Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Overlevenden mogen „geen deel van de wereld” zijn

Overlevenden mogen „geen deel van de wereld” zijn

Hoofdstuk 11

Overlevenden mogen „geen deel van de wereld” zijn

1, 2. (a) Wat zei Jezus over de verhouding waarin zijn discipelen tot de wereld staan? (b) Wat betekent dat niet, en waarom niet?

WAT bedoelde Jezus toen hij zei dat zijn volgelingen „in de wereld” zijn maar toch „geen deel van de wereld” mogen zijn? (Johannes 17:11, 14) Om tot de overlevenden te behoren die Gods nieuwe ordening binnengaan, moeten wij dit begrijpen.

2 Beschouw eerst eens wat het niet wil zeggen „geen deel van de wereld” te zijn. Het betekent niet dat wij ons als kluizenaars in een grot afzonderen of dat wij ons in een klooster of een ander afgelegen oord terugtrekken. Integendeel, want in de nacht vóór zijn dood bad Jezus ten behoeve van zijn discipelen tot zijn Vader: „Ik verzoek u niet, hen uit de wereld te nemen, maar over hen te waken vanwege de goddeloze. Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben.” — Johannes 17:15, 16.

3, 4. (a) Bij welke activiteiten is het noodzakelijk dat christenen contact hebben met mensen in de wereld? (b) Maar wat moeten zij vermijden?

3 In plaats dat Jezus’ discipelen zich voor de mensen moesten verbergen, werden zij ’in de wereld uitgezonden’ om de waarheid bekend te maken (Johannes 17:18). Op die manier dienden zij als „het licht der wereld”; zij lieten het licht der waarheid schijnen opdat mensen konden zien hoe Gods waarheid het leven van mensen ten goede beïnvloedt. — Matthéüs 5:14-16.

4 Christenen komen met veel mensen in contact bij hun werk om zichzelf en hun gezin te onderhouden en wanneer zij het goede nieuws van Gods koninkrijk aan de mensheid bekendmaken. Zoals de apostel Paulus aantoont, wordt er dus niet van hen verwacht dat zij in letterlijk opzicht „uit de wereld” gaan. Zij kunnen niet geheel en al ’het gezelschap mijden’ van mensen in de wereld. Maar zij kunnen en moeten zich wel verre houden van de verkeerde praktijken van het merendeel der mensheid. — 1 Korinthiërs 5:9-11.

5. Hoe wordt de manier waarop wij ons afgescheiden moeten houden van de wereld, geïllustreerd in het geval van Noach en zijn gezin?

5 De situatie komt overeen met die in Noachs tijd, toen Jehovah opmerkte dat ’alle mensen een verdorven leven op aarde hadden geleid’ (Genesis 6:12, The New English Bible). Maar Noach en zijn gezin leefden anders. Door te weigeren mee te doen aan de verdorvenheid rondom hen en door rechtvaardigheid te prediken, ’veroordeelde Noach de wereld’. Hij liet blijken dat wat men deed, lijnrecht tegen Gods wil in ging en niet te verontschuldigen was (Hebreeën 11:7; 2 Petrus 2:5). Daarom hebben hij en zijn gezin de wereldomvattende vloed waardoor de goddeloze mensheid werd weggevaagd, overleefd. Zij waren „in de wereld” maar waren terzelfder tijd „geen deel van de wereld”. — Genesis 6:9-13; 7:1; Matthéüs 24:38, 39.

Waarin bestaat de juiste liefde voor mensen van de wereld?

6. Is het juist om mensen van de wereld in enig opzicht liefde te betonen?

6 Als u „geen deel van de wereld” wordt, zou dat dan ook betekenen dat u een hater van de mensheid wordt? Dan zou u er anders over denken dan Jehovah God, die, zo zei zijn Zoon Jezus, „de wereld [der mensheid] zozeer [heeft] liefgehad dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben”. Gods goedheid en mededogen jegens allerlei mensen verschaffen ons een voorbeeld ter navolging. — Johannes 3:16; Matthéüs 5:44-48.

