Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Waarom zich bekommeren om wat er met andere mensen gebeurt?

Waarom zich bekommeren om wat er met andere mensen gebeurt?

Hoofdstuk 15

Waarom zich bekommeren om wat er met andere mensen gebeurt?

1. (a) Wat heeft veel mensen ertoe gebracht te besluiten dat zij maar voor zichzelf dienen te zorgen zonder zich al te bezorgd over andere mensen te maken? (b) Waartoe heeft dit geleid?

ONZELFZUCHTIGE bezorgdheid voor het welzijn van anderen is iets wat men tegenwoordig zelden aantreft. Het is waar dat wij allen worden geboren met het vermogen om lief te hebben. Maar wanneer iemand bemerkt dat anderen op oneerlijke wijze misbruik van hem trachten te maken of dat zijn eigen pogingen om liefde te tonen, verkeerd worden begrepen, besluit hij wellicht dat hij maar het beste eenvoudig voor zichzelf kan zorgen. Anderen, die zien dat het degenen die hun medemens voor zelfzuchtig gewin uitbuiten, in materieel opzicht dikwijls voor de wind gaat, denken misschien dat dit de weg tot succes is. Het gevolg hiervan is dat de meeste mensen heel weinig of helemaal geen werkelijke vrienden hebben. Er heerst een geest van wantrouwen en achterdocht. Wat is de reden van deze ongelukkige stand van zaken?

2. (a) Wat is, zoals de bijbel te kennen geeft, de grondoorzaak van het probleem? (b) Wat betekent het God te „kennen”?

2 Waar het aan ontbreekt is liefde, de soort van liefde die tot uitdrukking komt in oprechte bezorgdheid voor het blijvende welzijn van andere mensen. En waarom ontbreekt het daaraan? De bijbel vermeldt wat de grondoorzaak van het probleem is door te zeggen: „Wie niet liefheeft, heeft God niet leren kennen, want God is liefde” (1 Joh. 4:8). O ja, het is waar dat er zelfzuchtige mensen zijn die belijden in God te geloven en die zelfs de kerk bezoeken. Maar in feite kennen zij God niet werkelijk. God „kennen” betekent goed bekend te zijn met zijn persoonlijkheid, zijn autoriteit te erkennen en vervolgens in overeenstemming ermee te handelen (Jer. 22:16; Tit. 1:16). Om derhalve werkelijke vreugde uit het leven te putten, hetgeen alleen mogelijk is wanneer men in overvloedige mate liefde tot uitdrukking brengt en liefde van anderen ontvangt, moeten wij God goed leren kennen en datgene wat wij leren, toepassen.

3. Hoe heeft God op buitengewone wijze zijn liefde voor de mensheid getoond?

3 „Hierdoor werd de liefde Gods in ons geval openbaar gemaakt, dat God zijn eniggeboren Zoon naar de wereld heeft uitgezonden, opdat wij door bemiddeling van hem leven zouden verwerven”, schreef de apostel Johannes. „De liefde bestaat in dit opzicht niet hierin dat wij God [eerst] hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als zoenoffer voor onze zonden. Geliefden, als God ons zó heeft liefgehad, zijn ook wij verplicht elkaar lief te hebben” (1 Joh. 4:9-11). God was niet terughoudend en liet niet toe dat zijn eigen liefde door het liefdeloze gedrag van de mensheid werd gesmoord. In Romeinen 5:8 lezen wij dan ook: „God beveelt zijn eigen liefde jegens ons hierin aan, dat Christus voor ons is gestorven terwijl wij nog zondaars waren.”

