dienen wij, in navolging van Christus, aan te kweken?
3 Liefde is een eigenschap die kenmerkend is voor elke ware christen (Joh. 13:35). Terwijl wij in geestelijk opzicht groeien, dienen wij er in steeds vollediger mate blijk van te geven. De apostel Paulus bad of de liefde van zijn broeders „steeds overvloediger” mocht zijn (Fil. 1:9; 1 Thess. 3:12). Ook Petrus spoorde medechristenen ertoe aan hun liefde te verruimen en „de gehele gemeenschap van broeders” erin op te nemen (1 Petr. 2:17). Onze liefde dient ons ertoe te bewegen meer te doen dan alleen maar vergaderingen bij te wonen zonder ons al te veel moeite te getroosten de aanwezigen persoonlijk te leren kennen. Ze dient meer te omvatten dan af en toe vriendelijk „Hallo” te zeggen. De apostel Johannes toonde aan dat onze liefde zelfopofferend moet zijn. Hij schreef: „Hieraan hebben wij de liefde leren kennen, dat [de Zoon van God] voor ons afstand heeft gedaan van zijn ziel; en wij zijn verplicht afstand te doen van onze ziel voor onze broeders” (1 Joh. 3:16; Joh. 15:12, 13). Dat hebben wij nog niet gedaan. Maar zouden wij werkelijk ons leven voor onze broeders geven? Wel, tot in welke mate spannen wij ons thans in om hen te helpen, ook als het ons niet zo goed uitkomt?
4. (a) In welk ander opzicht zouden wij misschien in vollediger mate liefde kunnen betonen? (b) Waarom is het van uitermate groot belang intense liefde voor elkaar te hebben?
4 Naast het verrichten van daden die een geest van zelfopoffering weerspiegelen, is het ook belangrijk onze broeders oprechte genegenheid toe te dragen. Gods Woord spoort ons aan: „Hebt in broederlijke liefde tedere genegenheid voor elkaar” (Rom. 12:10). Die gevoelens hebben wij allemaal tegenover sommige mensen. Zouden wij de groep voor wie wij een dergelijke innige liefde koesteren, kunnen uitbreiden? Nu het einde van het oude samenstel naderbij komt, is het voor ons van uitermate groot belang een steeds hechtere band met onze christelijke broeders en zusters te smeden. De bijbel wijst ons hierop met de woorden: „Het einde van alle dingen is nabijgekomen. . . . Hebt bovenal intense liefde voor elkaar, want liefde bedekt een menigte van zonden.” — 1 Petr. 4:7, 8.
5. Waarom zou het onjuist zijn te verwachten dat zich tussen leden van een gemeente geen problemen zullen voordoen?
5 Natuurlijk zal het, zolang wij onvolmaakt zijn, voorkomen dat wij dingen doen waarmee wij anderen kwetsen. En zij zullen op verschillende manieren tegen ons zondigen (1 Joh. 1:8). Als je in zo’n situatie komt te verkeren, wat moet je dan doen?
WAT TE DOEN ALS ER PROBLEMEN RIJZEN
6. (a) Waarom zal de bijbelse raad misschien niet altijd overeenkomen met onze neigingen? (b) Maar wat zal het resultaat zijn als wij die raad toch toepassen?
6 De Schrift verschaft de nodige leiding. Maar wat ons daarin wordt aangeraden, komt misschien niet overeen met wat wij als onvolmaakte mensen geneigd zijn te doen (Rom. 7:21-23). Wanneer wij ons uiterste best doen om die raad op te volgen, zal daar niettemin onze oprechte wens uit blijken Jehovah te behagen, en het zal ook de kwaliteit van onze liefde jegens anderen verrijken.
7. (a) Waarom dienen wij geen wraak te nemen als iemand ons kwetst? (b) Waarom dienen wij een broeder die ons krenkt, niet gewoonweg te mijden?
7 Soms zoeken mensen als zij zich gekwetst voelen, manieren om het de schuldige betaald te zetten. Maar dat maakt de situatie alleen maar erger. Als er iets vergolden moet worden, dienen wij dat aan God over te laten (Spr. 24:29; Rom. 12:17-21). Anderen proberen misschien degene die hen heeft gekrenkt uit hun leven te bannen, door alle contact met hem te mijden. Maar zo kunnen wij niet handelen tegenover onze medeaanbidders. De aanvaardbaarheid van onze aanbidding wordt mede bepaald door het feit of wij onze broeders liefhebben (1 Joh. 4:20). Kunnen wij in alle eerlijkheid zeggen dat wij van iemand houden als wij niet met hem willen praten of als zijn aanwezigheid alleen al ons van streek brengt? Wij moeten het probleem aanpakken en het oplossen. Hoe?
8, 9. (a) Als wij tegen een broeder reden tot klagen hebben, wat is dan de juiste handelwijze? (b) Maar als hij nu herhaaldelijk tegen ons zondigt? (c) Waarom dienen wij de zaak zo aan te pakken, en wat zal daarbij een hulp voor ons zijn?