7, 8. (a) Wat zegt de bijbel over het liefhebben van de wereld? (b) Van welke wereld moeten wij ons afgescheiden houden? (c) Waarom moeten wij de wereld en haar begeerten mijden?

7 Maar zegt de apostel Johannes niet: „Hebt de wereld niet lief noch de dingen in de wereld. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem”? Als God zelf de wereld liefhad, waarom zei de apostel dit dan? — 1 Johannes 2:15.

8 De bijbel laat zien dat God de wereld der mensheid liefheeft in die zin dat hij mensen liefheeft die in een onvolmaakte, stervende toestand verkeren en wanhopig behoefte hebben aan hulp. Satan daarentegen heeft het grootste deel van de mensheid tegen God gekeerd. Het is die „wereld” — de mensenmaatschappij die van God vervreemd is en onder Satans bestuur staat — waarvan ware christenen zich afgescheiden moeten houden (Jakobus 1:27). Gods Woord geeft de waarschuwing de verkeerde begeerten en daden van die wereld niet lief te hebben: „Alles wat in de wereld is — de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft — spruit niet voort uit de Vader, maar uit de wereld. De wereld gaat bovendien voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft in eeuwigheid.” — 1 Johannes 2:15-17.

9, 10. (a) Hoe kan er worden gezegd dat die begeerten ’uit de wereld voortspruiten’? (b) Welke uitwerking hebben deze begeerten op de mensheid?

9 Ja, die begeerten van het vlees en de ogen en het verlangen naar persoonlijk aanzien ’spruiten inderdaad uit de wereld voort’. Ze hebben zich in de eerste ouders van de mensheid ontwikkeld en hen ernaar doen streven zich onafhankelijk van God te maken, zodat zij zelfzuchtige belangen konden nastreven. Het toegeven aan deze zelfzuchtige wereldse begeerten leidde tot het overtreden van Gods wetten. — Genesis 3:1-6, 17.

10 Beschouw eens wat u om u heen ziet. Bouwen de meeste mensen hun leven niet op rond de begeerten van het vlees en de ogen en „het opzichtige geuren met de middelen voor levensonderhoud die men heeft”? Zijn het niet juist deze dingen waardoor hun verwachtingen en belangen worden gevormd en waardoor zij zich in hun gedragingen en hun omgang met elkaar laten leiden? Daardoor komt het dat de menselijke geschiedenis één lang relaas is van tweedracht en oorlog, van immoraliteit en misdaad, van commerciële hebzucht en onderdrukking, van trotse ambitie en van streven naar roem en macht.

11. Waarom is Gods liefde voor de wereld dus niet in strijd met wat zijn Woord veroordeelt?

11 Het is dus duidelijk dat Gods liefde voor de wereld iets heel anders is dan het liefhebben van haar verkeerde begeerten en praktijken, die hij veroordeelt. Door Gods liefde voor de mensheid werd de weg geopend voor bevrijding van die zondige begeerten en de slechte gevolgen ervan, waartoe ook de dood behoort. Hij bracht die liefde tot uitdrukking door zijn eigen Zoon te geven om de mensheid los te kopen. Maar als iemand dat offer verwerpt en in ongehoorzaamheid volhardt, zal, zo zegt de bijbel, ’de gramschap Gods op hem blijven’. — Johannes 3:16, 36; Romeinen 5:6-8.

Uit de macht van „de heerser van deze wereld” blijven

12. Hoe kunnen wij analyseren of de liefde die wij wellicht voor mensen in de wereld hebben, God al dan niet behaagt?

12 En hoe staat het met ons? Hebben wij mensen in de wereld lief in de zin dat wij hen oprecht willen helpen de weg te vinden die naar leven in Gods gunst leidt? Of hebben wij juist de dingen lief die hen ervan weerhouden dienstknechten van God te worden — hun geest van onafhankelijkheid, hun opzichtige geuren met hun bezittingen, hun vertrouwen in hun eigen belangrijkheid en roem? Als wij graag met mensen omgaan omdat zij zulke hoedanigheden bezitten, dan ’hebben wij de wereld lief’ op de manier die door de apostel werd veroordeeld.