4. Wat voor gevoel geeft dat u persoonlijk ten opzichte van God?

4 Hoeveel mensen zijn er die u zozeer liefhebt dat u bereid zou zijn uw leven voor hen af te leggen — mensen die nog nooit iets voor u hebben gedaan? Indien u een ouder bent, die bewogen wordt door de natuurlijke genegenheid die u uw eigen leven doet riskeren om het leven van uw kind te beschermen, voor wie zou u bereid zijn uw kind te laten sterven? Zulk een liefde heeft God jegens ons betoond (Joh. 3:16). Wat voor gevoel geeft dit u ten opzichte van God? Als wij werkelijk waarderen wat hij heeft gedaan, zullen wij bemerken dat het geen last is zijn geboden te gehoorzamen. — 1 Joh. 5:3.

5. (a) Wat is het ’nieuwe gebod’ dat Jezus aan zijn discipelen gaf? (b) Hoe is onze toewijding aan God als regeerder hierbij betrokken? (c) Wat zijn derhalve enkele van de dingen die wij voor mededienstknechten van God dienen te doen?

5 Op de avond vóór zijn dood gaf Jezus zijn discipelen een van die geboden. Zij zouden erdoor onderscheiden worden van de rest van de wereld. Hij zei: „Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt.” Het gebod was „nieuw” doordat hun werd gezegd dat zij anderen niet slechts zo moesten liefhebben als zichzelf, maar, zoals Jezus zei, „net zoals ik u heb liefgehad”. Dat zou betekenen dat zij zelfs bereid zouden moeten zijn hun leven voor elkaar af te leggen (Joh. 13:34, 35; 1 Joh. 3:16). Door dit soort van liefde aan de dag te leggen, tonen wij tevens onze toewijding aan God. Hoe dat zo? Doordat wij bewijzen dat de Duivel een leugenaar is, die een valse beschuldiging uitte toen hij zei dat geen mens God zou blijven gehoorzamen als zijn eigen leven, zijn ziel, in gevaar werd gebracht (Job 2:1-10). Het is duidelijk dat gehoorzaamheid aan dit ’nieuwe gebod’ vereist dat wij een diepe bezorgdheid voor elkaar hebben. Het betekent dat wij geen moeite en zelfs niet ons eigen leven sparen om, wanneer de noodzaak zich voordoet, andere dienstknechten van God geestelijke en materiële hulp te verschaffen. — Jak. 1:27; 2:15, 16; 1 Thess. 2:8.

6. Jegens wie nog meer dient er liefde te worden betoond, en waarom?

6 Liefdedaden dienen echter niet tot medegelovigen te worden beperkt. Christus is gestorven voor de wereld der mensheid, niet slechts voor degenen die gedurende zijn aardse bediening zijn discipelen waren geworden. Vandaar dat de Schrift ons aanspoort: „Laten wij daarom dus, zolang de tijd voor ons er nog gunstig voor is, het goede doen jegens allen, maar vooral jegens hen die aan ons verwant zijn in het geloof” (Gal. 6:10). Er doen zich elke dag van ons leven talloze gelegenheden hiertoe voor. Wanneer wij niet bekrompen, maar mild en edelmoedig zijn in het betonen van liefde jegens anderen, geven wij er blijk van dat wij werkelijk ’zonen van onze Vader in de hemel zijn, want hij laat zijn zon opgaan over goddelozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen’. — Matth. 5:43-48.

RESPECT VOOR ANDERE MENSEN EN HUN EIGENDOMMEN

7. Waardoor kan de wijze waarop wij andere mensen en hun eigendommen behandelen, gemakkelijk beïnvloed worden?

7 Wij leven te midden van een liefdeloze wereld. Misschien beseft u dat u niet altijd zo attent voor anderen bent geweest als u had kunnen zijn. Zelfs zij die weten wat juist is, nemen gemakkelijk slechte gewoonten van metgezellen over (1 Kor. 15:33). Wil iemand dus God dienen, dan moet hij bewuste pogingen doen om ’zijn geest te hervormen’ (Rom. 12:1, 2). Hij moet zijn houding ten opzichte van andere mensen en hun eigendommen veranderen.

8. (a) Waaruit blijkt dat er een wijdverbreide minachting voor de eigendommen van anderen bestaat? (b) Door het toepassen van welke bijbelse regel zou men ervan weerhouden worden dergelijke dingen te doen?