8 De apostel Paulus schreef over deze kwestie: „Blijft elkaar verdragen en elkaar vrijelijk vergeven als de een tegen de ander een reden tot klagen heeft. Zoals Jehovah u vrijelijk vergeven heeft, doet ook gij evenzo” (Kol. 3:13). Kun jij dat? En als de persoon in kwestie nu eens herhaaldelijk in verschillende opzichten tegen je zondigt?
Matth. 18:21-35). Op talloze manieren zondigen wij elke dag tegen God — soms door een zelfzuchtige daad, vaak door wat wij zeggen of denken, en ook door niet te doen wat wij zouden moeten doen. In onze onwetendheid beseffen wij misschien niet eens dat enkele van de dingen die wij gedaan hebben verkeerd waren, of misschien hebben wij er door ons drukke leven niet ernstig genoeg over nagedacht. God zou ons leven kunnen eisen als loon voor onze zonden (Rom. 6:23). Maar hij blijft ons steeds weer met barmhartigheid bejegenen (Ps. 103:10-14). Het is daarom beslist niet onredelijk dat hij van ons verlangt dat wij elkaar net zo behandelen (Matth. 6:14, 15; Ef. 4:1-3). Als wij dat doen, in plaats van wrok te koesteren, geven wij er blijk van de soort van liefde te hebben aangekweekt die ’het kwade niet aanrekent’. — 1 Kor. 13:4, 5; 1 Petr. 3:8, 9.
9 De apostel Petrus stelde dezelfde vraag en hij opperde het idee dat hij misschien moest proberen een broeder wel zevenmaal te vergeven. Jezus antwoordde: „Ik zeg u, niet tot zevenmaal toe, maar tot zevenenzeventig maal toe.” Maar waarom? Jezus legde dit uit aan de hand van een illustratie waarin werd beklemtoond hoe reusachtig de schuld is die wij bij God hebben in vergelijking met wat een mens ons wellicht verschuldigd is (10. Wat moeten wij doen als een broeder iets tegen ons heeft?
10 Het kan voorkomen dat wij ons realiseren dat onze broeder iets tegen ons heeft, ook al zijn wij hem niet kwaad gezind. Wat dienen wij dan te doen? Dan moeten wij onverwijld met hem praten en proberen de vreedzame betrekkingen te herstellen. De bijbel spoort ons aan daartoe het initiatief te nemen (Matth. 5:23, 24). Dat kan wel eens niet gemakkelijk zijn. Er is liefde voor nodig, gepaard aan nederigheid. Zijn die eigenschappen in jou zo sterk aanwezig dat je wilt doen wat de bijbel aanraadt? Dit is een belangrijk doel om aan te werken.
11. Als een broeder dingen doet die ons van streek maken, wat moet daar dan aan worden gedaan?
11 Anderzijds zou het kunnen zijn dat iemand dingen doet die jou, en mogelijk ook anderen, van streek maken. Jak. 4:11, 12). Jehovah aanvaardt personen met uiteenlopende achtergronden op onpartijdige wijze en hij is geduldig met hen tijdens hun geestelijke groeiproces.
Zou het dan niet goed zijn als iemand eens met hem praatte? Misschien. Als je hem het probleem persoonlijk op een vriendelijke manier uitlegt, zou dit goede resultaten kunnen afwerpen. Maar eerst moet je je afvragen: ’Zijn de dingen die hij doet werkelijk onschriftuurlijk? Of komt het probleem grotendeels doordat mijn achtergrond en opleiding zo anders zijn dan de zijne?’ Als dat zo is, pas dan op dat je niet je eigen maatstaven vaststelt en anderen daarnaar beoordeelt (12. (a) Als iemand in de gemeente een ernstige overtreding begaat, wie behartigen die kwestie dan? (b) Maar onder welke omstandigheden rust de verantwoordelijkheid om eerst iets te doen, op degene tegen wie gezondigd is? Met welk oogmerk?
12 Als iemand in de gemeente echter een ernstige overtreding begaat, moet daar prompt aandacht aan besteed worden. Maar door wie? Gewoonlijk door de ouderlingen. Indien het echter gaat om een zakelijke kwestie tussen broeders, of mogelijk het misbruiken van de tong op een wijze waardoor iemand ernstig nadeel is berokkend, dan moet degene tegen wie gezondigd is, eerst proberen de overtreder op persoonlijke basis te helpen. Dat kan sommigen moeilijk toeschijnen. Toch geeft Jezus ons in Matthéüs 18:15-17 die raad. Liefde voor onze broeder en het oprechte verlangen hem als broeder te behouden, zal ons helpen het op zo’n wijze te doen dat wij indien mogelijk het hart van de dwalende bereiken. — Spr. 16:23.