13. Hoe zou liefde voor de wereld iemand ervan kunnen weerhouden God te dienen?

13 Veel mensen in Jezus’ tijd hadden de wegen van de wereld lief. Daarom vermeden zij het zich vrijmoedig achter Jezus te scharen. Zij wilden hun populariteit en positie in hun maatschappelijke en religieuze kringen niet verliezen. Zij waren meer op de eer van mensen gesteld dan op de goedkeuring van God (Johannes 12:42, 43). Het is waar dat sommigen liefdadigheidswerk deden en andere godsdienstige werken verrichtten. Maar zij deden dit hoofdzakelijk omdat zij wilden dat anderen tegen hen opzagen (Matthéüs 6:1-6; 23:5-7; Markus 12:38-40). Ziet u in deze tijd geen mensen die van deze zelfde liefde voor de verkeerde handelwijze van de wereld blijk geven? Toch toont de bijbel aan dat een dergelijke „liefde” alleen tot vernietiging kan leiden.

14. Door wie werd Jezus toen hij op aarde was verzocht, en met welk resultaat?

14 Gods eigen Zoon werd op deze zelfde punten verzocht. Er werd gepoogd de zelfzuchtige begeerte in hem op te wekken om met opzichtig vertoon indruk te maken op mensen — om als de wereld te worden. Hem werd zelfs de heerschappij aangeboden over alle natiën van de wereld met hun heerlijkheid. Maar hij wees dergelijke aanbiedingen die een beroep deden op zelfzuchtige begeerten vierkant af. Ze kwamen van degene die als eerste de soevereiniteit van Jehovah God had betwist, Satan de Duivel. — Lukas 4:5-12.

15. Toon aan de hand van uw bijbel aan wie „de heerser van deze wereld” is.

15 Dat wij op de hoogte zijn van Satans voorstel Jezus de heerschappij te geven, is uitermate belangrijk omdat wij daardoor begrijpen waarom wij „geen deel van de wereld” mogen zijn. Er blijkt uit dat de mensenwereld in het algemeen, haar regeringen inbegrepen, door Gods onzichtbare Tegenstander wordt bestuurd. Jezus zelf noemde Satan „de heerser van deze wereld” (Johannes 12:31; 14:30; 2 Korinthiërs 4:4). De apostel Paulus sprak ook over „goddeloze geestenkrachten”, demonen onder Satans heerschappij, en noemde ze de onzichtbare „wereldheersers van deze duisternis”. Paulus wees christenen op de noodzaak de geestelijke wapenrusting aan te doen om zich tegen deze ’heersers’ te verdedigen. — Efeziërs 6:10-13.

16. Hoe groot is het deel van de wereld dat door Satan is misleid en in zijn macht ligt?

16 Er is altijd slechts een minderheid uit de macht van deze onzichtbare heerser en zijn geestenkrachten gebleven. Vandaar dat de „wereld”, dat wil zeggen het merendeel der van God vervreemde mensheid, „in de macht van de goddeloze” ligt. Door de invloed van demonen ’misleidt hij de gehele bewoonde aarde’, met inbegrip van de aardse heersers, die hij op een botsing met God en zijn koninkrijk laat afstevenen. — 1 Johannes 5:19; Openbaring 12:9; 16:13, 14; 19:11-18.

17. (a) Wie leidt de mensheid, zoals duidelijk blijkt uit de houding die de wereld aan de dag legt? (b) Zou het de Schepper behagen als wij van zo’n geest blijk geven?

17 Dit klinkt misschien ongeloofwaardig. Maar leggen niet de meeste mensen van deze wereld duidelijk de houding en werken van Gods Tegenstander aan de dag? Wereldwijd zien wij leugens, haat, geweld en moord, kenmerken van hen die ’uit de Duivel voortspruiten’ ofte wel hem als hun geestelijke „vader” hebben (1 Johannes 3:8-12; Johannes 8:44; Efeziërs 2:2, 3). Deze geest is beslist niet van een Liefdevolle Schepper afkomstig.