8 In sommige streken bestaat er een ergerlijke minachting voor de bezittingen van andere mensen. Jongeren vernielen louter voor „sensatie” zowel persoonlijke als openbare eigendommen of zij ontsieren moedwillig voorwerpen die anderen met hard werken hebben verworven. Andere mensen, die zich misschien vol ontzetting over een dergelijk vandalisme uitlaten, dragen er zelf toe bij door afval in parken, op straten of in openbare gebouwen, waar zij ook mogen zijn, weg te werpen. Is het liefdevol om dit te doen? Handelen zij in overeenstemming met Jezus’ vermaning: „Alle dingen dan die gij wilt dat de mensen voor u doen, moet ook gij insgelijks voor hen doen”? (Matth. 7:12) Toont men door een dergelijk gedrag dat men volledig in overeenstemming is met Gods voornemen deze aarde tot een Paradijs te maken?

9. (a) Welke uitwerking heeft stelen op het leven van iedereen? (b) Waarom is stelen verkeerd in de ogen van God?

9 Op veel plaatsen zijn de mensen genoodzaakt uit bezorgdheid voor hun leven en bezittingen deuren op slot te houden of tralies voor de vensters te hebben of er een waakhond op na te houden. Winkels moeten prijzen verhogen ter compensatie van wat er wordt gestolen. Stelen is een gewone zaak, maar het heeft geen plaats in het leven van hen die zich voorbereiden op leven in Gods nieuwe ordening. Zij moeten leren te handelen op een wijze die tot de zekerheid van hun medemensen bijdraagt. De bijbel toont aan dat het de „gave Gods” is dat een mens ’het goede voor al zijn harde werk’ zou kunnen zien. Het is dus verkeerd te trachten hem van de resultaten van zijn werk te beroven (Pred. 3:13; 5:18). Er zijn veel mensen die, in het verleden, oneerlijk waren, maar zij hebben zich veranderd. Zij onthouden zich niet alleen van stelen, maar zij hebben geleerd wat een vreugde het schenkt in plaats daarvan iets aan anderen te geven (Hand. 20:35). Met een verlangen God te behagen, hebben zij ter harte genomen wat in Efeziërs 4:28 staat geschreven: „Wie steelt, stele niet meer, maar laat hij liever hard werken, door met zijn handen goed werk te doen, opdat hij iets aan de behoeftige kan uitdelen.”

10. (a) Hoe kunnen wij, door de wijze waarop wij tot anderen spreken, consideratie voor hen tonen? (b) Wat zal iemand helpen op deze wijze liefde te leren betonen?

10 Dikwijls hebben anderen geen behoefte aan materiële dingen, maar eenvoudig aan vriendelijkheid die hun als persoon wordt betoond, vooral wanneer er iets verkeerd gaat. Wat gebeurt er daarentegen vaak wanneer iemands tekortkomingen of fouten aan het licht treden? Het is niet ongewoon om woedeuitbarstingen, geschreeuw, geschimp of scherpe opmerkingen te horen. Zelfs sommigen die erkennen dat dit verkeerd is, blijven in gebreke hun tong te beheersen. Wat kan iemand helpen zo’n gewoonte te overwinnen? In de grond der zaak ontbreekt het aan liefde en daaruit blijkt dat het nodig is God te leren kennen. Wanneer iemand werkelijk beseft in welke mate God barmhartig jegens hem heeft gehandeld, zal hij het niet zo moeilijk vinden vergevensgezind jegens anderen te zijn. Bovendien zal hij, in navolging van Gods voorbeeld, misschien zelfs wegen beginnen te zien om de overtreder te hulp te komen door vriendelijk zijn hulp aan te bieden ten einde hem te helpen zich te verbeteren. — Matth. 18:21-35; Ef. 4:31–5:2.