13. Als er tussen ons en een andere broeder een probleem rijst, wat zal ons dan helpen de kwestie juist te bezien?
13 Wanneer zich een probleem voordoet, of het nu groot is of klein, vormt het een hulp voor ons als wij Jehovah’s zienswijze proberen te begrijpen. Hij keurt geen enkele vorm van zonde goed; toch ziet hij zonde in een ieder van ons. Op zijn bestemde tijd worden onberouwvolle beoefenaars van zonde uit zijn organisatie verwijderd. Maar hoe staat het met de overigen van ons? Jehovah is jegens Ef. 5:1, 2.
ons allen lankmoedig en barmhartig. Hij geeft ons het voorbeeld dat wij dienen na te volgen. Doen wij dit, dan weerspiegelen wij zijn liefde. —ZOEK MANIEREN OM JE TE ’VERRUIMEN’
14. (a) Waarom moedigde Paulus de Korinthiërs aan zich te ’verruimen’? (b) Hoe geven de hier aangehaalde schriftplaatsen te kennen dat wij er allemaal goed aan doen hierover na te denken?
14 De apostel Paulus had er vele maanden aan besteed om de gemeente in Korinthe (Griekenland) op te bouwen. Hij had hard gewerkt om de broeders daar te helpen en hij hield van hen. Maar sommigen van hen mochten hem helemaal niet. Zij waren zeer kritisch. Hij spoorde hen aan zich te ’verruimen’ in het tonen van genegenheid (2 Kor. 6:11-13; 12:15). Wij doen er allemaal goed aan te overdenken in hoeverre wij anderen liefde betonen, en dienen manieren te zoeken om ons te ’verruimen’. — 1 Joh. 3:14; 1 Kor. 13:3.
15. Wat kan ons helpen in liefde te groeien jegens personen tot wie wij ons persoonlijk niet aangetrokken voelen?
15 Zijn er personen in de gemeente met wie wij het moeilijk vinden een band aan te kweken? Als wij al het mogelijke doen om eventuele kleine overtredingen van hun kant te bedekken — iets waarvan wij graag zouden zien dat zij dat ook jegens ons deden — kan dit een hulp zijn om de verhouding wederzijds hartelijker te maken (Spr. 17:9; 19:11). Onze gevoelens jegens hen kunnen er ook beter op worden als wij naar hun goede eigenschappen zoeken en ons daarop concentreren. Hebben wij werkelijk acht geslagen op de manieren waarop Jehovah deze broeders gebruikt? Dit zal onze liefde voor hen beslist doen groeien. — Luk. 6:32, 33, 36.
16. Op welke praktische manieren kunnen wij ons ’verruimen’ in het betonen van liefde jegens de leden van onze gemeente?
16 Toegegeven, er zijn grenzen aan wat wij voor anderen kunnen doen. Wij kunnen misschien niet iedereen op elke vergadering begroeten. Als wij vrienden voor een maaltijd uitnodigen, is het wellicht niet mogelijk iedereen te vragen. Wij hebben allemaal goede vrienden met wie
wij meer tijd doorbrengen dan met anderen. Maar zouden wij ons kunnen ’verruimen’? Zouden wij er elke week slechts een paar minuten aan kunnen besteden om iemand in onze gemeente met wie wij nog niet zo’n hechte band hebben, beter te leren kennen? Zouden wij zo af en toe een van hen kunnen uitnodigen om met ons in de velddienst te gaan? Als wij werkelijk intense liefde voor elkaar hebben, zullen wij beslist manieren vinden om dit te tonen.17. Als wij onder broeders en zusters verkeren die wij nooit eerder hebben ontmoet, waaruit zal dan blijken of wij ook voor hen intense liefde hebben?
17 Christelijke congressen bieden voortreffelijke gelegenheden om ons in onze liefde te ’verruimen’. Er kunnen wel duizenden aanwezigen zijn. Wij kunnen niet met hen allemaal kennis maken. Maar wij kunnen ons wel gedragen op een manier waaruit blijkt dat wij hun welzijn boven ons eigen gemak stellen, ook al hebben wij hen nooit eerder ontmoet. En in de pauzes kunnen wij persoonlijke belangstelling tonen door het initiatief te nemen om met sommigen die bij ons in de buurt zitten, kennis te maken. Eens zullen allen die op aarde leven broeders en zusters zijn, verenigd in de aanbidding van de God en Vader van allen. Wat een vreugde zal het zijn hen allemaal te leren kennen, met hun vele uiteenlopende eigenschappen! Intense liefde voor hen zal ons ertoe brengen dat graag te willen. Waarom zou je er niet nu mee beginnen?
OVERZICHTSBESPREKING
● Als er problemen tussen broeders of zusters rijzen, hoe dienen die dan opgelost te worden? Waarom?
● Op welke manieren moet tijdens onze geestelijke groei ook onze liefde groeien?
● Hoe kunnen wij intense liefde tonen voor meer dan een kleine kring van goede vrienden?
[Studievragen]