18. Hoe blijkt uit onze houding inzake heerschappij of wij ons al dan niet in de macht van „de heerser van deze wereld” bevinden?

18 Vertrouwt bovendien de overgrote meerderheid van de mensen niet op menselijke plannen om vrede en zekerheid te bewerkstelligen? Hoeveel mensen kent u die de oplossing voor de problemen van de mensheid werkelijk van God en zijn koninkrijk verwachten? Toch is hun vertrouwen in menselijke politieke stelsels misplaatst, want Jezus zei: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld.” Deze wereld is niet de „bron” waaruit zijn koninkrijk voortspruit, want het wordt niet door mensen opgericht of aan de macht gehouden. Het is iets waar God zelf in heeft voorzien (Johannes 18:36; Jesaja 9:6, 7). Om tot degenen te behoren die mogen hopen in leven te blijven als dat koninkrijk tegen al zijn tegenstanders in actie komt, moeten wij dus het harde feit erkennen dat Satan deze wereld en haar stelsels bestuurt. Daaronder vallen ook politieke instellingen zoals de Verenigde Naties. Wij moeten ons van al deze stelsels vrij houden door een vastberaden standpunt in te nemen voor Jehovah’s rechtvaardige regering in handen van Christus Jezus. — Matthéüs 6:10, 24, 31-33.

19. Hoe getuigt de geschiedenis ervan dat de vroege christenen „geen deel van de wereld” waren?

19 De geschiedenis laat zien dat de vroege christenen respectvolle, ordelievende burgers waren. Maar zij waren vastbesloten „geen deel van de wereld” te zijn, ook al werden zij om die reden vervolgd. Wij lezen verklaringen zoals deze:

„Men begreep weinig van het vroege christendom, en zij die de heidense wereld regeerden, waren het niet al te gunstig gezind. . . . Christenen weigerden te voldoen aan zekere aan Romeinse burgers opgelegde plichten. . . . Zij bekleedden geen politiek ambt.” — On the Road to Civilization, A World History.57

„Zij weigerden ook maar in enig opzicht deel te nemen aan het burgerlijk bestuur of aan de militaire verdediging van het rijk. . . . Het was onmogelijk dat de christenen, zonder een heiliger plicht te verzaken, de rol van soldaat, magistraat of vorst op zich zouden nemen.” — History of Christianity.58

„Orígenes [die in de tweede en derde eeuw van de gewone tijdrekening leefde] . . . merkt op dat ’de christelijke kerk niet kan meedoen aan oorlog tegen welke natie maar ook. Zij hebben van hun Leider geleerd dat zij kinderen des vredes zijn’. In die periode stierven veel christenen de marteldood omdat zij militaire dienst weigerden.” — Treasury of the Christian World.59

20. Van welke verdeeldheid brengende activiteiten van de wereld houden Jehovah’s dienstknechten zich afzijdig om uit de macht van „de heerser van deze wereld” te blijven?

20 Door zich niet te laten betrekken in de aangelegenheden van de wereld dragen Jehovah’s dienstknechten niet bij tot het verdeeldheid brengende nationalisme, het racisme of de maatschappelijke conflicten van de wereld. Hun door God voorgeschreven houding draagt tot vrede en zekerheid onder allerlei mensen bij (Handelingen 10:34, 35). De overlevenden van de komende „grote verdrukking” zullen trouwens „uit alle natiën en stammen en volken en talen” komen. — Openbaring 7:9, 14.

Vrienden van de wereld of vrienden van God?

21. Waarom kan iemand die zich aan de bijbel houdt, niet ook verwachten dat de wereld op hem gesteld is?

21 Jezus zei tot zijn discipelen: „Als gij een deel van de wereld zoudt zijn, zou de wereld ten zeerste gesteld zijn op wat haar toebehoort. Daar gij echter geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u. . . . Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen” (Johannes 15:19, 20). De simpele waarheid is dat men alleen de vriendschap van de wereld kan verwerven door net als de wereld te worden — haar vooroordelen, verlangens en ambities te delen, haar denkwijze en filosofieën te bewonderen en haar praktijken en gewoonten over te nemen. Maar aanhangers van deze wereld voelen zich beledigd als hun dwalingen aan de kaak worden gesteld of als zij worden gewaarschuwd voor de gevaren waartoe hun handelwijze leidt. Daarom kan iemand die zich in zijn gedrag en levenswijze aan de bijbelse leer houdt en zich daar gunstig over uitlaat, eenvoudig niet aan de haat van de wereld ontkomen. — Johannes 17:14; 2 Timótheüs 3:12.