11. Waarom dienen wij ook al zijn anderen onvriendelijk tegen ons niet schimpend te spreken?

11 Het is waar dat andere mensen in hun omgang met ons deze voortreffelijke raad uit Gods Woord misschien niet toepassen. Ondanks onze oprechte beweegredenen bemerken wij nu en dan misschien dat wij het voorwerp van hun wrede beschimping zijn. Wat zullen wij dan doen? De bijbel geeft de raad: „Laat u niet overwinnen door het kwade, maar blijf het kwade overwinnen met het goede” (Rom. 12:17-21; 1 Petr. 2:21-23). Onverwachte vriendelijkheid van onze zijde kan in werkelijkheid hun houding verzachten en hun betere hoedanigheden naar voren brengen. Wat hun reactie ook is, wij kunnen er zeker van zijn dat wij door ons naar Gods weg te richten, tonen dat wij Zijn wijze van regeren, die op liefde gebaseerd is, hoog houden.

RACIAAL, NATIONAAL EN SOCIAAL VOOROORDEEL OVERWINNEN

12, 13. Hoe helpt de bijbel iemand om eventuele gevoelens van raciaal, nationaal of sociaal vooroordeel uit te bannen?

12 Iemand die werkelijke liefde heeft, wordt niet beïnvloed door ras, huidkleur, nationaliteit of sociale positie. Waarom niet? Omdat hij de bijbelse waarheid beseft dat God „uit één mens elke natie van mensen [heeft] gemaakt” (Hand. 17:26). Alle mensen zijn daarom verwant aan elkaar. Geen enkel ras is inherent superieur aan een ander ras.

13 Niemand heeft ook maar enige reden om wegens zijn afkomst, ras, kleur, nationaliteit of positie in het leven te roemen. „Allen hebben gezondigd en bereiken niet de heerlijkheid Gods” (Rom. 3:23). Om rechtvaardigheid te verwerven, moeten allen zich op het loskoopoffer van Christus verlaten. En de bijbel toont aan dat degenen die dit doen en door de komende „grote verdrukking” heen gespaard zullen worden, uit „alle natiën en stammen en volken en talen” worden genomen. — Openb. 7:9, 14-17.

14. Waarom is een slechte persoonlijke ervaring geen deugdelijke basis om mensen van een bepaald ras of bepaalde nationaliteit een kwaad hart toe te dragen?

14 In een poging zijn vooroordeel te rechtvaardigen, zal iemand zich misschien een slechte ervaring herinneren die hij heeft opgedaan met iemand van een bepaald ras of bepaalde nationaliteit. Maar het is goed te bedenken dat niet iedereen van dat ras of die nationaliteit bij het kwaaddoen betrokken was. Bovendien hebben ongetwijfeld mensen van iemands eigen ras of nationaliteit zich aan precies dezelfde dingen schuldig gemaakt. Indien wij in Gods vredige nieuwe ordening hopen te leven, moeten wij elke trots die erop gericht is ons van andere mensen te vervreemden, uit ons hart bannen.

15. Als iemand door zijn uitlatingen over ras of nationaliteit een medegelovige tot struikelen zou brengen, hoe zou dit dan van invloed zijn op zijn eigen positie voor het aangezicht van God en Christus?

15 Wat er in ons hart leeft, openbaart zich vroeg of laat in onze spraak. Christus Jezus zei dienaangaande: „Uit de overvloed des harten spreekt [de] mond” (Luk. 6:45). Wat voor gevolg zou het hebben als men iemand die belangstelling voor Gods voorziening voor redding toonde, tot struikelen zou brengen doordat men in zijn uitlatingen blijk zou geven van vooroordeel ten opzichte van mensen van een ander ras of een andere nationaliteit? Dit zou voor degene die zo liefdeloos had gesproken, ernstige gevolgen kunnen hebben. Christus Jezus waarschuwde: „Al wie een van deze kleinen die geloven, tot struikelen brengt, het zou beter voor hem zijn dat hem een molensteen zoals door een ezel wordt rondgedraaid, om de hals werd gehangen en hij metterdaad in de zee werd geworpen.” — Mark. 9:42.

