Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

De upanishads — De liefde voor filosofie

De upanishads — De liefde voor filosofie

Hoofdstuk 5

De upanishads — De liefde voor filosofie

„Alle filosofische systemen en religies van India, zowel de ketterse als de orthodoxe, zijn ontstaan uit de upanishads”, aldus het boek The Vedic Age.1 In deze composities wordt de kringloop van karman en wedergeboorte — het fundamentele geloof van hindoes, jaina’s en sikhs — voor het eerst geleerd. Wat leren ze nog meer?

Nadenken over de betekenis van het leven

2 In de upanishads wordt de in de veda’s begonnen speurtocht van de risji’s naar waarheid voortgezet. „De wijsgeren in de upanishads waren al uitgegaan van de gedachte dat er een hoogste bestuurder of wezenskern (essentie) was die gezag uitoefende over de mens en het universum”, merkt dr. S. Dasgupta op. „Maar wat was de aard ervan? Zou [deze essentie] geïdentificeerd kunnen worden met een of andere . . . nieuwe godheid of was ze helemaal geen godheid? De upanishads verschaffen ons de geschiedenis van dit zoeken”, voegt hij eraan toe.2

3 In wijkplaatsen in het woud mediteerden en debatteerden wijsgeren over vragen als: „Wat is de bron van dit universum? . . . Waar komen wij vandaan? Door welke kracht leven wij? Waar vinden wij rust [bij de dood]? Wie heerst over onze vreugden en ons verdriet?”3 Aangezien zij verwachtten antwoorden te vinden op grond van hun eigen verstand en ervaring in plaats van door goddelijke openbaring, zeiden zij: „Vertel ons dit, o gij filosofen.”4

De vruchten van filosofie

4 De wijsgeren schrijven de schepping van de wereld toe aan brahman, volgens de Isja-upanishad een wezen dat afgescheiden is van het universum (vers 1). De Mundaka-upanishad beschouwt brahman daarentegen als het universum zelf. Volgens een derde zienswijze, gebaseerd op de Sjvetasvatara-upanishad, is brahman weliswaar reëel, maar het universum louter een illusie (maya).

5 Een scheppingsverslag in de Chandogya-upanishad verklaart dat de wereld uit een reuzeëi is ontstaan. De Brhadaranyaka-upanishad zegt over de oorsprong van het leven dat de Schepper, die zich eenzaam en ongelukkig voelde, „groeide tot hij de omvang van een ineengestrengelde man en vrouw had bereikt, en zich toen in tweeën splitste, waardoor hij een echtgenoot en een echtgenote schiep. . . . Op deze wijze schiep hij het mannelijke en vrouwelijke exemplaar van alle schepselen — zelfs tot de mieren toe.”5

6 Wat gebeurt er bij de dood? Volgens de Katha-upanishad wendt de jonge Nachiketas zich tot Yama, de god van de dood, en vraagt: „Wanneer een mens sterft, rijst de volgende twijfel: sommigen zeggen dat ’hij is’ en sommigen zeggen dat ’hij niet is’. Leer mij de waarheid.” Yama antwoordt: „In de oudheid koesterden zelfs de goden deze twijfel; want de wet van leven en dood is mysterieus. Vraag om een andere gunst.”6 Nachiketas houdt echter vol en Yama zet ten slotte de leer van de wedergeboorte uiteen.

7 De Chandogya-upanishad beschrijft deze kringloop van wedergeboorte en vertelt dat iemands ziel bij de dood naar de maan gaat en daar blijft totdat zijn „goede werken verteerd zijn”.7 Daarna valt hij als regen naar de aarde om „hier als rijst en gerst, als planten en bomen geboren” te worden. Hij moet dan wachten met een baarmoeder binnen te gaan totdat „de een of ander hem als voedsel eet en hem als zaad uitstort”.8 Zijn kaste, of levensvorm, wordt ten tijde van zijn wedergeboorte bepaald door zijn vroegere karman.

De speurtocht duurt voort

8 Net als in het geval van de veda’s „hebben de upanishads enkele belangrijke kwesties onopgelost gelaten”, merkt het boek India op. „De individuele hindoe mag nog steeds zelf beslissen of hij gelooft dat de enige Opperste Realiteit een onpersoonlijke . . . geest is . . . of een persoonlijke God. . . . Evenzo kan een gelovige hetzij beslissen of de wereld één aspect van brahman of Brahma is of alleen maar de schepping ervan of van Hem — of besluiteloos blijven.”9

9 Hoewel vrome hindoes de leer van karman en wedergeboorte thans als goddelijk geopenbaarde waarheid beschouwen, lezen wij in het boek The Vedic Age dat „de upanishads geen ’bovenmenselijke denkbeelden’ bevatten, maar menselijke, absoluut menselijke pogingen om dichter bij de waarheid te komen”.10 Evenzo wordt in het boek Advanced History of India opgemerkt: „De upanishads onthullen de aard van gissingen naar de Waarheid, van verschillende standpunten uit bezien; deze gissingen hebben uiteindelijk tot de ontwikkeling van [Indische] filosofische systemen geleid.”11

10 Om Gods waarheid te weten te komen, moet u in uw speurtocht dus verder gaan dan de veda’s en de upanishads. Aldus zult u er blijk van geven dat u God werkelijk liefhebt en hem in waarheid wilt aanbidden. Laten wij dus vervolgens de epen en de Bhagavadgita, de belangrijkste traditionele smritigeschriften, beschouwen. Kunnen deze ons in onze speurtocht helpen?

[Kader op blz. 13]

De upanishads — Wist u dit?

„[Upanishad] betekent letterlijk ’toegewijd zitten bij’ en doet derhalve concreet denken aan een ijverige discipel die van zijn goeroe, zijn geestelijke meester, onderricht ontvangt. Het betekent ook geheimleer — geheim, ongetwijfeld, omdat het een leer betreft die alleen voorbehouden is aan degenen die geestelijk gereed zijn ze in zich op te nemen.” — The Spiritual Heritage of India, Swami Prabhavananda, 1980, blz. 39.

[Kader op blz. 13]

Hoe voldoen de upanishads aan de volgende criteria?

Ze moeten:

1. God verheerlijken en onze vragen over hem beantwoorden

2. Voor iedereen beschikbaar zijn

3. Gemakkelijk te begrijpen zijn

4. Ware leerstellingen en morele beginselen leren

5. Vrij zijn van mythen

[Illustratie op blz. 12, 13]

De leer van de kringloop van karman en wedergeboorte vindt haar oorsprong in de upanishads