22. Voor welke keus met betrekking tot vriendschap staat elk van ons?

22 Wij staan dus, zoals de bijbel laat zien, voor een duidelijke keus. In Jakobus 4:4 lezen wij: „Weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is? Al wie daarom een vriend van de wereld wil zijn, maakt zich tot een vijand van God.” God heeft ten aanzien van vriendschap eveneens zijn maatstaven, en die zijn niet in overeenstemming met die van de wereld der zondige mensheid. — Psalm 15:1-5.

23. (a) Waaruit zou blijken dat iemand een vriend van de wereld is? (b) Hoe kunnen wij tonen dat wij vrienden van God zijn?

23 Of wij Gods vriendschap genieten, hangt van veel meer af dan of wij al dan niet tot bepaalde organisaties van deze wereld behoren. Als wij de geest van de wereld aan de dag leggen en haar kijk op het leven delen, doen wij ons kennen als vrienden van de wereld, niet van God. De geest van de wereld brengt „werken van het vlees” voort zoals „hoererij, onreinheid, een losbandig gedrag, afgoderij, beoefening van spiritisme, vijandschappen, twist, jaloezie, vlagen van toorn, ruzies, verdeeldheid, sekten, uitingen van afgunst, drinkgelagen, brasserijen, en dergelijke”. De bijbel zegt duidelijk dat „wie zulke dingen beoefenen, Gods koninkrijk niet zullen beërven”. Daar staat tegenover dat als wij Gods vrienden zijn, wij zijn geest en de daarmee gepaard gaande vruchten „liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing” zullen hebben. — Galáten 5:19-23.

24. (a) Waarom is het onverstandig personen na te bootsen die door de wereld met eer worden overladen? (b) Hoe kan uit onze houding tegenover materiële bezittingen blijken wiens vriendschap wij werkelijk zoeken?

24 Wiens geest weerspiegelen wij derhalve? Dat zal ons helpen vast te stellen wiens vrienden wij werkelijk zijn. Aangezien ons leven onderhevig is aan de invloed van de huidige goddeloze wereld, dient het ons niet te verwonderen als wij bemerken dat wij veranderingen in ons leven moeten aanbrengen om God te behagen. Wereldse mensen bijvoorbeeld overladen personen die in hun ambitieuze streven grote rijkdom, macht of roem weten te vergaren, met eer en heerlijkheid. Mensen stellen zich zulke wereldse helden en idolen ten voorbeeld en bootsen hen in hun spraak, gedrag, uiterlijk en kleding na. Wilt u geïdentificeerd worden als een bewonderaar van zulke mensen? Hun prestaties zijn precies het tegenovergestelde van wat ons in Gods Woord dringend als levensdoel wordt aangeraden. De bijbel vestigt onze aandacht op geestelijke rijkdom en kracht en de eer als Gods vertegenwoordigers en woordvoerders op aarde te dienen (1 Timótheüs 6:17-19; 2 Timótheüs 1:7, 8; Jeremia 9:23, 24). De commerciële propaganda van de wereld brengt mensen tot materialisme, tot het idee dat het geluk afhangt van bezittingen. Daarom kennen zij daar een veel grotere belangrijkheid aan toe dan aan dingen van geestelijke waarde. Ja, door de handelwijze van de wereld te volgen, verwerft u zich de vriendschap van de wereld. Maar daarmee verspeelt u Gods vriendschap. Wat betekent meer voor u? Wat zal tot groter en duurzamer geluk leiden?

25. (a) Wat dienen wij van de wereld te verwachten wanneer wij haar wegen de rug toekeren? (b) Wat zal ons in staat stellen werkelijk ’onze geest te hervormen’ zodat wij de dingen op Gods wijze bezien?