16. Hoe gaf Jezus te kennen op welke onpartijdige wijze wij dienen te tonen dat wij ons om andere mensen bekommeren?

16 Zonder te letten op ras, nationaliteit of positie in het leven is een christen verplicht belangstelling voor anderen te hebben (Jak. 2:1-9). Jezus bracht het punt goed onder woorden toen hij zei: „Wanneer gij een feestmaal aanrecht, nodig dan armen, gebrekkigen, kreupelen en blinden uit; en gij zult gelukkig zijn, omdat zij niets hebben waarmee zij u kunnen terugbetalen” (Luk. 14:13, 14). Wanneer wij aldus tonen dat wij ons ernstig om andere mensen bekommeren, geven wij er blijk van dat wij werkelijk de hoedanigheden van God weerspiegelen.

LIEFDEVOLLE BEZORGDHEID VOOR HET EEUWIGE WELZIJN VAN ANDEREN

17. (a) Wat is het meest waardevolle dat wij met anderen kunnen delen? (b) Waarom dienen wij ons ertoe bewogen te voelen dit te doen?

17 Onze bezorgdheid voor anderen dient natuurlijk niet tot hun huidige fysieke behoeften beperkt te zijn. Evenmin zou onze liefde volkomen zijn omdat wij eenvoudig vriendelijk zouden zijn in onze omgang met mensen van alle rassen, nationaliteiten en maatschappelijke posities in het leven. Wil het leven werkelijk betekenis hebben, dan hebben deze mensen kennis van Jehovah God en zijn voornemens nodig. Jezus Christus zei in gebed tot zijn Vader: „Dit betekent eeuwig leven, dat zij voortdurend kennis in zich opnemen van u, de enige ware God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus” (Joh. 17:3). Als u dit boek vanaf het begin hebt gelezen, weet u hoe u die prijs kunt bemachtigen. U hebt zelf gezien wat de Schrift over de voorzegde „grote verdrukking” zegt en u hebt de zichtbare bewijzen gezien waardoor wordt bevestigd dat deze „verdrukking” nabij is. U weet dat Gods koninkrijk de enige hoop voor de mensheid is. Anderen hebben deze belangrijke kennis eveneens nodig. Wordt u er door liefde voor Jehovah en voor uw medemens toe bewogen die kennis met hen te willen delen?

18. (a) Welk werk voorzei Jezus in Matthéüs 24:14 voor onze tijd? (b) Hoe dienen wij het deelnemen aan dit werk te beschouwen?

18 Toen Jezus over het „besluit van het samenstel van dingen” sprak, voorzei hij: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14). Wat een voorrecht de Soevereine Regeerder van het universum, Jehovah zelf, als een van zijn getuigen te vertegenwoordigen! De gelegenheid om een aandeel aan dit door Gods Zoon voorzegde speciale werk te hebben, staat nog open, maar niet al te lang meer.

19. Waarom dienen wij ons er niet door enig gevoel dat wij in persoonlijke bekwaamheid te kort schieten, van te laten weerhouden een aandeel aan dit werk te hebben?

19 Wanneer wij nadenken over het vooruitzicht als een van Jehovah’s christelijke getuigen een aandeel aan dit werk te hebben, is het goed te beseffen dat het niet op iemands persoonlijke bekwaamheid om te spreken aankomt, maar dat Gód de harten opent van degenen die gunstig naar het goede nieuws luisteren (Hand. 16:14). Indien u gedreven wordt door een bereidwillig hart, kan Jehovah u gebruiken om zijn wil te volbrengen. Het is zijn boodschap en híj zorgt ervoor dat ze resultaten afwerpt (1 Kor. 3:6). Beschouw eens wat de apostel Paulus in zijn eigen geval zei: „Dank zij de Christus nu hebben wij zulk een vertrouwen tot God. Niet dat wij uit onszelf voldoende bekwaam zijn om iets als uit onszelf voortkomende te kunnen beschouwen, maar dat wij voldoende bekwaam zijn, komt uit God voort.” — 2 Kor. 3:4-6.