25 Het is gemakkelijk om ons naar het patroon van de wereld te schikken. En wegens de slechte geest van deze wereld zullen de aanhangers ervan het u zeer kwalijk nemen als u een andere weg inslaat (1 Petrus 4:3, 4). Er zal druk op u worden uitgeoefend om u ertoe te brengen u aan te passen, u door de wereldse mensenmaatschappij naar haar patroon te laten vormen. De wijsheid van de wereld — haar filosofieën over wat het leven succesvol maakt — zal worden gebruikt in een poging uw denkwijze te beheersen. Er is dus werkelijk inspanning en geloof nodig om „uw geest te hervormen” zodat u de dingen vanuit Gods standpunt beziet en begrijpt waarom ’de wijsheid van deze wereld dwaasheid is in zijn ogen’ (Romeinen 12:2; 1 Korinthiërs 1:18-20; 2:14-16; 3:18-20). Door een ijverige studie van Gods Woord kunnen wij de valse wijsheid van de wereld doorzien. Wij kunnen de schade zien die reeds door zulke „wijsheid” is aangericht en het rampzalige einde waartoe ze moet leiden. Dan kunnen wij ook ten volle gaan beseffen hoe wijs het is Gods weg te volgen en welke stellige zegeningen erdoor worden gewaarborgd.

Nutteloos om leven en energie aan een voorbijgaande wereld te besteden

26. Zou het verstandig zijn ons te laten betrekken in het werk van humanitaire organisaties van de wereld met het doel de toestanden te verbeteren?

26 Sommigen zullen misschien tegenwerpen: ’Maar veel van de organisaties van de wereld doen goed; ze zetten zich in voor de bescherming, de gezondheid, het onderwijs en de vrijheid van mensen.’ Het is waar dat bepaalde organisaties inderdaad wat tijdelijke verlichting brengen van sommige zorgen waardoor de mensheid wordt gekweld. Toch maken ze allemaal deel uit van de van God vervreemde wereld. En ze richten de aandacht van de mensen op de instandhouding van dit huidige samenstel van dingen. Geen ervan is voorstander van Gods regering voor de aarde, zijn koninkrijk in handen van zijn Zoon. Per slot van rekening kunnen zelfs misdadigers wel een gezin stichten, ervoor zorgen en liefdadige instellingen steunen. Maar zou het daarom gerechtvaardigd zijn in enig opzicht steun te verlenen aan misdadigersorganisaties? — Vergelijk 2 Korinthiërs 6:14-16.

27. Wat is de enige manier waarop wij mensen in deze wereld kunnen helpen tot de overlevenden te behoren die Gods nieuwe ordening zullen binnengaan?

27 Kunnen wij werkelijk ware liefde voor de mensheid tonen door aan welk programma van de wereld maar ook mee te werken en er tijd en energie aan te besteden? Helpt u iemand die ziek is ermee als u in zo nauw contact met hem komt dat u dezelfde ziekte of kwaal oploopt? Zou u niet een veel grotere hulp zijn als u zelf gezond bleef en probeerde de persoon in kwestie te helpen een manier te vinden om weer gezond te worden? De huidige mensenmaatschappij is geestelijk ziek. Geen van ons kan ze redden, want Gods Woord toont aan dat haar ziekte tot haar dood leidt. (Vergelijk Jesaja 1:4-9.) Maar wij kunnen wel afzonderlijke personen in de wereld helpen de weg te vinden die naar geestelijke gezondheid en naar overleving en leven in Gods nieuwe ordening voert — mits wijzelf ons afgescheiden van de wereld bewaren (2 Korinthiërs 6:17). Wees dus zo verstandig het te vermijden in de programma’s van de wereld betrokken te raken. Span u in om te voorkomen dat u door de geest van de wereld wordt besmet en dezelfde onrechtvaardige wegen gaat bewandelen. Vergeet nooit dat ’de wereld voorbijgaat en ook haar begeerte, maar dat wie de wil van God doet, in eeuwigheid blijft’. — 1 Johannes 2:17.

[Studievragen]