20. (a) Zal iedereen gunstig op het goede nieuws reageren? (b) Wat voor goeds wordt er tot stand gebracht door tot mensen te prediken die onverschillig of zelfs tegenstanders zijn?

20 Wij dienen natuurlijk niet te verwachten dat iedereen gunstig op het goede nieuws zal reageren. Velen zullen onverschillig zijn; sommigen zullen tegenstanders zijn. Niettemin kunnen zij veranderen. Saulus van Tarsus, die eens een vervolger van christenen was, werd een ijverige apostel van Jezus Christus (1 Tim. 1:12, 13). Of anderen het nu beseffen of niet, zij hebben de Koninkrijksboodschap nodig en daarom dienen wij de boodschap met ernst te brengen. Wij moeten een diepe bezorgdheid hebben voor zowel hun welzijn als dat van onszelf. Een dergelijke bezorgdheid vereist dat wij ons van ganser harte ten behoeve van hen inspannen en bereid zijn al onze krachten te geven ten einde hun eeuwige welzijn te bevorderen (1 Thess. 2:7, 8). Ook al wensen zij geen gehoor te geven aan de Koninkrijksboodschap, er wordt toch iets goeds tot stand gebracht. Het getuigenis wordt gegeven, Jehovah’s naam wordt verheerlijkt en de mensen worden ’gescheiden’. — Matth. 25:31-33.

U BEKOMMEREN OM WAT ER MET UW EIGEN GEZIN GEBEURT

21. Welke verantwoordelijkheid draagt een gezinshoofd met betrekking tot het geestelijke welzijn van zijn eigen gezin?

21 De moeite die u doet om anderen te helpen zich Jehovah’s liefdevolle voorzieningen ten nutte te maken, dient zich echter niet slechts tot personen buiten uw eigen gezin uit te strekken. Een gezinshoofd bijvoorbeeld draagt in de eerste plaats een verantwoordelijkheid ten opzichte van zijn eigen gezin. Hun geestelijke groei hangt nauw samen met het feit of hij er op geregelde basis regelingen voor treft dat het gezin gezamenlijk Gods Woord bespreekt en bestudeert. En wanneer de gebeden van een vader ten behoeve van het gezin blijk geven van diepe toewijding en dankbaarheid, kan hierdoor de houding van het hele gezin worden gevormd.

22. Waarom is het belangrijk dat een vader zijn kinderen streng onderricht, en wat dient hierbij de drijfveer te zijn?

22 Zijn verantwoordelijkheid omvat ook het toedienen van streng onderricht. Als er problemen rijzen, lijkt het misschien gemakkelijker ze te negeren. Maar als er slechts streng onderricht wordt toegediend wanneer de vader geïrriteerd raakt, of als problemen slechts worden behandeld wanneer ze ernstig van aard worden, dan ontbreekt het aan iets. Spreuken 13:24 zegt: ’De vader die zijn zoon liefheeft, zoekt hem werkelijk met streng onderricht.’ Het is werkelijk een liefdevolle vader die, ook al is hij vermoeid aan het einde van de dag, consequent is in het toedienen van streng onderricht. Het is een verder bewijs van liefde als hij geduldig dingen aan zijn kinderen verklaart en als hij de mentale, emotionele en fysieke beperkingen van elkeen in aanmerking neemt (Ef. 6:4; Kol. 3:21). Als u een vader bent, hebt u dan zulk een liefde voor uw kinderen? Wanneer men bereid is deze verantwoordelijkheid op zich te nemen, toont men dat men niet slechts het tegenwoordige, maar ook het toekomstige welzijn van zijn gezin op het oog heeft. — Spr. 23:13, 14; 29:17.

23. Hoe kan een moeder tonen dat zij een levendige belangstelling voor het geestelijke welzijn van haar gezin heeft?

23 Ook de vrouw kan door in het zorg dragen voor de geestelijke toestand van het gezin met haar echtgenoot samen te werken, zeer veel tot hun welzijn bijdragen. Wanneer zij zich ernstig om de kinderen bekommert en een goed gebruik van haar tijd maakt om hun leven op een godvruchtige wijze te vormen, wordt dit gewoonlijk in hun gedrag en in hun houding jegens haar weerspiegeld (Spr. 29:15). Zelfs in die gevallen waar er geen vader in het huisgezin is, kan zorgvuldig onderricht uit de bijbel dat gepaard gaat met een voortreffelijk voorbeeld goede resultaten afwerpen.

24. (a) Als men met tegenstand van een huwelijkspartner wordt geconfronteerd, welke strijdvraag dient de gelovige dan duidelijk voor ogen te houden? (b) Hoe zou men onder zulke omstandigheden van werkelijke liefde voor de ongelovige partner blijk geven?

24 Maar hoe staat het ermee als een vader die in het huisgezin is, Gods Woord niet aanvaardt? Misschien onderwerpt hij zijn vrouw wel aan vervolging. Wat dient zij te doen? Als zij Jehovah liefheeft, zal zij God stellig niet de rug toekeren. Satan uitte de beschuldiging dat als mensen persoonlijke moeilijkheden te verduren kregen, zij God zouden verlaten, en stellig wil zij niet naar Satans pijpen dansen (Job 2:1-5; Spr. 27:11). Terzelfder tijd spoort de bijbel haar aan zich ernstig genoeg om haar echtgenoot te bekommeren dat zij zijn eeuwige welzijn zoekt. Door datgene waarvan zij weet dat het de waarheid is de rug toe te keren, zou zulk een liefde niet worden getoond; het resultaat zou ongetwijfeld zijn dat beiden het eeuwige leven verliezen. Maar als zij standvastig in haar geloof blijft, kan zij hem wellicht helpen redding te verwerven (1 Kor. 7:10-16; 1 Petr. 3:1, 2). Bovendien toont zij door, zelfs onder moeilijkheden, haar huwelijksgeloften trouw te blijven, haar diepe respect voor de Auteur van het huwelijk, Jehovah God.

25. Hoe is de beslissing van de ouder van invloed op de vooruitzichten op leven van de kinderen?

25 Er is nog een krachtige reden voor een gelovige ouder om in weerwil van tegenstand getrouw aan God te blijven. En wel vanwege de kinderen. God ziet met gunst op de jonge kinderen van zijn toegewijde dienstknechten neer en geeft de verzekering dat deze kinderen, indien zij gehoorzaam zijn, door de komende „grote verdrukking” heen gespaard zullen worden. Ook al is slechts één ouder een dienstknecht van Jehovah, dan is God zo welwillend om zulke jonge kinderen als „heilig” te beschouwen (1 Kor. 7:14). Maar als de ouder zich nu eens zou „verontschuldigen” wat het doen van de wil van God betreft? Zo’n ouder zou daardoor niet alleen voor zichzelf of haarzelf, maar ook voor de jonge kinderen een goedgekeurde positie bij God opgeven (Hebr. 12:25). Wat zou dat een tragisch verlies zijn!

26. Wat moeten wij, willen wij zo handelen dat dit onszelf en anderen werkelijk tot voordeel strekt, doen?

26 Ongeacht welk aspect van het leven wij dus ook beschouwen, het is duidelijk dat wij niet alleen aan onszelf maar ook aan anderen moeten denken. Wijzelf zullen liefde ontvangen indien wij het tot een gewoonte maken onzelfzuchtige bezorgdheid jegens anderen aan de dag te leggen (Luk. 6:38). Maar om werkelijke liefde te tonen en niet door kortzichtige menselijke redenering misleid te worden, moeten wij Jehovah God leren kennen en in een goede verhouding tot hem staan. Hierbij is echter een keus betrokken die wij persoonlijk moeten doen.

[Studievragen]